Film / Films

Kunst die kunst imiteert

recensie: Becoming Jane

Rabiate, chauvinistische volgelingen van de Engelse literaire icoon Jane Austen schreeuwen om bloed. Zij kregen hartverzakkingen bij het zien van Becoming Jane, de verfilming van de vormende jaren van hun heldin. Heiligschennis in het kwadraat, riepen ze verontwaardigd, niets minder dan een opeenstapeling van kolossale casting blunders en halve waarheden.

De schrijfster Jane Austen (1775-1817) was een chick lit-pionier van formaat, zij schreef in haar korte leven zes van de grootste romans uit de Engelse literatuur, waaronder Pride and Prejudice, Sense and Sensibility en Mansfield Park. Voor Becoming Jane verzonnen scenaristen Sarah Williams en Kevin Hood, aan de hand van een paar terloopse naamsmeldingen in Austens brieven aan haar zus Cassandra, een Titanic-achtige liefdesgeschiedenis tussen Jane en de jurist Tom Lefroy.

~

Heiligschennis te over, zeker, want de locatie van deze oer-Engelse geschiedenis werd verplaatst van Hampshire, Engeland naar Ierland om budgettaire redenen en de casting van de in Los Angeles geboren James Cromwell, een gerenommeerde vertolker van corrupte politie-inspecteurs (L.A. Confidential, 1997) als Dominee George Austen was ook een doorn in het oog. Maar klap op de vuurpijl was de hoofdrol van de eigenzinnige Jane voor de in Brooklyn geboren Anne Hathaway. Het kan niet op, want haar Schotse tegenspeler James McAvoy speelt de Ierse jurist, Tom Lefroy.

Geslaagd kostuumdrama

Maar wie denkt dat dit alles een slappe, onrealistische film oplevert heeft het grondig mis: Julian Jarrolds jongste prent is een visueel feest en mede door het sterke script en de uitstekende acteerprestaties een van de meest geslaagde kostuumdrama’s van de afgelopen jaren. Becoming Jane laat Austen zien als een eigengereide jonge dame, geobsedeerd door literatuur en schrijven. Zij was onverschillig voor avances uit de plaatselijke adel, maar dan verschijnt uit Londen de flamboyante dandy en jurist Tom Lefroy ten tonele. Na een wantrouwend begin gaat Jane hem steeds aantrekkelijker vinden. Niet iedereen in hun beider families is hier even blij mee.

De jonge Amerikaanse Anne Hathaway (25) nam haar uitverkiezing als Austen zeer serieus: zij verbleef maanden voor het draaien in Engeland en nam dialect- en pianolessen. Er is echter aanhoudende kritiek op haar accent want heel af en toe hoor je Brooklyn in plaats van Bath, vlakbij Bristol, waar Austen lange tijd woonde. Desondanks zet Hathaway een overtuigende Jane Austen neer. De chemie tussen haar en James McAvoy (The Last King of Scotland, 2006) als Tom is bijna tastbaar, de vonken vliegen er vanaf. Het ensembleacteren is een genot: de Liverpoolse actrice Julie Walters als Jane’s moeder heeft door de jaren heen een geruisloze metamorfose van sexy jong ding (Educating Rita, 1983) tot moederfiguur van de natie ondergaan, en James Cromwell schittert als Jane’s vader.

Gestroebleerde liefdesaffaire

Jane Austen werd beïnvloed door grote Engelse schrijvers als Henry Fielding en Samuel Johnson en haar handelsmerk was ironie, maar zij trouwde niet en bleef het grootste deel van haar leven schrijvend in haar achtertuin in Bath. Hoe kwam zij aan haar diepe empathische kennis van de relatieperikelen van haar personages? Scriptschrijvers Williams en Hood bedachten er deze getroebleerde liefdesaffaire als verklaring voor. Maar gezien een van de scherpzinnigste hedendaagse schrijvers van vrouwenrollen en hun intiemste zielenroersels een man is, namelijk regisseur/schrijver Woody Allen (zie o.a. Hannah & Her Sisters, 1986), had Austen misschien ook meer dan genoeg aan haar talent en een sterk ontwikkeld inlevingsvermogen.

~

In Becoming Jane is er sprake van kunst die kunst imiteert. Evenals in Shakespeare in Love (1998) wordt het leven van een grote kunstenaar geportretteerd in het idioom en stijl van de kunstenaar zelf. Het rake scenario doet denken aan de meesterlijke verfilming van Austens klassieke roman Pride and Prejudice (2005) met Keira Knightley als Lizzie Bennett in de hoofdrol. Jane Austen lijkt hier op haar eigen personage Lizzie en haar beoogde minnaar Tom Lefroy heeft veel weg van de onweerstaanbare Mr. Darcy uit dezelfde roman.

Becoming Jane is een zwierige verfilming in de beste Merchant/Ivory-traditie, de grondleggers van het hedendaagse kostuumdrama met klassieke films als A Room with a View (1985) en The Remains of the Day (1993). Deze bij elkaar gefantaseerde liefdesgeschiedenis van de jonge Jane Austen mag weliswaar voor de puristen heiligschennis zijn, als kostuumdrama is het een ware triomf.

Theater / Achtergrond
special: Parade 2007

’s Lands leukste zomerterras nu in Amsterdam

Eerder al deed 8WEEKLY verslag van De Parade in Den Haag en Utrecht. Nu is Amsterdam aan de beurt.

Lees nu recensies van:
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|

Mon Bouillon (Eddie en Kees)

In de voorstelling Mon Bouillon combineren Eddie B Wahr en Kees van der Vooren (bekend van Orkater en NUHR) theater en muziek met film. Nu is dat anno 2007 geen uitzondering op de Parade, maar wel in de goede, originele en pakkende vorm zoals zij het brengen.
In een witte keuken vol snuisterijen ontvangen Eddie en Kees hun publiek en brengen zij hun liedjes ten gehore.
Al snel wordt duidelijk dat alles in de keuken een eigen leven leidt. Bestek vliegt in het rond, dieren komen een kijkje nemen en gerechten worden klaargemaakt door excentrieke koks. Elk attribuut heeft een tweede functie. Zo wordt de prullenbak gebruikt voor het creëren van ritme. Er gebeurt zo veel dat je na vijf minuten denkt: wat kunnen ze nou nog meer doen?
Net als in de voorstelling Bandloopt 42, waarmee de mannen vorig jaar op de Parade stonden, ontstaan ook in Mon Bouillon gekke situaties wanneer film en realiteit door elkaar gaan lopen. Op een scherm in de keuken zien we de ene keer Eddie die wat nodig heeft uit de huiskamer achter de keuken en de andere keer verschijnt er een raam waardoor een poes naar binnen wil. Mon Bouillon is de perfecte Paradevoorstelling: niet te lang en vindingrijk met goede entertainers die iedere leeftijdscategorie moeiteloos weten te vermaken. (Diana van der Sluis)
terug naar boven

Goeie Grutten (V.I.P. Magic)
Gezien: 14 augustus

Foto: Erik Meijers
Foto: Erik Meijers

De eerste truc van de goocheljongens van V.I.P. Magic blijkt om meer mensen de tent in te proppen dan wenselijk is. Het publiek krijgt, samengeperst op de banken en gezeten op de kleine trapjes, verschillende goocheltrucs voorgeschoteld van de energieke Emiel Lensen en Rob Mollien, beide strak in het pak. Vanaf het eerste moment is het duidelijk dat het publiek niet rustig achterover kan leunen om toe te kijken, maar bij de voorstelling wordt betrokken.
De twee goochelaars demonstreren hun vingervlugheid met een staaltje traditioneel kaarten raden. Ze laten verschillende mensen in het publiek een kaart kiezen en natuurlijk weet V.I.P Magic met de nodige grappen en grollen de juiste kaarten te voorschijn te toveren. Niet erg origineel en verrassend, maar wel gedegen vakwerk. Het duo grossiert in open deuren en fouten grappen (“Ik heb ADHD, maar mijn pillen zijn uitgewerkt”) en slaat hiermee de plank mis. Leuk wil het maar niet worden. Het lijkt alsof de jongens jarenlang opgesloten in hun kamertje de act hebben geoefend en ze nu eindelijk mogen optreden. Met grappen die een paar jaar geleden misschien leuk hadden kunnen zijn, maar nu zeker niet meer.
De voorstelling is opgebouwd uit drie acts, waarbij de middelste truc de meest verrassende is. Van het goochelaarsduo raadt er eentje geblindoekt de voorwerpen in het publiek die de ander aanwijst. Ieder voorwerp wordt geraden. De vraag die in de tent rondzoemt is: “Hoe doen ze dit?”. Of, zoals iemand in het publiek uitriep: “Goeie grutten!” (Karin van de Wiel)
terug naar boven

Grip (Ballet met Van Leth)
Gezien: 14 augustus

Foto: Erik Meijers
Foto: Erik Meijers

Op de zwarte balletvloer staan de woorden ‘I am at heart a gentleman’ geschreven met wit krijt. De zin is ondertekend met de naam Marlene Dietrich. Op een stoel zit jazztrompettist Michael Varekamp, die een dikke sigaar rookt en sterke drank nuttigt. Is danseres Lonneke van Leth, gekleed in zwart pak en wit overhemd, Marlene Dietrich en belichaamt de trompettist het lonkende Amerika? Van Leth worstelt in de dansvoorstelling Grip met houvast, controle en aantrekkingskracht. Met de grip op haar leven dus. En de grip op andermans leven.
De setting, gemaakt door beeldend kunstenaar Vincent de Kooker, lijkt op een nachtclub uit de jaren dertig. Achter een scherm kijken vier paspoppen toe hoe de chemie tussen Van Leth en Varekamp zich ontwikkelt. Het samenspel tussen de danseres en de muzikant lijkt nog het meest op een duet, waarbij de twee elkaar aan elkaar gewaagd zijn en elkaar uittesten, irriteren, afstoten, aantrekken, afstoten en weer aantrekken.
De voorstelling intrigeert. Het samenspel tussen de muziek en de danseres weet het publiek te betoveren. De geluiden van het Paradeterrein proberen de tent binnen te dringen, maar de voorstelling laat de aandacht van het publiek niet gaan. (Karin van de Wiel)
terug naar boven

De Dansjukebox (Max en Pini)
Gezien: 11 augustus, Amsterdam

Voor de ervaren Paradebezoeker kan het woord Jukebox een lokkertje zijn om deze voorstelling te bezoeken, omdat het doet denken aan de Levende Jukebox: de al jaren populaire show waar zangeressen Helen en Yvonne verzoeknummertjes zingen. De Dansjukebox is echter helaas iets totaal anders.
De Dansjukebox, onder leiding van Max en Pini is in wezen een leuk concept. Het publiek mag uit een lijst met nummers een favoriet roepen en het duo gaat dan op dit nummer dansen in stijl. Er staan dingen in de lijst als James Brown, maar er kan ook voor een Skihut-klassieker, een Bollywood-hit of Tango-knaller gekozen worden. Nadat het publiek (lees: degene die het hardst schreeuwt) een keuze heeft gemaakt, duiken Max en Pini achter een gordijn voor een verkleedpartij die veel te lang duurt. Ze beginnen met het nummer Carwash, waarbij de vrouw (Pini) verkleed is als automonteur en Max de travestiet uithangt, met een flauw toneelstukje zonder clou als resultaat. Daarna volgen soortgelijke lulligheden op Chinese, Spaanse en soulmuziek.
Het geheel is erg rommelig en slordig afgewerkt, en dat is heel jammer van zo’n leuk en interactief idee. Het vergt veel geduld van het publiek en lijkt vooral een oudere doelgroep te kunnen bekoren. De jongeren kiezen of voor een voortijdige uitvlucht, of voor een gedachtewisseling met de buurvrouw op de tribune. (Diana van der Sluis)
terug naar boven

Stukjes hemel op aarde (Leon Giesen)
Gezien: 11 augustus, Amsterdam

“We weten niet meer hoe hij heet, maar hij is kaal en heel leuk…”. “Je moet echt naar die liedjesvoorstelling achterin van die man met beeld en muziek enzo…”. Het gonst op de Parade, er is een buzz. Er schijnt een kale man met een gitaar te zijn die heel veel indruk maakt, maar waarvan niemand de naam onthoudt. Pak daarom pen en papier en schrijf op: Leon Giesen is een aanrader.
In de grote tent van Werktheater 1 zit de singer-songwriter en videokunstenaar bescheiden klaar met zijn gitaar. De tent zit helemaal vol en de sfeer is goed. Giesen stelt zichzelf voor en vertelt over zijn werk. Omdat hij zelf ook wel weet dat niet iedereen hem kent, begint hij met het liedje Naakt en Kaal, waarin je hem goed leert kennen, meent hij zelf. Achter hem hangt een groot filmdoek met een clipje die tekenaar Joost Swarte bij het mini-hitje maakte.
De voorstelling Stukjes hemel op aarde is een samensmelting van beeld en geluid, bijna allemaal door Giesen zelf gemaakt. De beelden zijn net zo prachtig en adembenemend als de inhoud van zijn nummers. Zeven minuten lang kijkt het publiek ademloos naar een zwerm spreeuwen in Utrecht en ook het Youtube-filmpje over de Free Hugs waar Giesen een liedje bij componeerde, wordt geconcentreerd beluisterd.
Het oeuvre van Giesen is heel divers. Hij zingt lieve liedjes over zijn zoontje van drie, inspirerende liedjes over het Chelsea hotel in New York en ontroerende liedjes zoals die over de recepten-vrouw in het Jappenkamp die hij uiteindelijk heel goed blijkt te kennen. De voorstelling duurt zo’n drie kwartier en daarmee krijg je meer dan waar voor je geld. Kijk voor een avondje mooie muziek en begrijpelijke teksten nog één keer op je spiekbrief en zegt het voort: Leon Giesen! (Diana van der Sluis)
terug naar boven

Iets (Teatro)
Gezien: 3 augustus, Amsterdam

Foto: Erik Meijers
Foto: Erik Meijers

Theatergroep Teatro staat al een paar jaar op de Parade en won in 2004 zelfs de Gouden Mus voor de beste Paradevoorstelling. Dit jaar brengt Teatro met Iets, geregisseerd door Marcus Azzini, een rappe voorstelling met gevoelige nadenkertjes.
Kirsten Mulder, Jelka van Houten, Rick Paul van Mulligen en Sanne den Hartogh zitten op vier stoelen in het midden van de tent. De toetsenist en gitarist achter hen zorgen voor de muziek. ‘De vier’ zetten het lied Iets in, waarmee meteen duidelijk wordt met wat voor karakters we te maken hebben. Zo is Van Houten ‘de nerveuze’ die haar handen niet stil kan houden en Den Hartogh is een zelfverzekerd mannetje.
In rap tempo nemen de hoofdpersonen een deel van de voorstelling voor hun rekening. Van Mulligen bespreekt tv-formats en zingt een liedje waarin hij de populariteit van Robert Jensen in twijfel trekt. Mulder laat zien dat ze heel slecht is met spreekwoorden en gezegdes. Ze stellen vragen waar je normaal gesproken niet bij stilstaat: waarom heet de hamvraag de hamvraag, wat betekent ok en waarom zijn verpakkingen van paprikachips altijd blauw?
Dit soort korte kwesties houdt de vaart er lekker in. Van Houten blijkt een goede comédiënne als ze op een goed moment in clownskostuum verschijnt. Ze heeft al snel de lachers op haar hand, maar blijkt ook te kunnen ontroeren door als pipo een prachtig gevoelig liedje te zingen.
Iets van Teatro is een erg afwisselende voorstelling en past met de charismatische acteurs en vlot verloop perfect op een festival als de Parade. (Diana van der Sluis)
terug naar boven

Laatste Nachtmerrie (Laura van Dolron)
Gezien: 11 augustus, Amsterdam

“Dit is de enige voorstelling op de Parade zonder decor, kostuums, geluid- en lichteffecten”, legt Van Dolron aan het begin van Laatste nachtmerrie uit. “En dat is hoe ik het wilde.” Het is meteen duidelijk: de voorstelling is ontsproten uit de geest van Van Dolron en alles staat in dienst van haar gedachte-experiment.
Van Dolron zegt een stand-up filosoof te zijn. Dat ze snel dit labeltje op zichzelf heeft geplakt, voordat iemand anders, bijvoorbeeld vanuit publicitair oogpunt, haar in een hokje wilde duwen. Haar tip: “Als je niet wilt dat mensen je labelen, moet je jezelf een woord geven dat niet bestaat.” Maar het labeltje stand-up filosoof impliceert dat er ruimte voor improvisatie is, en dat lijkt in deze voorstelling niet het geval te zijn.
Voor haar filosofische voorstelling heeft Van Dolron acteurs Dion Vincken en Martijn van der Veen gevraagd om als een ‘lichte’ tegenhangers en ondersteuning te dienen van de orerende Van Dolron. Een rol de twee mannen met verve vervullen. Zo weten ze op hilarische wijze de 400-jarige geschiedenis tussen Nederland en de Verenigde Staten uit te beelden. Waarna Van Dolron via politiek filosoof Leo Strauss, de Italiaanse filosoof Machiavelli, het neo-conservatisme en de narcistische mens het publiek laat kennismaken met haar visie op de wereld en de mens. Tekstschrijver Van Dolron laat niets aan het toeval over. Een emotioneel betoog van Vincken gaat gepaard met uitleg van haar aan het publiek dat de acteur dit van haar moet zeggen. En zijn verontwaardigde reactie dat ze hiermee de magie van theater teniet doet, komt ook al uit haar koker, meldt ze.
Laatste nachtmerrie heeft meer weg van een interessant college, met twee acteurs als sidekicks, dan van luchtig Parade-vermaak. “Ik wil nieuwe dingen zeggen op de Parade,” meldt de theatermaakster dan ook. Hoewel niet iedere gedachtegang van Dolron nieuw is, is het zeker zeer vernieuwend om dit op de Parade te zien. (Karin van de Wiel)

Klik hier voor een recensie van de volledige voorstelling. 

terug naar boven

Schuif es op! (Erik Koller)
Gezien: 11 augustus, Amsterdam

“Links, links! Nee, naar rechts. Rechts. Rechts. Nee links!” Het publiek in de tent van Erik Koller schreeuwt erop los. En Koller laat zich in zijn show Schuif es op! leiden door de kreten van het publiek, zoals presentatrice Ria Bremer dat vanaf 1968 zeventien jaar lang deed in het kindertelevisieprogramma Stuif es in.
Waar Bremer langs een balk liep en op aanwijzing van het publiek ingestuurde voorwerpen van schoolklassen uitkoos, loopt Koller langs attributen die symbool staan voor een te spelen scène. En het publiek mag vijf keer bepalen wat ze wil zien.
Op een verrassende manier weet Koller de alledaagse voorwerpen door zijn fysieke manier van spelen en expressieve mimiek een andere betekenis en functie te geven. Zo wordt een douchegordijn een bruidje, met een bouwlamp bevinden we ons op een bingoavond en een stukje wc-papier verandert Koller in een geit. Koller schuwt geen enkel cliché. Zo wordt de voetballer die een doelpunt maakt gespeeld in vertraging. Ook trekt hij, net zoals in de pindakaasreclame, zijn shirt over het gezicht. Maar Koller weet het op zo’n geheel eigen manier te verpakken dat dit hem ruimschoots wordt vergeven.
De uitsmijter van deze show is het Waterballet. Wat nu als het hierbij behorende attribuut niet gekozen wordt? Niet getreurd, in de volgende voorstelling van Koller zijn alle opties weer open. (Karin van de Wiel)
terug naar boven

De Doorgestoken-kaart Show (Daniela Oonk en Istvan Hitzelberger)
Gezien: 8 augustus, Amsterdam

Doorgestoken%20kaart%20(Svetlana%20en%20Hoe vaak Istvan Hitzelberger ook zijn showdans moet doen met partner in crime Daniela Oonk, zijn guitige lach à la Jos Brink is niet van zijn gezicht te krijgen. Luttele minuten na hun optreden staan ze aan de andere kant van De Parade alweer op een podiumpje met hun knalrode glitterkostuums om zoveel mogelijk mensen naar hun Doorgestoken-kaart Show te lokken.
De Jos Brink-lach van Hitzelberger – eenmaal binnen in de tent Hans geheten – is slechts een van de vele uitdrukkingen die hij met verve en veel mimiek op z’n gezicht weet te toveren. In een Idols-achtige race om het ultieme Showmaster-schap moet hij het opnemen tegen Svetlana (Oonk), eerstejaars aan de Frank Masmeijer-academie. Wat volgt is een strijd waar zowel alle tv-afvalraces (van modellen tot popsterretjes) op de hak worden genomen en en passant een serieuze waarschuwing voor al die belspelletjes wordt gegeven.
De twee acteurs hebben genoeg in huis om een wervelend stukje onvervalste show op te voeren: van de kazige danspasjes tot de geniale Jerney Kaagman-persiflage, van de prima gezongen liedjes tot de knappe teksten op Jacques Brel’s La valse a mille temps. Dat Oonk en Hitzelberger hun leermoment (trap niet in belspelsnelsms-whatever) niet tot het allerlaatst bewaren, maar zelfs die serieuze boodschap nog even flink op de hak nemen maakt dat De Doorgestoken-kaart Show zelf in ieder geval boven het cliché uitstijgt. (Ruth van Beek)
terug naar boven

De Verleider (Schöne Welt)
Gezien: 8 augustus, Amsterdam

Foto: Erik Meijers
Foto: Erik Meijers

Na navolging van papa Jules, die – zonder of met Kamagurka – al menigmaal op De Parade stond, heeft dochter Ari ook het theatervirus te pakken en in de praktijk gebracht. In De Verleider heet de voluptueuze zwartharige Deelder het publiek welkom met barse stem, als van een door de wol geverfde barvrouw die weinig tegenspraak duldt. In die hoedanigheid treedt ze later ook op in de rood verlichte tent als zangeres én als de bedrogen vrouw van degene die ons hier de kunst van het verleiden toont: Willem von Weemhoff. Dat verleiden gebeurt met een timide Italiaans serveerstertje, die de geile blik van haar belager niet kan weerstaan en uiteindelijk in zijn (opklap)bed belandt. Tot het zover is zien we een schimmenspel, een zwierend koppeltje aan een romantisch diner en muzikale intermezzo’s die in hun eentje al de volle moeite waard zijn: dankzij deze vierkoppige band knalt de voorstelling van jewelste.
De makers van De Verleider spelen met clichés en doen dat zeer creatief en met veel humor. Zoals wanneer de romantische vakantiesfeer van een Italiaanse romance bruut wordt verstoord wanneer het zoenende stelletje door een boze Amsterdamse fietser van het fietspad worden geduwd. Ari Deelder tenslotte weet, mede dankzij haar postuur, de rol van ‘wijf’ leuk neer te zetten, maar er valt niet te ontkennen dat het haar toch aan acteertalent en een goede stem ontbreekt om helemaal te schitteren in deze voorstelling. Maar dat terzijde, want De Verleider is gewoon een heel leuke, creatieve Parade-voorstelling. (Ruth van Beek)
terug naar boven

Sterk en Zwart (Van Houts en De Ket)
Gezien: 5 augustus

Foto: Erik Meijers
Foto: Erik Meijers

Tien jaar Van Houts en De Ket levert natuurlijk een scala aan sketches op. Dit jaar staan ze voor de laatste keer op De Parade met drie voorstellingen waarin ze hun ‘best of’ brengen. En dan mag je best wat verwachten. Toegegeven, ik ben – hoe cabaretminnend ook – een Van Houts en De Ket-leek. Daarom leek dit resumé een perfecte oplossing. Gezien hun staat van dienst was de verwachting hoog. Helaas werd het een kleine deceptie.
Met een knipoog naar hun optreden in een koffiecommercial, heten de drie voorstellingen Sterk, Zwart en Zonder Suiker. Het zijn voorstellingen waarin verschillende sketches worden gespeeld. De ene keer gaat het over twee broers op het huwelijksfeest van hun ouders (waarbij het publiek als visite dient) en de andere keer zien we een CliniClown met zijn leidinggevende. De grapjes zijn een beetje stoffig zijn, waarschijnlijk omdat ze al lang geleden bedacht zijn.
De inhoud van de scènes zijn vooral plat, seksueel getint en grof. Zoals de sketch waarin een man zijn ex tot zelfmoord aanzet door de telefoon, of die waarin een man op bezoek gaat bij zijn moeder en zij hem vraagt haar aambeien in te smeren. Wellicht waren de grove dialogen een decennium geleden wél heel origineel, nu is het eerder gênant. Al moet eerlijkheidshalve gezegd worden dat er wel veel gelachen werd door het publiek.
Misschien zitten de echt goede grappen in de derde voorstelling, Zonder Suiker, waarin een van de mannen naakt op het podium schijnt te staan. Dat zou voor een positievere indruk van het duo kunnen zorgen, maar helaas werd deze voorstelling op 5 augustus niet gespeeld. De voorstellingen Sterk en Zwart doen het goed bij de oude garde en de mensen die al de nodige alcoholische versnaperingen in hun mik hebben. Nuchter en onder de dertig zou ik er niet aan beginnen. (Diana van der Sluis)
terug naar boven

Diespace (PIPS:lab)
Gezien: 7 augustus

Foto: Erik Meijers
Foto: Erik Meijers

De wereldbevolking zal binnen een afzienbare tijd bestaan uit voornamelijk oude mensen. En deze mensen willen niet doodgaan. Gelukkig is er een oplossing op dit probleem gevonden. Na Myspace is er nu voor de doden de online community Diespace.
De vertegenwoordiger van Diespace legt uit dat het publiek getuige is van een pr-stunt. Door middel van enkele dubieuze berekeningen en het smijten met wat Engelse termen probeert hij het publiek te overtuigen dat Diespace de toekomst is. Kortom, we zijn terechtgekomen in ouderwetse verkooppraktijken zoals die in de middeleeuwen plaatsvonden. Waar toen dubieuze medicatie aan de goedgelovige burger werd gesleten, verkoopt Diespace een online service waarbij je na je dood contact kunt blijven houden met de mensen van wie je houdt.
Het team van PIPS:lab bestaat uit muzikanten, een technicus en een persoon die het midden houdt tussen een Tel Sell-verkoper en een televisiedominee. Hoewel het podium vol staat met mensen speelt de techniek de hoofdrol deze avond. Dit is tegelijkertijd de kracht en de zwakte van de voorstelling.
Met computers en beveiligingscamera’s die zijn gericht op de toeschouwers, weet de voorstelling op technisch gebied te verrassen en te imponeren. Als toeschouwers met de uitgedeelde lichtjes hun naam in het luchtledige schrijven, krijgt de techniekman het voor elkaar verschillende namen op een groot scherm te voorschijn te toveren. Om Diespace aan de man te brengen, worden er nog meer technische hoogstandjes en grapjes uitgehaald.
Waar de techniek van hoogstaand niveau is, is de voorstelling inhoudelijk zeer mager. Alle aandacht van de makers lijkt naar de technische mogelijkheden uitgegaan te zijn. De verhaallijn ontwikkelt zich niet, er zit geen spanning in en hierdoor wordt de voorstelling niets meer dan een glad en oppervlakkig verkooppraatje. Maar alleen al voor het technische aspect is de voorstelling wel een bezoekje waard. (Karin van de Wiel)
8WEEKLY schreef al eerder een recensie van Diespace. Lees die hier.
terug naar boven

Cruise Control (Benders&De Lathouder)
Gezien: 7 augustus

Foto: Moon Saris
Foto: Moon Saris

“U heeft geen doos. Het is hier niet voor dooslozen.” De twee mannen zijn hard en direct tegen de vrouw die hun ruimte komt binnenlopen. Zelf net uit hun dozen gekropen en op zoek naar wie, waar en waarom ze hier zijn, weigeren de mannen de vrouw te helpen in haar zoektocht. Maar de vrouw laat zich niet wegjagen. Omdat ze zelf ook haar identiteit probeert te achterhalen, probeert ze samen met de mannen erachter te komen wie ze zijn. Het vinden van een naam heeft de prioriteit, maar ook de vraag wat je doet is belangrijk en blijkt zekerheid te geven in het leven. “Ik denk dat ik reisleider was. Ja, ik ben reisleider”, concludeert een van de mannen tevreden nadat hij zelf heeft bedacht dat reisleider zijn wel eens bij hem zou kunnen passen.
Cruise Control is een naar eigen zeggen licht absurdistische voorstelling, waarin logica geen rol speelt. Dit maakt het vooral in het begin van het half uur durende stuk moeilijk om te volgen. De verhouding tussen de twee mannen is wel meteen duidelijk: een is de denker en de andere de onnozele kracht. Maar de gesprekken die de mannen voeren, blijven in het luchtledige hangen vanwege de grote onduidelijkheid over de situatie.
Dat verandert als de vrouw ten tonele verschijnt. Het spel tussen de drie acteurs is dynamisch en interessant om naar te kijken. De komst van deze derde persoon brengt meer vaart en lucht in de voorstelling. Vermakelijke onliners (“Als ik een plan had, dan zou ik het voor mezelf houden. Ik ben je TomTom niet.”) worden afgewisseld met fysieke worstelingen met de dozen en scherpe dialogen. Het gezelschap Benders&De Lathouder levert daarmee toch een interessante voorstelling af. (Karin van de Wiel)
terug naar boven

Foto: Diana Broeders
Foto: Diana Broeders

Bandafobia (De Karate Baronnen)
Gezien: 3 augustus

De Italiaanse meezinger Eh Cumpari wordt foutloos geplaybackt voor de tent van Bandafobia. Aan het werk zijn Jeroen van Koningsbrugge, die zo goed imiteert dat je in het begin twijfelt of hij niet toch zelf zingt, en Michiel Varga die hem begeleidt op een speelgoedpiano. Vorig jaar was de voorstelling Bandalosa van De Karate Baronnen, dé hit op De Parade en eigenlijk gaan ze nu op dezelfde voet verder. Playbackend zetten ze wederom de meest uiteenlopende, vlakke typetjes neer, die met subtiele gebaren en mimiek uitermate komisch tot leven komen.
Ook dit keer is het verhaal dat verteld wordt een whodunnit. Het speelt zich af in een Italiaans restaurantje waar een moord is gepleegd. Een inspecteur komt polshoogte nemen en ondervraagt alle beklaagden. Stuk voor stuk komen de excentrieke verdachten aan het woord en hun tekst wordt gelardeerd met fragmenten van gekke liedjes (Uit Ja Zuster, Nee Zuster of van Paul van Vliet bijvoorbeeld). Alle stemmen zijn vooraf door anderen ingesproken (zoals Marc-Marie Huijbrechts) en zijn kunstig gemonteerd tot een lopend verhaal.
Van Koningsbrugge en Varga zijn twee virtuoze performers. Met slechts een hoed of een pruik weten ze met kleine gebaartjes en karakteristieke koppen gekke typetjes neer te zetten. Een homoseksuele pizzabakker, een verwende diva, een don met hippie-trekken; ze wisselen even gemakkelijk van uiterlijk als van houding. De tape blijft maar lopen en de twee vallen nergens uit hun rol. Ze gebruiken grappige stijltrucjes en door de variatie van gesproken woord en korte meezingers, blijft de vaart erin. Het is een voorstelling die het bij 99 procent van de bezoekers goed zal doen. Slechts diegene die zich ergert aan flauwiteiten (de inspecteur heet bijvoorbeeld niet De Cock, maar De Bakker en een van de werknemers veronderstelt vervolgens dat hij de nieuwe pizzabakker is), zal het wat minder naar zijn zin hebben. Dat het verhaal een onduidelijke wirwar van lijnen en relaties is, geeft niets en is zelfs de bedoeling. Alles is ondergeschikt aan de rare capriolen die de mannen uithalen. (Diana van der Sluis)
terug naar boven

De Souffleur (De makers van Rooyackers, Kamps en Kamps)
Gezien: 3 augustus

Foto: Erik Meijers
Foto: Erik Meijers

De rij voor De Souffleur bestaat grotendeels uit jong Paradepubliek. De een komt voor Dunya Khayame (“Daar loopt ze, wat is ze klein!”) de ander omdat ze de tweeling uit Rooyackers, Kamps en Kamps zo leuk vinden (“Ik ga voor die met dat haar”). De tribune is groot maar zit desondanks vol, want los van ‘de namen’ schijnt dit ook nog eens een hele grappige voorstelling te zijn…
We worden voorgesteld aan Bas (Wart Kamps). Deze blonde schlemiel wordt geïntroduceerd door een voiceover (Tim Kamps): “Dit is Bas en Bas is een beetje triest.” Bas zelf vindt dat het wel meevalt. In vogelvlucht zien we dat de voiceover gelijk heeft. Bas, werkzaam op een reclamebureau, raakt bij een pitch in de knoop met zijn flip-overs en een Siamese kleutertweeling scheldt hem uit voor gore tyfus-mongool (Bas: “Ik vind het zelf een beetje overdreven”). Wanneer hij de bedrijfschick (Khayame) versiert, zet hij zichzelf voor paal en zelfs door zijn therapeut (Fockeline Ouwerkerk) wordt hij overruled. Zijn redding komt van een pilaar met daarin een souffleur (Rein Hofman) die Bas door het leven leidt. Hij support Bas, fluistert hem in wat te doen en kent geen medelijden. In no time is Bas the man… tot blijkt dat de souffleur werk en privé niet kan scheiden.
De Souffleur, door De makers van Rooyackers, Kamps en Kamps is voorbij voor je er erg in hebt. Het stuk heeft de vorm van een xl-commercial annex mini-feelgood film en verandert zo vaak van situatie dat het geen moment verveelt. Er zitten leuke foefjes in en de Hollywoodclichés (man en vrouw botsen bij kopieerapparaat en hun papieren raken in de war) zijn zo banaal dat het toch grappig is. De typetjes zijn leuk en vooral de aandoenlijke Bas zou je, loser of niet, eigenlijk in je tas willen stoppen en nooit meer terug willen geven. Voor wie snakt naar een vrolijke voorstelling zonder moeilijk gedoe, is De Souffleur er een voor op de Things to do-lijst. (Diana van der Sluis)
terug naar boven

Droomschetsen (David Middendorp)
Gezien: 4 augustus, Martin Luther King Park, Amsterdam

Foto: Ida Zenna
Foto: Ida Zenna

Eerder al gooide choreograaf David Middendorp hoge ogen met Dreamsketch. Ook in het blauwe licht van de grote plastic tent, met het rumoer van de Parade op de achtergrond, verliest de dans niets van de humor en sterkte. Middendorp heeft een ingenieuze choreografie laten samensmelten met animaties op een groot scherm midden op de spelvloer. De dansers, Francois Chirpazcerbat, Hope Miller en Lex te Dorsthorst, bewegen synchroon met de silhouetten op het scherm wat tot een mooi samenspel tussen mens en animatie leidt.
Het tweede deel van het tweeluik Droomschetsen, Kruimeldief, laat een nog bijzonderder gebruik van de mogelijkheden van computer en techniek zien. Het verhaal is bijzonder grappig en wordt zo beeldend gedanst en getekend, dat de daadwerkelijke choreografie bijna ondergeschikt is. Nadat zijn vrouw ervandoor is, krijgt een man een relatie met een robotje. Hun romantische pas de deux is geestig, zeker als we de robot in ’t geniep een kusje zien stelen bij de kruimeldief, die schijnbaar roerloos aan de getekende muur hangt. Daarmee is Droomschetsen een lichtvoetige en erg leuke toevoeging aan het Parade-programma, waar dans op deze manier toch een bijzondere plek inneemt. (Ruth van Beek)
terug naar boven

Pussy (Marie&Marie)
Gezien: 4 augustus, Martin Luther Kingpark, Amsterdam

De eerste stunt van de avond is al een feit als het publiek zich nog op de banken moet nestelen: volgens goede Parade-traditie hebben de makers met hun verkooppraatjes de voorstelling uitverkocht, met als resultaat dat een kleine zestig mensen zich in een zweterig benauwd tentje moeten proppen. Hopelijk is het de moeite waard, want nog voor de lampen aangaan, begint het zweet al te stromen.
Helaas is Pussy van Marie&Marie die zweetdruppels niet waard: de voorstelling is onzinnig, vermoeiend en niet grappig. Op de flyer staat een contactadvertentie van ‘Xandra en Vivian’, die op zoek zijn naar een vlotte, knappe, charm. met gevl. voor hum., integere man die wel een gezellig goflballetje met ze wil slaan. Op de mini-green in theatertent De Luxe bestaat de ontmoeting tussen de twee dames vooral uit veel schrikachtige gegil, zenuwachtige manoeuvres, onzinnig gebabbel en o ja, er is ook nog een verhaallijntje. Iets met een dooie hond en een bebloede lap tussen de struiken. Ilse Ott en Rosa Mee hadden een half uur om een verhaal te vertellen vanuit een basis die op papier best veelbelovend is: twee bekakte vrouwen die een blind date op de golfclub regelen. Maar ze slaan vrijwel iedere plank mis; alleen de aankleding verdient een thumbs-up.
Er is geen clou, slechts een sporadische leuke grap en verder veel hysterie. Op hun best weten Marie&Marie je hooguit flink te irriteren. En dan is zo’n half uur opeens heel lang. (Ruth van Beek)
terug naar boven

Theater / Achtergrond
special: Boulevard 2007

Kunst en vermaak gaan hand in hand op Bosch’ festival

.

Beeld: Studio Jean Phillipse
Beeld: Studio Jean Phillipse

Festival Boulevard is uitgegroeid tot een van de grootste festivals van Nederland. Jaarlijks komen zo’n 100.000 cultuurminnaars naar de Brabantse hoofdstad. Het leuke is dat de voorstellingen, concerten en projecten verspreid over de hele stad plaatsvinden.

De organisatie wil graag een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van jong talent. Dit speerpunt is zichtbaar in de programmering: talentvolle jonge kunstenaars die zich op landelijk niveau onderscheiden en soms internationale potentie hebben, krijgen een serieuze kans. Theaterfestival Boulevard gebruikt haar internationale netwerk daarbij om jong talent de kans te bieden ook buiten Nederland hun kunsten te vertonen.
Internationalisering is sowieso een belangrijke pijler in het festivalbeleid. Boulevard onderhoudt banden met het internationale festivalnetwerk IN SITU.

Alles leuk en aardig, maar wat biedt Festival Boulevard concreet voor het publiek? De organisatie vat het assortiment kort en bondig samen: 19 theaterproducties, 7 dansproducties, 18 muziek- en muziektheaterproducties, 5 beeldende kunstprojecten, 2 filmprojecten, een Kinderboulevard en een uitgebreid theater-, kleinkunst-, muziek- en dansprogramma op het festivalplein (de Parade). Kortom, een breed aanbod voor een breed publiek. Het festival loopt van 3 t/m 12 augustus in Den Bosch.

Waar kijken wij naar uit? We gaan in de rij staan voor Lotte van den Berg, De Wetten van Kepler en De Bloeiende Maagden. Verder nieuwsgierig naar De Kunstbende, De Koningstheaterakademie (want studenten zijn bijna altijd de moeite waard op theatergebied), Peeping Tom, ’t Woud Ensemble met regisseuse Ira Judkovskaja en Beumer & Drost.

Eerder gezien door 8weekly:
Le sous sol van Peeping Tom. Theo,Annelies van Wieringen(Over het IJ 2007). Zo is mijn hand een pistool, Jef Van gestel (Festival Cement 2007). Surrender, The Glasshouse (Festival aan de Werf 2007). Gerucht, Lotte van den Berg (Festival aan de Werf 2007). U bevindt zich hier, Dries Verhoeven (Festival aan de Werf 2007). View-o-rama (Oerol 2007).

Voorbeschouwing RIJK, ’t Woud Ensemble

Lees nu recensies van:
De Bloeiende Maagden – De Bloeiende Maagden gaan naar Oss(z) |
Boogaerdt / Van der Schoot – Tsjechov bij de bushalte |
Hanna Jansen & Suzanne Verouden – En zachtjes viel nog steeds de regen… |
Powerboat – Datsja |
Productiehuis Brabant / Renske van den Broek – Amoris |
Yora Rienstra – Aan jou heeft het niet gelegen |
Willemijn Smeets – Grip |
Station Zuid – Seven by 2
Het Syndicaat LAB – Drie keer is rendier |
TAMTAM’s Objectomania – To have or not to have |
United-C – Please don’t touch the parrot |
Marlijn Weerdenburg – Heimwee |
De wetten van Kepler – Sing |
De wetten van Kepler – Woyzeck |

Sing (De Wetten van Kepler)
Gezien: 7 augustus, Verkadefabriek

Foto: August Swietkowiak
Foto: August Swietkowiak

“Mij kun je niet vergeten, ook al ben ik dood,” mijmert Ben Hunter (Martijn Crins) denkend aan zijn vader. Hij heeft gelijk, want weinig mensen zullen rockster Sam Andrew Hunter vergeten. Een schare fans verzamelt zich nog steeds rouwend rond zijn huis, zijn songs deinen voort op de radiogolven, maar vooral leeft hij voort in zijn twee zoons, Ben en Aaron (Wouter van Elderen). De Wetten van Kepler speelt Sing, muziektheater over broederliefde (en broederhaat) waarin zowel tekst als muziek een hoofdrol spelen.
Ben en Aaron ontmoeten elkaar voor het eerst op de begrafenis van hun vader. Ze hebben totaal verschillende karakters. Aaron, die bij zijn vader is opgegroeid, is de verantwoordelijke puinruimer. Hij was Sam Hunters chauffeur, verpleger, mental coach, accountant, biermaatje en manager. Ben daarentegen is de zachtaardige rocker die speelt in een oude schuur met enkel een zwart paard als publiek. Iemand die ‘dankjewel’ zegt tegen de fans zoals zijn vader dat nooit heeft gedaan. Ondanks alle verschillen bestaat er wel een bloedband tussen de twee jongens. Samen proberen ze Ben beroemd te maken, maar geldingsdrang en de wens om uit de schaduw van hun vader te stappen, gooien roet in het eten.

Een centraal motief in Sing is de jachtsymboliek. Beide broers kruipen regelmatig in de rol van jager, alleen jaagt iedere broer iets anders na. Ben wil in de voetsporen van zijn vader treden, maar wel op zijn manier, terwijl Aaron hunkert naar roem en respect. Ze heten niet voor niets Hunter: “Ik ben een Hunter. Ik schiet raak.” Het najagen van dromen is natuurlijk figuurlijk, maar er wordt ook letterlijk gejaagd. Even beleven de broers een tweede jeugd en nemen ze elkaar onder vuur vanuit grote koffers op wieltjes. Ook Daisy (Elke Schouten), groupie en vriendin van Aaron, loopt steeds rond met twee konijnenoortjes op haar hoofd en huppelt af en toe over het toneel, “pak me dan, pak me dan, pak me dan” zingend met haar hoge piepstemmetje. Deze ‘prooi’ stort zich echter vol overgave in de armen van Ben, die op weg naar de top is waardoor jager en prooi van rol lijken te wisselen.
Muziek is ook erg belangrijk in Sing. Ten eerste is het de link tussen Ben en zijn overleden vader, maar ook de basis van de relatie tussen Aaron en Ben. Gedurende de hele voorstelling zit er een live band op het podium die de tekst regelmatig aanvult en overneemt. ‘De taal onthult, de muziek laat je voor even alles vergeten,’ staat in de aankondiging. Helaas komt dit mede doordat de muziek net iets te hard is (of de zang te zacht) om de tekst goed te verstaan en dan kun je weinig anders doen dan je verliezen in de muziek.
De setting is levendig, ondanks dat alles zwart is, vanwege het gebruik van de ruimte en de speelse wijze waarop de band over de zaal verspreid zit en er wordt op een creatieve en humoristische manier met de ruimte en de rekwisieten omgegaan. Crins is zeer geloofwaardig in de rol van Ben en hij weet de aandacht van het publiek feilloos vast te houden. Zijn toch wat tragische personage vormt een dynamisch contrast met de soms wat voor de hand liggende, maar innemende humor van Daisy (Schouten). Al met al is Sing een mooie voorstelling die je niet snel zult vergeten. En is dat niet precies waar de Hunters op uit zijn? (Linda Mous)
terug naar boven

Drie keer is rendier (Het Syndicaat LAB)
Gezien: 7 augustus, Verkadefabriek

Twee vrouwen (Manon Nieuweboer en Eva Zwart) met bruine knierokken en zwarte truitjes, haren strak naar achteren gebonden, marcheren het podium op. Stereotype saaie secretaresses die plaatsnemen achter even saaie bureaus en nog saaier werk doen. De enige versiering in het kantoor is een dode plant. De personages in Drie keer is rendier van Het Syndicaat LAB lijken meer op robots dan op vrouwen van vlees en bloed.
Totdat ze de stekker van de telefoon eruit trekken en zich verliezen in hun fantasiewereld. Ze beschrijven een idyllisch landschap waarin zij hoedsters zijn van een kudde van 700.000 rendieren… ongeveer. Eén van de vrouwen introduceert soms terloops een man in de fantasie, maar de ander reageert daar erg vijandig en jaloers op. Wanneer een echte man ten tonele verschijnt (hoe die gewond en wel in een kast achter de dode plant terecht is gekomen, laat zich raden) wordt het steeds moeilijker de werkelijkheid niet door te laten dringen in de fantasiewereld.
Drie keer is rendier is inderdaad een absurdistisch toneelstuk en, zoals iemand uit het publiek tegen haar vriendin zegt wanneer ze op veilige afstand van de zaal is, ‘wel erg doorgedraaid’. De waanbeelden die de vrouwen creëren zijn zo wereldvreemd dat het onmogelijk is om jezelf te verplaatsen in de personages en met hen mee te leven. Hierdoor mist de voorstelling contact met het publiek. De lesbische ondertoon die in het begin nog mooi en subtiel is, ligt er op het einde zo dik bovenop dat het een goedkope truc lijkt om het publiek toch nog te boeien voordat het spreekwoordelijke doek valt.
Het enige wat interessant is om te zien, is hoe emoties in de realiteit hun weg vinden naar de waanzin van de verbeelding en hoe deze twee werelden steeds meer in elkaar overvloeien. De emoties zijn compleet over the top, wat op zich wel weer past bij de absurditeit van de voorstelling. Kortom, Drie keer is rendier heeft niet de impact waarvan je ’s nachts wakker ligt. Mochten er onverhoopt toch wat ongerijmde beelden door je hoofd spoken, dan kun je altijd, in plaats van schaapjes, rendiertjes tellen. (Linda Mous)
terug naar boven

Seven by 2 (Station Zuid)
Gezien: 9 augustus, Brabanthallen

Een jaar geleden stond Station Zuid nog in de kinderschoenen met de voorstelling The Recital. Nu, een jaar later, staat er een krachtige voorstelling op het programma. Seven by 2 bestaat uit twee choreografieën: de eerste, hersenbrekende dans komt uit de koker van André Gingras. Sylvain Émard tekende voor het tweede deel, dat bijna abstract te noemen is. De choreografieën worden uitgevoerd door zeven krachtige en mooi gespierde mannen, variërend in de leeftijd van 25 tot en met 44 jaar en afkomstig uit verschillende delen van de wereld.
Seven by 2 is gebaseerd op het cijfer zeven, vertelt zakelijk leider Ankie Til bij aankomst in de Brabanthallen. Het publiek wordt verdeeld in diverse groepen. Zeven keer worden we meegenomen naar een afgeschermd stuk, waar telkens een werk van choreograaf Gingras wordt uitgevoerd: choreografieën van zeven minuten, gebaseerd op de zeven zonden en deugden.
Twee dansers maken golvende bewegingen, springen, maken geluiden als apen en tillen elkaar op. Een man draait rond als een bezetene, zwart gelakte stilettohakken aan zijn voeten, en smoort een ander dan, tot deze levenloos op de grond ligt. Het lichaam wordt ontdaan van de kleren en op subtiele wijze wordt het geslachtdeel naar achter geduwd. Zeven minuten met rare sprongen en zonder duidelijke betekenis.
In een ander gedeelte zingt een van de dansers een Frans liefdesliedje, gezeten op een witte rol van papier. Hij heeft zijn hand in zijn broek en maakt hierbij masturberende bewegingen en hij lacht als iemand uit het gekkenhuis.

De leukste zeven minuten zijn die waarin de Cubaanse Yonel Castilla Serrano zijn gadgets, die aan lange draden uit het plafond hangen, toont. Hij is trots op zijn bezittingen. Hij betrekt het publiek in zijn vreugde en vraagt enkele toeschouwers wat ze graag zouden willen hebben. “Ik kan je helpen,” zegt hij. Zijn lachbuien werken aanstekelijk en het is prachtig om te zien hoe trots hij is op zijn verzameling eigendommen. Hij poetst zelfs enkele objecten, zodat ze nog meer blinken. Hebzucht is het thema in dit fragment. En ook al wordt hier een figuurlijke spiegel naar het publiek gehouden, niemand die hier iets om geeft want er wordt smakelijk gelachen.

Na de pauze komen uit een gat in de vloer, lijkend op een loopgraaf, zeven dansers één voor één, in tweetallen of met zijn allen naar boven. Aan de pleisters op de dansers te zien, is deze choreografie van Sylvain Émard niet zonder gevaren. Regelmatig begeven de dansers zich op het randje van de vloer en vallen net niet in het gat. De dansers zijn zeer buigzaam, als rietjes. Aangenaam om naar te kijken is de dansfrase waarbij alle zeven dansers als jazzdansers tegelijk dezelfde bewegingen uitvoeren. Eindelijk is er even rust in het geheel en de timing is perfect.
Het is jammer dat dit dansfragment niet langer duurt, want het is het beste deel van de avond. De andere bewegingsfrases in deze choreografie zijn goed, maar lijken wel erg op elkaar waardoor de verveling op een gegeven moment toeslaat. (Natasja Smit)
terug naar boven

Please don’t touch the parrot (United C)
Gezien: 7 augustus

Foto: Moon Saris
Foto: Moon Saris

Indrukwekkend, pittig, verwarrend en oorverdovend is de nieuwe voorstelling Please don’t touch the Parrot van United C, in samenwerking met de Hogeschool voor de Kunsten Amsterdam en het Hoger Instituut voor Dans en Danspedagogie uit Antwerpen. De productie verveelt geen seconde en mocht je toch door persoonlijke omstandigheden in slaap dreigen te vallen, dan zorgt choreografe Pauline Roelants er wel voor je bij de les te houden.

Achter een mengtafel op het toneel, deint Roelants mee op de beats van harde oorverdovende bonkende muziek. Met een zwarte blinddoek voor haar ogen en gehuld in een bontjas, schuift en bedient ze de knoppen. Twee grote hopen met roze spitzen vormen een deel van het decor. Achter een scherm op het toneel verschijnen om de beurt of tezamen een aantal dansers. Je ziet alleen de gespierde benen met roze spitzen achter dit doek bewegen. Voeten worden mooi opgeduwd en afgerold. Ze draaien naar binnen, worden plat naar achter gedrukt of wrijven liefdevol langs andere benen. De bewegingscyclus is verrassend origineel en vaak anti-klassiek.
Over de gehele choreografie is goed nagedacht. Het lijkt net een actiefilm. Stiekem hoop je op nog meer verassingeffecten en je bent geneigd overal een betekenis achter te zoeken, zoveel komt er op je af. Alles wordt door Roelants uit de kast getrokken: beelden, teksten, ballet en impressies komen als een woest draaiende kolk op je af. Het beste is de voorstelling over je heen te laten komen en achteraf te bedenken wat de rode draad is.
Het lijkt alsof zij sturing geeft aan wat er op het toneel gebeurt of zal gaan gebeuren. De muziek is knetterhard, de dansers gooien met spitzen en er klinken kreten van pijn als ze om de beurt ‘onbewust’ met een plof op de grond vallen. Ze struikelen of verliezen controle over hun spieren en zakken als een zak met aardappelen op de grond. Ondertussen buldert de muziek keihard door, er lijkt geen einde aan te komen. Dit laatste is ook de bedoeling geweest. United-C gaat door waar andere zouden stoppen en dat is ook hun signatuur. Liefde, haat, manipulatie, verlangen, kwetsbaarheid en humor – alles komt aan bod. Roelants en regisseur Maarten van der Put hebben zich hier en daar laten inspireren door de Atlantische man van Maguerite Duras. Deze Franse schrijfster probeert in dit (korte) werk een verloren liefde toch weer onder controle te krijgen.
Please don’t touch the Parrot lijkt manipulatief en licht sadistisch. De zes danseres krijgen af en toe een stoot of klap, om vervolgens weer liefdevol met elkaar om te gaan bij lichte muziek. Dat er zo weinig scènes zijn met genegenheid, doet alleen maar verlangen naar meer. Het is dan ook een straf om wederom met opzet wakkergeschud te worden door de oorverdovende beats. (Natasja Smit)
terug naar boven

Woyzeck (De wetten van Kepler)
Gezien: 6 augustus, op locatie

Foto: August Zwietkoviak
Foto: August Zwietkoviak

Na het overweldigende succes van vorig jaar besloot de artistieke leiding van theatergroep De wetten van Kepler de Büchner-bewerking van Piet Arfeuilles in reprise te laten gaan. In een voormalige schiethal in de diepste krochten van een gebouwencomplex wordt het klassieke verhaal verteld van Franz Woyzeck, een armoedige soldaat annex filosoof. Om de eindjes aan elkaar te knopen meldt hij zich aan als proefpersoon voor de mysterieuze experimenten van de Dokter. De bizarre eisen die aan Woyzeck worden gesteld en de vernederingen die hij van de Dokter en de Sergeant moet ondergaan, zorgen ervoor dat hij langzaam krankzinnig wordt. Als zijn vrouw Marie dan ook nog vreemd gaat met een superieur van Woyzeck, slaat het noodlot toe.
Woyzeck is een pittig stuk. Georg Büchner begon de tekst te schrijven vlak voordat hij overleed, en het onvoltooide werk kent vele versies en interpretaties. De grootste uitdaging voor een maker die zich aan het stuk waagt is dan ook eerst een coherent geheel te brouwen van de veelheid aan scènes, personages en thema’s. Dat is in dit geval maar matig gelukt.
Arfeuilles bewerking begint met een duister sprookje, hier voorgedragen door Woyzecks vertrouweling Andres, dat de desillusies van het menselijk bestaan beschrijft, een leven dat eindigt in onvermijdelijke eenzaamheid. Het is een voorproefje van Woyzecks existentiële crisis: heen en weer geslingerd tussen wetenschap en religie, tussen liefde en achterdocht, brokkelt Woyzeck langzaam af. Zijn teloorgang mondt uit in een prachtige scène waarin hij in woedende extase de vernietiging van Babylon beschrijft, begeleid door de toepasselijke tonen van Muse’ Apocalypse please.
Vanwege het nog altijd te fragmentarische karakter van het stuk moet deze Woyzeck het vooral van individuele scènes als deze hebben. Een ander hoogtepunt is een monoloog van Andres, fantastisch neergezet door Robrecht Vanden Thoren: hij onderbreekt de escalerende ruzie tussen Woyzeck en Marie met een liefdesliedje dat teder begint en woedend eindigt, om over te gaan in een tekst die de mens simultaan beweent en bezingt.
Die brille kan het stuk echter niet volhouden. De personages komen zelf niet al te best uit de verf. Ze zijn te duidelijk slechts een spreekbuis voor de uiteenlopende ideeën die de schrijver voor het voetlicht wil brengen. Daardoor ontroeren de gebeurtenissen slechts zelden. Een goede poging van Arfeuille en zijn getalenteerde acteurs, maar het geheel wil niet beklijven. (Marijn Lems)
terug naar boven

En zachtjes viel nog steeds de regen… (Hanna Jansen & Suzanne Verouden)
Gezien: 4 augustus, op locatie

Foto: Moon Saris
Foto: Moon Saris

Het moet veel bekijks getrokken hebben van voorbijgaande fietsers, de glimmend blauwe bestelwagen met de neus in het gras geboord. En zachtjes viel nog steeds de regen… van Hanna Jansen en Suzanne Verouden speelt zich af op locatie, aan de dijk, in een weiland met op de achtergrond een modern kasteel net buiten Den Bosch. Uit de bestelwagen komt zacht het geluid van de radio en een stem: “Dit is niet goed.”
Dina (Hanna Jansen) komt uit de wagen rollen en ook Elmert (Jori Hermsen) moet eraan geloven en de realiteit onder ogen zien. Ze zijn verbaasd dat er mensen op klapstoeltjes naar hen zitten te kijken met van die dwaze glimlachen op het gezicht. Die moeten wel virtueel zijn.
Dina en Elmert zijn een stel uit het jaar 2027. De wereld is misschien veranderd in twintig jaar, maar de problemen die een relatie met zich meebrengt niet. Nu blijkt dat het stel geen kinderen kan krijgen, komen de verschillen in hun karakters duidelijk naar voren en maken ze veel ruzie. Elmert beschuldigt Dina ervan dat zij teveel bezig is met wat andere mensen van haar denken. Elmert daarentegen is altijd op zoek naar ‘antwoorden op vragen die niemand zich stelt’. Toch houden ze van elkaar en de beslissing om wel of niet uit elkaar te gaan, valt niet makkelijk.

Het is natuurlijk altijd interessant om naar een liefdesverhaal te kijken, maar het feit dat Dina en Elmert uit de toekomst komen, voegt een extra dimensie toe. Er worden veel links gelegd tussen recente gebeurtenissen en de toekomst. Want in 2027 maken mensen zich nog steeds druk, al gaat het dan niet over het klimaat maar microchips, die alles registreren: van koopgedrag en bankzaken tot ongewenst sociaal gedrag. Stel je eens voor dat je niets kunt doen zonder dat het ergens opgeslagen wordt in een computer! ‘Dat van die vliegtuigen in Amerika’ was het begin en onder het mom van terrorismebestrijding liet iedereen het maar gebeuren. “Iedereen zag het, niemand kon er tegen en zachtjes… zachtjes viel nog steeds de regen.”

De locatie is erg belangrijk voor En zachtjes viel nog steeds de regen…. Het surrealistische beeld van de auto op zijn kop in de grond, de invallende schemering en het moderne kasteel op de achtergrond, dragen bij aan de sprookjesachtige sfeer van de voorstelling. Maar het is geen sprookje met een gelukkig einde. Naast een verhaal over relatieproblemen is deze voorstelling ook een waarschuwing om alert te blijven en jezelf vragen te stellen. Het energieke en innemende toneelspel van Jansen en Hermsen versterkt de treffende tekst van Peter de Graef en zorgt dat de mensen in de klapstoeltjes de locatie verlaten zonder dwaze glimlach op het gezicht. (Linda Mous)
terug naar boven

Tsjechov bij de bushalte (Boogaerdt/Van der Schoot)
Gezien: 4 augustus, geheime locatie

Foto: Stephan van Hesteren
Foto: Stephan van Hesteren

Van Suzan Boogaerdt en Bianca van der Schoot verwachten wij inmiddels veel. Sinds ze in 1999 afstudeerden van de mime-opleiding maken ze regelmatig voorstellingen, die door pers en publiek steeds uitermate positief worden ontvangen. In 2001 werd hun voorstelling Klem geselecteerd voor de Serie Nieuwe Theatermakers. Met het drieluik De drie zussen, waarvan dit het eerste deel is, slaan ze een nieuwe weg in, dus dat is spannend.
In deze voorstelling gaan de dames voor het eerst uit van een bestaande tekst, hoewel hun karaktistieke fysieke manier van spelen ook nu opvalt. Van de tekst is eigenlijk niet veel overgebleven. Alleen het idee van de drie zussen die eindeloos kibbelen en plannen maken om naar de grote stad te vertrekken, staat nog overeind. Het lijkt een klein gegeven, maar ze gaan er op zo’n manier mee aan de haal dat het zowel prachtige beelden als schrijnende momenten oplevert.
Hoewel klassieke Tsjechovliefhebbers wellicht niet geheel aan hun trekken komen, is Tsjechov bij de bushalte toch een geslaagde voorstelling: onderhoudend, slim, met prachtige beelden in de ondergaande zon. Dat neemt echter niet weg dat de relevantie van de voorstelling niet duidelijk wordt. Dat het mogelijk is De drie zussen naar het Nederland van nu te verplaatsen, tonen de actrices wel aan. Maar waarom willen ze dat? Wat willen ze daarmee zeggen? Als het hun er alleen om ging het benauwende gevoel van de afgelegen boerderij en de snibbige zussen op te roepen, dan is dat gelukt. In combinatie met de prachtige locatie is dat zeker voldoende om er een interessante avond van te maken, maar de vraag is wel wat de twee volgende delen dan nog zullen toevoegen. (Lidewij van Bakel)
terug naar boven

To have or not to have (TAMTAM’s Objectomania)
Gezien: 4 augustus, Festivalplein

~

To Have Or Not To Have van TAMTAM vindt plaats in een kleine tent op het festivalterrein van Theaterfestival Boulevard. De show begint eigenlijk al buiten. Een klein schermpje boven de kassa geeft het thema van de voorstelling al aan: hebzucht, ’to have or not to have’. Door een miniem raampje worden de kaartjes verkocht, terwijl Gérard Schiphorst en Marije van der Sande het publiek vast opwarmen met ‘de Amerikaanse truc’ en op subtiele wijze (met een vleesmolen) duidelijk maken dat de mobiele telefoon uit moet. Binnen worden we begroet door een melig banjodeuntje en een strand vol veertjes.
We kijken naar een soort sprookje. Roestige objecten die de meeste mensen zonder blikken of blozen bij het oud vuil zouden zetten, worden door TAMTAM omgetoverd in hoofdrolspelers. Ieder object vertoont bepaalde menselijke trekjes en emoties die worden onderstreept door achtergrondmuziek, geluiden en gezichtsuitdrukkingen van de ‘objectenmeesters’. Een zakje met mysterieuze inhoud vormt de oorzaak van een humoristisch gevecht tussen de twee hoofdobjecten die alles op alles zetten om zich het zakje toe te eigenen. Hiervoor halen ze alles uit de kast: een wedstrijd fort bouwen, list en bedrog, allianties met andere objecten en meer. De inhoud van het zakje moet wel heel speciaal zijn…
To Have Or Not To Have is een korte en luchtige voorstelling voor alle leeftijden. Kinderen zien een apart soort poppenkast met een leuk verhaal, terwijl volwassenen vooral de menselijke emoties van de tot leven gekomen objecten zullen herkennen en de humor waarmee de strijd wordt gestreden. (Linda Mous)
terug naar boven

Powerboat (Datsja)
Gezien: 4 augustus, Talent Factory

Foto: René den Engelsman
Foto: René den Engelsman

Het eenzame geluid van bijlslagen vult de donkere ruimte. Een man staat hout te hakken. Een vrouw wandelt binnen en probeert op vreemde manieren contact te zoeken met ons nieuwkomers, terwijl ze haar bevindingen haastig en geïnteresseerd neerkrabbelt. Ze stelt zich voor als Linda en de houthakkende man als Julien en heet ons welkom in de Datsja.
De Datsja is een buitenhuis waar iedereen vrij en gelukkig is. Voor aanvang van de voorstelling is het publiek gevraagd om op papier antwoord te geven op “Ik wil bevrijd worden van ….” en door deze papiertjes kapot te hakken bevrijdt Julien ons van onder meer computerstoringen, asociaal gedrag en overtollig vet. Dan is het tijd om te drinken. Vodka. Maar niet zonder regels die streng nageleefd moeten worden. De Datsja blijkt nog meer regels te hebben en die worden aan ons uitgelegd. Verder ben je vrij om te doen wat je wilt en je eigen keuzes te maken. Maar wat als de regels gebroken worden?
Met Datsja probeert theatercollectief Powerboat het publiek bepaalde basisvragen en sociale vraagstukken voor te leggen. De voorstelling is dan ook zeer interactief en voor een deel afhankelijk van de reacties van het publiek. Dit is prijzenswaardig, maar brengt ook risico’s met zich mee. Het lukt Julien en Linda ondanks hun innemende spel niet het publiek compleet mee te slepen in de sfeer van de Datsja. Op het moment dat het publiek een keuze moet maken waar de toekomst van de Datsja vanaf hangt, wordt deze luchtig, lacherig en door sommigen helemaal niet gemaakt. Slechts een enkeling raakt echt betrokken. Wanneer Linda de Datsja uit protest verlaat en Julien de touwtjes letterlijk niet meer in handen heeft, valt alles stil en kan het publiek weinig anders doen dan passief wachten op het einde van de voorstelling.
Wat Datsja toch de moeite waard maakt, is de inrichting van de locatie. De Datsja ademt sfeer vanwege de mooie verlichting, die deels afkomstig is van overhead projectoren met kanten kleedjes, en de passende muziek. Het spel, en met name het samenspel, van Julien Knops en Linda van Denderen is overtuigend en zorgt dat het publiek bereid is deel te nemen aan de illusie. Iemand met een open mind die het voor lief kan nemen dat de voorstelling langzaam op gang komt, zal zeker van Datsja kunnen genieten. (Linda Mous)
terug naar boven

Heimwee (Marlijn Weerdenburg)
Gezien: 3 augustus, Festivalplein (Parade)

Foto: Moon Saris
Foto: Moon Saris

Op het festivalterrein spelen drie meiden, die elkaar kennen van de Kleinkunstacademie, ieder een korte voorstelling in hun eigen tent. Yora Rienstra maakte Aan jou heeft het niet gelegen, Willemijn Smeets speelt Grip en Marlijn Weerdenburg treedt op met Heimwee. Zij vertelt een muzikaal verhaal over terugverlangen naar vroeger, naar andere situaties en hoe je doorgaat met je leven na een verbroken relatie. De lijn van het verhaal wordt echter niet heel duidelijk, het gaat meer om de melancholie, verlatenheid en hoop die worden opgeroepen door de verschillende nummers die Weerdenburg zingt. Met haar volle stem brengt ze bekende songs als Durgerdam slaapt en Mijn vlakke land op haar eigen manier. Weerdenburg zingt erg goed, het is alleen jammer dat ze niet erg afwisselend is in de intensiteit; dromerig, gepassioneerd en bedroefd zijn de emoties die ze toont. Juist in een voorstelling die het moet hebben van de lijnen in de muziek kan daar met veel meer nuance gespeeld worden. Nu is het maar goed dat ze eigenlijk de dertig minuten niet helemaal volmaakt, want hoewel ze prettig is om naar te luisteren, wordt de voorstelling zo toch een beetje saai. (Lidewij van Bakel)
terug naar boven

Aan jou heeft het niet gelegen (Yora Rienstra)
Gezien: 3 augustus, Festivalplein (Parade)

Foto: René den Engelsman
Foto: René den Engelsman

Yora Rienstra is een natuurtalent. Niet op het podium, maar als liedjes- en tekstschrijver. Haar stuk zit goed in elkaar, ze maakt leuke grappen en verwijst daar dan later in de voorstelling nog een keer naar terug. Heel origineel zijn haar onderwerpen niet. Ze heeft het, net als haar collega Willemijn Smeets, over haar vroegste herinnering (van toen ze werd geboren) en net als Marlijn Weerdenburg over een relatie die uiteindelijk verbroken wordt. Maar haar kijk op deze onderwerpen is wél heel origineel en dat maakt dat Aan jou heeft het niet gelegen erg grappig is.
Rienstra heeft niet een heel goede zangstem. Vooral in de hoogte laat die het nog wel eens afweten. Maar tijdens de liedjes is ze duidelijk op haar gemak. Zichzelf begeleidend op de piano ziet ze er natuurlijk en ontspannen uit. In de scènes waarin ze een verhaal vertelt, is dit echter niet zo. Ze is zich bewust van de nabijheid van het publiek en van het feit dat ze een fictief verhaal staat te vertellen. Haar lichaamshouding wordt daardoor ongemakkelijk en haar toon gemaakt. Dat is jammer, want over de kwaliteit van de voorstelling hoeft ze niet onzeker te zijn. Onze tip: gewoon nog heel vaak optreden, dan verdwijnt die onzekerheid vanzelf. En dan willen wij wel telkens komen kijken. (Lidewij van Bakel)
terug naar boven

Grip (Willemijn Smeets)
Gezien: 4 augustus, Festivalplein (Parade)

Foto: Moon Saris
Foto: Moon Saris

Een Brabantse zoektocht naar nieuwe idealen, zo laat zich de half uur durende voorstelling Grip van Willemijn Smeets het best omschrijven.
Ooit wel eens nagedacht over je allereerste jeugdherinnering? Smeets wel, en ze gaat met speels gemak terug naar de tijd dat ze nog in de wieg lag en haar beide ouders in één vertrek zag staan. En dat was iets heel bijzonders, want haar ouders waren druk, druk, druk met het verwezenlijken van hun maatschappelijke idealen.

Ze kan smakelijk vertellen over de idealen van haar ouders: het publiek wordt getrakteerd op foto’s van Gandhi, Karl Marx en Moeder Teresa. Maar met haar eigen idealen wil het nog niet zo vlotten.
Smeets put voor haar show veel uit haar jeugdervaringen. Je krijgt een goede indruk van hoe het is om als klein meisje op te groeien in Vught. Niet origineel, maar wel altijd leuk: het typetje van de autochtone Brabander met dito tongval.

Smeets heeft op het podium een krachtige uitstraling door haar postuur, overdonderende oogopslag en dijk van een (zang)stem. Anderzijds zie je ook haar onzekerheid en gevoeligheid. Prachtig is de scène over de eerste ‘kleurling’ of nee.. ‘allochtoon’ of nee, gewoon ‘neger’ in haar dorp. Ze weet als onzekere puber niet zo goed raad met deze nieuwkomer. Maar uiteindelijk komt het beest in haar los, en bespringt ze hem bij wijze van een warm welkom.
Hilarisch wordt al met al niet, en de tent gaat niet plat. Maar ze blijft wel zichzelf. Smeets’ energie en vrouwelijke charme maken dat je geboeid blijft tot het eind. (Jan Willem Bakker)
terug naar boven

De Bloeiende Maagden gaan naar Oss(z) (De Bloeiende Maagden)
Gezien: 4 augustus, Brabanthallen

Beeld: Maasja Ooms
Beeld: Maasja Ooms

Je bent in gezelschap van 99 lotgenoten. Je zit in een kring in een hal van 100 x 200 meter. Er heerst een spannende, lacherige sfeer. En iedereen maskeert zijn of haar nervositeit op een andere manier. De Bloeiende Maagden laten het publiek volledig in het ongewisse tijdens hun tocht naar Oss(z), en dat is helemaal de bedoeling. Loslaten, daar gaat het om: controlemechanismen moeten worden uitgeschakeld.
De klinische en kille sfeer die in de hal hangt aan het begin van de voorstelling doet denken aan een Oostduitse psychiatrische kliniek uit de naoorlogse jaren. Geen persoonlijke zorg, maar iedereen dezelfde machinale behandeling. Dat wordt ook prachtig verbeeld door de zusters die bijna niet van elkaar te onderscheiden zijn. De anonimiteit van de grote kale hal doet de rest.
Na het innemen van een (naar je aanneemt) onschuldige pil word je kort ondervraagd over je privé-leven. Het zet je al stevig aan het denken over je eigen gedachten en beslommeringen.
Je doet je schoenen uit, je blinddoekt jezelf en bent gedwongen de controle helemaal los te laten. Je wordt begeleid naar het volgende en laatste station: een relaxruimte met rustgevende muziek en kleuren. Lekker met honderd mensen liggen op een matras, terwijl je hoofd wordt gemasseerd en gewiegd door professionele healers. Na een rustig, bijna meditatief intermezzo, volgt in documentairevorm een confrontatie met tal van menselijke overpeinzingen die o zo herkenbaar zijn.
Een bezoek aan deze voorstelling is een bijzondere interactieve ervaring, die een beroep doet op al je zenuwen en zintuigen. De moraal van het verhaal? Dat mag iedereen zelf weten. Maar vast staat wel dat we vaak een gevangene zijn van onze eigen eindeloze gedachtestroom. En geluk en rust vindt je toch echt alleen in jezelf. Therapeutisch theater, als het nog niet bestond is het nu een erkend fenomeen. (Jan Willem Bakker)
terug naar boven

Amoris (Productiehuis Brabant / Renske van den Broek)
Gezien: 4 augustus.

Foto: Moon Saris
Foto: Moon Saris

Voor haar tweede Boulevard-locatievoorstelling in even zovele jaren streek theatermaakster Renske van den Broek neer in een klein stadspark vlakbij het Bossche stadscentrum. Deze natuuromgeving is de standplaats van Amoris, een circus dat wordt gerund door twee broers, die alle rollen van de Duitse festivaldirecteur tot de assistente van de Franse goochelaar voor hun rekening nemen. Totaal afgesneden van de rest van de wereld tonen ze keer op keer hun kunsten voor een bewonderend, maar waarschijnlijk ingebeeld, publiek.
Qua thematiek is Amoris een logische opvolger van Nakomelingen, het stuk dat Van den Broek vorig jaar op Boulevard liet zien. Opnieuw gaat het over twee broers, die enorm met elkaar en hun omgeving vergroeid zijn. Het centrale conflict is weer tussen het vertrouwde en veilige isolement en de spannende vlucht naar het onbekende.
Het verschil zit hem in het derde personage: een mooie, jonge vrouw die de wereld van de twee broers betreedt. Middenin een show is ze er opeens, tot grote consternatie van de één en grote fascinatie van de ander.
Hoewel Sanne Nouws haar personage mooi, open maar niet kwetsbaar, neerzet, gaat haar rol niet verder dan een dea ex machina. Ook Dion Vincken, die de broer speelt die uiteindelijk weg wil, krijgt te weinig tijd om op een geloofwaardige manier tot zijn beslissing te komen. Vincken is sowieso niet erg op zijn plek in de scènes die zich buiten de piste afspelen. Zijn overacting staat in schril contrast met het spel van Martijn van der Veen.
De illusieverstorende elementen zijn jammer, Amoris is op zijn best als het de toeschouwer meezuigt in de fantastische wereld waar hij vrij doorheen mag lopen. De prachtige aankleding, van de kostuums tot de geweldig gerealiseerde piste, helpt hier enorm bij, net als de circusscènes zelf. Hilarisch, maar tegelijk ontroerend in hun kneuterigheid vormen deze sequenties het hoogtepunt van de voorstelling. Vooral de clownsscènes zijn absoluut geniaal. Vincken, die uitblinkt in typematig spel, grijpt hier zijn kans om flink uit te pakken.
Het is spijtig dat het veel te uitleggerige einde de voorstelling van een groot deel van deze Magie berooft. Een goochelaar verklaart zijn trucs nooit, dat had Van den Broek best van het circuswezen mogen leren. (Marijn Lems)
terug naar boven

Film / Films

Geanimeerde grootheden op het grote doek

recensie: The Simpsons Movie

.

Net als in de meeste televisie-episodes ontvouwt het begin van het plot zich als een soort meertrapsraket. Zo komen we via een briljante (en uiteraard brute) opening met Itchy & Scratchy (in vergelijking tot dit stel zijn Tom & Jerry maar een paar mietjes), een optreden van Green Day, een kerkbezoek dat uit de hand loopt, en een weddenschap tussen Bart en Homer die resulteert in een nu al klassieke skateboardrit door Springfield, uit bij een varken. Een varken? Jawel, maar wel eentje dat uiteindelijk zal leiden tot één van Homer’s grootste blunders. En dat wil wat zeggen voor het tekenfilmkarakter dat stupiditeit tot een hogere kunstvorm heeft verheven.

Excellent…

~

Het mag een klein wonder heten dat een tekenfilmserie die zo doordrenkt is met subversieve humor, de politieke mores constant op de hak neemt en lak heeft aan zaken als familiemoraal het al achttien jaar in Amerika volhoudt. The Simpsons mag na zoveel jaren met recht een Instituut genoemd worden. Ook al wordt er onder de harde kern van fans de laatste seizoenen gemopperd dat de serie minder vaak het hoge niveau van vroeger haalt, het blijft een briljante mix van verbale én visuele humor, creatieve referenties, briljante typetjes en onnavolgbare verhaallijnen.

De grote vraag was natuurlijk of dat niveau een speelfilmlengte (ongeveer vier afleveringen) volgehouden kon worden. Aan de animators en de stemkunstenaars (het woord dekt in het geval van The Simpsons fantastisch de lading) ligt het zeker niet, evenmin aan de inzet van maar liefst elf scenarioschrijvers. Vooral het eerste deel van de film is schuddebuikend briljant: het tempo is ongenadig en de grappenratio ongeëvenaard. In kort tijd vliegen ons onder andere grappige verwijzingen naar films (Titanic, An Inconvenient Truth), de actualiteit (Hilary Clinton) en moderne media (videogames, filmpjes opnemen met je mobiel) om de oren.

D’oh!

Dat de focus van de film voornamelijk op de familie Simpson is gericht is een keuze die te begrijpen valt. Maar in het Simpsons-universum leven zo ontzettend veel briljante en aansprekende bijfiguren, dat je toch het gevoel hebt dat ze te weinig in de film aan bod komen. Ook zakt het tempo na het eerste deel wat in, op het moment dat de Simpons in Alaska terecht zijn gekomen – is het toeval dat het net dat deel is dat zich niet in Springfield afspeelt? Ook een plotlijn waarin Lisa als een blok valt voor een Ierse jongen komt niet echt uit de verf en speelt vreemd genoeg verder geen rol meer.

~

Niettemin is The Simpsons Movie (letterlijk tot het allerlaatste moment van de aftiteling!) de grappigste film die tot nu toe dit jaar is uitgebracht. Een must voor alle fans, en het is maar moeilijk voor te stellen dat mensen die niet bekend zijn met de serie er niks aan zullen vinden. Een bioscoopversie is de grootste (en ontzettend verdiende) pluim die de makers van The Simpsons zichzelf konden geven, en als liefhebbers van scherpe, goedgeschreven humor zijn we daar blij mee. En ja: het is de prijs van een bioscoopkaartje waard. Toch blijft er ergens achter in het hoofd een hardnekkig zeurend stemmetje dat zegt dat het, letterlijk over de gehele lengte, allemaal net wat beter, nóg iets grappiger had kunnen zijn.

Film / Films

Zombiefilm met diepgang

recensie: Planet Terror

Een ode aan de zombiefilm: je moet er maar opkomen. Met ingrediënten als wandelende doden, emmers met nepbloed, openspattende zweren, gillende vrouwen en stoere mannen is het niet een genre waar men als eerste aan denkt voor verheerlijking, en zeker niet in combinatie met een louche bioscooptraditie uit het Amerika van de jaren zeventig. Robert Rodriguez dacht daar – net als zijn goede vriend Quentin Tarantino – heel anders over.

Samen maakten zij het tweeluik Grindhouse, een liefdesverklaring aan goedkope films en theaters waarin sex, drugs, drank en geweld de hoofdrollen spelen. Tarantino nam het eerste gedeelte op zich, Death Proof. Rodriguez’ bijdrage, Planet Terror, is een klassieke zombiefilm en daarmee ‘acquired taste’, maar het simpele feit dat deze regisseur aan het roer stond maakt dat het ook voor niet-liefhebbers interessant wordt.

Robert Rodriguez wordt de ‘one-man filmcrew’ genoemd omdat hij zijn films vaak niet alleen schrijft, regisseert en produceert, maar ook regelmatig zelf daarbij fungeert als cameraman, productiedesigner, supervisor visuele effecten en geluidsman. Hem alleen de regisseur van Planet Terror noemen zou Rodriguez dan ook ernstig tekort doen, vooral omdat hij hiervoor zelfs de muziek componeerde.

~

Het idee voor Grindhouse ontstond toen de regisseurs ontdekten dat ze beide dezelfde filmposter van een double feature bleken te hebben. Net als Tarantino heeft Rodriguez een zwak voor bloed, horror en figuren uit de onderwereld, alleen hebben de heren een andere manier van uitwerken. Ze besloten samen een ‘dubbele film’ te maken, waarvoor ieder apart één deel zou schrijven en regisseren.

Eigen sores

Zoals het een zombiefilm betaamt, is het verhaal van Planet Terror flinterdun en dient het voornamelijk ter lancering van de visuele effecten: iemand heeft een virus ontwikkeld dat kan worden ingezet als biologisch wapen; dit valt in verkeerde handen waardoor een afgelegen slaapstadje in de Verenigde Staten verandert in een hel met strompelende moordmachines. Een groep mensen blijkt immuun en moet vechten voor hun leven.

Dat de helden van het verhaal ook ieder hun eigen sores hebben maakt dat Planet Terror uitstijgt boven de standaard splatter-film. Zo is er Cherry Darling (Rose McGowan), die verderop in de film de uitdrukking ‘vanuit de heup schieten’ een nieuwe betekenis meegeeft. In restaurant Bone Shack ontmoet ze ex-vriend El Wray (Freddy Rodriguez, Rico uit Six Feet Under), terwijl het gevaarlijke virus ondertussen ontsnapt tijdens een confrontatie tussen het leger en de ontwikkelaar. De slachtoffers van de enigszins geschifte legeraanvoerder Luitenant Muldoon (Bruce Willis) komen in een sinister ziekenhuis terecht waar de gestoorde Doc Block (Josh Brolin) de scepter zwaait. U begrijpt, de helden van het verhaal komen voort uit het fantasierijke brein van Robert Rodriguez. De originaliteit van de subplots maakt dat het basisgegeven – virus verandert dorp in zombieville – staat als een huis.

Liefde voor filmmaken

Helaas blijft de simpele verhaallijn niet helemaal tot het einde staan, want – zonder iets weg te geven – de laatste scène past totaal niet bij de rest van de film. Het lijkt alsof Tarantino, die de kijker plotseling graag in een andere film neerzet, de laatste regels van het script heeft geschreven. Het mooie van het Grindhouse-project is niettemin dat de liefde voor filmmaken, en voor deze genres, van het doek spat. Dit blijkt ook uit het acteerwerk, want de acteurs zijn perfect gecast. Vooral Rose McGowan en Freddy Rodriguez excelleren, en Bruce Willis lijkt, zodra hij ook maar in de búúrt van Quentin Tarantino is, veel leuker om naar te kijken. Jammer alleen dat ook in deze Grindhouse-film Tarantino weer een rol voor zijn rekening neemt, maar deze keer is het zo camp dat het wel weer bij zijn rampzalige acteer’talent’ past.

~

Rodriguez heeft kosten noch moeite – vooral dat laatste – gespaard om het geheel goed te laten werken, en dat doet het dan ook. De speciale effecten, in het bijzonder het speciale been van Cherry, lijken schrikwekkend echt. Ook de effecten die de film (net als Death Proof) op de vaak beschadigde Grindhouse-films uit de jaren zeventig doen lijken leveren een positieve bijdrage. Verder zijn er de fake trailers, waarvan wij er bij Planet Terror één te zien krijgen: Machete, met Danny Trejo en Benicio del Toro, is een klein, kortdurend juweeltje.

Planet Terror is een echte klassieke zombiefilm, en publiek dat niet tegen smerige scènes kan, zal Rodriguez’ werk niet waarderen, maar hij heeft duidelijk veel werk gemaakt van het gehele plaatje. De subplots, effecten en het acteerwerk maken Planet Terror zelfs voor de niet-bloeddorstigen onder ons tot een feestje. Daarmee blijkt maar weer dat wie aan het roer staat vaak bepaalt in hoeverre een film het bekijken waard is.

Film / Films

Gouden keeltjes in de getto

recensie: Antonia

De vier vriendinnen Preta, Barbarah, Mayah and Lena hebben samen een droom; een succesvolle zangcarrière. Ze beginnen als achtergrondkoortje van een lokale rapper, maar bouwen als ‘Antonia’ in korte tijd een naam op in de hiphop scene van São Paolo. Daarna volgt echter de ene tegenslag na de andere, en de vriendinnen vallen één voor één af. De droom van een hoopvolle toekomst wordt door de dagelijkse realiteit in duigen geslagen.

~

Deze film geeft een kleinschalig beeld van de problemen waar de vrouwelijke inwoners van de achterstandswijken van São Paolo mee te kampen hebben, vooral door het daar heersende machismo. Wanneer Barbarah’s broer Duda in elkaar wordt geslagen omdat hij homoseksueel is en hij met een been in het gips thuiskomt, wil de homofobische buurman hem niet de eindeloze trappenreeks van de opgestapelde krottenhuisjes op helpen. Lena’s vriendje verbiedt haar nog op te treden voor groepen ‘geile mannen’ wanneer zij zwanger wordt, en Preta worstelt om financieel te overleven als zij met haar dochtertje bij haar overspelige man weggaat.

Vooral de muzikale kwaliteit van deze film valt op. Door de inzet van professionele zangeressen zijn de scènes waarin de vrouwen optreden net zo vermakelijk als de rest van de film, en weten de vier met hun stemmen ook nog een snaar te raken. Daarnaast houdt de afwisseling van catchy nummers en mooie ballads het tempo van de film gaande

Toegankelijk

~

Het is niet de eerste keer dat Antonia in de Nederlandse bioscopen te zien is. De film draaide eerder dit jaar ook al op het IFFR en het LAFF en is ook typisch festivalmateriaal. De film, die sociaal-maatschappelijke thema’s als feminisme, seksisme en homofobie behandelt, deed het dan ook goed op de festivals. Want ondanks de serieuze thematiek is Antonia een lekkere vlotte en muzikale film, waardoor hij gemakkelijk toegankelijk is. Bij tijden grappig en vaak ook ontroerend, alle emoties komen aan bod.

Hoewel het positivisme van de film niet overal even realistisch is, biedt de feelgood kwaliteit van de film een prettig contrast met het drama. Het persoonlijke drama staat voorop, zonder dat de universele maatschappelijke problematiek uit het vizier wordt verloren. Wel werkt Antonia via een typische vriendinnenformule die vooral vrouwen zal aanspreken, maar dat betekent niet dat de film diepgang mist. De wanhoop is goed te voelen en er is een duidelijke boodschap, al mocht hij wat cliché zijn; laat je niet kisten, vrouwen van Brazilië!

Boeken / Fictie

Paaldansen op Chopin

recensie: Richard Flanagan - De onbekende terrorist

Het zijn er niet veel, maar ze zijn er: boeken die eigenlijk alleen maar geschreven lijken te zijn om zo snel mogelijk en voor zo veel mogelijk geld verfilmd te worden. En mocht De onbekende terrorist van de Australische schrijver en regisseur Richard Flanagan (1961) inderdaad verfilmd worden, dan zal dat met een beetje geluk nog een vrij behoorlijke thriller opleveren. Maar als roman stelt de opvolger van het indrukwekkende Gould’s Book of Fish hevig teleur. Het verhaal over een ten onrechte van terrorisme verdachte paaldanseres munt uit in log proza, clichés en goedkoop effectbejag.

Eigenlijk is er maar één criterium waaraan een thriller moet voldoen: hij moet spannend zijn. En is Richard Flanagans De onbekende terrorist spannend? Niet echt. En daar is helaas ook alles mee gezegd. Het gaat al fout op de eerste bladzijde. Niet alleen heeft Jezus, zo beweert Flanagan, zijn eigen dood gearrangeerd, hij was ook nog eens “het eerste, maar zeker niet het laatste voorbeeld in de geschiedenis van de zelfmoordterrorist.” Dat klinkt allemaal heel prikkelend, maar de vraag waarom dat dan zo is weet Flanagan niet overtuigend te beantwoorden. Ook niet al te overtuigend is de cameo van Nietzsche. De man die ons de “slavenmoraal” en het “ressentiment” gaf, wordt door Flanagan verhaspeld tot een tragisch slachtoffer van het feit dat liefde niet genoeg is, een negentiende eeuwse Don Quichot, vechtend tegen de molens van de liefdeloosheid.

~

Het is alsof Flanagan zich in deze eerste pagina’s krampachtig een intellectueel alibi probeert te verschaffen voor de modderstroom aan banaliteit die de lezer in de rest van het boek in de maag wordt gesplitst. Na Flanagans filosofische ouverture maken we kennis met Gina Davies, gedurende het verhaal steeds de Pop genoemd. De Pop is een paaldanseres van Libanese afkomst in een morsige nachtclub in Sydney’s al even morsige wijk King’s Cross. Een prettige plek is Sydney in De onbekende terrorist niet: de metropool is in de greep van de angst. Er zijn drie bommen gevonden in het Olympisch stadion en de inwoners hebben de mond vol van terroristische cellen, aanslagen en extremisten.

De Zwarte Weduwe

De nacht na de vondst van de explosieven ontmoet de Pop een jonge, aantrekkelijke computerprogrammeur van Arabische afkomst. Ze gaan naar zijn hypertrendy appartement, nuttigen de nodige lijntjes coke en duiken het bed in. Als de Pop de volgende morgen wakker wordt, is haar bedgenoot spoorloos verdwenen. Later op de dag ziet ze op een groot videoscherm dat de politie op zoek is naar een voortvluchtige terrorist. Vage beelden van een veiligheidscamera tonen de terrorist, arm in arm met een, zoals de nieuwslezer zegt, vooralsnog onbekende vrouwelijke handlanger. Die handlanger is, jawel: de Pop.

In het restant van het boek ontvouwt zich een kat-en-muis-spel tussen politiek, media en politie aan de ene kant en de arme op de vlucht geslagen Pop aan de andere kant. Een hoofdrol is daarbij weggelegd voor de sleazy Richard Cody, een televisiepersoonlijkheid die zijn in het slop geraakte carrière nieuw leven tracht in te blazen met een geruchtmakend, grotendeels uit de duim gezogen verhaal over de inmiddels tot Zwarte Weduwe herdoopte Pop. De titel van de op prime time uitgezonden reportage: “De onbekende terrorist”.

Prada en Louis Vuitton

Richard Flanagan heeft met De onbekende terrorist een aanklacht willen schrijven tegen de paranoia van het moderne terrorisme-tijdperk en de manipulatie van die paranoia door de media, een aanklacht bovendien tegen wat Flanagan ziet als de groeiende intolerantie van het Australië van premier John Howard. Dat is allemaal zonder meer sympathiek. Het is alleen jammer dat Flanagan zijn boodschap niet met wat meer subtiliteit verpakt. De politiek is slecht, de media is slecht, Sydney is slecht en haar inwoners zijn weinig meer dan een verzameling xenofobe half-idioten, van het type dat door Geert Wilders uit de partij zou worden gezet wegens te rechtse sympathieën.

Maar met de te nadrukkelijke politieke boodschap van De onbekende terrorist is nog wel te leven. Ergerlijker is Flanagans neiging veel, héél véél uit te leggen. Geen gedachtenkronkel van de personages, hoe nietszeggend ook, blijft de lezer bespaard en Flanagan brengt ze met zo veel aplomb dat je bijna zou gaan denken met diepe psychologische inzichten te maken te hebben. Zo komen we het volgende te weten over de door de wol geverfde politieagent Nick Loukakis, als deze plotseling een vreselijke stank ruikt: “Zoals altijd wanneer in zijn waarneming iets stonk, besloot hij instinctief op zoek te gaan naar de oorzaak van de stank.” Briljant! Dat soort mannen hebben we nodig!

En hoewel Flanagan zijn hoofdpersoon de Pop probeert neer te zetten als een materialist pur sang met een ernstige pillenverslaving en een belevingswereld die niet verder gaat dan Prada en Louis Vuitton, houdt ze er desondanks toch nog behoorlijk ingewikkelde ideeën op na over de heilzame werking van de Nocturnes van Chopin, de onkiese rol van de media in het terrorisme-tijdperk en (!?) de val van de Nederlandse enclave in Srebrenica in 1995.

Nocturnes

Al even erg als de ongeloofwaardige personages in De onbekende terrorist is het volstrekte gebrek aan originaliteit. Lijken duiken steevast op in kofferbakken of in met beton volgestorte vuilcontainers en revolverschoten klinken als BLAM! BLAM! Voeg daarbij de slordige, gehaaste stijl en alle ingrediënten voor een onverteerbaar boek zijn aanwezig.

En misschien doet dit er allemaal wel helemaal niet toe voor de liefhebber van “het spannende boek”, zoals je een sumoworstelaar ook niet beoordeelt op de sierlijkheid van zijn plié. Maar echt spannend is De onbekende terrorist ook al niet. De roman thrillt niet omdat Flanagan geen moment geloofwaardig kan maken waarom heel Australië in vredesnaam achter een paaldanseres aanzit zonder dat ook maar iemand zich afvraagt of ze misschien toch niet onschuldig is. En van het woord “advocaat” lijkt niemand in De onbekende terrorist gehoord te hebben.

Al met al wekt De onbekende terrorist de indruk een haastklus te zijn geweest en het resultaat is weinig meer dan een veredeld filmscript. De filmrechten van het boek zijn inmiddels vast al verkocht. Over de soundtrack van de film zullen de eventuele filmmakers vast niet lang hoeven na te denken – de Nocturnes van Chopin duiken werkelijk overal in De onbekende terrorist op, tot tijdens het strippen aan toe. Nu maar hopen dat de filmmakers flink de schaar in Flanagans verhaal zullen zetten. Voor wie niet wil wachten op de film: lees Richard Flanagans veel betere Gould’s Book of Fish, over een negentiende eeuwse strafkolonie aan de Tasmaanse westkust.

Theater / Voorstelling

Shhh…it Happens! legt de lat iets te hoog

recensie: Shhh...it Happens!

De stelling dat musicals in Nederland vrijwel allemaal in hetzelfde hokje thuishoren – gebaseerd op bestaande boeken, series of liedjes, daar kunnen we nog wel in mee. De belofte dat die gezapige musicalwereld eens flink zal worden wakker geschud met deze gloednieuwe show? Wij zijn van de partij. Componist, regisseur en scriptschrijvers Eelco Claassen en Michael Diederich leggen de lat hóóg voor hun nieuwste project Shhh…it happens!, dat de komende maanden exclusief in het Amsterdamse Panama resideert. Te hoog, helaas.

Foto: Amsterdam Independent Theatre
Foto: Amsterdam Independent Theatre

Want bij een van de eerste scènes steekt al een gevoel van herkenning de kop op, ondanks de beloofde vernieuwing. Twee nietsvermoedende, gewone tieners (de tweeling Bro en Sis) belanden per ongeluk in een pand dat bewoond wordt door een zooitje freaks die de sterren van de hemel dansen, rocken en zingen. De vergelijking met The Rocky Horror Picture Show is dan snel gemaakt, maar Claassen en Diederich hebben het bij die overeenkomst gelaten.

Bro en Sis worden door de nare en uitgerangeerde showbaas Max Majestic in een hok vol vreemde wezens gegooid. Zijn doel: de tweeling in zijn transformeermachine te gooien zodat zijn verzameling groot genoeg is om de spectaculaire Freak Show van weleer nieuw leven in te blazen. De freaks – zoals een hyena-man, een sadistisch klein meisje, een levende puist met smetvrees – zijn ondertussen hun eigen plan aan het smeden om Majestic en zijn pretpark voorgoed achter te laten.

Foto: Amsterdam Independent Theatre
Foto: Amsterdam Independent Theatre

Tot zover een veelbelovende basis voor de dappere poging, maar er kleven spijtig genoeg te veel mitsen en maren aan Shhh…it happens! om te kunnen tippen aan de musicals waartegen Claassen (die naar verluidt zijn huis verkocht om de show te kunnen bekostigen) en Diederich in opstand komen. Ze zijn wat al te happig op flashbacks, die praktisch de halve musical beslaan. Daardoor vindt veel van het verhaal in het verleden plaats en wordt de voorstelling in het laatste uur wel erg uitleggerig. Zonde, want de eerste helft heeft een prettig tempo en hoewel er niet veel gebeurt (dat is allemaal tot het laatst bewaard) maakt de show meer dan nieuwsgierig naar het tweede deel.

De opbouw van het verhaal is weinig vernieuwend. Veel introducties in het begin, veel hints voor een goed bewaard geheim, een ontknoping en een hoofdpersoon die tot inkeer komt. Ook zijn er te veel muzieknummers die lang niet allemaal iets toevoegen. Het feit dat de nummers muzikaal allemaal staan als een huis, heeft er wellicht voor gezorgd dat Claassen en Diederich minder hebben durven schrappen dan goed was geweest. Het taalgebruik tenslotte is in de musicalgeschiedenis weliswaar een noviteit – de fuck’s vliegen je van begin tot eind om de oren – maar aangezien acteren in een musical nou eenmaal niet subtiel kan, komt het op een gegeven moment wel erg geforceerd over.

Overslaan dus maar, dat Shhh…it Happens!? Nee, want ondanks die berg kanttekeningen biedt deze musical drie uur prima vermaak en dat is te danken aan het muzikale talent dat op het toneel staat (Linda Wagemakers, Cystine Carreon, Tony Neef), de puike aankleding en vooral de muziek, die bijna on-Nederlands goed is.

Boeken / Fictie

De draai kwijt

recensie: Oscar van den Boogaard - Magic Man

Niet alleen in de bioscoop is er deze zomer een stortvloed aan sequels. Ook de literaire wereld kan er wat van. Zo is Magic Man van Oscar van den Boogaard een vervolg op zijn roman Bruno’s optimisme, die in 1993 verscheen. Het hoofdpersonage, Bruno Oblanski, is ondertussen wat ouder geworden, maar zijn levenslust is nog steeds even ontembaar. De magic man verandert van gedaante en omgeving alsof het niets is. Hij lijkt echter zelf niet te weten wie hij nu werkelijk is.

Oscar van den Boogaard is een man van ups and downs. Met het prachtige Liefdesdood werd hij zeven jaar geleden nog terecht genomineerd voor de Gouden Uil, maar even goed durft hij nu en dan een half afgewerkt product af te leveren. In Magic man, zijn achtste roman ondertussen, komt hij nooit helemaal in vorm. Het boek bevat een hoop gebeurtenissen en indrukken, maar het is zoeken naar een samenhangend verhaal. Ook stilistisch geeft de roman geen eenduidige indruk: de vele scènes die elkaar spiegelen scheppen nog enigszins orde in de chaos, maar de nu eens fantasievolle, dan weer banale stijl is te onaf om het geheel overeind te houden.

Een tweede puberteit

Het verhaal gaat zo: Bruno Oblanski, die de symbolische leeftijd van drieëndertig heeft bereikt, keert na de dood van zijn vriend terug naar zijn geboortedorp in de Alpen. Hij past de grote verdwijntruc toe, zou je kunnen zeggen, nadat het echte leven dat hij heeft opgezocht een teleurstelling is gebleken. Hoewel hij vervreemd is van zijn familie, valt het leven in het hotel van zijn ouders toch tamelijk snel in de plooi. Als ‘normaal’ kan je Bruno’s wandelgangen daar echter amper beschrijven. Hij ligt ernstig in de knoop met zijn gevoelens, en als de eerste de beste puber beantwoordt hij elke opwelling die zich presenteert.

Wie van de drieëndertigjarige Bruno wel wat levenswijsheid verwacht, komt dus bedrogen uit. De magic man gaat zonder al te veel aarzelen in op de avances van zijn twaalfjarige halfzusje, raadpleegt zowel de dorpspastoor als een vrouw die contact legt met de doden, zoekt zijn heil in een dubieuze yogacursus, en wordt halsoverkop verliefd op een vrouw. Uiteindelijk verlaat hij voor deze nieuwe liefde zijn familie opnieuw, en vaart hij van de weeromstuit zelfs in haar kielzog de Atlantische Oceaan over.

Levensdrift

De diagnose is duidelijk: Bruno weet gewoonweg niet wat hij wil. Dat uit zich overduidelijk in de inwisselbaarheid van identiteit, geslacht en seksualiteit die zo centraal staat in het boek. De grens tussen homoseksualiteit en heteroseksualiteit vervaagt, net zoals die tussen man en vrouw. Bruno kan niet kiezen tussen alle mogelijkheden die het leven hem biedt. Hij heeft seks met beide geslachten, verneemt dat hij in zijn vorige leven een vrouw was, en ook in een visioen neemt hij kortstondig de rol van een vrouw aan.

Welke identiteit hij echter ook uitprobeert, steeds botst hij weer op zijn onvermoeibare levensdrift, zijn obsessie met seks, met voortplanting. Die wordt trouwens al duidelijk in het motto van de roman: I push my seed in her bush for life – een songtekst van The Roots. Leef ten volle, lijkt het boek te zeggen: welke mogelijkheden Bruno ook aangeboden krijgt, hij grijpt ze volledig, ook al richten ze hem ten gronde. En vaak genoeg sleurt hij het boek mee in zijn val. Magic man is met andere woorden geen nieuw hoogtepunt is in de carrière van Oscar van den Boogaard. De goede scènes die de roman vanzelfsprekend bevat, gaan verloren in het chaotische geheel van gebeurtenissen, indrukken en personages. Ook Bruno’s vaak puberale neigingen en overpeinzingen zijn wat te veel van het goede. Van den Boogaard lijkt in dit boek, net als zijn hoofdpersonage, de draai wat kwijt.

Theater / Voorstelling

Max Havelaar

recensie: Oneerlijke koffie voor een hoge prijs

“….En dat daarginds Uw meer dan dertig miljoenen onderdanen worden MISHANDELD EN UITGEZOGEN IN UWEN NAAM?…” zo eindigt de reprimande van Multatuli jegens de koning aan het eind van zijn beroemd geworden boek Max Havelaar. Het trotse koloniale verleden van Nederland kent ook een duistere kant. Multatuli – pseudoniem voor Eduard Douwes Dekker – is met zijn boek een luis in de pels van het negentiende-eeuwse Nederland. Theater Nomade ging de uitdaging aan om zijn complexe en beladen boek om te zetten in een toneelstuk dat op verschillende historische locaties in Nederland wordt gespeeld. Regisseur Ab Gietelink heeft het stuk bewerkt tot een toegankelijk verhaal, dat voor iedereen goed te volgen is. Het vereist wel enige voorkennis van de koloniale geschiedenis van ‘Holland’.

~

Het publiek wordt getrakteerd op een verhaal dat steeds schakelt tussen twee plaatsen: de woonkamer van de koffiehandelaar Droogstoppel in een Amsterdams grachtenpand (1865) en de Indische gouvernementswoning van de assistent-resident van Lebak, Max Havelaar (1856).
Max Havelaar vraagt aan zijn oude, rijke schoolvriend Batavus Droogstoppel of hij zijn pak manuscripten wil verwerken en uitgeven. Droogstoppel is een trotse koffiehandelaar die de fout begaat zijn volontair Stern de teksten te laten selecteren. En laat Stern nou nét die teksten selecteren die een donkere smet werpen op de ‘Koffieveilingen der Nederlandse Handelmaatschappij’…. Het wordt dus geen studie over eerzame koffiehandel, zoals de bedoeling van Droogstoppel is, maar een verhaal over uitbuiting en machtsmisbruik in Nederlands-Indië. Max Havelaar klaagt de inlandse regent aan, wat uiteindelijk tot zijn eigen ontslag leidt.

Authentieke sferen

~

Het eerste deel van het stuk komt wat moeizaam op gang. Vooral de scène waarin nagenoeg alle onderwerpen in de manuscripten van Havelaar worden benoemd en van commentaar voorzien, duurt te lang om boeiend te blijven. Gaandeweg krijgt het verhaal meer vaart en inhoud, hoewel voor de tafelconversatie waar het tweede bedrijf mee begint hetzelfde geldt: het is te breedsprakig.
Met vijf personen worden ongeveer zeventien personages verbeeld, wat een snelle wisseling van rollen vergt. Daarin slaagt het gezelschap goed. Het decor maakt het ook mogelijk snel te schakelen tussen Amsterdam en Indië. De sfeer op het podium klopt helemaal. De combinatie van muziek, achtergrondgeluiden, belichting en de prachtige negentiende-eeuwse kostuums, zorgt ervoor dat het publiek echt in het verhaal wordt meegezogen.

Honderd mensen ‘gratis’ in dienst

De wijze waarop Dick Top de rijke en bekrompen Droogstoppel neerzet, verdient een compliment. Zijn stemgeluid past helemaal bij het type van de welbespraakte en welvarende koffiehandelaar. Je moet heel goed luisteren naar wat hij zegt, anders geloof je écht dat het een intellectueel is. Droogstoppel roept nét iets te vaak dat hij wel dertien man personeel in dienst heeft. Zijn opmerking over het geliefd zijn van de inlandse regent omdat ‘wel honderd mensen gratis voor hem werken,’ neemt definitief alle twijfel weg over zijn bedoelingen. Het is ook meteen het grappigste moment uit de voorstelling.

Een ander hoogtepunt vormen de vertellingen van volontair Stern. Het stuk bevat twee verhalen met een sterk moralistisch karakter die de verhoudingen in Nederlands-Indïe typeren; Saïdjah en Adinda en het verhaal van de Steenhouwer (naar een oud Aziatisch sprookje). Danny van Leeuwen zet Stern neer als een volleerd verhalenverteller. Met zijn intonatie en lichaamstaal is hij zeer overtuigend en oprecht.

Bij deze verhalen wordt ter illustratie van het verhaal op een creatieve manier gebruik gemaakt van het oprolbare videoscherm, live-videoprojectie van wajangpoppen en schimmenspel (schaduwen die van achteren op het doek worden geprojecteerd). De vertellingen van Stern zijn qua vorm en techniek het meest verrassende onderdeel van de voorstelling.

Max Havelaar is geen licht verteerbaar amusement. Het is aan te raden jezelf enigszins voor te bereiden. Maar Theater Nomade vertaalt de klassieke roman wel tot een mooi schouwspel. De historische locaties die zijn gekozen voor de voorstellingen voegen daarbij veel sfeer toe.

Speelperiode tot en met 17 november. Klik hier voor meer informatie.