Muziek / Achtergrond
special: Lowlands 2007

Grillig en gevarieerd

Lowlands anno 2007 was massaal. Massaler dan ik ooit voor mogelijk had gehouden. Tegen de zestigduizend bezoekers. Waar voorheen nog lege plekken op het festivalterrein te vinden waren, werd nu elke vierkante meter benut. Toch was het nergens echt vervelend en waren de rijen nooit exorbitant lang, want de puike organisatie had ervoor gezorgd dat alles vlekkeloos verliep, van start tot finish. Lowlands bleek grillig en gevarieerd: matige dagen afgewisseld met de beste programmadag die ik ooit op een festival heb meegemaakt (de zondag), grote verrassingen, maar ook teleurstellingen. Kortom, alles wat een festival goed maakt. Drie dagen gekte met veel caipirinha’s, waarbij de enige chill-plek bestond uit de Oxfam Novib-tent.

Teloorgang Britrock

~


De vorige editie van Lowlands stond bol van de nieuwe Britse bands, maar dit jaar wordt duidelijk dat de houdbaarheid van deze lichting minimaal is. Het optreden van The Rakes en de meeste andere Britse (gitaar-)bands van Lowlands (Jamie T, The Rifles, The View, Pigeon Detectives, Just Jack) laat de zeer povere staat zien waarin veel van de muziek uit Engeland op dit moment verkeert. Een haast eindeloze stroom van dertien-in-een-dozijn bandjes waarvan de muziek het ene oor ingaat en het andere weer uit. Elke band heeft het op zich wel in zich om een aardige single te maken, maar is niet in staat om ook maar een enigszins boeiend concert of een fatsoenlijke plaat af te leveren. Laat staan een tweede of derde. En elk bandje klinkt verdorie ook nog eens als Arctic Monkeys (die het trouwens wel kunnen; goeie muziek maken) of als Mike Skinner van The Streets, zonder dat ze ook maar een paar procent van het songschrijverstalent van de eerstgenoemden hebben. Inspiratieloze en totaal inwisselbare meuk volgens een haast vast format, en zang met een zwaar accent. Nergens overtuigend, live zelfs nog minder dan op plaat, waar ze er bij vlagen nog wel mee wegkomen. Engeland – Rest van de wereld: 0-1

Singer-songwriter

Op deze editie van Lowlands waren veel acts die min of meer onder het kopje singer-songwriter kunnen worden geschaard, al dan niet uitgewerkt tot een voltallige band. De programmering in dit genre liet zien dat deze scene divers en bloeiende is, en dat er velen zijn wier muziek van hoge kwaliteit is. Innemende en originele persoonlijkheden, met humor en zonder overdreven sterallures die meestal wonderwel wisten om te gaan met het gebrek aan intimiteit dat er altijd is op festivals. En kennelijk hebben evenzovelen naar Jeff Buckley geluisterd, maar dat terzijde. Onder de verrassingen bevond zich Patrick Watson, die vroeg op de zondag wist te imponeren met zijn aanstekelijke mix van Buckley en Coldplay en zelfs in staat was om een toegift af te dwingen bij de festivaldirectie. My Brightest Diamond, alias Shara Worden, bleef mij eveneens meer dan boeien met haar classy verschijning en dito muziek, waarin PJ Harvey, Tori Amos en dezelfde Buckley doorklonken, met een enkel uitstapje naar exotischer oorden zoals Roy Orbison, waarmee ze contact zocht in het hiernamaals via haar Elvis kapsel. Wat een stem!

Patrick Wolf
Patrick Wolf

Onder het kopje ‘net-niet’, stond Damien Rice, die iets te krampachtig probeerde zijn muziek aan te passen aan het grote podium waarop hij stond. Veel grootser gebracht dan strikt noodzakelijk, hoewel het uiteindelijk absoluut niet slecht was. Alleen net iets te veel overkill. Eenzelfde gevoel had ik bij het optreden van Patrick Wolf, dat grillig was, over the top in zijn verschijning en extravagant in zijn muziek. Toch wist hij mij maar voor een deel te overtuigen met zijn set. Misschien kwam het door het geluid dat bij vlagen beroerd was, maar ik miste hier en daar toch een stukje spanning of verrassing, hoewel het geheel zeker niet beneden peil was.

Dat publieksparticipatie niet altijd een succes is kon je merken bij Devandra Banhart, die een werkelijk afgrijselijk slecht optreden neerzette, dat tot een van de dieptepunten van Lowlands uitgroeide. De meest gare verzameling nummers die ik in tijden heb gehoord. Net of hij een slechte grap aan het uithalen was of de laatste tijd teveel dope gebruikt. Na een aantal nummers, variërend van gare sixties-pop tot oninteressante Santana-reutels betrad ene Rob uit Amersfoort vanuit het publiek het podium om een nummer te spelen. Hij was slecht, maar bijna nog beter dan Banhart. Kun je nagaan! Gelukkig maakte Loney, dear, voor mij een van de absolute live toppers van het afgelopen jaar, redelijk probleemloos de overstap van het clubcircuit naar het festivalterrein. Hoewel het concert enigszins weifelend op gang kwam, wisten ze uiteindelijk toch een groot deel van het publiek voor zich te winnen en zelfs het uiterste te vergen door de verdraaid lastige meezingstukken waarmee ze ons confronteerden. Hoogtepunt: het moment dat Patrick Watson de band kwam versterken. Loney, dear blijft een zeer bijzondere band.

Oude garde

Sonic Youth en Dinosaur Jr. lieten zien dat de houdbaarheidsdatum van klassieke acts uit de jaren negentig en daarvoor nog lang niet verstreken is. Integendeel zelfs. Sonic Youth begon in een samenstelling waar iedere oude indie-liefhebber zijn vingers bij zou aflikken: naast het gebruikelijke viertal, was er versterking van Mark Ibold van Pavement, en J Mascis van Dinosaur Jr. Nee, het kon haast niet beter, want Sonic Youth is en blijft een band die op eenzame hoogte staat in muziekland. Ze hadden met gemak een greatest hits set kunnen spelen, immers veertien studio-albums die allemaal stuk voor stuk goed tot geniaal zijn te noemen, maar kozen voor veel nieuw materiaal en dat toont klasse. En ze hadden gelijk, want het materiaal van de laatste plaat Rather Ripped (Incinerate, Reena) bleef moeiteloos overeind naast klassiekers van onder andere Daydream Nation (Cross the Breeze) en Dirty (100%). Bandquote (nadat er problemen waren met de apparatuur van Kim Gordon): Thurston Moore: “Lee, our shit is breaking down.” Geen reactie… Thurston (met meer nadruk): “Leehee, our shit is breaking down.” Lee Ranaldo: “Yeah, I know. It’s just like when we started…”

Afsluitende act Dinosaur Jr., in oude bezetting, dus ook met – een schijnbaar dronken, of in een soort lompe rock-kick hangende – Lou Barlow, liet zien hoe makkelijk rocken kan zijn. Op veilige gehoorsafstand van de cocon van gitaarversterkers die Mascis om zich heen had opgetrokken, hoorde ik een Dinosaur Jr. in bloedvorm. De geniale combinatie van poppy nummers met melodie en twee-stemmige zanglijnen, die bij vlagen door merg en been snijden door hun rauwe emotie, en onververvalst harde en vette rock. Daar kan menig band van nu een puntje aan zuigen.

Dance

Jaren terug was de dance op Lowlands beperkt tot de Bravo-tent. Weggestopt achterin het terrein, waar nu de Essent-tent staat. Inmiddels hoor je in vrijwel alle uithoeken van Lowlands regelmatig elektronische dansmuziek voorbij komen. ’s Nachts domineert de vierkwartsmaat zelfs, als dj’s de tenten overnemen en tot tot vier, vijf uur ’s ochtends de massa van de campingvelden weg houdt. Overdag en ’s avonds kon je dit jaar kiezen uit live-optredens van oudgedienden als Laurent Garnier, Basement Jaxx en Groove Armada.

Mary Anne Hobbs
Mary Anne Hobbs

Voor het avontuur moet je als dansliefhebber naar de kleine, intieme X-Ray tent. Onder het bloedhete koepeldak vind je het muzikaal laboratorium van Lowlands, waar de voorhoede van de dansmuziek speelt. Voor je dagelijkse portie grindcore, dubstep of glitchy elektronica kun je hier terecht. X-Ray trekt een grappig alternatief publiek, waaronder veel dreadies, neo-hippies en nerds. En dat mixt prima met de minder excentrieken die de koepel weten te vinden. Een van de beste optredens kwam van Mary Anne Hobbs. De blonde dame is dj voor het roemruchte BBC Radio 1 en ongekroonde koningin van de dubstep, een trage dansmuziekvariant die het in het midden houdt tussen reggae en drum ’n bass. In haar energieke dj-set schakelde ze op en neer in tempi en sfeer, van vrolijke vocale rootsreggae naar diepdonkere dubstep met flubberende bassen en NASA-geluiden. De X-Ray stuiterde op en neer. Zelf gaf Hobbs het goede voorbeeld door wild mee te springen achter de draaitafels.

Een ander hoogtepunt was het optreden op zondag van de Deense technoprins Trentemöller. Vorige maand nog een van de topattracties van het Amsterdamse 5 Days Off-festival. Toen was de verzamelde muziekpers na afloop unaniem laaiend over de kersverse liveshow van de techno-Deen. Al vroegen we ons toen wel af of de mooie, sfeervolle dubtechno overeind zou blijven in de Flevolandse polder. Maar dat deed het. Trentemöller, live bijgestaan door een drummer en gitarist liet een verbluffend gelaagde technoset horen, vol details, mooie melodieën en loeizware baslijnen. Leuk was de knipoog naar zijn muzikale invloeden. Zo integreerde Trentemöller flarden van New Order, Joy Division en Jaydee (Plastic Dreams!) in zijn composities en leek de gitaar van gitarist Simpson gedoopt in een dressing waarin The Cure en andere new wave-helden van vroeger rondzwommen.

Nederlandse bands

Van de Nederlandse bands was ik eigenlijk alleen benieuwd naar de verrichtingen van Adept, die als ik kijk naar de Nederlandse afvaardiging op Lowlands dit jaar, er met kop en schouders bovenuit stak. Niet zozeer qua muziek, die heel aardig is maar nog een tikje te uniform is en nog wat moet groeien. Nee, vooral door hun attitude en originaliteit, die verfrissend is naast het alweer geprogrammeerde Heideroosjes, en de winnaars van de inmiddels wel erg uitgeholde Essent-awards. Acts als Alamo Race Track, Malkovich, Melomanics en Moke, wier muziek stuk voor stuk uitgekauwd en saai is; nergens ook maar enige verrassing of vernieuwing te bespeuren. Adept wist zich buitengewoon goed te weren in de X-Ray. Ze zijn er nog niet helemaal, maar komen er zeker. Dat geldt overigens ook voor C-mon & Kypski, een ander Nederlands lichtpuntje, die op zaterdag de Bravo-tent deden tollen met een spetterende mix van samples, scratches en livemuziek. En aan de rest van de bands in Nederland: een beetje meer ballen en experimenteerdrang zou geen kwaad kunnen. Kijk en leer!

Battles
Battles


Gevestigd versus in wording

Ook dit jaar waren er natuurlijk weer de gevestigde namen die continuïteit moeten geven aan een festival, bands die de laatste jaren zich steeds weer bewezen hebben in het algemeen evenals op eerdere edities van Lowlands. Een groot deel van deze namen liet ik links liggen, enerzijds omdat ik het niet kon verdragen om nog weer een keer een bepaald nummer te horen, zoals Ruby van de Kaiser Chiefs, anderzijds omdat er interessantere dingen te zien waren, zoals tijdens Editors. Op dat moment speelde in de India-tent namelijk de formatie Battles, die het beste optreden van Lowlands van dit jaar gaven en wat waarschijnlijk tot een van de beste optredens behoort die ik ooit op een festival heb gezien. Een absolute sensatie! Battles knarste, stampte en piepte in een mix van analoge en elektronische muziek en wist haar hypnotiserende structuren steeds verder uit te bouwen door telkens weer lijntjes toe te voegen, langzaam opbouwend tot geweldige climaxen.

Interpol deed wat het aan zijn status verplicht was: een mooie show geven met een fijne mix van nieuw en oud materiaal. Gewoon goed. Ook Arcade Fire wist de lijn van vorige edities voort te zetten, met een fraai uitgevoerde set, waarin ik echter wel vond dat het oudere werk veel beter uit de verf kwam dan de nummers van Neon Bible. Ik heb maar een paar nummers Kings of Leon gezien, aangezien ik mijn best deed om nog wat mee te pakken van een uiteindelijk vrij teleurstellend optreden van UNKLE, die niet echt wisten te imponeren met hun darke wave elektronica, maar wat ik zag was degelijk. The Shins maakten met Wincing the Night Away voor mij een van de betere platen van 2007. Ze zijn erg groot in indie-land en zullen uitgetwijfeld uitgroeien tot een der gevestigde namen in de komende tijd (als ze het al niet zijn). Hoewel het optreden degelijk tot goed was en zeker boeide, miste ik live net die klik die ik heb als ik een plaat van ze opzet; de klik die The Shins van een goede in een geweldige band transformeert. Het kwam net niet tot zijn recht in de Grolsch-tent.

Feestmuziek

Even voor de duidelijkheid: feestmuziek is muziek waar het feest op de voorgrond staat en de muziek zelf een enigszins ondergeschikte rol speelt, ongeacht het genre. Als Bonde Do Rolê het antwoord van het Domino label moet zijn op het succes van Sub Pop met CSS, dan hadden ze toch echt even wat langer moeten zoeken dan ze gedaan hebben. Alles aan deze band slaat voor mij de plank volledig mis. De meest belachelijke hype van dit jaar. Zowel live als op plaat zijn de beats totaal fantasieloos, de raps en kreten totaal niet ter zake doende en de geluidkeuzes bij vlagen afgrijselijk. Daar kon zelfs de uitstraling van frontvrouw Marina Vello weinig meer aan redden. Voor mij een van de dieptepunten van Lowlands dit jaar. CSS deed daarentegen gewoon waar het goed in is: op overtuigende wijze een feestje bouwen met hun aanstekelijke campy muziek. Gewoon erg lekker. Onder de feestmuziek viel voor mij ook de muziek van rockers Eagles of Death Metal en Turbonegro, die voor mij beide hetzelfde manco hadden: als je er over de top uitziet moet je er wel voor zorgen dat je muziek dat ook is. Anders sta je wat mij betreft gewoon voor lul. Bij beide bands was de muziek flinterdun en overtuigde voor geen moment. Veel te gewoontjes en braafjes om goed te combineren met hun podiumpresentatie.

Terminaal of in opkomst

Er zijn muziekgenres die (terecht) met uitsterven bedreigd worden en genres die weer sterk in opkomst zijn. De emo-rockers van Funeral For A Friend vielen keihard door de mand en ik mag hopen dat dit de een van de laatste doodsreutels was van een compleet uitgekauwd genre. Op Lowlands was ook veel muziek met Oost-Europese invloeden, variërend van Balkanmuziek, tot muziek met klezmer- en gypsy-invloeden. Met wisselend succes, wat vaak het geval is met minder bekende genres, zoals mij nog bijstaat van de tijd dat wereldmuziek helemaal het ding was. Oi Va Voi wist een heel aardig optreden neer te zetten helemaal aan het begin van het festival en een behaaglijk gevoel achter te laten, met prachtige instrumentele stukken waarin de viool en bas een hoofdrol vertolkten. Little Cow was daarentegen gewoon beroerd te noemen.

Al met al was Lowlands dit jaar alles wat een festival behoort te zijn, een goede mix van oud en nieuw, van boeiend en minder boeiend, van hoogtepunten en teleurstellingen. Ik kan de festivalleiding alleen complimenteren met de keuze van het programma dit jaar, dat gevarieerd, breed en gewoon erg goed was. Bands, acts, lezingen, films, theater en een bomvolle Magneetbar waar je zelf je geluk op het podium kon beproeven. Enig minpuntje: CocoRosie in de theatertent, waardoor het onmogelijk was om nog iets van het optreden mee te pakken, zeker als er zoveel moois speelt.

Kunst / Achtergrond
special: Een interview met Han Nefkens

De mecenas van het groeiproces

.

Net als journalist en schrijver Han Nefkens zelf, reizen de hedendaagse kunstwerken uit zijn H+F Collection de hele wereld over. Niet om hem te vergezellen, maar om deel te nemen aan allerlei tentoonstellingen. Nefkens (1954) is dan ook geen doorsnee kunstverzamelaar. In plaats van zijn geld nog langer te beleggen, maakte hij in 1999 op advies van een vriend de beslissing in kunst te investeren. Maar niet om er financieel op vooruit te gaan: hij maakte er al vanaf de geboorte van zijn collectie de gewoonte van om de zojuist aangekochte werken direct weer af te staan als permanente bruiklenen ter verrijking en verdieping van verschillende museale collecties.

Dan rijst toch onmiddellijk de vraag: Hangt er eigenlijk nog wel kunst bij Han Nefkens thuis?
“Het is maar een heel klein deel, maar ja, zeker. Er zijn een aantal werken waaraan ik te veel gehecht ben om er afstand van te kunnen doen.” Zo wordt Nefkens’ huis momenteel nog opgeluisterd door onder meer het abstract kleurrijke fotografische werk Substrat 07 III (2002) van Thomas Ruff en een grote foto van Shirin Neshat, Passage Series (2001), waarop een groep in het zwart geklede mannen een baar draagt over een uitgestrekt strand tegen de achtergrond van een diepblauwe zee en praktisch wolkeloze lucht. “In oktober is er een tentoonstelling in Barcelona waar ook déze werken deel van uitmaken, dus dat zal wel heel vreemd zijn. Ik denk dat ik deze leegte in mijn huis toch met nieuw aangekocht werk zal gaan opvullen.”

Betekent dit dat u, ondanks dat u het grootste deel van uw verzameling direct weer afstaat, toch vooral op uw gevoel verzamelt?
“Er zijn een aantal aspecten die belangrijk zijn bij het verzamelen. Maar het begint met een gevoel in mijn buik. Het moet liefde op het eerste gezicht zijn. De onmiddellijk daaropvolgende stap is wel de rationele. Zo heb ik er lang de voorkeur aan gegeven de kunstenaar niet persoonlijk te kennen, want als je iemand aardig vindt, ben je niet meer objectief. Daarnaast koop ik geen werk als er maar één stuk is dat ik interessant vind. Ik ga pas tot aankoop over als ik meer werk gezien heb. Tenminste, als het in de collectie past. Dat criterium was er in de eerste instantie natuurlijk niet, maar langzamerhand krijgt de collectie een eigen gezicht.”

Jörg Sasse, 6331, 2003 c-print collectie Han Nefkens, Barcelona (detail)
Jörg Sasse, 6331, 2003 c-print collectie Han Nefkens, Barcelona (detail)

Dat eigen gezicht van de collectie lijkt vooral te worden overheerst door fotografie en aan fotografie grenzende schilderkunst. Of omgekeerd, zoals bijvoorbeeld de sterk bewerkte foto’s van Jörg Sasse. “Dit was geen vooropgezet plan. Ik verzamelde wat me aansprak en fotografie blijkt dat te zijn. Ik hou van werken waarin niet direct duidelijk is wat er gebeurt en foto’s hebben vaak die kwaliteit. Bovendien is er de laatste jaren veel goede fotografie. De werken die een kruising lijken tussen fotografie en schilderkunst vind ik om dezelfde reden interessant. Het hele verhaal is niet meteen verteld. Dat vind ik een uitdaging; je wordt gedwongen goed te kijken en ziet steeds weer iets anders.”

De tentoonstelling The Suspended Moment in het Centraal Museum in Utrecht laat voornamelijk esthetische, ingetogen werken zien. Hoe representatief is deze selectie voor de rest van uw collectie?
“Die ingehouden esthetiek geldt wel voor een groot deel van mijn collectie, maar het heeft ook nog een ander gezicht. Dit is goed te zien in de tentoonstelling So Close / So Far Away, met onder meer werk van Celine van Balen en Desiree Dolron.” Net als voor The Suspended Moment is ook deze rode draad uit de H+F Collection door Hilde Teerlinck blootgelegd en gaat het eveneens om een reizende tentoonstelling. “In deze werken zijn meer mensen te zien. Ze gaan over de vraag of, nu er veel meer uitwisseling is tussen verschillende culturen, dit betekent dat we elkaar daardoor ook beter begrijpen.”

En de vergankelijkheid die in The Suspended Moment ook een grote rol lijkt te spelen?
“Dat herken ik wel, het is duidelijk een thema. Twintig jaar geleden werd ik gewezen op mijn eigen vergankelijkheid toen ik te horen kreeg dat ik HIV-positief was. Hoewel de vooruitzichten een stuk verbeterd zijn, is het besef van de vergankelijkheid mij wel heel vertrouwd. Het is altijd dichtbij.” In 2004 richtte Han Nefkens de stichting ArtAids op, waarbij kunstenaars worden uitgenodigd werk te maken die zijn geïnspireerd op AIDS en de aan AIDS gerelateerde problemen. “Binnen de ArtAids stichting werk ik, los van de H+F Collection, aan het tot stand brengen van kunstprojecten waarvan de opbrengst bij verkoop onder meer gaat naar medicijnen tegen AIDS in Thailand.

Links: Hussein Chalayan, One hundred and eleven, mechanische jurk nr. 5 2007-voorjaar/zomer 2007,  transparant zijden organza in wit en mechaniek. Collectie Centraal Museum, Utrecht, bruikleen H+F Collection 2006. Foto: Chris Moore <br><br>Rechts: Hussein Chalayan, One hundred and eleven, mechanische jurk nr. 2 2007-voorjaar/zomer 2007, licht groen met gebloemde zijden jaquard, gecombineerd met een gebroken witte geruite zijden organza en mechaniek. Collectie Centraal Museum, Utrecht, bruikleen H+F Collection 2006. Foto: Chris Moore
Links: Hussein Chalayan, One hundred and eleven, mechanische jurk nr. 5 2007-voorjaar/zomer 2007, transparant zijden organza in wit en mechaniek. Collectie Centraal Museum, Utrecht, bruikleen H+F Collection 2006. Foto: Chris Moore

Rechts: Hussein Chalayan, One hundred and eleven, mechanische jurk nr. 2 2007-voorjaar/zomer 2007, licht groen met gebloemde zijden jaquard, gecombineerd met een gebroken witte geruite zijden organza en mechaniek. Collectie Centraal Museum, Utrecht, bruikleen H+F Collection 2006. Foto: Chris Moore

Zo heb ik Juul Hondius een opdracht gegeven om een fotoserie te maken in Zuid-Afrika over AIDS en de bijbehorende stigma’s en ook Viviane Sassen zal daar binnenkort in opdracht van ArtAids naar toe gaan. Zij was al eerder betrokken bij een project; in 2005 is ze samen met Martine Stig naar Rusland geweest om foto’s te maken van de condoomjurk van de Braziliaanse Adriana Bertini.” De kunstenaars vroegen jonge vrouwen van Moskou in de jurk te poseren. Hierdoor werd het meer dan zomaar een fotosessie, maar tegelijkertijd een AIDS-awareness project. De condoomjurken die Han Nefkens in 2004 in Bangkok aankocht, spelen een rol in de bijzondere samenwerking die Han Nefkens is aangegaan met het Centraal Museum Utrecht. “Ik stuurde de jurken na aankoop direct door naar het Centraal Museum. De daaropvolgende tentoonstelling van de jurken in 2005 leverde veel enthousiaste reacties op bij het publiek. Dit was de aanleiding voor Meta Knol, toenmalig modeconservator José Teunissen en mij te besluiten onder de naam H+F / Fashion on the Edge een samenwerkingsverband aan te gaan waarbij we ons richtten op het grensgebied tussen mode en kunst. Ik laat modeontwerpers die ik interessant vind weten dat ik iets speciaals wil aankopen van de volgende collectie. Op deze manier wordt de ontwerper in staat gesteld om naast de couture, ook de kern, de inspiratiebron van zijn collectie te realiseren. Dit hoort ook echt in het museum thuis.” Eerder kocht Nefkens voor het Centraal Museum werk van Victor & Rolf aan en tijdens The Suspended Moment zijn er in de indrukwekkende bovenkapel van het Centraal Museum drie jurken te zien uit Hussein Chalayans wonderbaarlijke collectie One Hundred Eleven die onder meer met financiële steun van Nefkens tot stand kwam. De drie jurken die de modegeschiedenis van de afgelopen honderdenelf jaar willen vertellen, bevatten een verfijnd technologisch systeem waardoor ze uit zichzelf van lengte en vorm veranderen.

Gerda Steiner & Jörg Lenzlinger, Four Vegetative Sleeping Rooms (2006), 20 januari 2007 – 28 oktober 2007. Interventie in 'De Collectie Eén' in Museum Boijmans Van Beuningen. Mede mogelijk gemaakt door het H+F Mecenaat. Foto: Gerda Steiner & Jörg Lenzlinger (2006)
Gerda Steiner & Jörg Lenzlinger, Four Vegetative Sleeping Rooms (2006), 20 januari 2007 – 28 oktober 2007. Interventie in ‘De Collectie Eén’ in Museum Boijmans Van Beuningen. Mede mogelijk gemaakt door het H+F Mecenaat. Foto: Gerda Steiner & Jörg Lenzlinger (2006)

Het lijkt erop dat u van bruikleengever meer opdrachtgever bent geworden. Hoe ziet de samenwerking met Huis Marseille en Museum Boijnmans Van Beuningen eruit?
“Ik raak inderdaad steeds intensiever en actiever betrokken. Voor Huis Marseille koop ik vaak grote aantallen aan van dezelfde kunstenaar om bij te dragen aan de verdieping van de collectie, zoals onlangs van de Zuid-Afrikaanse fotograaf David Goldblatt. Heel anders is de samenwerking met het Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. Onder de naam H+F Mecenaat lopen er twee projecten: we volgen vijf kunstenaars vijf jaar lang, waarbij we ze op verschillende manieren gelegenheid bieden werk te maken, zoals bijvoorbeeld in de vorm van reisbeurzen. Daarnaast nodigen we ieder half jaar een kunstenaar uit om in Boijmans iets speciaals te doen, een tijdelijke interventie.” Momenteel is er het werk Four Vegetative Sleeping Rooms van het Zwitserse kunstenaarsduo Gerda Steiner & Jörg Lenzlinger te zien; de vier vitrines op de begane grond zijn elk ingericht met een dromerige, vegetatieve installatie.

Han Nefkens is steeds meer geïnteresseerd geraakt om betrokken te zijn bij iets wat er zonder hem niet geweest zou zijn. Op mijn vraag of dit misschien ook iets met vergankelijkheid te maken heeft hoor ik een diepe zucht. “Misschien is het gewoon mijn temperament. Ik wil niet zo zeer iets nalaten, maar ik wil iets doen wat ik belangrijk vind, ik wil betrokken zijn bij een proces. Net als samen de afwas doen, als opeens de meest interessante gesprekken gevoerd worden”.

The Suspended Moment, t/m 28 oktober 2007 Centraal Museum Utrecht
So Close So far Away, vanaf 11 november 2007 BE-PART, Waregem, België,
Four Vegetative Sleeping Rooms, Gerda Steiner & Jörg Lenzlinger, t/m 28 oktober 2007 Museum Boijmans Van Beuningen Rotterdam

Kunst / Expo binnenland

De vergankelijkheid stopgezet

recensie: The Suspended Moment

.

Voor de deur die naar de tentoonstellingsruimte leidt, staat een bos bloemen op een sokkel. Dat wil zeggen: er staat een bos stelen op een vaas; de afgeknipte bloemen liggen er onder. Rode, witte, gele oranje en roze rozen en gerbera’s vormen samen een kleurrijk tapijt op de grijze vloer. Otto Berchem lijkt met dit werk (Deadheading, 2003) de dood voor te willen zijn: de bloemen op hun meest glorieuze moment afgeknipt, ontneemt de vergankelijkheid de kans ze te laten verwelken en afsterven. Het werk vormt een eerste kennismaking met de tentoonstelling The Suspended Moment in het Centraal Museum in Utrecht, een selectie uit de H+F Collection van verzamelaar Han Nefkens.

Boven: Otto Berchem, Deadheading (2003) <br> Midden: Thomas Rentmeister, Milchtasse (2001) <br> Onder: Erwin Wurm, Hold your breath and think of Spinoza (1998) <br>Fotografie: Erik Meijers
Boven: Otto Berchem, Deadheading (2003)
Midden: Thomas Rentmeister, Milchtasse (2001)
Onder: Erwin Wurm, Hold your breath and think of Spinoza (1998)
Fotografie: Erik Meijers

Vergankelijkheid speelt een belangrijke rol in deze tentoonstelling met hedendaags, internationaal werk dat is uitgezocht op de wens of een zeker vermogen om tijd en beweging te vertragen of zelfs stil te zetten. Eenmaal voorbij het werk van Berchem, is het eerste dat je ziet staan een kopje. Het is zo’n saai, wit hotelkopje, waar eigenlijk een schotel onder hoort en het staat op de vloer. Door Thomas Rentmeister fors vergroot en in glanzend polyester gegoten, krijgt het een grappige, cartooneske onregelmatigheid. Het smetteloze wit verhult in eerste instantie dat de kop met melk gevuld is. Twee museummedewerkers die de kop regelmatig komen leeggieten en hervullen met relatief verse melk, onthullen met hun handelingen het geheim. De gladde, onopvallende oppervlakte van de melk is hiermee tijdelijk veranderd in een levendige substantie vol luchtbellen. Ook al gaat het om Friesche Vlag Lang Lekker, de houdbaarheidsdatum van melk is in een museale context natuurlijk volledig verwaarloosbaar. Als onderdeel van een kunstwerk echter, krijgt de melk heel eventjes een misleidende eeuwigheidsglans.

Leven en dood

In de volgende ruimte staat op een sokkel onder een glazen kap een eveneens prachtig glanzend ei. Het blijkt een echt kippenei te zijn dat Karin Sander zorgvuldig gepolijst heeft. Ze heeft dit vruchtbaarheids- en levenssymbool letterlijk en figuurlijk zoveel glans gegeven dat het door de eenvoud en authenticiteit een Fabergé-ei uit mijn herinnering doet verbleken. Tegelijkertijd heeft de kunstenaar, net als Rentmeister met de melk, iets tijdelijk houdbaars eeuwigheidswaarde toegekend. Samen met Jeff Walls foto’s van nadrukkelijk poserende kinderen in grote ronde lichtbakken die hoog aan de tegenoverliggende muur hangen, lijkt dit een ruimte te zijn voor nieuw leven. Van deze ruimte naar de aangrenzende zaal maak je een grote stap van de oorsprong, het geboren worden, kind zijn, naar de rouwkamer van het leven. Centraal hangt daar een grote, langwerpige foto van Sam Taylor-Wood. De rossige jongeman die meer dan levensgroot liggend gefotografeerd is, lijkt door zijn doorschijnend witte kleur en de ijlheid van zijn verschijning op de rand van dood en leven te balanceren. De Man of Sorrows (2001) van Bill Viola, een vertraagde en geluidloze opname van een huilende man, versterkt je vermoeden dat de jongen niet slaapt, zoals de titel beweert, maar overleden is. Terwijl je tegenover de foto van Taylor-Wood kunt plaatsnemen en je vanaf links door de huilende man aangespoord wordt tot treuren, wordt er rechts troost geboden in de vorm van een foto van Jörg Sasse. De zwaar gemanipuleerde foto toont een landschap van bomen met hoge, kale stammen en een huisje op de achtergrond. De Italiaanse sfeer van het schilderij maakt van Taylor-Woods foto een fresco-achtig, bijna bijbels tafereel.

Boven: Gerald Van Der Kaap, Boy with cup 030517 1202 (2003), c-print, 58 x 40 cm Collectie FRAC Nord Pas de Calais Duinkerken, bruikleen H+F Collectie<br><br> Onder: Hondius, Juul, Blue (2002), cibachrome op dibond en perspex, 124 x 153,5 cm Collectie Centraal Museum Utrecht, bruikleen H+F Collectie (2003)
Boven: Gerald Van Der Kaap, Boy with cup 030517 1202 (2003), c-print, 58 x 40 cm Collectie FRAC Nord Pas de Calais Duinkerken, bruikleen H+F Collectie

Onder: Hondius, Juul, Blue (2002), cibachrome op dibond en perspex, 124 x 153,5 cm Collectie Centraal Museum Utrecht, bruikleen H+F Collectie (2003)

Bevroren momenten

Fotografie vormt een belangrijk onderdeel van de tentoonstelling. Het is natuurlijk ook bij uitstek het medium dat een bepaald moment in de tijd doet bevriezen. Bij de getoonde foto’s van Gerald van der Kaap is het moment waarop de foto gemaakt is op de minuut nauwkeurig weergegeven. Naast Cloud 030516 1507 (2003), een foto van een helder blauwe lucht met hoge witte wolken, hangt de een dag later gemaakte Boy with cup 030517 1202 (2003). Van der Kaap fotografeerde een jongen op het strand die, met zijn rug naar de zee, gebiologeerd in een plastic beker met water lijkt te kijken. Hoe langer je kijkt, hoe meer er verandert in de beleving van het beeld. Plotseling valt het opspattende water, links achter hem, op, waardoor de spanning van het moment verplaatst wordt van de beker naar een onzichtbaar punt achter de jongen.

De twee foto’s van Juul Hondius zijn vooral compositorisch adembenemend en het onderwerp versterkt dit gevoel. Plastic (2001) toont een laadbak van een open vrachtwagen die is overspannen met transparant plastic. Door de dikte van het plastic zie je slechts vaag dat er een aantal mensen onder verscholen zitten. De bewondering voor de verstilling en de witheid van het tafereel en het gevoel van benauwdheid dat deze schuilplaats oproept, strijden om voorrang. Met Blue gunt Hondius de toeschouwer loodrecht van boven een blik in een laadbak van een wat een rijdend voertuig lijkt: je ziet het asfalt er onder voorbij razen. In de bak liggen een aantal helder blauwe vuilniszakken, met langwerpige, smalle vormen erin. Het prachtige beeld, net als Plastic ook met een nadrukkelijk sterke compositie, laat je tegelijkertijd verontrust afvragen wat er eigenlijk in die blauwe zakken zit.

Tijdloos

The Suspended Moment is een reizende tentoonstelling die al eerder in Frankrijk, Spanje, Thailand en België te zien was. Hilde Teerlinck, directeur van het Franse Museum CRAC Alsace, bedacht het concept en maakte de selectie uit de omvangrijke H+F Collection. Meta Knol, conservator bij het Centraal Museum en verantwoordelijk voor de selectie en inrichting in Utrecht, koos voor een zeer rustige, ingetogen tentoonstelling. In elke ruimte nodigt het geringe aantal zorgvuldig uitgezochte werken uit tot uitgebreid bestuderen en associatie. Heerlijk is bijvoorbeeld de ruimte waarin de kleurrijke, abstracte schilderijen van Bernard Frize gecombineerd zijn met de lichtinstallatie van Angela Bulloch, die je al snel verleidt mee te gaan in het ritme van de kleurwisselingen. The Suspended Moment haalt de vaart er lekker uit en is daarmee een ode aan het kijken en nóg eens kijken. Op een vreemde manier doet de tijd er inderdaad (ondanks de melk) even helemaal niet meer toe.

Film / Achtergrond
special: Een vergelijkend warenonderzoek

Twee films over Truman Capote

Infamous, vanaf deze week in de bioscoop, gaat over de New-Yorkse schrijver Truman Capote. In een klein dorpje in Kansas pleegt hij research voor zijn boek In Cold Blood, over de zinloze, brute moord op een rijk boerengezin. Wacht even, die film ken ik al, denkt u. Daar heeft Philip Seymour Hoffman vorig jaar nog een Oscar mee gewonnen. Fout, dat was Capote. Infamous gaat over hetzelfde onderwerp en is stomtoevallig in dezelfde periode gemaakt. En ja, regisseur Douglas McGrath beseft zelf heel goed dat vergelijkingen met onderling concurrerende meteorieten- of mierenkoloniefilms snel gemaakt zijn. Toch zijn beide films, ondanks de vele overeenkomsten, heel verschillend. Tijd voor een vergelijkend warenonderzoek.

Truman Capote
Truman Capote

Maar laten we bij het begin beginnen. Op 15 november 1959. Tijdens die winderige nacht van zaterdag op zondag, werden vier leden van de welvarende familie Clutter in hun afgelegen boerderij bij het plaatsje Holcomb (Kansas) vermoord. Dader(s) en motief onbekend. Schrijver Truman Capote, onder meer bekend van Breakfast at Tiffany’s, raakte gefascineerd door een artikeltje in The New York Times. Hij reisde met zijn jeugdvriendin Nelle Harper Lee (die niet veel later To Kill a Mockingbird zou publiceren) naar het plaatsje af om voor The New Yorker de impact vast te leggen die zo’n brute daad op een kleine gemeenschap had. Anderhalve maand later werden de moordenaars, Perry Smith en Dick Hickock, gearresteerd. Ze hadden de Clutters enkel willen beroven, maar waren gefrustreerd geraakt omdat er nauwelijks contant geld in het huis te vinden was. Capote, die er inmiddels van overtuigd was geraakt dat er een heel boek in het verhaal zou zitten, interviewde de heren uitgebreid in hun dodencel. Met Smith raakte hij min of meer bevriend, omdat hij veel van zichzelf in hem herkende. Niet lang na hun executie in 1965 lag In Cold Blood in de winkels.

Non-fictie roman

<i>Philip Seymour Hoffman in Capote</i>
Philip Seymour Hoffman in Capote

Het boek was een doorslaand succes. Het was de eerste zogenaamde ‘non-fictie roman’, een ware gebeurtenis met literaire middelen verbeeld. Capote belichtte alle aspecten van de moord: de karakters van de familie Clutter (opgetekend aan de hand van verhalen van dorpsbewoners), het onderzoek door de politie (met behulp van rechtbankverslagen) en de bewogen levens van de moordenaars. In een meeslepende stijl, vol fictieve dialogen, kwamen zowel de slachtoffers als de daders tot leven. De originele documenten die Capote hier en daar toevoegde, zoals een brief die Perry Smith ooit van zijn zus ontving en de ‘analyse’ die een celgenoot hiervan maakte, verhoogden de authenticiteit. Grote afwezige in het boek was Capote zelf. Hoewel hij gaandeweg een hoofdrolspeler werd in het verhaal – al was het alleen maar om het feit dat hij een van de weinigen was die contact had met Smith en Hickock – hield hij zichzelf vakkundig buiten beeld.

Dit gold ook voor de gelijknamige film die Richard Brooks in 1967 maakte. Hierin werden Smith (gespeeld door Robert Blake, die jaren later zelf ook van moord verdacht zou worden) en Hickock (Scott Wilson) gevolgd, van de voorbereidingen voor de beroving tot en met hun executie. Door de menselijke wijze waarop de twee werden verbeeld kwam de moord extra hard aan. Zeer bijzonder aan de indrukwekkende film was dat de originele plaatsen als decor zijn gebruikt, tot het huis van de Clutters aan toe. Maar van Capote wederom geen spoor.

Vreemde eend

<i>Toby Jones en Sandra Bullock in Infamous</i>
Toby Jones en Sandra Bullock in Infamous

Uit andere bronnen was inmiddels bekend dat Truman Capote in werkelijkheid zeker niet onzichtbaar was. Met zijn flamboyante verschijning en hoge stemmetje was hij een vreemde eend in de bijt. Hij wist naar verluidt pas het vertrouwen van de conservatieve Kansasianen te winnen toen hij anekdotes over bevriende beroemdheden als ‘Bogey’ (Humphrey Bogart) en ‘Frank’ (Sinatra) begon te vertellen. Naderhand werd het hem door velen kwalijk genomen dat hij de moordenaars zo sympathiek had neergezet. Ook bleek hij heel wat geromantiseerd te hebben: zo had hij moeder Clutter ten onrechte als geestesziek neergezet en had hij Perry Smith excuses in de mond gelegd die deze in werkelijkheid nooit had aangeboden. Dichterlijke vrijheid wellicht, maar het is de vraag of de fantasieën het boek nu zo veel beter maakten.

In 2003 begonnen twee verschillende scenarioschrijvers op grond van twee verschillende biografieën aan twee verschillende films. Capote van Bennett Miller ging in september 2005 in première, Infamous van Douglas McGrath volgde een jaar later. De beide hoofdrolspelers, Philip Seymour Hoffman en de vrij onbekende Toby Jones (de stem van Dobby de huiself in Harry Potter!), doen niet voor elkaar onder. Dat de één een Oscar won en de ander niet zal vooral met de volgorde van uitbreng te maken hebben. Bijfiguren als Nelle Harper Lee (eerst Catherine Keener, nu Sandra Bullock) en rechercheur Dewey (respectievelijk Chris Cooper en Jeff Daniels) pakken licht in het voordeel van Capote uit. Moordenaar Perry Smith is dan weer in Infamous iets geloofwaardiger, met name door zijn opvliegende momenten. Daniel ‘007’ Craig is alleen fysiek veel te groot voor zijn rol.

Licht verteerbaar

<i>Philip Seymour Hoffman in Capote</i>
Philip Seymour Hoffman in Capote

De films zijn echter heel verschillend van toon. Waar over Capote een voortdurende dreiging hing, met veel ingetogen en donkere beelden, is Infamous veel lichter verteerbaar. Er is meer aandacht voor de vermakelijke cultuurverschillen tussen Capote en de Kansasianen en er wordt meer geschakeld naar het leven van Capote in de society van New York. Dit verhoogt de amusementswaarde en zorgt ook voor mooie contrasten, die in Capote node gemist werden. Alleen de geacteerde interviews met Capotes beroemde vrienden voegen weinig toe.

Wat ook voor Infamous pleit is dat het authentieker overkomt. De romantiseringen door Capote worden in Infamous openlijk bediscussieerd, terwijl de film Capote zich juist zélf schuldig maakt aan romantiseringen. In de film uit 2005 zagen we hem de opgebaarde lijken van de Clutters bekijken, terwijl hij in werkelijkheid pas na de begrafenis in Holcomb arriveerde. Ook zagen we hem getuige zijn van de executie van Smith, hoewel hij dit in het echt niet kon verdragen. Toevoegingen die weinig toevoegden.

Liefdesdrama

<i>Toby Jones en Daniel Craig in Infamous</i>
Toby Jones en Daniel Craig in Infamous

Het verbaast dan ook in hoge mate dat het uitgerekend het meer waarheidsgetrouwe Infamous is dat expliciet speculeert over een mogelijke seksuele verhouding tussen Capote en Perry Smith. Hier gingen destijds wel geruchten over, maar bewezen is het nooit. Als de executiedatum nadert, zien we de schrijver in Infamous verteerd raken door verliefdheid. In Capote zagen we hem ook lijden, maar toen omdat hij het niet kon verdragen dat de executie telkens werd uitgesteld. Pas als Smith dood zou zijn, kon hij immers zijn boek afmaken. Hiermee werd ter discussie gesteld of zijn vriendschap voor Smith wel oprecht was, of dat hij voor hem niet meer was dan een melkkoe voor zijn boek. Deze twijfels over een dubbele agenda waren een zeer interessant uitgangspunt voor een intrigerend drama, en maakten van Truman Capote een rond karakter. Infamous daarentegen blijkt uiteindelijk uit te monden in een banaal liefdesdrama, hoe bijzonder de verhouding tussen een intellectuele schrijver en een ter dood veroordeelde moordenaar ook is. Deze faux pas is de belangrijkste reden dat Capote de betere film is van de twee.

Infamous draait vanaf deze week in de bioscoop. Capote en In Cold Blood zijn verkrijgbaar op dvd, evenals de miniserie In Cold Blood uit 1996.

Boeken / Fictie

Oosterse relatietherapie

recensie: Rajaa Alsanea - De meiden van Riaad

Iedere vrijdagavond wordt door een anonieme vrouw een e-mail gestuurd naar een chatgroep, waarin ze verslag doet van het leven van vier jonge vrouwen in het Saoedische Riaad. In vijftig e-mails wordt uitvoerig het liefdesleven, en de voor- en nadelen daarvan, besproken van Qamra, Lamies, Sadiem en Michelle. Elk van hen gaat op haar eigen manier om met de tradities van hun land, en doet op haar eigen manier haar best om de ware liefde te vinden.

e-mails wordt uitvoerig het liefdesleven, en de voor- en nadelen daarvan, besproken van Qamra, Lamies, Sadiem en Michelle. Elk van hen gaat op haar eigen manier om met de tradities van hun land, en doet op haar eigen manier haar best om de ware liefde te vinden.

Rajaa Alsanea debuteert met deze roman, die plaatsvindt in de stad waar ze zelf opgroeide. Met dit verhaal hoopt ze haar publiek te laten zien dat achter de sluiers van de vrouwen, échte vrouwen van vlees en bloed schuilgaan, die net zoals de Westerse vrouwen op zoek zijn naar liefde en genegenheid. Alsanea gunt ons een blik achter de sprookjes van duizend en een nacht, die in werkelijkheid vaak een nachtmerrie doordrongen van onderdrukking van vrouwen verborgen houden. Met De meiden van Riaad laat Alsanea zien hoe moeilijk het in de Arabische wereld is je over te geven aan de liefde. In 2005 werd het boek uitgegeven in Beiroet, waar men er zowel van hield als het haatte. In Saoedie-Arabië is het boek verboden. Lezers betalen daar een fortuin op de zwarte markt om het boek alsnog in handen te krijgen.

Rajaa Alsanea
Rajaa Alsanea

Sex and the City

Tegenwoordig woont Alsanea in Chicago, waar ze tandheeldkunde studeert. Ze komt uit een familie van artsen, die veel bewondering heeft voor andere culturen en naties. Dit vormde voor haar, samen met het feit dat ze na het verschijnen van haar roman, en het succes daarvan in de Arabische wereld, werd beschouwd als lid van de Arabische intellectuele elite, de reden om met De meiden van Riaad ook de westerse wereld de andere kant van het Saoedische leven te laten zien.

Doordat ze schrijft in korte columnachtige stukken, werd de vergelijking met de hitserie Sex and the City snel gemaakt. Dat is niet verwonderlijk, want net zoals hoofdpersonage Carrie doet ze verslag van het wel en wee van het liefdesleven van vier meiden. En net zoals in de serie, ontmoeten ook de meiden in De meiden van Riaad verschillende mannen, voor ze door lijken te hebben hoe ze om moeten gaan met de liefde. Qamra, Lamies, Sadiem en Michelle hebben stuk voor stuk moeite met hoe er in Saoedie-Arabië gedacht wordt over echte liefde. Volgens de Saoedi is echte liefde, zoals die ontstaat wanneer je iemand ontmoet, elkaar leert kennen en gevoelens voor elkaar ontwikkelt, iets onzedigs. De gewoonte in Saoedie-Arabië is dan ook dat het meisje uitgehuwelijkt wordt. Hiervoor is een heel ritueel ontstaan, dat al begint bij het huwelijk van iemand anders, zoals te lezen is in het boek wanneer Qamra trouwt.

Vooral Sadiem en Michelle lijken moeite te hebben met traditionele dingen als dit ritueel, omdat ze graag de vrijheid willen ervaren waarin je zelf mag kiezen met wie je trouwen wilt, en waarin het niet zo moeilijk is een man te ontmoeten. Om aan deze druk te ontkomen, gaan beide meisjes voor een bepaalde periode naar het buitenland. De een om te studeren en de ander om over een gebroken hart heen te komen.

Ongehoorde kreet

Op subtiele wijze leer je ook de anonieme schrijfster kennen. Iedere e-mail begint ze met een inleiding en een citaat. Op deze manier begrijp je haar motivatie om door te gaan met het schrijven over haar vriendinnen. Ook zij heeft moeite met de manier van denken in Saoedie-Arabië, want zij wordt vooral veroordeeld om haar denkwijze met betrekking tot de mannen in Saoedie-Arabië.

De meiden van Riaad is niet alleen een roman, het boek laat je ook kennismaken met de Arabische wereld. Alsanea legt aan de hand van voetnoten begrippen en rituelen uit en haar verhaal is niet zomaar een verhaal over de zoektocht naar liefde door vier meiden. Ze laat doorschemeren hoe moeilijk het leven is in Saoedie-Arabië, hoeveel dingen verboden zijn, zoals videobanden en Valentijnsdag, en vooral: hoe moeilijk het is om jezelf te zijn als vrouw. Met een aangename schrijfwijze, waarin ze slim gebruik heeft gemaakt van Engelse termen, zoals girls en relax, is ze in staat een breed publiek te bereiken en zo haar stem te laten horen. Vergeet Aladdin en de Wonderlamp, want uit dit wonder komt geen gehoorde wens voort, maar een ongehoorde kreet naar begrip en jezelf kunnen zijn.

Muziek / Album

Het scepsis-syndroom

recensie: Guster - Ganging up on the Sun

.

De Amerikaanse band Guster dreigt ook te bezwijken aan het vermeende ‘scepsis-syndroom’. Deze viermansformatie uit Boston heeft een enorme fanatieke fanbasis in het thuisland en zag er onlangs hun vijfde studioalbum Ganging up on the Sun pieken met een nummer 25 notering in de Billboard 200. Maar wees eerlijk, had jij wel eens van Guster gehoord? Al vier platen uit en zo goed als onbekend in Europa. Ganging up on the Sun (die in de Verenigde Staten al in 2006 uitkwam) moet hier verandering in gaan brengen.

Zonnig geluid


~


Het is maar de vraag of dat gaat lukken. Allereerst bekt de bandnaam niet lekker; een guster lijkt wel een soort vreselijk gezwel. Maar oké, dat is subjectief gezever. De muziek die de band ten gehore brengt is melodieus en compositorisch behoorlijk origineel. Vooral de samenzang klinkt fraai en geven de harmonieën een zonnig geluid. Het nieuwe bandlid Joe Pisipia, voor het eerst te horen op dit album, is een multi-instrumentalist die durf toont door de ballade Ruby Falls een onalledaagse trompetsolo mee te geven of hypnotiserende pianoriedels te plaatsen onder Satellite en Manifest Destiny. Over Satellite gesproken, deze song komt zelfs verdomd dicht bij de perfecte popsong met het prettige orgeltje, het basloopje, de samenzang en de mooie breaks.

Scheve vergelijkingen

En toch is er iets mis met Guster. Voor Ganging up on the Sun had de band kunnen volstaan met de helft van het songmateriaal, want na de eerste helft van het album heeft de band zijn kruid verschoten (op het pakkende en stevige The Beginning of the End na dan). De tot single verkozen song One Man Wrecking Machine, die gaat over een ontevreden volwassen man die weer verlangt naar de brugklas, is monotoon en zeurderig en lijkt daarmee een verkeerde keuze voor een radiodoorbraak in Europa. Misschien is de band zelf ook een beetje in de war, want in het begeleidende persbericht beweert frontman Adam Gardner doodleuk dat Ganging up on the Sun een plaat is met een ‘classic rock feel’ (vergelijkingen met Tom Petty, The Band of Fleetwood Mac zijn niet van de lucht). Een wel erg scheve vergelijking, want deze plaat heeft werkelijk niets met classic rock te maken. Nee, Guster is tot op heden gewoon een redelijke pop/rockband die verantwoorde liedjes schrijft, niets meer en niet minder. En omdat wij in het oude continent zelf verzuipen in dit soort bandjes zal Guster niet opvallen in de massa. De Europese scepsis lijkt vooralsnog gerechtvaardigd.

Boeken / Strip

Stripmakers die durven te experimenteren

recensie: Marcel Ruijters – Troglodytes / Hendrik J. Vos – Edelpulp

Hoe klein de Nederlandse stripwereld ook is, variatie is er genoeg. Als je laagdrempelig vermaak wilt, lees je lekker Donald Duck, als je zin hebt in iets avontuurlijks koop je Franka, en als je ineens verlangt naar wat absurde humor pak je Dirk-Jan. Maar als je nou helemaal geen behoefte hebt aan dit soort strips? Dan is er ineens veel minder keuze, vooral omdat literaire strips niet zo goed verkopen als de populaire series. Gelukkig zijn ook auteurs die daar niet voor terugdeinzen en er lustig op los durven te experimenteren. Zo ook Marcel Ruijters en Hendrik J. Vos, die beiden onlangs weer een nieuw album aan hun respectabele oeuvres konden toevoegen.

Marcel Ruijters – Troglodytes 3: Vox Insana

Het grootste gedeelte van Marcel Ruijters’ oeuvre bestaat uit small-press strips die hij tussen 1988 en 2002 in eigen beheer uitgaf. Nu is er niets mis met small-press strips, maar ze hebben wel één groot nadeel: bekend word je er meestal niet door, hoe goed ze ook zijn. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de gemiddelde striplezer pas rond 2005 voor het eerst van Marcel Ruijters hoorde. Toen verscheen zijn alom geprezen Sine Qua Non, een voor zijn doen zeer toegankelijk boek rond een groepje nonnen in de middeleeuwen. Dit album verscheen niet in eigen beheer maar bij kwaliteitsuitgeverij Oog & Blik, waar enkele jaren eerder ook al werk van hem was verschenen: Troglodytes. In deze tekstloze serie konden de lezers de zogenaamde Troglodytes volgen, een mensachtige diersoort, die in tegenstelling tot de Homo Sapiens niet uit de grotten en holen is weggetrokken, maar zich juist dieper de grond in heeft gegraven. Overigens is hun naam niet willekeurig gekozen. Zowel het Latijnse troglodyta als het Griekse τρωγλοδύτης (troglodutes) betekent iets als ‘mensen die in grotten/holen wonen’. Onlangs verscheen het derde deel van deze serie, Vox Insana.

~

Het ontbreken van tekst in Troglodytes is zowel het sterkste punt als de grootste zwakte. De tekeningen worden er veel intenser door, deels omdat Ruijters er alles mee moet vertellen en deels omdat je als lezer plotseling veel meer oog voor detail hebt. Het verhaal is echter minder goed te volgen dan dat van de gemiddelde strip: als je niet oppast lees je Troglodytes vliegensvlug uit zonder ook maar iets mee te krijgen van wat er nu eigenlijk wordt bedoeld. En ook als je wél rustig leest en alles goed probeert te interpreteren, loop je het risico dat je een heel ander verhaal leest dan Ruijters van oorsprong in gedachten had. Opzich heeft zo’n eigen interpretatie ook wel weer iets speciaals, maar uit interviews met de auteur blijkt dat hij wel degelijk een heel scherp idee had van wat hij de lezer wilde laten begrijpen. Nu pleit het voor de auteur dat je als lezer niet alles op een dienblaadje gepresenteerd krijgt, maar het lijkt erop dat Ruijters in dit geval of zijn eigen duidelijkheid of het interpretatievermogen van de lezer overschat heeft. Het is dan ook aan te raden om bij lezing eerst even wat vooronderzoek te doen, zodat je het album daadwerkelijk kan lezen zoals je het zou moeten lezen. Want dan is het meer dan de moeite waard.

Hendrik J. Vos – Edelpulpreeks 2: Gorgon de Verzengende

Hendrik J. Vos vergaarde in de jaren ’70 en ’80 bekendheid in de stripwereld door te publiceren in bladen als Titanic, Wordt Vervolgd en De Vrije Balloen, evenals door het oprichten van zijn eigen blad Krypton, dat het vier nummers volhield. Samen met scenarist Martin Lodewijk, bekend van Agent 327 en Storm, probeerde hij in 1980 de pulpreeks De Kat nieuw leven in te blazen, maar dit project kende niet het gewenste succes. Na deze actieve periode bleef het – afgezien van de uitgave van de bundel De Prins van de Paardenkop in 1999 – lang stil rond Vos, tot in 2006 het eerste deel van de door hemzelf opgestarte en uitgegeven Edelpulp Reeks verscheen: De Kat in de Karpaten, een bundeling van vier korte verhalen die hij in de loop van zijn carrière maakte. De bedoeling was om elk jaar een nieuw deel van de reeks te presenteren, en met Gorgon de Verzengende is ook 2007 ondertussen voorzien.

~

Gorgon de Verzengende bundelt in totaal negen korte verhalen, wederom vooral oud werk dat – al dan niet opnieuw – ingekleurd is. Het zijn stuk voor stuk komische verhalen met een absurd uitgangspunt, waarbij vooral sciencefiction een prominente rol heeft gekregen: slechts twee van de negen verhalen hebben hier geen link mee. Hierdoor is de bundeling ondanks de steeds losstaande verhalen een redelijk samenhangend geheel geworden, net als het eerste deel uit de serie, dat meer van een horrorachtige thematiek uit ging.

Minder consistent dan de thematiek is Vos’ tekenstijl. De lijnvoering switcht per verhaal tussen tamelijk gedetailleerd en tamelijk grof, waarbij vooral de verhalen rond Castor de ruimtepionier erg simpel ogen. Overigens wordt de bundel daar absoluut niet minder leesbaar door. Het geeft juist een interessant beeld van hoe Vos zich in de loop der jaren heeft ontwikkeld als tekenaar. De gedetailleerder getekende verhalen onderscheiden zich ook qua scenario van de vroege verhalen. Vos neemt in dit latere werk meer de tijd om zijn verhalen te vertellen, wat ze een stuk leuker maakt dan de simpele Castor-gags. Vooral het titelverhaal springt er wat dat betreft positief uit, al is de rest ook zeker de moeite waard.

Muziek / Achtergrond
special: Haldern Pop Festival 2007

Retraite auf Haldern

Het zat de organisatoren dit jaar niet mee. Op een lullige manier verloor men op het laatste moment publiekstrekker Editors en men moest veel gezeur aanhoren over het affiche. Toch was het festival zo goed als uitverkocht, hoewel dat niet te merken was op de camping. Geen drukte, geen vechtpartijen, geen smerigheid… Wel een goede sfeer, gastvrije dorpelingen en een koel meertje. Kortom, typisch Haldern, met dit jaar veel nieuwe bands. Een verademing na een bezoek aan een niet nader te noemen festival in België. Een verslag van Haldern 2007.

Kate Nash
Kate Nash

De afzegging van Editors wordt in een paar tellen vergeten als Kate Nash begint. Een schot in de roos, want haar ster is snel rijzende. De sterke single Foundations bereikte in Engeland al onverwacht de tweede plaats in de charts. Het continent zal niet achterblijven. Eind maart stond ze op London Calling, en Lowlands en Pukkelpop staan voor de deur. Haar debuutalbum Made of Bricks is net uit in Nederland.
Ze lijkt zich op haar gemak te voelen in de knusse tent. Zelfverzekerd beukt ze de eerste paar nummers op piano, waarna enkele gitaarnummers volgen. De soms erg persoonlijke nummers, vol tongue-in-cheekness en grappige vondsten, doen denken aan Lily Allen. Het zijn kleine verhaaltjes, erg Brits en soms lekker vals. Met het grootste gemak windt ze de aanwezigen om haar vinger.

Two Gallants
Two Gallants

Hoogtepunt en tegenvaller

Onbetwist hoogtepunt van de indrukwekkende donderdagavond line-up zijn de mannen van Two Gallants. Op gedreven wijze baant het duo zich door hun set, waarbij opvalt dat de nieuwe nummers met gemak overeind blijven. Helaas wordt publieksfavoriet Las Cruces Jail door de aanwezige fans aangegrepen om keihard mee te brullen en een pogo te starten, tot grote irritatie van de voorste rijen publiek en de band. Men sluit af met een prachtige lange versie van Nothing to You van het debuutalbum.

Een andere band waar ik veel van verwachtte was Tunng. Door velen aangeraden en bewonderd, maar na vier nummers beginnen de monotone (gitaar)liedjes me enorm te vervelen. De overgrote meerderheid van het publiek in de tent vindt het echter prachtig. En ook al vinden ze dat niet, het is niet echt verstandig om de Spiegeltent te verlaten, want de kans is groot dat je dan de rest van de avond in de rij kan staan om er weer in te komen. Want met een capaciteit van maximaal duizend man, op een festival met tegen de vijfduizend bezoekers, liggen problemen natuurlijk voor de hand. Op de minder drukke donderdagavond is dit nog te overzien, maar de resterende twee avonden worden afgesloten in dezelfde tent. Ik weet hiervoor ook niet zo gauw een alternatief, want de sfeer in de Spiegeltent is uniek, juist doordat het zo kleinschalig is. Gelukkig heeft de organisatie een groot scherm opgehangen buiten de tent.

Drukke vrijdag

De vrijdagmiddagrust wordt magistraal verbroken door Brakes. Het gitaargeluid in de tent blijkt perfect als de ene na de andere, vaak maniakale song wordt ingezet. Er wordt wild gedanst en er worden twee decoratieve ananassen de zaal in geflikkerd. Eventjes wordt gas terug genomen met Beatific Vision, om daarna weer vol aan te gaan. Tegen het einde van de set speelt men nog een leuke cover van Johnny Cash’ Jackson.

The View
The View

Vooraf was ik nogal sceptisch over de Britse hype The View. De jeugdige wildebrassen uit Dundee, Schotland hebben een aardig album afgeleverd, met enkele sterke singles, maar zoals zo vaak bij dit soort bands bestaat de helft van het album uit opvulling. Live blijven publieksfavorieten als Wasted Little DJs, Same Jeans en Superstar Tradesman prima overeind. Er wordt (in onverstaanbaar Schots) druk gecommuniceerd met het publiek, en de eerste crowdsurfers worden gespot. De rest van de set blijft echter ver achter bij de hits. Het zeer matige geluid helpt ook niet mee. Hetzelfde geld in zekere zin voor de show van Jamie T, die met een complete band niet kan overtuigen, en juist met band veel van de charme van zijn plaat verliest.

De zonsondergang werd dit jaar gegund aan The Magic Numbers, die dit immer prachtige Haldern-moment met verve invullen. De gebruikelijke ingrediënten van poppareltjes met perfecte samenzang gaan erin als koek bij het massaal uitgelopen publiek. Tot mijn grote spijt moet ik daarna de akoestische weergave van Electric Mainline van Spiritualized laten schieten om in de spiegeltent Maccabees en Patrick Watson te gaan bekijken. Eerstgenoemde is een van de nieuwere bands uit Engeland. Het is echter (gelukkig) niet het zoveelste gitaarbandje. Maccabees hebben sterke songs, met een dansbare, hoekige kant, die wél blijven hangen. En een frontman met een fijn accent en wat nerveuze dansjes. Het daaropvolgende optreden van Patrick Watson zal niet snel vergeten worden. Na een toch al schitterende set van de Canadese singer-songwriter met perfecte band, wordt nog een a capella song gedaan middenin de volgepakte tent. Hiermee krijgt hij het publiek definitief stil, wat een prestatie mag heten in een tent met aardig wat zatte mensen.

Brakes
Brakes

De gebroeders White van The Electric Soft Parade hebben er al een lange dag opzitten (ze spelen ook in Brakes) als ze eindelijk het podium opmogen. Dat is dan ook duidelijk merkbaar, hoewel er zeker wel een degelijk optreden wordt gegeven. Het Deense collectief Under Byen krijgt vervolgens de twijfelachtige eer om het luidruchtige publiek tegen 3 uur met hun dromerige popliedjes in slaap te wiegen. De band oogt zelf misschien nog wel het meest vermoeid.

Schaduw zoeken

Op zaterdag is het in de vroege middag vooral massaal zoeken naar schaduw. Onder de bomen is het goed toeven tijdens het concert van Friska Viljor, die prima muziek maken voor dit soort temperaturen. Deze Zweden brengen vrolijke gitaarpop met veel ‘la-la-la’ in de refreinen. Niet helemaal mijn ding. De belofte van Voxtrot wordt niet ingelost. Het potentieel is er wel, maar de liedjes van deze band blijven vooralsnog totaal niet hangen.

Architecture In Helsinki blijkt een van de hoogtepunten van de zaterdag. Het is nog steeds bloedheet in de zon, maar dit grote gezelschap heeft er zin in. Men is blijkbaar eerder op de dag het aangrenzende meertje ingesprongen, want de energie spat van het podium. Er wordt druk gedanst en gesprongen, en dat gecombineerd met enorm vrolijke muziek, met allerlei toeters en bellen. Uiteraard is hiervoor genoeg respons vanuit het publiek. Ik had ze nog nooit live gezien, maar dit is precies wat ik verwachtte. Loney, Dear doet het daarna een stuk rustiger aan. Zanger Emil Svanängen heeft een fantastische stem, en tegen mijn verwachting in blijven ook de rustige nummers prima overeind op het grote podium.

Ooit zag ik de Shout Out Louds op Eurosonic spelen en toen vond ik er niets aan. Na Haldern moet ik mijn mening iets bijstellen. Een goed optreden, maar na een tijdje wordt het toch wat saai. Het doet allemaal erg aan The Cure denken. Toch staat het veld stampvol. Maar misschien was dat al wel omdat daarna de beroemde Duitse rapper/zanger Jan Delay het hoofdpodium afsluit met een soort megamix van de grootste hits van anderen. Voor de meeste bezoekers reden voor een feestje, voor ondergetekende reden om vlug de benen te nemen naar de Spiegeltent. Aldaar beginnen twee lange festivaldagen, plus mijn onvermijdelijk compleet verbrande bakkes, me behoorlijk op te breken, waardoor ik ongetwijfeld veel moois heb gemist. Hoewel Duke Special, met zijn uiterst excentrieke zanger, een prachtig optreden weggeeft, kan juist zijn stem me te weinig bekoren.

Volgend jaar wordt vuurwerk beloofd voor de 25ste editie van Haldern. Wij wensen de organiserende ex-koorknapen Stefan, Wolfgang en de rest alvast veel voorspoed. De afgelopen editie bewijst in ieder geval dat er met een afwisselende programmering en veel interessante nieuwe bands, ook makkelijk voldoende kaarten verkocht kunnen worden, en een attractief festival kan worden neergezet. Daar zijn geen Kaiser Chiefs of Franz Ferdinand voor nodig.

Muziek / Album

Nieuwe album Ash is een herhalingsoefening

recensie: Ash - Twilight of the Innocents

In 1989 krijgen de Noord-Ierse jeugdvrienden Tim Wheeler en Mark Hamilton allebei een gitaar voor kerstmis cadeau en beginnen met het maken van metal. In 1992 richten ze samen met drummer Rick McMurray Ash op. Geïnspireerd door onder andere The Buzzcocks beginnen ze hun muzikale avontuur, wat resulteert in een intrigerend debuutalbum: 1977. Een jaar na het uitbrengen van die plaat voegt gitariste Charlotte Hatherley zich bij het trio en volgen er in deze samenstelling nog vier studioalbums. In 2005 verlaat Hatherley de band.

Onlangs verscheen het eerste album van Ash sinds 2004. Volgens de bandleden zal dit het laatste album van de groep zijn. Ze ontkennen uit elkaar te gaan maar zeggen voortaan alleen nog maar singles te willen uitbrengen. Hopelijk is dit niet het geval, al is het maar omdat de sympathieke Noord-Ierse band met hun laatste album Twilight of the Innocents geen waardig afscheid aflevert.

Cliché

~


Het is niet dat Twilight of the Innocents een slechte plaat is, het is alleen nogal middelmatig allemaal. De combinatie van hitgevoelige popmelodieën en puberale en clichématige teksten kan niet voor altijd blijven boeien. De plaat opent met de herhalingsoefening I Started a Fire. Met lange melodieuze uithalen bezingt Wheeler een verloren liefde. Het nummer is ‘heartfelt’ en de gitaarpartijen klinken degelijk en traditioneel. Desalniettemin is dit een catchy rocksong zoals we die kennen van Ash. Het devies luidt niet voor niets: never change a winning formula. Jammer dat de teksten zo oppervlakkig en clichématig blijven: “I looked in your eyes ocean blue / and straight away my heart it knew / you’re the one you’re the one.” Op deze manier ontstijgt het trio het puberbandjesniveau niet zo snel.

De puberale teksten zijn in bijna alle nummers terug te vinden, wat snel gaat vervelen. Je zou denken dat een band die tien jaar geleden debuteerde inmiddels met zijn publiek meegegroeid zou zijn, maar helaas. Dit komt ook naar voren op End of the World, een ballad waarin Wheeler al zijn gevoelens van eenzaamheid en neerslachtigheid op de luisteraar afvuurt en de doelgroep van depressieve tieners op hun wenken bedient.

Misschien is het eigenlijk toch wel een goed idee om energie te stoppen in het produceren van goede singles, in plaats van het maken van een gemiddeld studioalbum dat klinkt als een jengelende combinatie van The Manic Street Preachers en 30 Seconds to Mars.

Film / Films

Gouden keeltjes in de getto

recensie: Antonia

De vier vriendinnen Preta, Barbarah, Mayah and Lena hebben samen een droom; een succesvolle zangcarrière. Ze beginnen als achtergrondkoortje van een lokale rapper, maar bouwen als ‘Antonia’ in korte tijd een naam op in de hiphop scene van São Paolo. Daarna volgt echter de ene tegenslag na de andere, en de vriendinnen vallen één voor één af. De droom van een hoopvolle toekomst wordt door de dagelijkse realiteit in duigen geslagen.

~

Deze film geeft een kleinschalig beeld van de problemen waar de vrouwelijke inwoners van de achterstandswijken van São Paolo mee te kampen hebben, vooral door het daar heersende machismo. Wanneer Barbarah’s broer Duda in elkaar wordt geslagen omdat hij homoseksueel is en hij met een been in het gips thuiskomt, wil de homofobische buurman hem niet de eindeloze trappenreeks van de opgestapelde krottenhuisjes op helpen. Lena’s vriendje verbiedt haar nog op te treden voor groepen ‘geile mannen’ wanneer zij zwanger wordt, en Preta worstelt om financieel te overleven als zij met haar dochtertje bij haar overspelige man weggaat.

Vooral de muzikale kwaliteit van deze film valt op. Door de inzet van professionele zangeressen zijn de scènes waarin de vrouwen optreden net zo vermakelijk als de rest van de film, en weten de vier met hun stemmen ook nog een snaar te raken. Daarnaast houdt de afwisseling van catchy nummers en mooie ballads het tempo van de film gaande

Toegankelijk

~

Het is niet de eerste keer dat Antonia in de Nederlandse bioscopen te zien is. De film draaide eerder dit jaar ook al op het IFFR en het LAFF en is ook typisch festivalmateriaal. De film, die sociaal-maatschappelijke thema’s als feminisme, seksisme en homofobie behandelt, deed het dan ook goed op de festivals. Want ondanks de serieuze thematiek is Antonia een lekkere vlotte en muzikale film, waardoor hij gemakkelijk toegankelijk is. Bij tijden grappig en vaak ook ontroerend, alle emoties komen aan bod.

Hoewel het positivisme van de film niet overal even realistisch is, biedt de feelgood kwaliteit van de film een prettig contrast met het drama. Het persoonlijke drama staat voorop, zonder dat de universele maatschappelijke problematiek uit het vizier wordt verloren. Wel werkt Antonia via een typische vriendinnenformule die vooral vrouwen zal aanspreken, maar dat betekent niet dat de film diepgang mist. De wanhoop is goed te voelen en er is een duidelijke boodschap, al mocht hij wat cliché zijn; laat je niet kisten, vrouwen van Brazilië!