Muziek / Achtergrond
special: Crossing Border 2007

Muziek, fotografen en stoeltjes

.

Het Haagse multidisciplinaire Crossing Border Festival vond dit jaar niet plaats op het Haagse Spui, maar als vanouds in het Nationale Toneel Gebouw en de Koninklijke Schouwburg. De dwarsdoorsnede van het publiek op het festival week sterk af van het normale festivalpubliek. De gemiddelde leeftijd was hoger, evenals de positie op de maatschappelijke ladder: veel mannen in pak vergezeld door uitgedoste partners. De meeste concerten vonden plaats in een zaal met zitplaatsen, wat soms leidde tot een aandachtig luisterend publiek, maar vaker tot een enorme afstand tussen een luide band en zittend kinkrabbend publiek. Bovendien mag Crossing Border de prijs in ontvangst nemen voor festival met het hoogste aantal fotografen per bezoeker.

Donderdag die hun pakkende rocksongs over probeerden te brengen in een Grote Zaal vol zittende mensen. De band staat sowieso al niet bekend om een enerverende podiumpresentatie, maar het leek vrijdag alsof het publiek massaal met de armen over elkaar zat te kijken naar een DVD op een levensgroot scherm.

Het Zweedse Loney, Dear timmert gigantisch aan de weg in Nederland. Ook op Crossing Border liet de band onder leiding van Emil Svanängen zien wat hij in huis heeft: perfect geconstrueerde popliedjes waarin geen enkele noot teveel gespeeld wordt. De charmante praatjes van Svanängen verkleinden de afstand tussen het zittende publiek en de band; Toch is dit een band waarbij gedanst dient te worden.

Op het plein voor de Koninklijke Schouwburg had Crossing Border een tent geplaatst waar Tom Brosseau zijn spookachtige nummers ten gehore mocht brengen. Enkel begeleid door gitaar en mondharmonica wist Brosseau het publiek mee te nemen door de diepste krochten van zijn ziel. Zijn repetitieve muziek balanceert knap op de grens van saai en meeslepend. Hij vertelde een opmerkelijk verhaal over de tijd dat hij dicht bij het vliegveld van San Diego woonde en daardoor vreemde nummers gingen schrijven. Vervolgens sloot hij af met een nummer dat hij grotendeels a capella ten gehore bracht. Later op de avond kon de bekendere singer-songwriter Jason Molina, ook bekend van zijn soloproject Songs: Ohia, de aandacht niet vasthouden. De constante toevoeging van allerlei extra noten tijdens zijn gitaarspel en zijn nerveuze gedrag zorgden ervoor dat je als luisteraar niet in de benodigde stemming kon komen. Dan kan men beter vertoeven in het gezelschap van Yeasayer uit Brooklyn. Dit markante viertal brengt dansbare rock met oosterse invloeden en veel harmonieuze samenzang, zoiets als TV On The Radio gemengd met Graceland van Paul Simon. De band beklaagde zich er meerdere malen over dat het geen poëzievoordracht betrof en dat de mensen uit de stoelen moesten komen. Een groot deel van het publiek bleef echter stug zitten en tikte met het programmaboekje tegen hun dij.

Zaterdag

Vic Chesnutt - Mariana CarrilloVic Chesnutt – Mariana Carrillo

De laatste dag van het 15de Crossing Border festival had tevens de drukste programmering, waar veel keuzes gemaakt moesten worden. De underground-legende Vic Chesnutt had de eer om de dag te openen in de Schouwburg. De deels verlamde Chesnutt werd bijgestaan door een band die bestaat uit leden van Fugazi en The Silver Mount Zion Orchestra. Zijn existentialistische nummers werden door die band versterkt door diens karakteristieke geluid. Chesnutt bespeelde een nylonsnarige akoestische gitaar, de band verzorgde de sfeergeluiden en bracht de nummers telkens naar een climax toe, zoals we dat van Mount Zion kennen. De setlist bestond vooral uit nummers die deze aanpak kennen, waardoor voorspelbaarheid op de loer lag; toch beheersde de band deze aanpak zo uitmuntend dat er bij mij uiteindelijk een gevoel van overweldiging overheersde. Er werd afgesloten met de Stones-cover Ruby Tuesday waarbij de alle bandleden zich tijdens de coda-vocalen lieten horen. Vic Chesnutt en zijn band deden later op de avond ook dienst als begeleidingsband bij twee nummers van Patti Smith, en wisten zo een weinig boeiend concert even leven in te blazen.

Het Zweedse Taken By Trees treedt niet vaak op, aangezien Victoria Bergsman podiumvrees zou hebben. De band stond inderdaad ook niet geheel zelfverzekerd op het podium, maar wist het publiek redelijk stil te krijgen met hun lieflijke songs. Toen er toch wat gepraat en gelach ontstond in de zaal stopte Bergsman ogenblikkelijk met zingen en vroeg ze of het stil kon zijn. De band koos er tweemaal voor om met iets meer pit te spelen, namelijk in het ongelofelijk pakkende Lost And Found en met de innemende Guns ‘N Roses-cover Sweet Child ‘O Mine.

Andrew Bird - Mariana Carrillo
Andrew Bird – Mariana Carrillo

Afsluiter van het festival was de klassiek geschoolde violist en kunstfluiter Andrew Bird. Hij begeleidde zichzelf op viool, xylofoon en gitaar, en wist die via een groot aantal effecten tot een groot geluid te binden. Bird was naar eigen zeggen koortsig, wat wellicht verklaarde waarom het gitaarspel zo nu en dan erg slordig was. De manier waarop hij zijn viool laag over laag opbouwde was interessant, maar verloor op den duur zijn kracht. Ik ging verlangen naar de manier waarop hij de nummers brengt op zijn platen, namelijk met meer kalmheid en een meer divers klankenpalet. Andrew Bird was een gedurfde afsluiter van een festival dat zich toelegt op grensverleggende muziek. Iets meer van die durf en kruisbestuivingen zouden voor een aanstaande editie niet verkeerd zijn. Hoewel er voorafgaand aan de concerten ruimte was ingepland voor het literatuurgedeelte stond dit, met uitzondering van de Schotse avond, niet echt in verbinding met het muzikale gedeelte. Als de organisatie voor de 16de editie eens goed bekijkt welke bands gebaat zijn bij zitconcerten en welke niet kan men volgend jaar op deze locatie welicht nóg meer genieten van alle interessante muzikale acts.

Film / Achtergrond
special: Deel 2

IDFA 2007

Het Internationale Documentaire Festival Amsterdam bestaat twintig jaar en viert dat met een verhuizing. Voor het eerst vindt het festival plaats op locaties rondom het Rembrandtplein. Hoewel het kijk-, luister- en zitplezier erop vooruit gaat nu de documentaires in de Pathé-bioscopen De Munt en Tuschinski worden vertoond, is de verandering voor zowel publiek als de medewerkers van het festival nog even wennen. Het IDFA kampt met onderbezetting, wat lange rijen voor de kassa’s oplevert, en telefoons die constant in gesprek zijn. De sfeer moet nog een beetje op gang komen. Aan de films kan het echter niet liggen. Opnieuw heeft het IDFA een groot aantal bijzondere, spannende, fascinerende en ontluisterende documentaires op het programma staan.

deel 1 | deel 2 | deel 3

30 november

Een nostalgische cruise

Up The Yangtze – Joris Ivens Competitie
(Yung Chang • 2007)

~

Op zoek naar het China van zijn grootvader neemt de Canadees-Chinese Yung Chang de vooruitgang van China onder de loep. Met de rivier de Yangtze als levensader en navigator volgt hij twee nieuw aangemonsterde werknemers op een luxecruise die worden klaargestoomd voor de toeristenbranche. De populaire cruises zijn misschien wel de laatste kans om nog iets van de mystiek te zien rond de oevers van de Yangtze, voordat die onder water verdwijnen. Door de bouw van de Drieklovendam zal de rivier zo hoog stijgen dat twee miljoen mensen gedwongen moeten verhuizen. Terwijl de toeristen op het cruiseschip worden vermaakt is het leven benedendeks en aan de oever van een heel andere orde. Jerry Chen heeft de smaak van dollars al snel te pakken, maar Cindy Yu kan moeilijk meekomen. Ze maakt zich zorgen over haar ouders die zich aan de oever klaarmaken voor een gedwongen verhuizing. Van hun schamele stukje land zal weldra niets meer te zien zijn. Wat begint als een visuele meditatie verandert snel in een beschouwing over de menselijke vooruitgang. Changs kracht is dat hij die gekozen stijl en cameravoering vasthoudt, ook als hij de menselijke kant van het verhaal verteld. De gekozen metafoor en de onvermijdelijke lelijkheid maken je als kijker vooral klein en nietig (Antoinette van Oort).

Eenzijdige zoektocht

Wild Blue Yonder – First Appearance
(Celia Maysles • 2007)

~

Twintig jaar na de dood van David Maysles (1987) treedt Celia Maysles in de voetsporen van haar vader. De broers Albert en David worden wereldwijd gezien als grondleggers van de Amerikaanse ‘direct cinema’. Zonder script, set of regie waren de broers de eersten die het drama voor het oog van de camera ontvouwden. Films als Grey Gardens (1976), Salesman (1968) en Gimme Shelter (1970) zijn inmiddels legendarisch. Maar voor Celia is de man achter de camera een mysterie. Niet lang na Davids overlijden raakten Celia’s moeder en haar oom Albert verwikkeld in een onverkwikkelijke strijd over de intellectuele erfenis en werd het contact verbroken. De inmiddels volwassen Celia probeert de waarheid omtrent haar vader en zijn laatste project te achterhalen. In dit egodocument doet ze verslag van haar ontdekkingen en frustraties. De tegenwerking van haar oom Albert (die geen materiaal wil afstaan) maakt dat Celia – die toch wil doorzetten – veelvuldig zelf in beeld is. Het resultaat is een ontdekkingstocht die een eenzijdig beeld geeft van wat er onder de oppervlakte in de relatie tussen de beroemde broers speelde. Celia spaart zichzelf niet, en haar emoties komen open en bloot boven tafel in gesprekken met haar therapeut. Haar methode en directheid zijn herkenbaar en dwingen respect af, maar het wordt een hopeloze tocht in de privé-sfeer (Antoinette van Oort).

29 november

Belerend toontje bij verbluffend mooie natuurbeelden

Earth – Reflecting Images: Panorama
(Alastair Fothergill, Mark Linfield, 2007)

~

In een duizelingwekkende tocht langs de continenten, van de Noordpool naar Antartica, brengen documentairemakers Alastair Fothergill en Mark Linfield een grote verscheidenheid aan landschappen en diersoorten in beeld. Het thema van de film is migratie. Met het verstrijken van de seizoenen maken miljoenen dieren ellenlange reizen, op zoek naar voedsel en bescherming. De makers volgen o.a. een ijsberenfamilie, een kudde olifanten, twee bultrugwalvissen en een vogeltrek over de Himalaya. Ze laten de kijker stil staan bij de pracht en de diversiteit van de natuur en de overlevingsdrang van de dieren. Kleine ijsbeertjes en jonge olifanten wekken vertedering op, een aanval van een tijger op een antilope zorgt voor spanning en het baltsgedrag van de paradijsvogels wekt hilariteit op in de bioscoop. Tot zover niets nieuws in het genre.

De shots zijn vaak ongelooflijk mooi. Zozeer zelfs dat je ervan baalt als ze snijden naar het volgende beeld, dat echter ook weer van een verbluffende schoonheid blijkt te zijn. De aanzwellende violen zijn soms net iets teveel van het goede. Ook de voice-over is weinig subtiel. Als we niet heel snel in actie komen, maken we het leven van deze dieren onmogelijk en zullen we onherroepelijk veel van deze prachtige landschappen verliezen, zo wordt keer op keer uitgelegd. Een boodschap waar weinigen bezwaar tegen zullen maken, maar de belerende toon ligt wat zwaar op de maag (Marjolein van Trigt).

Charmante strijder voor de vrede

Jimmy Carter Man from Plains – Reflecting Images: Masters
(Jonathan Demme, 2007)

~

De voormalige Amerikaanse president en Nobelprijswinnaar Jimmy Carter is inmiddels 82, maar hij denkt er nog niet over om het rustiger aan te doen. Zijn nieuwste boek, Palestine: Peace not Apartheid, zorgt voor grote opschudding in de Verenigde Staten, met name vanwege de titel. Filmmaker Jonathan Demme volgt de energieke Carter op zijn promotietour. Keer op keer moet hij uitleggen waarom hij voor de controversiële titel gekozen heeft en of hij werkelijk de antisemiet is waarvoor sommigen hem houden. Uit de film blijkt vooral hoe slecht de gemiddelde Amerikaan op de hoogte is van het conflict in de bezette gebieden en hoe gekleurd de berichtgeving van de media er is. Carter is onvermoeibaar, ook als zijn tegenstanders het boek niet eens gelezen blijken te hebben. Het is fijn dat de film hem uitgebreid de kans geeft om zijn standpunt uit de doeken te doen en dat er nauwelijks geknipt wordt in zijn soms lange redevoeringen. Minder fijn is de totale lengte van de film. Dat Carter zo’n uitgebreide tournee maakt, wil nog niet zeggen dat alle onderdelen van zijn programma ook in beeld moeten komen. Het camerawerk is soms beroerd, vooral als er statische beelden worden gefilmd met een hand-held camera. Ook jammer is dat de scènes waarin Carter in de auto tegen de interviewer praat begeleid worden door opdringerige muziek, waardoor zijn toch al niet luide stem soms moeilijk te verstaan is. Desondanks komt hij in de documentaire wel goed tot zijn recht. De charmante strijder voor de vrede laat een onuitwisbare indruk achter, al is het soms meer ondanks dan dankzij de documentairemaker (Marjolein van Trigt).

Populaire dictator

The Putin System – Reflecting Images: Panorama
(Jean Michel Carré, Jill Emery, 2007)

~

“Wie is die man?” dachten de meeste Russen toen Vladimir Poetin in 1999 als presidentskandidaat werd gepresenteerd. In the Putin System onderzoeken Jean Michael Carré en Jill Emery hoe de voormalige onbeduidende KGB-agent kon uitgroeien tot een van de machtigste mensen ter wereld. Poetin blijkt in zijn hele carrière precies op de juiste tijd op de juiste plek te zitten. Met groot strategisch inzicht en met behulp van het gebruik van zijn KGB-training weet hij telkens weer de mensen om hem heen te verleiden om hem naar voren te schuiven, tot hij door de oligarchen van Rusland aan zijn presidentszetel wordt geholpen. De oligarchen menen met het onopvallende mannetje een marionet in handen te hebben, maar al snel ontwikkelt Poetin zich tot een op de Stalinistische leest geschoolde leider die geen tegenspraak duldt. Tegenstanders worden opgepakt wegens fraude, journalisten worden (mond-)dood gemaakt. Naar de buitenwereld presenteert Poetin zich als een Westerse, liberale politicus. De Europese leiders lopen dan ook met hem weg, niet in de laatste plaats vanwege de enorme olieschatten waarover hij beschikt.

The Putin System laat op onthutsende wijze zien hoe Poetin zijn macht misbruikt om de controle op de wereld te verstevigen. Van de oorlog in Tsjetsjenië en de gijzeling van een school in Beslan, tot de moord op journaliste Anna Polikovskaya. Alle recente drama’s uit de Russische geschiedenis komen voorbij. Ze bevestigen wat menigeen al heeft gezegd, maar wat niet eerder zo structureel uiteen was gezet in een documentaire: dat Poetin een ouderwetse dictator is, die regeert met behulp van een geheime dienst die rechtstreeks is afgeleid van de KGB. Hij is echter wel een dictator met een moderne, mediagenieke charme, weinig tegenstand uit het Westen en – angstaanjagender nog – een uitzonderlijke hoge populariteit onder de Russische bevolking (Marjolein van Trigt).

24 november

Oogstrelend geneuzel

Desert – Who is the man? – Joris Ivens Competitie
(Felix Tissi • 2007)

Al eeuwenlang wordt de mens aangetrokken tot de woestijn. Voor velen is het de ultieme plek om zichzelf te leren kennen. Het desolate landschap benadrukt de nietigheid van de mens en, wie weet, de aanwezigheid van iets dat groter en tijdlozer is.

Regisseur Felix Tissi heeft de ambitieuze taak op zich genomen om te onderzoeken wat de mens in de woestijn te zoeken heeft. De film schakelt tussen wetenschappers in Peru, een eenzame vrouw die verschrikkelijk misselijkmakende handheld beelden van haar trektocht door de woestijn maakt, de godsdienstfanaat in de V.S. die een berg ter ere van God beschildert en een stel andere verschoppelingen en buitenstaanders die de woestijn intrekken op zoek naar iets groters dan zijzelf. De overeenkomst tussen de geportretteerden is dat ze Westers zijn; kennelijk vallen de oorspronkelijke woestijnbewoners niet onder ’the man’ die Tissi onderzoekt. Ondanks de pretentieuze titel is Desert – who is the man? niet meer dan een verzameling oogstrelende panorama’s met wat vervelend geneuzel op de voice-over. De keuze van de regisseur om ieder portret af te sluiten met een in zwart-wit gefilmd en vertraagd afgespeeld beeld van zijn personages, wekt irritatie. Daarentegen zijn de opnames van het Burning Man Festival in de V.S. adembenemend, al geven ze op geen enkele manier antwoord op de vragen die Tissi met zijn documentaire oproept. (Marjolein van Trigt)

Gefragmenteerde familieproblemen

Must Read After My Death – Reflecting Images: Panorama
(Morgan Dews • 2007)

~

Allis Dews liet na haar dood een enorm archief aan homevideo’s en audio-opnames na. Haar kleinzoon Morgan Dews verwerkte ze tot een documentaire. Uit de opnames blijkt al snel hoe getroebleerd de familie Dews is, maar hoe dat komt blijft grotendeels onduidelijk. Dews geeft geen commentaar bij de fragmenten, waardoor coherentie ontbreekt. Vader Charly is veel op reis en maakt er tegenover zijn vrouw geen geheim van dat hij dan van het gezelschap van andere vrouwen geniet. Het huwelijk is weinig conventioneel, maar de vrijheid brengt geen blijheid: de kinderen groeien op tussen eeuwig ruziënde ouders. Vader drinkt en wordt agressief en moeder lijkt eveneens instabiel. Alle gezinsleden krijgen therapie, maar de familie kan zich niet aan de neerwaartse spiraal onttrekken. Een van de kinderen belandt in een gekkenhuis, de ander loopt op vijftienjarige leeftijd weg om te trouwen.

De audio-opnames zijn bij tijd en wijle intrigerend, maar ze zijn ook te gefragmenteerd om er een begrijpelijk verhaal uit te distilleren. Bovendien worden ze vergezeld van kennelijk willekeurig gekozen homevideo’s. Een uur lang naar andermans schokkerige en onscherpe homevideo’s kijken is niemand aan te raden, zelfs al is het verhaal erachter dramatisch. (Marjolein van Trigt)

Mentale kasten

Lakshmi and Me – Zilver Wolf Competitie
(Nishtha Jain • 2007)

~

Nishtha Jain is een moderne en feministische Indiase, haar 21-jarige huishoudster Lakshmi een op het oog vrolijke en jonge vrouw. Lakshmi noemt haar werkgeefster ‘Didi’, ‘oudere zus’. Desondanks is de kloof tussen de vrouwen groter dan Jain zou willen, zo blijkt als ze Lakshmi met de camera begint te volgen. Lakshmi komt uit een groot gezin. Haar moeder is overleden en haar vader is een agressieve dronkaard. Met haar huishoudelijke werk in een aantal huizen in de betere wijken van Bombay moet Lakshmi haar jongere broertjes en zusjes onderhouden. Het verschil met de welgestelde Jain is zo groot, dat het waarschijnlijk helemaal niet in Lakshmi zou opkomen om haar werkgeefster als een vriendin te beschouwen. Ondanks dat Jain voor haar doktersrekeningen betaalt als ze TBC oploopt en zwanger wordt. Jain is geschokt als ze merkt dat Lakshmi haar als ‘blank’ beschrijft en zichzelf als ‘zwart’, hoewel ze nauwelijks van huidskleur verschillen.

De intieme, persoonlijke documentaire geeft een intrigerend kijkje in het leven van vrouwen in India, waar de verschillen tussen bevolkingsgroepen mentaal gezien te groot zijn om te overbruggen. Het is bijvoorbeeld dankzij Jain dat Lakshmi naar vakbondsbijeenkomsten van werksters gaat, want hoe had de ongeletterde vrouw anders moeten weten welke rechten ze volgens de krant heeft? In korte scènes, zonder veel overbodige uitleg, laat Jain subtiel zien hoe het kastensysteem in India misschien officieel verboden is, maar in de hoofden van de bevolking gewoon blijft bestaan. (Marjolein van Trigt)

Behangen als huwelijksmetafoor

Paradise – Zilveren Wolf Competitie
(Jerzy Sladkowski • 2007)

~

De bejaarde Hans en Kerstin zijn een pittig stel. Na zestig jaar huwelijk vliegen de vonken er niet meer vanaf maar nog steeds heeft het echtpaar genoeg te bedisselen en te doen in en rond hun idyllische zomerhuis. Op een dag besluit Hans een van de muren ter hand te nemen en daarmee breekt de strijd om “het nieuw behangetje” los. Kerstin wil alles het liefst onveranderd laten maar Hans zet zijn zinnen door en kiest voor Paradise. Regisseur Jerzy Sladkowski maakt van dit kleine klusproject een ontroerend relationeel en humoristisch verslag. Al kibbelend, kwastend en knippend blijken zowel Hans als Kerstin nog even eigenzinnig als weleer.

Vol lichtte zelfspot is de relatie van het hoogbejaarde stel misschien wel een spiegel voor elke langdurige relatie. Want ondanks de verschillen, het ongeduld en de kwalen is er nog de liefde voor elkaar. “En dat proberen we nog steeds levend(ig) te houden”, zeggen beiden. De Poolse Sladkowski (1945), die sinds 1982 in Zweden woont, toont zich een meester in het aanschouwen van die relationele staalkaart. Heel gewoon maar trouw blijvend aan de Scandinavische filmtraditie haalt hij het kleine paradijs voor de kijker dichterbij. Van het Noord-zweedse spreekwoord ‘een huwelijk dat behangen overleeft, overleeft alles’ valt zeker nog wat te leren. (Antoinette van Oort)

Een laatste kans


Hold Me Tight, Let Me Go – Joris Ivens Competitie
(Kim Longinotto • 2007)

~

Ze vloeken, spugen en slaan. Voor alle kinderen op Mulberry Bush is de school in Oxford hun laatste kans. De kostschool voor kinderen met extreme gedragsproblemen herbergt 40 kinderen en telt 108 begeleiders. Drie jaar krijgen de kinderen de tijd om hun gedrag te veranderen zodat ze terug kunnen naar een normale school en hun ouders. Kim Longinotto volgt een aantal van hen gedurende het moeilijke proces – wat erop gericht is met verbale begeleiding en veel fysiek contact gedragsstructuren te doorbreken. Drie jaar lang hebben de kinderen altijd iemand om zich heen die over hun schouder meekijkt, over hen praat en elke dag weer wordt er steeds weer van ze gevraagd de manier waarop ze zich gedragen te verantwoorden. De achtergronden van deze kinderen komen minimaal aan bod. Het hart van de film draait om het soms harde, soms hartverscheurende maar altijd wisselvallig en grillig verlopende proces van verandering dat al deze kinderen moeten ondergaan. (Antoinette van Oort)

Incasseren en overleven

Crazy Love – Reflecting Images: Best of Fests
(Dan Klores • 2007)

~

Liefde maakt blind? In elk geval krijgt dit cliche in de film Crazy Love een hele wrange, bizarre ondertoon. De onderzoekende film van Dan Klores over de levens van Linda Riss en Burt Pugach toont hoge pieken en diepe dalen. De portretten van de inmiddels bejaarde Burt & Linda vermengt Klores met commentaar van vrienden, collegae en andere bekenden. Alle karakters zijn snedig, recht voor zijn raap, en allemaal op en top New-Yorks. Crazy Love laat een pracht dwarsdoorsnede van de niet doorsnee Amerikaan zien aan de hand van een bizarre liefdesgeschiedenis. Elizabeth Taylor look-a-like Linda Riss steelt acuut de show. En Burt? Die is alleen door een psychiater te beschrijven. Met als startpunt de jaren vijftig wordt liefde, haat en wraak vanuit het perspectief van beide hoofdpersonen chronologisch tot in het heden doorverteld.

Wat in de jaren vijftig voor Linda Riss begint als een sprookje eindigt na hun affaire in een nachtmerrie. Als slachtoffer en object van de obsessieve Burt verandert haar leven na een gruwelijk incident dat breed door de kranten wordt uitgemeten. Weken haalt het verhaal de voorpagina maar zelfs met Burt achter de tralies is het nog niet afgelopen. Als Linda na tien jaar van vallen en opstaan haar leven weer in de tuien heeft keert het tij met de dood van haar moeder. Depressief en aan de grond bekokstoven haar vriendinnen een zeer onverwachte ontmoeting. Met een huwelijksaanzoek, naar Riss’ zeggen “in between drinks” wordt de toekomst bezegeld. Een verbintenis die door de buitenwereld met huivering kan worden gezien als de ultieme vleesgeworden wraak. Maar wat blijkt; zelfs dat kan een oude vos niet weerhouden van zijn streken.

Dat liefde zo extreem kan zijn willen de meeste van ons niet weten, laat staan voelen. Regisseur Dan Klores wroet en prikt met subtiele steken de kijkers wakker om de verontwaardiging en het oordeel daarna weer net zo hard onderuit te halen. Voor de dramatische onthulling heeft dit zich al zo verankerd in de “battle between de sexes” dat je totaal niet door hebt dat de strijd nog niet is gestreden. Zo leren we dat Linda in de ogen van Burt het prototype van een flirt was “she looked it and dressed it”, terwijl hij wordt gezien als een ‘goede vangst’.

Klores toont zich de hele film door meester in het uitspelen van de menselijke communicatie, en hij weet de relatie tussen slachtoffer en dader zo te exploreren dat zelfs de gekte ervan aanvaardbaar lijkt. En dat is tegelijkertijd de kracht en de zwakte van Crazy Love. Enige referentie aan een recente andere film is er niet, en de weg naar het eind zal voor menigeen teveel van het goede zijn. Onvergetelijke iconen van de liefdesarena zijn deze karkaters in elk geval wel. (Antoinette van Oort)

Boeken / Achtergrond
special: Verslag van het Mooie Woorden Festival - 24 en 25 november

Mooie woorden, weinig mensen

Het Mooie Woorden Festival had alles goed voorbereid. Genoeg flyers en uitnodigingen verstuurd, alles op één locatie voor het gemak en een divers programma voor ieder wat wils. Dat Crossing Border op hetzelfde moment in Den Haag aan de gang was, mocht de pret niet drukken. Noch het koude, regenachtige weer op de betreffende zaterdagavond. Dichters waren er volop en allerhande festiviteiten voor de liefhebbers van mooie woorden.

De vierde editie vond dit keer plaats in het academiegebouw in Utrecht. De decaan van de faculteit Geesteswetenschappen mocht dan ook het festival openen in de aula van het gebouw. Aansluitend waren er optredens van o.a. Alexis de Roode en Paper Tiger. Mooie Woorden stelt zich ten doel literair en cultureel Utrecht te presenteren en te stimuleren, maar beperkt zich niet alleen tot Utrecht. Het programma – waar eerst een week voor werd uitgetrokken, maar nu een weekend – beloofde in ieder geval heel wat moois: poëzie-slams, workshops, optredens, muziek, theater, lezingen en literaire marktkramen.

~

Giphart
Op de oer-Utrechtse Ronald Giphart kwamen redelijk veel mensen af. Hij liet zijn publiek wat paginanummers roepen die hij vervolgens nogal gehaast en hardhandig (hij vouwde zijn boek meermaals dubbel) in zijn paperbackeditie opzocht. Hij las de passages voor alsof hij ze al twintigduizend keer had voorgelezen. Na enkele sombere gebeurtenissen uit zijn gekozen boek Ik omhels je met duizend armen verzuchtte hij dat iemand maar eens een wat vrolijker paginanummer moest roepen. Hij leek het plezier in zijn eigen verhaal geheel verloren te hebben (en ik met hem).

Al Galidi
De driemans folkband Paper Tiger wisselde de optredens in de aula af. De storende akoestiek deed hun muziek geen recht. Al Galidi was zeker de moeite waard ( www.algalidi.com). Deze van oorsprong Irakese dichter wist met zijn gortdroge humor het publiek voor zich te winnen: “Mijn titels zijn vaak langer dan mijn gedicht”, waarschuwde hij waarna hij een gedicht voorlas dat uitblonk in zijn simpele doch rake verbeeldingskracht. En inderdaad met een veel te lange titel. Lees zijn gedicht Regen – wel met een titel in verhouding – voor een indruk:

He regen,
waarom val je hier?
Ben je blind, egoïstisch, ben je gek?
Waarom open je hier paraplu’s
als je daar bloemen kan openen?

Covers & Lieuwma. Foto: Helen Jochems
Covers & Lieuwma. Foto: Helen Jochems

In een andere zaal, ongeveer gelijktijdig, zongen Nasja Covers en Michiel Lieuwma over eencellige wezentjes en over een krantenartikel dat ze iemand uit het publiek lieten kiezen. Hun cabareteske liedjes bleken bijzonder geschikte meezingers en bleven nog lang nadeunen in het hoofd. Ze bewezen op overtuigende wijze dat over werkelijk ieder onderwerp een ontroerend of domweg grappig lied geschreven kan worden.

Hanneke van Eijken
Hanneke van Eijken droeg haar tot nu toe ongepubliceerde poëzie voor en bekoorde daarmee het publiek en de boekhandelaren van Savannah Bay en Boek2 die hun literaire kraampjes hadden opgesteld in de foyer. Ze droeg bijvoorbeeld het volgende gedicht voor en vooral de laatste zin is daarvan een pareltje:

Wassenbeeldenmuseum

Ik praat hier wel met de lucht
die op jouw huid rust
op zoek naar aders die nog kloppen
bloed dat stroomt door jouw hart van ijzerdraad

dit frame heeft geen geheimen meer
het draagt niets dan alleen
jouw blanke lijf dat
geen afdruk nalaat in het mijne

het moet maar eens gaan waaien
behoed mijn lippen voor marmer, lief
de lucht moet breken van bitterheid
van verse krassen in mijn rug
totdat de striemen in mijn ogen staan
geen wit meer om te zien

want ik kerf geen woorden meer
alleen jouw blanke stilte
is schaduwloos tastbaar op mijn huid

er wordt hier spinrag tussen lippen geboren


~

Leine
Van een geheel transcendente orde was het optreden van Leine in diezelfde foyer. Terwijl ze het een na het andere prachtige liedje ten gehore bracht was het mij onduidelijk waarom zij niet in de aula stond in plaats van Ronald Giphart. Dan had de akoestiek kunnen bijdragen aan het bescheiden geluid van haar gitaar. Bovendien verdient Leine met recht een microfoon. (www.leine.nl)

Brandende Pen
In een tochtige aula werd door Lava literair tijdschrift (tevens initiatiefnemer van dit festival) de Brandende Pen 2007 uitgereikt aan de Vlaamse Joris Vandecasteele. Zijn tekst ‘Nooit meer vrede’ werd bekroond tot het beste korte verhaal van 2007 door jury-leden Hanneke Groenteman, schrijver Christiaan Weijts, Contactredacteur Erna Staal, Lava-hoofdredacteur Xavier van Leeuwe en literair agent Paul Sebes. Meer dan 300 inzendingen dongen mee naar de prijs. De twintig beste verhalen zijn gepubliceerd in de nieuwste Lava. Vandecasteele won een cursus literair schrijven bij literair agent Paul Sebes (www.lavaliterair.nl).

Magere opkomst
Theatergroep Passevite speelde hun toneelstuk Pantser, een stuk losjes gebaseerd op Nescio’s Dichtertje en De uitvreter, onverstoorbaar voor een handjevol mensen. Dichter Baban had nauwelijks een publiek toen het zijn beurt was voor te lezen (www.dichterbijbaban.nl). Ook David Mulder werd vanwege een magere opkomst afgelast. Jeugdige Kunstbendeleden renden door het academiegebouw. Er zat een man wat verloren in een rode tent omdat niemand in zijn KUUB (lees mysterieus minitheater) plaatsnam. In de verte klonken vaag hip-hop geluiden van de eerste verdieping. Hanneke Groenteman en consorten verlieten na de uitreiking vrijwel meteen het gebouw. De boekhandelaren ruimden hun boeken wat eerder op. Die zondag was er nog een dag met mooie woorden. Misschien met meer mensen om ze te horen?

Film / Films

Opnieuw een stap voorwaarts

recensie: Eastern Promises

Meer dan dertig jaar geleden kwam Cronenbergs Shivers uit, met They Came from Within als een meer veelzeggende alternatieve titel. In deze film kruipen worm-/slak-/bloedzuigerachtige parasieten rond in een high-end appartementencomplex, waar de bewoners na besmetting veranderen in geile zombies. Via exploderende hoofden in Scanners en een als videorecorder fungerende buik in Videodrome zijn we nu uitgekomen bij Eastern Promises. Net als A History of Violence bevestigt Eastern Promises de status van Cronenberg als een van de meest interessante regisseurs van vandaag.

In Viggo Mortensen lijkt Cronenberg zijn nieuwe muze te hebben gevonden. Nadat de regisseur met hem samenwerkte in het broeierige en intense A History of Violence, speelt Mortensen nu Nikolai, een even kalme als meedogenloze freelancer voor een Russische maffiafamilie in Londen. Hij komt in contact met Anna, gespeeld door Naomi Watts, wanneer zij als zuster in een ziekenhuis een pasgeboren baby probeert te beschermen tegen de familie. De jonge moeder van de baby, die in een vroege scène overlijdt tijdens de geboorte van het kindje, is verkracht op een maffiafeest door Kirill (Vincent Cassel), de zoon van de leider van het plaatselijke syndicaat. De Russische moeder hield echter een dagboek bij dat, inmiddels in de handen van Anna, bezwarende teksten bevat en op de warme belangstelling kan rekenen van de familie.

Lichaamstaal

~

In het scenario van Steven Knight, die eerder verantwoordelijk was voor Dirty Pretty Things, is evenveel ruimte voor gesproken taal als voor lichaamstaal, en niemands lichaam spreekt zo duidelijk als dat van de geweldig gecaste Viggo Mortensen. Volledig bedekt in tatoeages gaat er van de half-Scandinaviër een constante, haast dierlijke dreiging uit. Maar net als in A History of Violence, dat in een aantal opzichten haast een tweeluik vormt met deze film, is niet alles wat het lijkt. Het is aan de kijker om actief dat wat niet wordt gezegd in te vullen: waarom voelt Anna zo’n sterke behoefte om de baby te beschermen? Hoe zit het met Kirills seksuele geaardheid? En wat is de achtergrond van de mysterieuze Nikolai? Dankzij ijzersterke casting en een herkenbaar solide regie vullen alle acteurs elkaar aan en krijgen ze tegelijkertijd de ruimte om zelf te floreren.

Binnenstebuiten

De ontwikkeling van Cronenberg als regisseur is fascinerend. In vroegere films was zijn belangstelling voor het lichamelijke, of het viscerale, in combinatie met technologie of wetenschap een terugkerend thema. Er zijn talrijke voorbeelden, die uiteenlopen van de gestaag in een vlieg veranderende Jeff Goldblum in The Fly tot aan het computerspel in eXistenZ, waarbij de lichamen van de spelers rechtstreeks verbonden worden met de console. Vaak was het alsof de binnenwereld van Cronenbergs (anti)helden een verbinding zocht met de buitenwereld. In het wereldbeeld van Cronenberg is het lichaam geen perfect afgeronde eenheid die gescheiden is van de buitenwereld en de persoon hiertegen beschermt. De lichamen in films als Videodrome en Crash zijn kwetsbaar juist door hun verlangen naar een dialoog met de buitenwereld, met als gevolg dat de grenzen tussen wereld en lichaam vervagen. En Cronenbergs visie over hoe deze dialoog in beeld gebracht dient te worden was duidelijk vanaf het begin: bloederig, slijmerig, nat, expliciet, binnenstebuiten.

Volwassen

Langzaam maar zeker is een verandering zichtbaar. Dat Cronenberg nog steeds niet aarzelt om in Eastern Promises de camera te richten op de meer vleselijke kanten van ons bestaan valt niet te ontkennen. Mortensens veelbesproken en inmiddels beruchte naakte worstelscène in een sauna is een spectaculair voorbeeld, evenals de opengesneden keel in de openingsscène van de film. Maar in tegenstelling tot zijn vroege werk, oogt het minder als een experiment: waar het er eerder op leek dat hij te hard probeerde om op shockerende wijze zijn visie in beeld te brengen, gebeurt dit nu op een meer incidentele basis, waardoor het effect op de kijker intensiever is. Waar de wormen in Shivers nog haast een soort slapstickachtige gore zijn, is een naakt vechtende Viggo Mortensen in de sauna bloedstollend. De wijze waarop elementen uit zijn vroegere werk bijdragen aan zijn volwassen geworden nieuwe films is niets minder dan geniaal, met Eastern Promises als nieuwe uiting van dit genie.

Film / Films

Familiefilm vol avontuur

recensie: Kapitein Rob en Het Geheim van Professor Lupardi

.

Er zijn in Nederland in de loop der jaren al heel wat strips verfilmd, voor zowel televisie als voor het witte doek, maar een grote stripverfilming is er nooit gekomen. Plannen waren er wel, met Storm, Agent 327, Franka en Meccano, maar verder dan scripts is het niet gekomen. Totdat scenarioschrijver Simon de Waal en regisseur Hans Pos besloten om een strip te verfilmen als een echte authentieke Nederlandse avonturenfilm, met actie, spanning, humor en romantiek. De held van de film kon wat hen betreft alleen maar Kapitein Rob zijn, de klassieke stripfiguur waar ze mee waren grootgebracht, een soort Nederlandse James Bond.

~

Kapitein Rob, geschreven door Evert Werkman en getekend door Pieter Kuhn, verscheen oorspronkelijk van 1945 tot 1966 in Het Parool. De strip in zijn oorspronkelijke historische setting verfilmen was veel te kostbaar, maar dat was ook niet de bedoeling van de filmmakers. Zij kozen ervoor om een moderne Kapitein Rob-verfilming te maken. Het verhaal van de film is dan ook niet gebaseerd op een bestaand verhaal van de strip. Simon de Waal en regisseur Hans Pos hebben een nieuw verhaal geschreven waarin de meest bekende figuren uit de strip allemaal voorkomen.

Ouderwets

Hoewel de film zich in het heden afspeelt, is de sfeer eerder ouderwets dan modern. Gelukkig maar. De film heeft daardoor veel weg van een spannende familiefilm, met de charme van een James Bond-film uit de jaren zestig met Sean Connery. Thijs Römer speelt de rol van Kapitein Rob, een rol die hem op het lijf is geschreven. Römer speelt Kapitein Rob met de subtiliteit die kenmerkend is geworden voor zijn manier van acteren: eigenlijk altijd heel klein, maar groot als het groot moet zijn.

~

Kapitein Rob is ook veel meer een echte kindervriend dan een versierder. Maar wat wil je ook als je een schattige zus hebt als Marga. Totdat weervrouw Paula hem doet blozen. Die Paula is natuurlijk ook wel heel leuk, ook al heeft ze wat teveel make-up op en doet ze teveel haar best om op te vallen of, beter gezegd, om op Kapitein Rob te vallen, maar dat hoort er nu eenmaal bij als je de beroemdste weervrouw bent van de Nederlandse televisie. Paula wil ook graag meedoen met de Elfstedentocht. Maar gaat dat nog wel lukken, nu Professor Lupardi met zijn duivelse weermachine de macht wil grijpen? Gelukkig zijn Kapitein Rob, Skip, Paula en de kinderen er om dat te verhinderen. En kan minister-president Bos weer rustig slapen.

De Waal en Pos hebben bij het maken van Kapitein Rob en Het Geheim van Professor Lupardi voortdurend in hun achterhoofd gehouden dat ze voorzichtig moesten doen met het budget. De film blijft daarom mooi klein en intiem, hoewel er genoeg spectaculaire special effects en locaties te zien zijn. Kapitein Rob heeft alles wat een avontuurlijke familiefilm moet zijn, ook dankzij de geluidseffecten en de muziek en die prachtige poolhond Skip, die in ieder shot met Kapitein Rob enthousiast meedoet.

Geklungel

~

Naast Thijs Römer zien we hele leuke rollen van Katja Schuurman als Paula, Ricky Koole als zus Marga, Arjan Ederveen als Professor Lupardi, Alex Klaasen als zijn hulpje Yoto, Jack Wouterse als de generaal en Hans Dagelet als Cigaret Larry. Ederveen is een geweldige Lupardi, maar niet de hele film door. Er had meer in gezeten als zijn teksten de hele film door sterk waren geweest, en dat geldt voor meer rollen. Alex Klaasen daarentegen is iedere minuut dat hij in beeld is van wereldklasse, met zijn geklungel en de manier waarop hij Professor Lupardi nadoet.

Kapitein Rob en Het Geheim van Professor Lupardi begint en eindigt spectaculair. De film is misschien niet de volle 105 minuten spannend en grappig, maar toch ga je met een meer dan goed gevoel de bioscoop uit. Sommige liefhebbers van de strip zullen wellicht hun held niet in de film herkennen, maar de film is absoluut een eerbetoon aan het werk van Werkman en Kuhn.

Boeken / Fictie

Niets is alles wat hij schreef

recensie: Enrique Vila-Matas (vert. Adri Boon) - Bartleby & Co.

.

Bartleby & Co., van de Spaanse schrijver Enrique Vila-Matas, behandelt in een unieke blend van feit en fictie een wel heel curieus fenomeen uit de literatuur; een fenomeen waar we tot op heden weinig over te lezen kregen en dat een zekere zwaarte doet vermoeden, hoewel het hier met heerlijk lichte penseelstreken en pennentrekken wordt beschreven: schrijvers, vaak barstend van talent, die opeens en schijnbaar zonder gegronde reden ophouden met schrijven. Beroemde literatoren als Salinger, Melville en Rimbaud vielen aan het fenomeen ten prooi, maar ook minder bekende schrijvers als Joubert, Whoryzek en Cadou. De slim gevonden term ‘Bartleby’, waarmee Vila-Matas de, laten we het maar zo noemen, afwijking omschrijft, komt uit het verhaal Bartleby, the scrivener van Herman Melville. Bartleby is een van enige zin voor initiatief of levensvreugd of dadendrang verstoken klerk, die elke vraag die hem wordt gesteld beantwoordt met steeds dezelfde zin: “Ik zou het liever niet doen”. Net zoals de schrijvers, barstend van talent, van de ene dag op de andere, liever niet meer zouden schrijven. Of hun hele leven lang een wereldroman in zich droegen, die ze echter niet hebben geschreven.

Fenomenen

Omdat het niet Vila-Matas is die vertelt, maar een gebochelde sukkelaar die onder het leven lijdt en zijn anekdotes ziet als een ‘verzameling noten bij een niet geschreven tekst’ – hij beschouwt zichzelf met andere woorden als een Bartleby – wordt ons een van empathie vergeven relaas gedaan van enkele vreemde fenomenen uit de wereldliteratuur, op een bijzonder vermakelijke manier onder woorden gebracht. Geen afstandelijke portretten, maar welgemikte pogingen om de vaak niet te begrijpen redenen om de pen neer te leggen, toch te begrijpen. Dat levert fantastische en zeer trefzekere observaties op, zoals de volgende:

Als voor Plato het leven een vergeten van het idee is, dan was voor Clément Cadou heel zijn leven vergeten dat hij op een dag het idee had om schrijver te willen worden.

Of deze:

Joseph Joubert werd in 1754 geboren te Montignac en stierf zeventig jaar later. Hij schreef nooit een boek. Hij had alleen het plan er een te schrijven en was vastbesloten de omstandigheden te scheppen die hem dat mogelijk maakten. Daarna vergat hij waarom hij dat ook alweer had gedaan.

Het ganse boek wemelt van dergelijke geestig-tragische typeringen, verhalen en anekdotes, waarbij Vila-Matas middels zijn verteller altijd heel precies onder woorden brengt waarom de schrijvers op een bepaald moment (of gedurende hun hele leven, zoals hierboven blijkt) besloten ‘nee’ te zeggen: omdat de oom die de verhalen aanleverde, was gestorven; omdat alles gezegd was; omdat de schrijver tot het besef kwam dat kunst onzinnig is; of, in het geval van Maupassant, omdat de overtuiging onsterfelijk te zijn leidde tot de waanzin.

~

Zelfmedelijden

Het enige minpunt van het boek is de houding van de verteller: het begrip en de sympathie die hij toont voor zijn vaak getormenteerde, maar evenwel vrolijk en bevrijd door het leven banjerende schrijvers siert hem, maar wanneer hij zich begint te wentelen in zelfmedelijden en zwaarmoedig gepeins, breekt dat de veelal luchtige en prettige vibe van dit bijzonder hartelijk aan te raden en – opgepast, schoolwoord! – leerrijke boek.

Bartleby & Co. is in alle opzichten een aanrader: het boek vertrekt vanuit een originele invalshoek (is niet schrijven ook niet een manier van kunst bedrijven?), is indrukwekkend vlot geschreven en bewijst zich, wegens de opbouw in korte blokjes (86 in totaal) in plaats van hoofdstukken als ideale literatuur voor in de trein, op het toilet of in de rij aan de kassa.

Op het einde geeft Vila-Matas nog het voorbeeld van een ‘antibartleby-schrijver’ [sic], George Simenon, die het ooit presteerde in één jaar tijd maar liefst 41 romans te schrijven. Alleen jammer dat hij de man beschrijft als de ‘productiefste Franse schrijver ooit’, daar Simenon een volbloed Belg was (nationaliteit van ondergetekende speelt in deze verontwaardiging zeker mee). Maar voor de rest: erg fijn boekje.

Kunst / Expo binnenland

De heilige huisjes van Jeffrey Vallance

recensie: Jeffrey Vallance - Reliquary Chapel

.

“Toen ik officieel onderzoeker was in de Richard Nixon Library…” “Toen ik mezelf een stuk in de kraag zat te drinken in een bar in Alpine Village, Californië…” “Toen ik in een middeleeuws kasteel in Turijn verbleef, waar ik onderzoek deed naar de lijkwade…”

Foto: Leo van Kampen
Foto: Leo van Kampen

Zo beginnen enkele sterke verhalen van Jeffrey Vallance (1955). MTV-presentator in de jaren tachtig, fanatiek reiziger en verwoed verzamelaar. Hij maakte naam als performancekunstenaar met de uitgebreid gedocumenteerde begrafenis van Blinky the Friendly Hen, een diepvrieskip uit de supermarkt. Nu legt hij de hoogtepunten van zijn leven vast, via zelfgemaakte relikwieënhouders en amusante anekdotes.

De belevenissen van Vallance doen een beetje denken aan de verhalen van Ed Bloom, het belangrijkste personage van Tim Burton’s film Big Fish. Net zoals Bloom construeert Vallance zijn eigen universum van mythen, door bizarre verbanden te leggen tussen het spirituele, het wonderbaarlijke en de hedendaagse popcultuur. Kleine voorwerpen, zoals bloemblaadjes, een steen in de vorm van de staat Texas en een Jägermeister glaasje, zijn ondergebracht in rijkversierde schrijnen. En worden zo opgetild, weg van het alledaagse, de halo van de schijnwerpers in.

Relikwieën

De middeleeuwse nissen van de Vleeshal lijken wel speciaal voor deze tentoonstelling geconstrueerd. Elke nis bevat weer een andere relikwieënhouder, subtiel aangelicht, met daarnaast het bijbehorende verhaal. Over de clownsgezichten die hij ontdekte in de lijkwade van Turijn, het wereldrecord frisbee gooien onder zeeniveau, paranormale ontmoetingen met Richard Nixon en een vrijwel gelijktijdige zegening van de paus en Yasser Arafat. Beleefd, verzameld, vastgelegd.

Nixon, Galerie Nathalie Obadia, Parijs. Foto:Mark Chamberlain.
Nixon, Galerie Nathalie Obadia, Parijs. Foto:Mark Chamberlain.

Zo brak hij wat pleisterkalk af van het koninklijk paleis in Tonga, na een ontmoeting met de koning. Hij vond een stapel rubberen hondenspeelgoed bij een dierencrematorium en was zwaar ontroerd. Hij rukte in volle vaart bloemen uit een begrafeniskrans voor Nixon. Om te bewaren en te herinneren en uit te schreeuwen: “ik was erbij!”

Het verzamelen van Vallance is eigenlijk heel herkenbaar. Wie heeft er nooit eens een bioscoopkaartje bewaard, na een memorabel eerste afspraakje? Een droogbloem als herinnering aan een zonovergoten picknick, een rouwkaartje van een dierbaar familielid. Vallance heeft zijn belevenissen een unieke behuizing meegegeven, in tekeningen, performances, teksten en, letterlijk, heilige huisjes. Je gaat stiekem nadenken wat je zelf op die manier zou willen tentoonstellen. En misschien kom je tot de conclusie dat het niet kleurrijk en dramatisch genoeg kan zijn. De belevenissen van Vallance zijn zo aanstekelijk dat je ook weg wilt, op reis, om het sacrale te verheffen tot het absurde en andersom. Om te leven en te verzamelen en straks de grijze thuisblijvers de ogen uit te steken.

Muziek / Concert

Een Frans keurslijf vertoont scheuren, hoera!

recensie: Justice

.

Onlangs moest ik bekennen dat ik niet de meest fanatieke Lowlandsganger ben als het gaat om vroege optredens, maar voor het Franse duo Justice stond ik een kwartier voor aanvang al te trappelen in de Bravo. Dat optreden was echter toch te vroeg, zowel voor het publiek als voor Justice zelf. Het daglicht glipte aan de randen van de tent naar binnen en een groot deel van het publiek stond nog af te koelen van Dizzee Rascal: niet echt de ideale omstandigheden voor de fransozen. Daarnaast vond ik het optreden – grotendeels een live re-enactment van hun debuut – verbleken in vergelijking met grotere goden als Laurent Garnier en Trentemøller. In Paradiso liet Justice opnieuw zien dat het, hoewel gewapend met flink wat extra ervaring en voor een ’thuispubliek’, slechts gedeeltelijk in staat was om een goede show te geven.

~

Je zou bijna verwachten dat het duo Justice een mislukte carrière als rockmuzikanten te wreken heeft. Dat ze hun invloeden niet onder stoelen of banken steken moge duidelijk zijn, want werkelijk alles in Paradiso rook naar een rockact: de heren komen te laat op, ze opereren ondanks alle rook zeer zichtbaar in de spotlights en communiceren daarbij vaak met het publiek, ze nemen om de drie minuten gas terug alsof er een nieuw nummer begint en ten slotte spelen ze een zeer korte show van anderhalf uur. Door openlijk te flirten met het idioom van de rockcultuur spreekt Justice een zeer groot publiek aan dat thuis in de platenkast Tiga naast Tool heeft staan. Ik verliet de poptempel echter wel met een fundamentele twijfel: is Justice een kitscherige en nogal schaamteloze pastiche van het genre, of steken de Fransozen juist bewust een hele grote middelvinger op naar elke vorm van authenticiteit?

Monumentaal

Xavier de Rosnay en Gaspard Augé zijn in werkelijkheid geen teleurgestelde ex-rockers, maar vonden hun vorig emplooi in de designwereld. Die gedeelde afkomst is echter even verhelderend als de bovengenoemde ‘wraak-these’. Ten eerste verklaart het hun kiene oog voor een gestileerde show en de nauwkeurig onderhouden imago’s. Qua muzikale aanpak is de zeer stijlvaste esthetiek op een stille getuige van het werk van een vormgever. Bij het beluisteren van dat album viel me al op dat voor Justice cohesie belangrijker lijkt te zijn dan creativiteit: van begin tot einde heerst een opmerkelijke muzikale eenduidigheid, hoe extreem en aanlokkelijk de vervormde samples ook zijn. De Fransen weten op monumentale wijze een muzikale trend van dit decennium in zijn essentie te vatten, maar zoals bij alle monumenten is meer een gedenkteken van iets dat al eerder tot wasdom is gekomen dan een drager van het nieuwe. Hoe goed Justice het genre ook beheerst en hoe welkom hun extravagante producties ook zijn als tegengif voor ‘minimal ennui‘, hun debuutalbum slaagde er niet in om mij langdurig te boeien.

Ontsnappen aan het keurslijf

~


Ook in Paradiso werkten de heren aanvankelijk volgens de formule ‘Justice’: openen (natuurlijk met Genesis), even voluit naar een climax en dan gas terugnemen voor de volgende track van . Die methode werkt voor een band, maar niet echt voor een dj, die noodgedwongen vrij statisch achter de draaitafels staat. Hoe heftig Justice het gewillige publiek ook bespeelde, echt tot leven komen wilde de show niet. Maar anders dan op Lowlands wist Justice zich dit keer wél te bevrijden uit hun nauwgezet ontworpen keurslijf. Gaandeweg slaagde het duo er in om – vooral met behulp van eigen remixen – een live-ervaring te creëren, en naar het einde toe kwam er zowaar een minder trendy maar meer eigen visie op de cross-over tussen dance en rock naar voren. Het tempo ging omhoog en de metalinvloeden kwamen duidelijker aan de oppervlakte: hun bewerking van Metallica’s Master of Puppets scheurde tenminste echt. Deze eerste Justice-remix van een niet-langer hippe band bracht enkele kokette dametjes achter mij uit hun hum, maar was voor mij het bewijs dat de heren niet alleen meevaren in het kielzog van de remix-royaltyfamilie Dewaele.

Het album opereerde volledig binnen de grenzen van het paradigma dance-rock, maar in Paradiso slaagde Justice er uiteindelijk toch in om aan die beperking te ontstijgen. Naarmate de avond vorderde lukte het de heren om hun eigen ketens te breken, waardoor ze mij opnieuw voor zich wisten te winnen. Justice biedt het volk brood en spelen, en daar was in Paradiso uiteindelijk helemaal niets op af te dingen.

Theater / Voorstelling

Route 66 raast zijn doel voorbij

recensie: Beeldenstorm & Harry Kies Theaterprodukties - Route 66

.

Op 25 november ging in Tilburg de musical Route 66 in première. De aankondigingen beloven de toeschouwer een echte roadmusical vol klassieke rocknummers als Born to be wild en Get your kicks on Route 66. Deze nomadische levensfilosofie is echter ver te zoeken bij de inwoners van het spookstadje Diamond waar de tijd stil heeft gestaan en iedereen is vastgeroest in de sleur van hun kleurloze levens. En zoals de personages er niet in slagen zich los te rukken van het verleden, zo slaagt Route 66 er niet in om het publiek mee te laten leven met de karakters en zich te laten verliezen in het verhaal.

~

Een glorieuze weg die zich kilometers voor je uitstrekt, avontuur, stoere bikers, de wind in je haren en stevige rockmuziek die uit je speakers schalt, dat is waar je aan denkt bij Route 66. Deze historische levensader die de stad Chicago met Californië verbindt, is echter in verval geraakt. Gras groeit tussen het gebarsten asfalt en de ooit zo florerende dorpen en steden zijn al net zo levenloos en vervallen als de weg zelf. In precies zo’n dorpje speelt Route 66 zich af. Hier runt Tom Kapinsky een garage waar niemand zijn auto laat repareren, runt Milly een hotel zonder gasten, droomt Mitch ervan Diamond weer op de kaart te zetten, en wacht Sally dag in dag uit op het moment waarop Tom haar op zal merken. In dit luie tempo kabbelt het leven in Diamond voort totdat Natalie op haar hoge hakjes binnen komt wandelen. Haar auto staat een eindje terug met een kokende motor en 12 kogelgaten. Het laat zich dus wel raden dat de komst van Natalie voor de nodige opschudding zorgt.

Nummers rijgen

Alle ingrediënten voor een goede musical lijken dus aanwezig: aanstekelijke muziek, een tot de verbeelding sprekende titel en een dame uit de stad die leven in de brouwerij komt brengen. Het onderliggende thema van verloren idealen en het vinden van antwoorden langs Route 66 is zo oud als de mythe van the open road zelf, maar daarom niet minder boeiend. En toch loopt het verhaal al gauw vast. Aan het einde van de eerste acte vraag je je af waar het verhaal nu eindelijk over gaat en hoop je dat er na de pauze wel iets gaat gebeuren. De verhalen om het thema heen lopen teveel door elkaar en worden niet goed uitgewerkt. Het einde komt dan ook abrupt en laat je onbewogen. Waar Route 66 me aan doet denken, is de huidige rage om een aantal aansprekende nummers van een bepaalde band of rondom een bepaald thema op een rijtje te zetten en een verhaal te verzinnen om deze songs aan elkaar te rijgen. Gelukkig doet Route 66 wel een poging wat diepgang in het verhaal te brengen, maar daarbij zijn de schrijvers iets te ver doorgeschoten, zodat het publiek de draad kwijt raakt.

Passende cast

~

De casting, daarentegen, is wel perfect. Frank Lammers is zeer overtuigend als de luie, apathische Tom Kapinsky en past zowel fysiek als vocaal perfect in zijn rol. Hetzelfde geldt voor Loes Haverkort, die de rol van Natalie vertolkt. Minder geloofwaardig is hoe deze twee personages zich tot elkaar aangetrokken kunnen voelen. Je kunt je moeilijk voorstellen hoe een idealistische blondine uit de grote stad, zelfs al is ze wanhopig op zoek naar antwoorden, ook maar oog heeft voor een sarcastische redneck die wel heel erg zijn best doet om haar te beledigen.

Het karakter met de meeste liedjes op zijn conto is Martin van der Starre als De Weg. Met dit personage krijgt Route 66 letterlijk een stem en komt deze tot leven. Als zanger met een ruige stem, lange haren en gekleed in jeans, past hij perfect bij het beeld van de Amerikaanse highway. De symboliek van de ‘roep van de weg’ mag duidelijk zijn wanneer hij nummers zingt als Born to be wild, America the beautiful en met name, Calling you.

Klassiekers

~

De producenten van Route 66 zijn dezelfde als van de musical Turks Fruit en wat betreft seks en geweld zijn er zeker overeenkomsten tussen beide musicals, met name in bepaalde dialogen en een nummer als Route 69. Of dit een positief of negatief stempel op de voorstelling drukt, is natuurlijk persoonlijk. Wie kan er zeker genieten van Route 66? In principe is dat iedereen die houdt van dit soort muziek en zich niet af laat leiden door vergezochte verhaallijnen. Niet voor niets behoren de nummers uit Route 66 tot de Amerikaanse klassiekers en wanneer deze goed worden gezongen, wat zeker het geval is, zullen ze bij veel mensen een gevoel van avontuur en nostalgie oproepen.

Route 66 is nog te zien t/m 20 april 2008 in verschillende theaters.
Voor de gedetailleerde speellijst zie www.route66.nu.

Film / Films

Enerverend plaatjesboek

recensie: Earth

.

De BBC blinkt al decennia lang uit in weergaloze natuurdocumentaires, vaak met Sir David Attenborough als markant boegbeeld. Na weer een baanbrekende serie denk je vaak dat je nu zo’n beetje alles wel hebt gezien, om vervolgens wederom omver geblazen te worden door de beelden van een nieuwe serie. De makers weten telkens weer nieuwe manieren te vinden om dieren en hun habitat vast te leggen, en er blijken toch nog steeds beesten te zijn die nog niet of nauwelijks gefilmd zijn. Planet Earth is de laatste telg in de serie imposante BBC-natuurdocumentaires. Earth, die op het IDFA in première is gegaan, is de bioscoopversie hiervan.

~

De film staat onder regie van Alastair Fothergill, eerder als producer verantwoordelijk voor het ook al indrukwekkende The Blue Planet (2001), en Mark Linfield. Het ‘verhaal’ begint in de buurt van de Noordpool en verplaatst zich vervolgens steeds verder zuidwaarts, tot we uiteindelijk op Antarctica zijn aanbeland. Hierbij komt een scala aan dieren en hun leefomgevingen voorbij, waarbij voor een ijsbeer-, een bultrug- en een olifantmoeder en hun jongen hoofdrollen zijn weggelegd.

The Blue Planet

Het leuke van de televisieserie was dat elke aflevering werd afgesloten met de Planet Earth Diaries, een making of van een minuut of tien waarin duidelijk werd dat kosten noch moeite werden gespaard om dat ene shot te krijgen. Dat uit zich ook in een paar droge, maar daardoor niet minder imposante feitjes. Er werd namelijk gefilmd op meer dan tweehonderd locaties in 62 landen. De serie (en daarmee de film) werd, en dat is vrij uniek, geheel geschoten in high-definition. En het schijnt een van de duurste natuurdocumentaires te zijn die ooit is gemaakt. De getallen die genoemd worden over het budget wisselen nogal, maar je kunt er gerust van uit gaan dat de elf televisieafleveringen en de bioscoopdocumentaire een enorme smak geld hebben gekost.

~

Er zijn een aantal punten op te noemen die de documentaire oprecht schade hadden kunnen aandoen. Zo ontbreekt – grote verrassing – de typische commentaarstem van David Attenborough. De reden hierachter is onduidelijk (te onbekend in de VS?), maar gezegd moet worden dat de donkerbruine stem van Patrick Stewart (Star Trek: The Next Generation) een uitstekende vervanger is. De muziek van George Fenton is wisselvallig: vaak wordt perfect de juiste toon getroffen, maar helaas wordt het melodrama er bij vlagen wel heel erg dik bovenop gelegd. Tenslotte komt het milieuverantwoorde sausje dat op het eind over de film wordt gegoten (en wat in de serie nauwelijks ter sprake kwam) lichtelijk geforceerd over en doet het eerlijk gezegd ook enigszins belerend aan. De intenties zullen oprecht zijn, maar het lijkt nu net alsof er gemakkelijk wordt ingehaakt op het eco-sentiment van de laatste jaren.

Scala aan emoties

Maar waar Earth in uitblinkt, is je versteld doen staan. Als je kijkt naar eindeloze kuddes kariboes of fascinerende time-lapse-opnames kun je je vaak niet aan de gedachte onttrekken dat de makers wel heel erg imposante CGI-beelden uit hun computer tevoorschijn hebben getoverd. Om je vervolgens te verbazen over de waarheid: wat je ziet is echt.

~

En met die echte beelden weten de makers een scala aan emoties te ontlokken. Je moet lachen om de ronduit bizarre paringsdansen van paradijsvogels, raakt vertederd door mandarijneendjes die hun vluchtdoop krijgen door uit een huizenhoge boom te moeten springen, zit in spanning bij een enorm lange achtervolging tussen een wolf en een kariboejong, en voelt ontzag voor de witte haaien die in extreme slow motion een zeeleeuw pakken en daarbij volledig uit het water komen. Wow! Wat een vakkundigheid en liefde voor het onderwerp wordt hier tentoongespreid. En wat een fraaie, maar kwetsbare, planeet is de aarde toch. Dat realiseer je je ook wel zonder dat opgeheven vingertje op het eind.