Boeken / Non-fictie

De ware Keats

recensie: John Keats (vert. Gerlof Janzen) - Brieven

John Keats (1795-1817) is de romantische dichter bij uitstek. De tijdgenoot van onder andere Shelley en Byron stierf jong aan de tering en liet een hele reeks gedichten na vol romantische levensgevoel. Geen wonder dat hij in de algemene opinie verworden is tot een cliché van formaat. Maar uit zijn indrukkwekkende correspondentie blijkt dat dit beeld bijgesteld moet worden.

In 1996 verscheen al een Nederlandse vertaling van de brieven aan Fanny Brawne, Keats’ grote liefde. Een wat ongelukkige keuze, want juist daarin treffen we de Keats aan van de gemeenplaatsen: een romantische zwelger, luidruchtig lijdend onder alle slagen die de liefde aan een jonge en ontvankelijke ziel nu eenmaal uitdeelt. Keats werd daarmee voor de Nederlandse lezer nog verder de platromantische hoek ingedrukt. Hoe onterecht dat is weet iedereen die zijn gedichten ook daadwerkelijk kent. Het wordt eens te meer duidelijk uit de recent verschenen vertaling van zijn brieven, waarin slechts tweederde van alles wat bewaard bleef is opgenomen. Waarom niet alles is een raadsel, het zal te maken hebben met overwegingen aangaande kosten en baten. Hoe het ook zij, de Keats die uit dit onvolledige corpus naar voren komt is een heel andere dan de stripfiguur die de geschiedenis van hem heeft gemaakt.

~

De epistolaire Keats is bovenal opmerkelijk levendig. Het is zeer verleidelijk om op basis van wat we weten over zijn korte leven en het abrupte einde daarvan allerlei conclusies te trekken, als zou Keats een bevlogen man zijn die in het zicht van de dood zijn leven tot het uiterste leefde. Erg romantisch allemaal, maar dan vergeten we toch dat Keats natuurlijk helemaal niet wist dat hij zo vroeg zou sterven. Sterker nog: zelfs toen hij al behoorlijk ziek was en hevige bloedspuwingen moest verduren hield hij er, althans tegenover zijn correspondenten, de moed behoorlijk lang in. Pas na zijn vertrek naar Rome, waar hij na enkele maanden het loodje legde, kruipt enige twijfel in de regels.

Letterminnende lieden

De geadresseerden vallen in drie categorieën onder te verdelen. De leukste brieven zijn gericht aan zijn vrienden, letterminnende lieden als hij, maar ook iemand als de schilder Benjamin Haydon. Keats vertelt in een alle kanten op stuiterende stijl over zijn vele activiteiten. Dichten is daar maar één van, zij het een belangrijke. Via hen maakt hij ons deelgenoot van zijn overwegingen en overpeinzingen bij het schrijven, maar dan zo dat het ook voor de ingewijden die meer willen weten over de ontstaansgeschiedenis van zijn oeuvre de moeite waard blijft.

De tweede groep bestaat uit Keats’ zus en broers, aan wie hij openhartig verslag doet van zijn wederwaardigheden, in dezelfde zeer levendige trant. Vooral na de emigratie van zijn broer George naar Amerika stuurt hij ware essays de oceaan over, pakken van Sjaalman waarin hij alles behandelt wat hem te binnen wil schieten. De vergelijking met Nader tot U en Op weg naar het Einde van die andere grote romantische schrijver dringt zich telkens weer op, de vorm van de egodocumenten vertoont opvallend veel gelijkenis, het heen en weer springen tussen allerlei invalshoeken, de levendige stijl en de al dan niet oprechte openhartigheid.

Zoals gezegd doen juist de beroemde brieven aan Fanny Brawne, de derde categorie, ernstig onder voor de rest van het aanbod. De al behoorlijk zieke Keats, die zijn geliefde in de tuin zag rondscharrelen maar niet bij haar kon zijn, toont zich hierin een hopeloze postpuber, al moeten we natuurlijk wel in de gaten houden dat we alleen maar tot die conclusie komen door de invloed die hij zelf – met een aantal andere romantici en uiteraard Goethe – heeft gehad en nog steeds heeft. In zijn tijd was het allemaal verrassend en vernieuwend, de moderne lezer struikelt vooral over de gemeenplaatsen. Gelukkig voor ons zijn het maar een handvol, relatief korte brieven en komen ze ook nog eens aan het einde van deze dikke prachtbundel, die dan misschien een aanvullend licht werpt op het poëtische werk van de dichter, niet onbelangrijk, maar toch vooral enorm veel leesplezier schenkt.

Film / Films

‘Een verhaal dat verteld moet worden’

recensie: Bordertown

Een goed verhaal levert niet automatisch een goede film op. Dat is een open deur waar Bordertown desalniettemin toch hard tegenaan schopt. Kosten noch moeite zijn gespaard om deze rolprent althans het aanzien te geven van een Film Die Er Toe Doet. Een sterrencast aangevoerd door Jennifer Lopez en fraaie contrastrijke beelden die een rauwe, desoriënterende sfeer neerzetten. Actie, drama en spanning spatten van het scherm, maar verhullen nauwelijks het gebrek aan een evenwichtige plotontwikkeling.

~

Het verhaal? Sinds de jaren 90 zijn in Ciudad Juárez, een stad op de grens tussen Mexico en de Verenigde Staten, minstens enige honderden meisjes verkracht en vermoord. De slachtoffers werkten veelal in de fabrieken die sinds het vrijhandelsverdrag NAFTA tussen onder andere Mexico en de VS als paddestoelen uit de grond zijn geschoten in het grensgebied tussen beide landen. Die fabrieken, waar TV’s en computers in elkaar worden gezet, draaien dag en nacht door; de arbeidsters die ’s nachts op weg gaan naar huis zijn een gemakkelijke prooi. Politie en justitie doen weinig tot niets, straffeloosheid heerst. Het is een afschuwelijke waarheid die zonder meer aandacht verdient.

Onbevredigend

~


Een sterrenvehikel is dan niet eens zo’n slecht idee, film is immers een voortreffelijk medium om een groot publiek te bereiken en La Lopez trekt vast volle zalen. De makers van Bordertown hanteren daarbij de formule ‘maak het persoonlijk’: Lopez speelt de ambitieuze journaliste Lauren Adrian uit Chicago die erop uit wordt gestuurd om een verhaal te schrijven over de moorden in Ciudad Juárez. ‘A woman needs a story’ kortom. Bovendien heeft ze zelf ook zo haar issues met Mexico, geweld én hoofdredacteur Díaz (Antonio Banderas) van de plaatselijke krant El Sol. En dan is er nog Eva (Maya Zapata) die een ontvoering en verkrachting overleefde. Zij wordt vervolgens het persoonlijke project van Lauren, die het op zich neemt op eigen houtje de Waarheid boven tafel te krijgen en het Onrecht te bestrijden.

Het hoe en waarom van de moorden blijft ondanks Lopez’ onderzoeksjournalistiek echter een mysterie, al wordt de schuld en passant in de schoenen van de vrijhandel en de corporate business geschoven. Bordertown ambieert helaas niet een plausibele verklaring te geven en de vele losse eindjes, actie om de actie en een totaal overbodige seksscène zijn uiteindelijk vooral onbevredigend. Dat komt weliswaar overeen met de uiterst corrupte en laffe gang van zaken in Mexico, maar neemt niet weg dat het verhaal van Bordertown vooral berust op uiterlijk vertoon en Lopez’ persoonlijke queeste naar haar latin roots, en niet veel meer effect heeft dan een schreeuwende krantenkop.

Kunst / Achtergrond
special: Een interview met Tomas Schats

Absurditeit en het normale

.

Tomas Schats (1976) gebruikt verschillende middelen om zich uit te drukken. Hij tekent, dicht en maakt animatiefilms. Af en toe waagt hij zich aan een installatie. Zijn werken lijken getuigenissen van een zoektocht naar hoe de wereld in elkaar zit; niet de grote systemen, maar juist de kleine gebeurtenissen, de bouwstenen van onze levens. Welke vorm hij ook gebruikt, één ding staat centraal: met zo min mogelijk middelen een poëtische boodschap overbrengen.

Schats observeert het dagelijkse leven. Op zoek naar een element om een actie of moment levend te maken. Alleen als een tekening, één beeld, echt niet voldoende is om te vertellen wat hij voor ogen heeft, stapt hij over naar animatie, die dan opgebouwd is uit een reeks tekeningen. Het grafische aspect staat altijd centraal in zijn werk. Op dit moment is hij ‘lekker’ bezig. Zijn werk Tenthuisje is onder andere te zien in de tentoonstelling SHELTER Tenten, hutten en andere schuilplaatsen in Museum De Fundatie in Zwolle. In 2006 had hij een tentoonstelling in het Stedelijk Museum van Schiedam. Zijn animaties zijn tot in Rusland op grote filmfestivals te zien. Ook werkt hij als illustrator, onder meer voor NRC Next en de VPRO-gids.

Tomas Schats, 'Tenthuisje' <br>Courtesy RAM Galerie
Tomas Schats, ‘Tenthuisje’
Courtesy RAM Galerie

Eliminatie van het overbodige


Ik zoek hem op in zijn gloednieuwe appartement in Rotterdam. Eigenlijk om te praten over zijn bijdrage aan Shelter, maar al snel gaat het over veel meer. Opvallend in Schats’ zijn woning, is dat het er ontzettend netjes is. Vooral zijn werkplek, een bureautje met daarnaast een kast, is een en al orde. In de kast staan papierbakjes, waarin schetsen op onderwerp geordend zijn. Op de wand voor zijn bureau zijn met punaises schetsen bevestigd, zorgvuldig gerangschikt. De schetsen dienen als aanloop tot een definitieve tekening, waarin al het overbodige is weggelaten. Je ziet dat zijn lijnen in deze ‘probeersels’ steeds trefzekerder worden.

Ik vraag Tomas hoe belangrijk orde voor hem is. Hij vertelt dat het vooral praktisch is, het is prettig om het overzicht te houden. “‘Maar” zegt hij, “het voelt ook fijn, zeker wanneer het in je hoofd soms een grote chaos is”. Dat zijn hoofd nogal vol zit kan ik me voorstellen. Hij lijkt mij een erg opmerkzaam persoon, gevoelig voor de absurditeit in het normale. Niet dat je dat in een oogwenk te weten komt. Op het eerste gezicht lijkt hij vooral (zacht)aardig, gezellig en gastvrij. Ik krijg namelijk sloten koffie en hij blijft zeggen: “Neem nog maar een koekje, hoor!”.

Tomas Schats, 'Sneeuwstappen' <br>Courtesy RAM Galerie
Tomas Schats, ‘Sneeuwstappen’
Courtesy RAM Galerie

Observaties van het alledaagse

Zijn opmerkzaamheid wordt vooral duidelijk als je zijn boekje Fisherman’s Friend leest, waarin teksten van zijn eigen hand zijn gepubliceerd. De teksten zijn voornamelijk observaties van alledaagse zaken. Hij stelt zich hierin opvallend afstandelijk en – opnieuw – nauwkeurig op. Toch hebben deze teksten altijd een wat melancholiek karakter: ‘Zoveel wind waait er in mijn gezicht en zo weinig dat ik ervan kan inademen’. Als je dit soort zaken waarneemt in een wereld waar altijd nog veel sterkere prikkels aanwezig zijn, is het inderdaad altijd vol in je hoofd.

Om te tekenen moet hij zich dan ook helemaal afsluiten. “Ik luister tijdens het werken naar countrymuziek. Omdat ik hetzelfde liedje steeds herhaal, kom ik een soort trance. Dat werkt gewoon lekker.” De observatie met betrekking tot de wind is tekenend voor het werk van Schats. Het is zowel positief, humoristisch als tragisch. Volgens Schats is er zoveel dat je niet onder woorden kunt brengen, dat tekeningen en animaties voor hem een noodzakelijkheid zijn. “In een tekening kun je heel veel uitdrukken met slechts één beeld”. De teksten zijn dan ook iets uit het verleden en de tekeningen zijn wel te karakteriseren als een soort getekende gedichten. Dromerig, melancholisch, verrassend maar toch herkenbaar.

Tomas Schats, 'Huisduwen' <br>Courtesy RAM Galerie
Tomas Schats, ‘Huisduwen’
Courtesy RAM Galerie

(Vrij) werk

“Ik heb eerst kort een bouwkundige opleiding gevolgd, maar dat was niks voor mij. Na een beroepskeuzetest ging ik naar de Grafische School. Ik heb altijd getekend. Als ik het niet doe, ga ik het echt missen.” Schats werkt tegenwoordig nog één dag in de week als onderwijsassistent op de Grafische School. Ook werkt hij bij NRC Next en de Vpro-gids als illustrator, maar zijn vrije werk heeft voorrang. Bij een krant als NRC Next moet hij met deadlines werken. Soms moet een illustratie al binnen vier uur af zijn. Schats is perfectionistisch en neemt dus liever de tijd voor zijn tekeningen. Toch is hij ook wel trots op zijn illustraties, waarin hij in tegenstelling tot zijn vrije werk, kleur gebruikt. Hoewel hij zich moet forceren om in een kort tijdbestek iets te maken, lukt het hem telkens weer om iets goed af te leveren.

“Ik wil graag van mijn werk kunnen leven”, zegt Schats,”maar het vrije werk kost me ontzettend veel tijd en het werken in opdracht haalt me uit mijn concentratie.” Bij zijn werk in oplage tekent hij bijvoorbeeld elk exemplaar opnieuw. Hij kan het er eigenlijk niet bijhebben overspoeld te worden door werk. Schats laat weten dat hij nu een goede balans gevonden heeft. RAM, de galerie die hem vertegenwoordigt, geeft hem alle vrijheid te doen wat hij belangrijk vindt. Hij heeft een vast inkomen door het illustratiewerk en het onderwijs en genoeg tijd voor zijn eigen werk, dat steeds meer waardering krijgt. Maar uiteindelijk wil hij zich alleen nog maar op het vrije werk richten.

Tomas Schats, 'Weg over huizen' <br>Courtesy RAM Galerie
Tomas Schats, ‘Weg over huizen’
Courtesy RAM Galerie

Grote voorbeelden heeft Schats eigenlijk niet en hij heeft ook niet het idee dat hij tot een bepaalde groep grafici of kunstenaars behoort. “Het is alleen niet zo dat ik niemand bewonder. Ik vind de filmpjes van David Shrigley bijvoorbeeld heel goed en Dan Perjovschi die nu in het Van Abbemuseum in Eindhoven exposeert, maakt hele goede tekeningen”. Het is duidelijk: Schats doet zijn eigen ding. “De buitenwereld heb ik niet nodig in mijn werk.”

Getekend door de tijd

In het tekenen kan Schats heel veel kwijt, maar niet alles is in een tekening uit te drukken. Animatie heeft ’tijd’ als extra dimensie. Daarnaast bestaat de mogelijkheid geluid toe te voegen. “Het meest trots ben ik op de animatie Boom uit 2005 – waarom weet ik eigenlijk niet precies, hij is gewoon heel goed gelukt.” In dit filmpje verandert een bloeiende in een kale boom. Tragisch, maar toch ook heel mooi, ontroerend zelfs. En de boodschap is duidelijk: ‘Alles gaat voorbij, dus geniet maar van wat je nu hebt’. Schats denkt dat een langere film er ooit wel van gaat komen, maar helemaal uitgekristalliseerd is dat idee nog niet.

Tomas Schats, 'Ladehuisje'<br>Courtesy RAM Galerie
Tomas Schats, ‘Ladehuisje’
Courtesy RAM Galerie

Verder zegt hij van zichzelf: “Ik zie mezelf niet zozeer als kunstenaar, maar meer als tekenaar.” Dit lijkt mij te bescheiden. Het is voor Schats belangrijk een inhoudelijke boodschap aan mensen mee te geven. “Ik wil dat de mensen die mijn werk zien, nadenken over de wereld waarin ze leven. Dat ze het alledaagse met meer aandacht bekijken.” Schats’ werk is voor iedereen geschikt. Mensen van elke nationaliteit, leeftijdscategorie of ‘intellect’ begrijpen het. Als je werk een ieder kan bereiken en raken, is dat een belangrijke kwaliteit. Er zijn maar weinig kunstenaars die dat kunnen zeggen – misschien noemt hij zich daarom liever een tekenaar.

Tomas Schats exposeert van 8 september 2007 t/m 7 oktober 2007 in Pictura
te Dordrecht

Get the Flash Player to see this player.

Tomas Schats, ‘Boom’, Courtesy RAM Galerie

Film / Films

Een braaf kapitalistisch sprookje

recensie: The Pursuit of Happyness

In The Pursuit of Happyness (2006) is Will Smith een wanhopige verkoper die na een plotselinge epifanie besluit om effectenhandelaar te worden. De film volgt hem terwijl hij alles op alles zet om te slagen als hij een stageplaats heeft bemachtigd bij een prestigieus kantoor. The Pursuit of Happyness is een waargebeurd verhaal, gebaseerd op het gelijknamige autobiografische boek van Chris Gardner. Maar ondanks dit realistische gegeven strandt de film in een kritiekloos en sentimenteel geloof in de Amerikaanse Droom.

~

Chris Gardner is een verkoper van speciale scanners die hij maar niet kan slijten. Zijn plannen om rijk te worden van de nutteloze apparaten vallen al snel in duigen, terwijl zijn vrouw (een bittere Thandie Newton) bijwerkt om zo de eindjes aan elkaar te kunnen knopen. Toch droomt Gardner van ongekend succes. Het najagen van zijn droom wordt in werking gezet als hij een effectenhandelaar ziet die zijn Ferrari inparkeert. De voice-over van Smith als Gardner maakt het duidelijk: dit is het geluk wat je na moet streven. Vanaf dat moment doet Gardner er alles aan om zijn droom te bereiken.

En zo beginnen de problemen. Zijn vrouw verlaat hem, en nadat hij de huur niet meer kan betalen belandt hij op straat met zijn zoontje. Maar daartegenover heeft hij de kans om als stagiair bij een grote effectenhandelaar te gaan werken, waar hij alles op alles moet zetten om een volwaardige baan te bemachtigen.

Gelukkig kapitaal

Gabrielle Muccino is een Italiaanse regisseur, die door Will Smith (een van de producenten van de film) gevraagd werd om Gardners levensverhaal te bewerken voor het witte doek. Visueel heeft Muccino San Francisco en Gardners hectische tochten van daklozenopvang naar kantoor pakkend gevangen in grootse shots. Het tempo zit er ook goed in als blijkt dat Gardner door omstandigheden steeds gedwongen wordt om inventief te zijn tegen alle verwachtingen in.

~

De relatie tussen Gardner met zijn zoon vormt het hart van de film en de keuze om Smiths echte zoon (Jaden Smith) te casten in die rol heeft geresulteerd in een geloofwaardige combinatie. Maar ondanks de ouderliefde die bestand lijkt te zijn tegen allerlei beproevingen is de film boven alles een voorspelbare tocht van armoede naar rijkdom. De titel is een verbastering van een van de bekende Amerikaanse grondrechten, alhoewel geluk in de film voornamelijk geassocieerd wordt met het verdienen van geld als effectenhandelaar. Het is daarom moeilijk om niet cynisch te worden van de sentimentele ontwikkeling die Gardner in The Pursuit of Happyness maakt.

Zo wordt het kapitalisme in de film nog enigszins positief gevangen in vergelijking met andere films over hetzelfde milieu, zoals Oliver Stones Wall Street. De film speelt zich ook af in de jaren tachtig en dat verklaart enerzijds de aantrekkelijkheid die toen gepropageerd werd door de cultuur van de opkomende beurshandel, luxe consumptieartikelen en het harde neoliberalisme van Ronald Reagan.

Geld als gelijkmaker

Natuurlijk kun je stellen dat het mooi is dat Gardner zijn droom heeft kunnen waarmaken en dat hij zijn beperkingen heeft overwonnen. Iets wat nog eens duidelijk wordt gemaakt door de opzwellende muziek die scènes van zijn triomf over zijn tegenslagen begeleidt. De film is verblind door het geloof in de Amerikaanse droom en komt daarom over als een reclamespot voor kritiekloos doorzettingsvermogen.

~

Vergelijk het met een andere filmische tocht die zijn oorsprong heeft in de Amerikaanse Droom. In Get Rich or Die Tryin’ probeert rapper 50 Cent van drugshandelaar muzikant te worden. Ook deze film gaat over het volgen van een droom binnen de kaders van het moderne Amerika en met een blind doorzettingsvermogen. De gangsta-waarden waar 50 Cent voor staat lijken onverenigbaar met de familiemoraal van Gardner, maar uiteindelijk is geld de drijfveer die ze verenigt. It’s all about the Benjamins!

De dvd bevat vier begeleidende documentaires, waaronder een documentaire die focust op regisseur Muccino en zijn visie op Amerika. Een onnodige documentaire over Rubiks Kubus lijkt op een pure inhaakstunt op jaren-tachtignostalgie. Daarnaast is er nog een lachwekkend audiocommentaar van een in een zwaar Italiaans accent sprekende Muccino die vooral Smith dankbaar is voor zijn Amerikaanse debuut.

Film / Films

De grenzen van pretentie

recensie: Boom! / Secret Ceremony

Boom! en Secret Ceremony (beide 1968) zijn films die gedragen worden door Elizabeth Taylors grootse aanwezigheid en de pretenties van regisseur Joseph Losey. In Boom! speelt Taylor een steenrijke actrice die een draak van een vrouw is en decadent wacht op de dood. In Secret Ceremony speelt Losey met vervreemdende indentiteitsverwisselingen die in werking worden gezet door een verwarde Mia Farrow. Het zijn curieuze films waar Losey bewust de grenzen lijkt op te zoeken van wat mogelijk is in een film, maar waar hij zich teveel laat leiden door artistieke pretenties.


Boom!
Boom!

De Amerikaanse regisseur Joseph Losey begon zijn carrière in de VS, waar hij bekend zou worden met The Boy with the Green Hair (1948) en een Amerikaanse remake van Fritz Langs thriller M. Tijdens de communistische heksenjacht in de jaren vijftig werd hij verdacht van on-Amerikaanse praktijken, waarna hij een pseudoniem aannam. Hij besloot om in Europa te gaan werken, waar hij in Engeland de succesvolle film The Servant maakte. Hij kon zich na die film wagen aan grootsere en experimentelere producties zoals de spionagesatire Modesty Blaise.

In Boom! zie we Liz Taylor als Sissy Goforth die in half-terminale toestand vertoeft in een ruimbemeten modernistische villa aan de Mediterrane kust. Haar riante verblijfplaats heeft iets weg van een fort waar een klein legertje aan bediendes en beveiligers haar gezelschap houdt. Ze dicteert haar levensverhaal aan een notuliste, terwijl ze het aandikt met bitchy anekdotes en platgetrapte levenswijsheden. Richard Burton verschijnt opeens op het eiland waar hij zijn diensten aanbiedt als dichter en filosoof. De rest van de film is een confrontatie die plaatsvindt tussen deze twee personages, terwijl Sissy langzaamaan zieker wordt.

Verzwolgen door bombast

Boom! is gebaseerd op het toneelstuk The Milk Train Doesn’t Stop Here Anymore van Tennessee Williams en het schijnt zijn favoriete filmbewerking te zijn geweest. Losey heeft flink uitgepakt en Boom! is een über-campspektakel met een indrukwekkende soundtrack van John Barry (de componist van vele Bond-films).

Boom!
Boom!

De film weet zijn pretenties goed in te peperen met gevatheid en humor, waardoor de dialogen over sterfelijkheid en de kracht van kunst niet helemaal serieus te nemen zijn. Maar een humoristische gastrol van dandy Noel Coward die geïntroduceerd wordt als de Witch en de mooie vloeiende en doorlopende camerabewegingen maken veel goed. Losey moet ook Godards Le Mépris (1963) gedeeltelijk als inspiratiebron hebben gehad voor de setting. Zo doet Taylors modernistische onderkomen sterk denken aan de villa Mallaparte uit Godards film.

Vage pretenties

Secret Ceremony is helaas iets minder camp, waardoor de pretenties zwaarder doorschemeren. De film toont Loseys fascinatie voor de net opkomende stokpaardjes van de artistieke film: vervreemding en identiteitsproblemen. In Secret Ceremony beeldt Mia Farrow zich in dat de mysterieuze Taylor haar moeder is. Taylor speelt het spelletje om onduidelijke reden mee en raakt zo verstrikt in de vreemde leefwereld van Farrow die in een gigantisch huis woont. Robert Mitchum is in de film ook een curieuze verschijning in de rol van een vieze oude professor die graag praat in schuttingtaal en valt op Farrows maagdelijke onschuld.

Secret Ceremony
Secret Ceremony

Al deze elementen hinten naar een incestueuze sfeer die nooit helemaal wordt verhelderd. De film komt daardoor teveel over als een stijloefening. Loseys The Servant (1963) was in dat opzicht complexer en geloofwaardiger, door de spanning die hij wist te bewerkstelligen in zijn realisme, wat gaandeweg veranderde in onheilspellende onzekerheid. In Secret Ceremony zijn de personages te makkelijk te vatten als sjablonen van hysterische of kwetsbare vrouwen. De film weet wel een onheilspellende sfeer te creëren door zijn focus op luxueuze maar verstikkende interieurs. Maar in vergelijking met de hysterie die zo goed werd gevangen in andere films, zoals Roman Polanski’s Repulsion (1965), blijft de film steken in zijn verwarde staat.

Loseys films zijn interessante aanvullingen voor iedereen die geïnteresseerd is in de cinema van de jaren zestig. De thema’s en de stijlen die zijn gehanteerd tonen de relatieve vrijheid die regisseurs hadden om te experimenteren in stijl en in onderwerp. Dat de resultaten niet altijd even geslaagd zijn maken het alleen maar interessanter om te zien waar de grenzen liggen van de artistieke cinema. Ook tonen ze het curieuze bereik van Losey die in de jaren zeventig films zou gaan maken in Frankrijk (onder andere Monsieur Klein met Alain Delon) en zich ook zou wagen aan filmbewerkingen van opera’s.

Boom! en Secret Ceremony werden uitgebracht in de reeks Mælström. De dvd’s bevatten afgezien van wat trailers geen extra’s.

Film / Films

King, Cusack en een enge hotelkamer

recensie: 1408

Mike Enslin schrijft boeken waarin hij plekken waar zogenaamd bovennatuurlijke gebeurtenissen plaatsvinden ontkracht. Na onder andere spookhuizen en -kerkhoven ontmaskerd te hebben, richt hij zich in zijn nieuwe boek op hotelkamers. Als hij op een dag een vage ansichtkaart krijgt met een afbeelding van het Dolphin Hotel met daarop alleen de tekst ‘Ga niet naar kamer 1408’, is zijn nieuwsgierigheid dan ook gewekt. Hoewel het hotel aanvankelijk weigert de kamer te verhuren (er moet zelfs een advocaat aan te pas komen), staat hij dan uiteindelijk in het Dolphin Hotel; klaar om een nacht in kamer 1408 door te brengen.

~

Maar Enslin (John Cusack) heeft niet op Gerald Olin gerekend, de hotelmanager. Olin (Samuel L. Jackson) probeert letterlijk van alles om Enslin ervan af te laten zien een nacht in de kamer door te brengen. Enslin is echter niet te vermurwen – verhalen over de grote hoeveelheden natuurlijke én onnatuurlijke doden die er gevallen zijn ten spijt. Gerald Olin ziet hoofdschuddend de verbetenheid bij Enslin aan, maar kan uiteindelijk weinig anders doen dan hem de sleutel van kamer 1408 te overhandigen. Met alle gevolgen van dien…

1408 begon ooit als een paar voorbeeldpagina’s voor Stephen King’s boek On Writing. Hoewel hij helemaal niet van plan was het af te maken, verleidde het verhaal hem zodanig dat hij besloot het te voltooien. Het korte verhaal (te vinden in de bundel Everything’s Eventual) is kort maar krachtig en drijft op twee pijlers: de wisselwerking tussen Enslin en Olin, en de subtiele maar in hevigheid toenemende gekmakerij waar Enslin in de hotelkamer aan blootgesteld wordt.

We’ve only just begun

~

Zolang de film in grove lijnen het korte verhaal volgt is het erg sterk. Dat komt mede door de combinatie van het goede spel van acteurs John Cusack en Samuel L. Jackson, en de ingetogen benadering die de Zweedse regisseur Mikael Håfström hanteert. De spanning wordt langzaamaan opgebouwd waarbij steeds meer scheurtjes in het sceptische pantser van Enslin komen. 1408 lijkt op het eerste oog een doodnormale kamer, maar al snel gebeuren er onverklaarbare dingen, waarbij het lieflijke liedje We’ve Only Just Begun van The Carpenters een sinistere en profetische rol speelt. Als Enslin het, eenmaal gek gemaakt door de kamer, ten einde raad opgeeft en besluit weg te gaan, is het natuurlijk te laat. Kamer 1408 (tel voor de gein eens 1+4+0+8 bij elkaar op) laat hem niet meer gaan.

De filmmakers dachten – terecht – dat het korte verhaal onvoldoende was om een speelfilm van anderhalf uur mee te vullen. Dus werden er enkele subplots in de vorm van trauma’s (slechte relatie met vader; dochter aan ziekte overleden; mislukt huwelijk) aan Enslin’s leven toegevoegd. En uiteraard wordt hij daarmee in de hotelkamer geconfronteerd, een truc die over het algemeen goed werkt.

Over de top

~

John Cusack, die in bijna elk shot te zien is, is als vanouds sterk op dreef en draagt voor een groot gedeelte de film. En hoewel je soms het idee hebt te kijken naar een pocketversie van The Shining, blijft de film lang erg sterk door het goede spel, de effectieve schrikmomenten en de creepy sfeer. Helaas blijft dat niveau niet tot het einde gehandhaafd. De hotelkamer valt uiteindelijk Enslin fysiek aan, en de subtiele aanpak maakt dan plaats voor een ‘van dik hout zaagt men planken’ benadering – waarbij Cusack letterlijk wordt weggeblazen door de special effects. ‘No one lasts more than an hour‘ is een van de taglines op de poster van 1408. Het gaat te ver om hetzelfde van de film te denken, maar het over de top einde verknalt helaas een potentieel goede film.

Film / Films

Sex, soccer & rock ‘n’ roll

recensie: Once in a Lifetime: The Extraordinary Story of the New York Cosmos

Voetbal en de Verenigde Staten: het lijkt een combinatie die nooit wat zal worden. Toch was er een periode – eind jaren ’70, begin jaren ’80 – dat de sport op het punt van definitief doorbreken stond. De groten der aarde speelden op de Amerikaanse velden, de stadions waren uitverkocht en wedstrijden werden zelfs live op televisie uitgezonden. The New York Cosmos speelden hierin een cruciale rol en Once in a Lifetime vertelt op swingende wijze de spectaculaire opkomst en ondergang van deze club, waardoor de film ook voor niet-voetballiefhebbers een aanrader is.

Voetbal was decennia lang een nichesport in de VS, voornamelijk beoefend door immigranten. Dat veranderde toen mediatycoon Steve Ross (hoofd van Warner Communications) betrokken raakte bij de oprichting van een professionele voetbalclub, die uiteindelijk New York Cosmos zou gaan heten. De club was in het begin geen succesverhaal te noemen: leidinggevenden wisten vaak niet eens uit hoeveel spelers een team bestond, het veld was een drama, de spelers slechts semi-prof, en er kwam geen hond op de wedstrijden af. Maar er was wel iets belangrijks gebeurd: Steve Ross was namelijk verslaafd geraakt aan voetbal, en hij had er heel veel voor over om de club groot te maken.

Pelé

~

Ross realiseerde zich als geen ander dat er iets moest gebeuren om de club naar een hoger plan te trekken. De oplossing kwam, en wel in de persoon van de Braziliaanse sterspeler Pelé. Hoewel over zijn hoogtepunt heen, werd hij nog steeds gezien als een van ’s werelds beste voetballers en kon hij rekenen op interesse van meerdere Europese clubs. Bij de Cosmos kon hij natuurlijk veel, héél veel geld verdienen, maar er was nog een uniek argument om hem over de streep te trekken: bij iedere andere club kon hij weer een titel veroveren, bij de Cosmos een heel land. En dat was exact wat er gebeurde.

Het succes van de Cosmos werd nog groter door het aantrekken van nog meer buitenlandse sterren, met als gevolg dat er op een gegeven moment 14 nationaliteiten in het team rondliepen. Toen uniek; nu bijna normaal in het voetbal. Wat dat betreft liepen de Amerikanen weer eens voor op de rest van de wereld. Voetbal was in de VS al verregaand vercommercialiseerd en vormde een enorm contrast met bijvoorbeeld Nederland, waar in die periode de politiek nog neuzelde over het aantal reclameborden langs de velden. Het team begon in ieder geval steeds beter te draaien, het Yankee Stadium raakte uitverkocht en de voetballers leefden als popsterren. Via Ross bezocht een keur aan film- en popsterren de wedstrijden, en na afloop stonden de limousines klaar om spelers en management naar hun gereserveerde tafel in de fameuze discotheek Studio 54 te brengen. Bij uitwedstrijden leek het wel alsof er een popgroep op tournee was. Het team en een uitgebreide entourage reisden per vliegtuig, waarbij seks aan boord geen uitzondering was.

<i>Steve Ross (2e van rechts) en Giorgio Chinaglia (uiterst rechts)</i>
Steve Ross (2e van rechts) en Giorgio Chinaglia (uiterst rechts)

Swingende montage

Regisseurs Paul Crowder en John Dower hebben veel direct en indirect betrokkenen voor hun camera gekregen. Behalve dat je daardoor een mooi insiderbeeld van de club krijgt, worden er ook erg veel heerlijke anekdotes verteld. Dat sprekers elkaar hierbij soms flink tegenspreken vergroot de lol alleen maar: want wie kwam nou eigenlijk met het idee om Pelé te kopen? De meningen zijn verdeeld. En wat was nou precies de rol van een van de meeste kleurrijke personen in de documentaire, de Italiaanse spits Giorgio Chinaglia? Enkele sprekers hebben – zwak uitgedrukt – nog steeds een enorme hekel aan hem. Maar hij lag wel erg goed bij Steve Ross, zodat zijn invloed binnen de club niet te onderschatten is.

~

De vele sprekers en de werkelijk fantastische archiefbeelden (met commentaarstem van Matt Dillon) komen goed tot hun recht in wat niet anders dan een ongelofelijk swingende montage genoemd kan worden. Hierbij speelt de funky soundtrack met muziek uit die periode een grote rol, zodat het vaak moeilijk stil zitten is tijdens de film. Het voelt mede daardoor niet als een zwaktebod dat de twee echte hoofdrolspelers in dit verhaal – Steve Ross en Pelé – niet geïnterviewd zijn. Ross stierf namelijk in ’92 en Pelé wilde (je krijgt de indruk om financiële redenen) niet meedoen. Aan het eind van de documentaire kun je slecht één ding verzuchten: verdomme, was elke voetbalwedstrijd maar net zo opwindend als deze documentaire!

Muziek / Album

Verzamelaar van murmelliedjes

recensie: Spinvis - Goochelaars & Geesten

Druk, druk, druk. Erik ‘Spinvis’ de Jong zal een avondje op de bank zo langzamerhand best missen. Zo was er begin augustus de première van de bioscoopfilm Man zkt Vrouw in Antwerpen, waarvoor De Jong de soundtrack componeerde, en heeft hij net zijn zomerconcertreeks op Oerol en de Parade afgerond. En nu dan een nieuwe cd. Voor Goochelaars & Geesten tovert Spinvis maar liefst zeventien muzikale konijntjes uit z’n hoed. Het blijken liedjes die al geschreven waren. Een gevonden album, zogezegd. Dat scheelde in elk geval weer wat tijd.

Spinvis

De man die begin dit jaar -verrassend maar terecht- op Noorderslag de Popprijs 2007 won en wiens vorige platen alleen maar jubelkritieken ontvingen, wekt verwachtingen. En deels – laten we niet flauw doen – voldoet hij er ook nu aan, godzijdank. Goochelaars & Geesten is in bepaalde opzichten een typische Spinvis. Zo zijn daar weer de unieke muzikale composities en teksten, zoals alleen het mirakel uit de Vinex-wijk ze kan bedenken. De combinatie van een trompet en oosters gezang in Dag 1 is heel bijzonder. Of het ritmisch pratende begin van het ‘catchy’ nummer Een Kindje Van God. Ook heel Spinvis. De fijnste meezinger is tevens de eerste single van de plaat: Wespen op de appeltaart. Ooit geschreven in opdracht van een psychiatrische instelling in Vlaanderen, kun je je goed voorstellen dat dit nummer een aardig therapeutische werking op de patiënten heeft gehad. En dat gaat hij nu waarschijnlijk hebben op het grote publiek. Tot zover positief.

Betekenisvol gemurmel

Erik de Jong heeft wel eens uitgelegd hoe hij zijn teksten schrijft. Demo’s begint hij vaak met een niet-bestaande murmeltaal, waaruit hij vervolgens woorden en zinnen en tenslotte liedjes destilleert. En daar is het precies waar het regelmatig wringt op Goochelaars & Geesten. Veel nummers lijken bij ontstane woorden te zijn blijven steken. Je vraagt je soms zelfs af of de liedjes het gemurmel zijn ontstegen. Waarschijnlijk wil hij veel zeggen met een liedje als Een Nagemaakte Gek maar mijn god, articuleer toch eens duidelijk! In Het Laatste Wonder is het nóg erger. En heb ik net met veel moeite – lees: de stereo op tien met koptelefoon op – de zinnen ontleed, dan nog kom ik tot de conclusie dat Spinvis wel een bovennatuurlijk lijntje moet hebben uitstaan, want de tekst begrijpen? Nee, dat lukt me ook al niet heel goed. ‘De verhalen gaan, van je buik, je tong, je vingers in zijn mond, en dat het eindigt bij de zee. De verhalen gaan……..(onverstaanbaar)’. Aaargggh!!

Zwabberen

Vrolijk word ik maar zelden van de nieuwe Spinvis. Het nummer Was is de meest deprimerende en trage interpretatie van songfestivalhit Poupée de Cire, Poupée de Son ooit. Leuk gefreubel maar wiens idee was het om dit op plaat te zetten? Zelfs na vijf keer luisteren lukt het me niet hier iets interessants uit te halen, behalve het besluit dit nummer in het vervolg te skippen. Dat vijf keer luisteren heb ik overigens met de hele plaat gedaan, maar met alle goede wil van de wereld kan hij niet tippen aan de vorige Spinvis-cd’s. M’n wenkbrauwen bleven fronsen bij het kinderliedje Alles in de Wind die Erik door z’n zoon liet zingen (heel verstaanbaar…). Ik kwam er zelfs niet door in een prettig-melancholische stemming. Daarvoor zwabberen de liedjes te veel.

Om het als ‘objectief recensent’ samen te vatten: het album lijkt eigenlijk nog het meest op een verzameling conceptnummers dan op een ‘af’ geheel, laat staan dat er een kop en staart aan zit. Dit alles wil niet zeggen dat het vertrouwen in Spinvis is opgezegd. Allesbehalve. Aan de oevers van de tijd ligt het volgende album van Spinvis dat z’n vorige klassiekers zonder twijfel naar de kroon steekt.

Boeken / Non-fictie

Über Cola

recensie: William Reymond (vert. Marianne Gaasbeek) - Coca Cola: het verboden onderzoek

De afgelopen twintig jaar zijn, met name in Duitsland, een aantal kritische titels verschenen over de Coca Cola Company. De Fransman William Reymond doet daar nog een schepje bovenop. Hij laat zien dat de ‘officiële’ geschiedenis van Coca Cola is opgebouwd uit grote en kleine luchtbellen en hij probeert deze één voor één te laten knappen.

We leven in een wereld waar de macht van bedrijven en aandeelhouders die van landen en regeringen overstijgt. Zelfs de machtigste man ter wereld dankt zijn positie mede aan de steun van de industrie. Opvallend is dat grote bedrijven, zolang er geen sprake is van criminele activiteiten, alleen verantwoording afleggen aan de aandeelhouders. Voor de pers zijn hun misstappen vaak te complex en niet ‘sexy’ genoeg. Zo kunnen bedrijven leugens over hun producten en hun verleden langer volhouden dan de gemiddelde politicus, sportman of acteur. Zo ook, volgens Reymond, de Coca Cola Company. Om te beginnen is daar natuurlijk de bewering dat Coca Cola nooit cocaïne bevatte. Alles wijst er op dat dat de eerste 20 jaar wél het geval was, maar de Company zelf blijft het domweg ontkennen.

Recept

~

Het recept zou, volgens de officiële geschiedenis van het bedrijf, in 1886 bij toeval in een keldertje ontdekt zijn door Dr. John Pemberton. Maar Reymond laat zien dat dit een romantisch fabeltje is. Pemberton had namelijk een enorm laboratorium en bezat al tientallen patenten op elixers en tonics. Eén daarvan was een succesvolle imitatie van het franse ‘Vin Mariani’ dat alcohol en cocaïne bevatte. Vanwege de drooglegging zocht Pemberton naar een alcoholvrije variant met een zoete smaak, die verkocht kon worden in de ‘soda fountains’ (café’s waar siropen werden aangelengd met spuitwater). Een heel ander verhaal dus.

Reymond is een in Amerika woonachtige Franse correspondent en auteur van een aantal boeken over de moord op Kennedy en de maffia. Recentelijk verscheen een titel over ziekmakend voedsel uit de bio-industrie. Coca Cola: het verboden onderzoek is prettig leesbaar en bij vlagen zelfs spannend. In 97 korte hoofdstukken komen grote en kleine mythen aan bod. Tussendoor lezen we nog over de concurrentie met Pepsi, de werkelijke reden achter de rampzalige lancering van ‘New Coke’ in 1985 en hoe de diverse frisdranken aan hun naam zijn gekomen. Een onoverzichtelijk hoofdstuk over handel in namen, rechten en recepten wordt afgesloten met de recente ontdekking dat minstens drie handtekeningen onder oude verkoopcontracten van Coca Cola vals zijn. Coca Cola weigerde elke medewerking aan het boek, dus Reymond moest het vooral doen met uniek bronmateriaal uit Europa.

Nazi-Duitsland

~


De grootste bel die Reymond laat knappen betreft dan ook de rol van de frisdrank in Europa tijdens de Tweede Wereldoorlog. In eerste instantie beweerde de Company dat het zich in 1939 volledig had teruggetrokken uit Europa. Toen dat verhaal niet meer houdbaar bleek, beweerde ze dat alle activiteiten in Europa van 1939 tot 1945 bestonden uit lokaal initiatief. Reymond laat overtuigend zien dat ook dát niet de waarheid is. Het hoofdkantoor in Atlanta blijkt onafgebroken nauw betrokken te zijn geweest bij de Europese marketing, de problemen met het verkrijgen van de grondstoffen in bezet gebied en het onderzoek naar mogelijke productie op nazigrondgebied. Coca Cola was zowel in de VS als in nazi-Duitsland officieel leverancier van het leger en de wapenindustrie. Op die manier kreeg men aan beide zijden ontheffing van de suikerrantsoenering.

Ná de oorlog vormden frisdrankautomaten in fabrieken het speerpunt van de verovering van de Europese markt. Als pauzedrank werden wijn (Frankrijk) en bier (Duitsland) verdrongen door cola. Helemaal vlekkeloos verliep dat proces trouwens niet. In het begin werd door werknemers nog wel eens een automaat op de heftruck genomen om die vervolgens in de smeltoven te laten verdwijnen.

Kunst / Achtergrond
special: De Biënnale van Venetië

Een 21ste eeuwse ‘Grand Tour’

.