Film / Achtergrond
special: Deel 3

IDFA 2007

Het International Documentary Festival Amsterdam zit er weer op. De twintigste editie van het IDFA trok meer bezoekers dan vorige jaren, maar liefst 145.000. Met de bioscopen en theaters rondom het Rembrandtplein heeft de organisatie een prima nieuwe locatie gevonden en ach, die specifieke ‘IDFA-sfeer’ keerde in de loop van de week vanzelf terug. Bovendien had het documentairefestival weer heel wat moois voor de bezoekers in petto.

deel 1 | deel 2 | deel 3

Subversie binnen de gelederen

F.T.A. – Reflecting Images: Panorama
(Francine Parker • 1972)

~

Rond 1970, met de Vietnamoorlog nog volop gaande, begon het te broeien aan het Amerikaanse thuisfront. De zware tol die de oorlog eist begint de gemoederen te verhitten, en het anti-communisme (dat sinds WO II hoog op de politieke agenda staat) zet de democratie zwaar onder druk. De broedplaatsen van een nieuwe generatie die niet bang is zich uit te spreken, zijn overal te vinden. Pacifisten, feministen, anti-oorlogsactivisten en black-power sympathisanten, allemaal lopen ze door elkaar en vechten met groot elan en beperkte middelen voor een betere wereld. Het geloof in een betere wereld, samengevat in de slogan “Power to the people” vindt steeds meer gehoor. Ook binnen het leger.

Tegen die achtergrond start in 1971 de anti-oorlogsroadshow F.T.A. – Fuck (of Free) The Army. De show, bedoeld om GI’s (dienstplichtigen ) te steunen en wakker te schudden, wordt aangevoerd door de sterren Jane Fonda en Donald Sutherland. De cabareteske show is een potpourie van satire, sketches en protestsongs. Geheel volgens het activisme van die tijd trekt de show langs de hekken van alle militaire bases in Zuidoost-Azië. Zo’n 60.000 militairen bezoeken de in Amerika legendarisch geworden show. Regisseur Francine Parker maakte er onderweg een pakkende documentaire van, die na bijna veertig jaar nog steeds actueel blijkt.

Sutherland bespeelt snedig het publiek in een ‘sportieve’ versie van een bombardement. Een frisse Jane Fonda zingt uitbundig een feministische can-can, gevolgd door troubadour Len Chandler die het publiek ophitst met anti-oorlogsslogans. Veel van de scherpe teksten zijn geschreven door Dalton Trumbo. Uit diens anti-oorlogsroman Johnny got his gun (1939) leest Sutherland aangrijpend enkele passages voor, wat een van de mooiste momenten uit de film oplevert. Het tijdsbeeld roept beslist sentiment op. De politieke naïviteit van de jaren herleeft en komt naar boven in interviews met soldaten Mannen die vaak te grote idealen najagen en vervolgens geconfronteerd worden met de brute realiteit. Het politieke bewustzijn is onontkoombaar. In die zin is F.T.A. uniek: een nieuwe generatie wereldburgers wordt rechtstreeks in beeld gebracht, zonder opsmuk of visuele pretenties.

Toen de film in 1972 uitkwam viel dat samen met het controversiële en geruchtmakende bezoek van Jane Fonda aan Noord-Vietnam – waar ze de naam Hanoi Jane aan dankt. Of dat er mee te maken heeft is onduidelijk maar in elk geval verdween F.T.A. een week na de release uit de bioscoop. Ondanks lovende kritieken stopte de distributie en werden alle kopieën vernietigd. Volgens Parker op bevel van hogerhand – mogelijk op instigatie van Washington om de anti-oorlogstrein te stoppen. Het blijft tot op heden onduidelijk. Wel wordt steeds duidelijker dat het Amerikaanse leger in 1971-1972 zelf de interne problemen (logistiek en moreel) nauwelijks kon bolwerken, en op imploderen stond.

Behalve een ijkpunt in de geschiedenis is F.T.A. ook een waarschuwing. De parallel met Irak is voelbaar. De situatie is nu anders en de slogans zijn achterhaald, maar veel van de originele boodschap is herkenbaar. Het is dan ook pijnlijk om te beseffen dat de open en directe ‘subversie’ binnen de gelederen van destijds nu vrijwel ondenkbaar is, en politieke stellingname een curiosum lijkt. (Antoinette van Oort)

Gekke bekken trekken voor de vrede

Faces – Joris Ivens Competition
(Gmax • 2007)

~

De Franse kunstenaars JR en Marco bedenken een simpel plan om de vrede in het Midden-Oosten te bevorderen. Ze nemen foto’s van Israëliërs en Palestijnen die hetzelfde beroep uitoefenen. Met een lens op een paar centimeter afstand van hun gezicht wordt ze gevraagd om gekke bekken te trekken. Het resultaat – metershoge posters van bijvoorbeeld een rabbi, een priester en een imam die scheel kijken – plakken de kunstenaars op muren in zowel Israëlische als Palestijnse gebieden. De verwondering en de discussie van het publiek die daarop volgen, leggen ze ook weer vast.

Het idee is zo uitgelegd. In principe had de film ook niet langer dan een kwartier hoeven duren. Het internationale plakteam ontmoet opvallend weinig weerstand. Met uitzondering van een paar agenten zijn de Israëliërs positief over de actie. Ook de Palestijnen begrijpen wat het team met de kunst voor ogen heeft: “Je kunt op de foto’s nauwelijks zien wie waar vandaan komt,” en “De posters leren ons op een andere manier naar de situatie te kijken,” zijn de meest voorkomende commentaren. Dat de film toch niet verveelt, komt door het ritme van de montage, de lekkere muziek en vooral het optimisme dat Faces uitstraalt. Voorbijgangers beginnen spontaan te stralen als ze de posters zien. Sommigen komen niet meer bij van het lachen. De positieve reacties doen bijna geloven dat het slechts een kwestie van tijd is voor alles goed komt in het Midden-Oosten (of voor de sceptici: dat de negatieve reacties eruit geknipt zijn). Er volgt nog een wazig verhaal van een neuroloog die uitlegt hoe het brein op nieuwe waarnemingen reageert, maar eigenlijk is dat overbodig. (Marjolein van Trigt)

Koeienvoet of fish & chips?

All White in Barking – Joris Ivens Competition
(Marc Isaacs • 2007)

~

De Londense wijk Barking is in een rap tempo overspoeld door immigranten. De oudere generatie Engelsen bekijkt hen met grote argwaan: die mensen zijn tenslotte toch anders. Marc Isaacs volgt een aantal oude bewoners terwijl ze, al dan niet door zijn toedoen, kennismaken met de nieuwe buren. De rode lijn in het verhaal is voedsel. Eén van de bezwaren tegen de nieuwkomers is namelijk dat ze vieze dingen zouden eten. Het is lekker meesmuilend lachen om de kromme redeneringen van de Engelsen. “I don’t like it, cause I’m not used to it”. Soms zijn de genante toestanden ook ronduit pijnlijk. Isaacs ziet er geen probleem in om pesterig door te vragen: “En als je zoon met een Afrikaanse thuiskwam, hoe zou je dat dan vinden?” Hij wroet net zo lang totdat de geportretteerde met een politiek incorrect antwoord komt, om dan zelfvoldaan op te merken dat het toch allemaal niet uit zou moeten maken.

Het belerende toontje overheerst soms in All White in Barking, maar gelukkig zijn er ook genoeg momenten waarop Isaacs niet in hoeft te grijpen om een opzienbarende scène te creëren. De Joodse Monty neemt zijn Oegandese vriendin mee naar een reünie van Auschwitz slachtoffers. Hem kan het niet schelen wat de anderen ervan vinden. David daarentegen verhuist naar een kustplaatsje, waar de mensen nog gewoon fish & chips eten. Wat als ‘ze’ daar ook gaan wonen, vraagt Isaacs. David wijst op de zee. “Dan verhuis ik daarheen”.
Ontroerende en ook afschrikwekkende scènes laten zien hoe diep het racisme nog geworteld zit bij de oude bewoners. Ook al eten ze dan beleefd een stuk koeienvoet op dat de Nigeriaanse buren hen voorzetten, thuis bediscussiëren ze in hoeverre de buren nou eigenlijk westernized en dus acceptabel zijn. Maar ook in All White in Barking overheersen de goede bedoelingen en blijf je achter met het idee dat het allemaal gewoon een kwestie van wennen is. (Marjolein van Trigt)

Afspraak met de dood

The Suicide Tourist – Reflecting Images: Best of Fests
(John Zaritsky • 2007)

~

Twee aangrijpende verhalen over het recht op zelfbeschikking. De controverse rondom het recht van een persoon om zelf het moment, de tijd en de plaats van zijn dood te verkiezen komt genadeloos dichtbij in de documentaire die Zaritsky het afgelopen jaar maakte over het werk en de zorg van de Zwitserse organisatie Dignitas. De organisatie waar de Amerikaan Craig Ewert en het echtpaar George en Betty Coumbias met hetzelfde doel maar om verschillende redenen een beroep op doen.

Grondlegger Ludwig Minelli gelooft dat een pijnloze en waardige dood een recht voor ieder mens zou moeten zijn. Hij ziet de dood als een keuzemogelijkheid. Mede dankzij de Zwitserse wet die hulp bij zelfdoding toestaat onder restricties is Dignitas uitgegroeid tot de enige plek in de wereld waar zelfdoding onder begeleiding mogelijk is. Voor Craig Ewert, die leidt aan de ziekte van Lou Gehrig zal het een laatste reis worden. De keuzes, overwegingen en motieven van Craig zijn pijnlijk voor hem en iedereen om hem heen. Geconfronteerd met George’s terminale hartkwaal komen hij en zijn nog gezonde vrouw Betty bij Dignitas voor een heel ander arrangement. Dit geeft de film misschien een vreemde balans maar zet wel aan tot vragen en debat in bredere zin. Craigs afspraak met de dood is op 26 september 2006. Zaritsky volgt hem en zijn vrouw Mary de laatste vier dagen in Londen – hun tijdelijke thuis – en begeleidt Craig op zijn reis naar Zwitserland. Gekluisterd aan een rolstoel, spits en met een grote dosis humor is het Craig die helder, overtuigd en innemend de kijker in het argument meeneemt. Dankzij hem wordt de dood tot een taboe-overschrijdende bestemming met meerdere variabelen. De geest, oogopslag en nagedachtenis aan deze bijzondere, moedige man zal menigeen nog lang bijblijven. (Antoinette van Oort)

Confrontaties tussen vader en zoon

Mr. Rakowski – Highlights of the Lowlands
(Jan Diederen • 2007)

~

Met de ‘a la carte’ verzorging aan huis heeft de niet onbemiddelde Richie het best mogelijke voor zijn 91- jarige vader Sam geregeld. Dat dit geen compensatie is voor de nog steeds verstoorde vader-zoon relatie tussen de twee mannen is iets wat zich slechts langzaam in de film laat onthullen. Voor Richie is die verzorging het eindpunt van een levenslange zoektocht naar beter. Hoe het voor Sam is laat zich raden. De soms nog agressieve en koude man overleefde Auschwitz-Birkenau en begon na de oorlog een nieuw bestaan in Amerika. Met recht kan hij een survivor genoemd worden. Voor zijn zoon, die hem de gelegenheid biedt dicht bij hem en zijn gezin te staan, blijft de kille man echter een mysterie. Traag wroet de regisseur in het verleden en ontbloot daarbij vooral de jeugdtrauma’s van de zoon. Richie’s zoektocht naar de motieven van zijn ondoorgrondelijke vader maken dat de focus verschuift naar de zoon. Sam blijft in interviews kortaf en onomwonden over zijn relatie met Richie. Het pijnlijke proces van confrontaties lijkt te lang uitgesmeerd, maar het einde brengt wel een ‘hoopvolle’ apotheose. (Antoinette van Oort)

Een koelkast in de Himalaya

Journey of a Red Fridge – First Appearance
(Lucian Muntean en Natasa Stankovic • 2007 )

~

In deze road-movie per voet is de last haast voelbaar. Dat Coca-cola overal aanwezig is weet iedereen, maar het logo op de rode ijskast krijgt een hele andere betekenis op de rug van Hari Rai. Om zijn studie te betalen is hij als menselijke pakezel op weg met een kapotte ijskast naar Pokhara. Een klus van vier dagen, waarbij hij door de makers wordt gevolgd en geobserveerd. Een tocht vol vriendelijkheid en veel lotgenoten – waaronder zo’n 60.000 kinderen. Die aanklacht tegen kinderarbeid is het eigenlijke dramatische gegeven van de film. Op de hoge wandelwegen van de Himalaya is het toerisme de belangrijkste bron van inkomsten. Dragers hebben daar genoeg anekdotes over, wat voor enkele hilarische momenten zorgt. Verder voert de drukke route vooral langs landschappen van een adembenemende schoonheid. (Antoinette van Oort)

Revolutie voor jongens

Diary Film – I was 12 in ’56 – Zilveren Wolf Competitie
(Boglárka Edvy en Sándor Silló • Hongarije 2006)

~

Animatie, fantasie en de Hongaarse revolutie van 1956 vloeien samen in dit fraai verfilmde dagboek van de 12-jarig Gyula. Door de ogen van een nieuwsgierig kind krijgt de revolutie een heel ander gezicht. De dagboekfragmenten – die als voice-over te horen zijn – zijn speels vormgegeven en registreren met veel oog voor detail de verwarring en het geweld in de stad. Als een opmerkzame verslaggever luistert Gyula naar de radio en verzamelt met zijn vriendje Jancsi souvenirs op hun avontuurlijke tochten door de stad. Aangetekend op de plattegrond verspreidt de revolutie zich als een brandende inktvlek. Tekeningen, animaties en archiefbeelden worden afgewisseld met gereconstrueerde belevenissen. De eerste sneeuw, het gedwongen thuis zitten en de Duitse les; het zijn intieme momenten van rust afgezet tegen de chaos. De geschiedenis wordt misschien wel geplet maar de film heeft niet tot doel haar accuraat te beschrijven. De transformatie en emoties van beide jongens staat centraal, en uit die wonderlijke wereld is het moeilijk loskomen. (Antoinette van Oort)

Finse geschiedenis

Learned by Heart – Animatie Programma / Zilveren Welp Competitie
(Marjut Rimminen en Päivi Takala • Finland 2007)

~

De erfenis van Finland, getekend door oorlogen en diverse bondgenootschappen, wordt vertaald in een mysterieuze documentaire. In de beelden die de vergetelheid naar boven moeten halen staat de door mannen gedicteerde heersende norm centraal. Opgedeeld in hoofdstukken wordt de Finse geschiedenis gereconstrueerd door de ogen van een opgroeiend meisje dat omgeven is door vrouwen. Hitler, Stalin, de koude oorlog, de sixties en zelfs miss Universe Armi Kuusela vliegen in archiefbeelden voorbij. Soms geanimeerd, soms licht ingekleurd. Het is een onsamenhangende geheel, dat toch steeds weer abstract weet te benadrukken waar het voor het meisje om draait. Met haar vader als altijd aanwezige en tegelijk afwezige. (Antoinette van Oort)

Drama op een vierkante meter

El Sastre – Zilveren Welp Competitie
(Oscar Pérez • Spanje 2007)

~

Wie zich Can Tunis (2002) nog voor de geest kan halen zal verbaasd zijn over de inzending van regisseur Oscar Pérez voor dit jaar. Anders maar net zo direct staat de camera deze keer gericht op het piepkleine naaiatelier van de Pakistaanse immigrant Mohammed, ergens in Barcelona. De norse en zwaar rokende kleermaker lijkt van die aandacht niet warm of koud van te worden. Ook zijn Spaanse klanten kunnen hem niet bekoren. Langzaam maar zeker wordt het onmogelijk voor Singh. De illegaal die voor een schamel bedrag bij hem werkt ontploft en pakt z’n biezen. Pérez weet dit duo in de marge wederom genadeloos te registreren. (Antoinette van Oort)

Muziek / Album

Voorprogrammastatus ontgroeid

recensie: Fiction Plane - Left Side of the Brain

Left Side of the Brain van de Britse band Fiction Plane is al een tijdje uit. Toch krijgt 8WEEKLY alsnog een recensie-exemplaar van dit tweede album opgestuurd. Zou dat komen door het waanzinnige Nederlandse succes van hun single Two Sisters? Zou het komen door de succesvolle supporttour in het voorprogramma van The Police? Of zou het komen omdat ze als hoofdprogramma op 19 december in Tivoli en op 20 december in Paradiso staan? Ik zou zeggen: all of the above. Maar de laatste reden het meest, want deze band is de voorprogrammastatus inmiddels ontgroeid. En derhalve moet die albumrecensie er natuurlijk ook komen.

En inderdaad, wie er 13 of 14 september bij was in de Amsterdam Arena vond ook de supportact op z’n minst bovengemiddeld goed. Ga d’r maar aan staan! Het voorprogramma van het grote The Police! Een opdracht waar vele bands best moeite mee zouden hebben. Want zeg nu zelf; je mag avond na avond openen voor zo’n wereldact, dan móet je wel kriebels hebben, toch? Welnu, daar was bij Fiction Plane verrekte weinig van te merken. Als ware rocksterren domineerden ze het immense Amsterdamse podium: rennen, springen, van torenhoge versterkers jumpen, het publiek bespelen en als nietig drietal toch een gigantisch overwicht hebben ten overstaande van zo’n slordige 45.000 toehoorders. Ik kan niet anders zeggen dan dat deze ongepolijste rockshow indruk bij mij maakte.

~

Hoe dat kan? Wellicht omdat die tour met The Police al een aantal maanden onderweg was en dat de band inmiddels perfect op elkaar ingespeeld was? Wellicht omdat die eerder genoemde single in Nederland in ieder geval al een geramde en gebeitelde dikke hit was? Zanger/bassist Joe Sumner (en jaja, daar is ‘tie weer: inderdaad de zoon van Sting), gitarist Seton Daunt en drummer Pete Wilhoit speelden gewoon erg overtuigend in De Arena. En eerlijk is eerlijk, dat doen ze ook op hun tweede album, al maakte het live-optreden meer indruk op me. Left Side of the Brain laat niettemin een lekker toegankelijk geproduceerd rockgeluid horen, met heerlijk meezingbare refreintjes (It’s a Lie, Anyone en natuurlijk Two Sisters). Af en toe wordt het wat moeilijker; bijvoorbeeld bij het nummer Left Side of the Brain dat gedragen wordt door een wat complexer drumritme dat af en toe lekker eigenwijs uit de pas lijkt te lopen.

Ongepolijste live-gevoel
Toch steekt dat ongepolijste livegevoel waar ik het over had op dit studioalbum her en der zeker de kop op. Het bovengenoemde nummer Left Side of the Brain lijkt door de vele wisselingen veel langer te duren dan de iets-minder-dan-3-minuten-hap-slik-weg-instant-hits. In datzelfde nummer ook, lijken de muzikanten zich heerlijk uit te leven. Daunt imiteert hier The Edge, en doet elders niet onder voor ‘ome’ Andy Summers. Dat uitleefgevoel geldt ook voor Death Machine: vermeldenswaardig is hier wederom het lekkere solowerk van de gitarist en de retegoede drumfills van Wilhoit. Running The Country en Presuppose hebben eveneens dat dwarse live-gevoel. In diverse interviews schermt de band er mee dat ze bij hun nummers niet altijd voor de gemakkelijkste weg hebben gekozen, niet altijd voor de veilige Top 40-denkwijze. Als je deze nummers meerdere malen beluistert, dan heeft de band gewoon een punt. Drink is een mooie ballade, en Fake Light From the Sun lijkt qua spel het meest op een The Police-compositie. Even een vermeldenswaardig punt: de band was voorheen een kwartet. Ene meneer Dan Brown is er uitgestapt om meer tijd aan z’n familie te besteden. Hij schreef niettemin wel mee aan het gros van de nummers.

Afrondend? Alle elf songs zijn goed. Kopen dus, dat album? Ja hoor, niets mis mee. Er zijn veel mensen die er een groot plezier aan zullen beleven. Maar dan voeg ik er wel meteen aan toe: de ware aard van deze band geldt toch tijdens een live-optreden! Kom 19 december dus naar Tivoli of 20 december naar Paradiso, want aan die rockshow val je je sowieso geen buil. Fiction Plane is de voorprogrammastatus namelijk allang ontgroeid.

Film / Achtergrond
special: In gesprek met Péter Forgács

Tegen de dood en voor het onmogelijke

.

In het Filmmuseum is nog tot en met 5 december een retrospectief te zien gewijd aan de Hongaarse filmmaker en mediakunstenaar Péter Forgács, wiens films recentelijk door het museum zijn aangekocht. Daarnaast is er tussen 9 en 12 december een installatie van deze veelzijdige kunstenaar te zien in het Haags Filmhuis. Forgács’ unieke films en installaties bestaan uit authentieke amateur- en familiefilms die zorgvuldig zijn gemonteerd en bewerkt tot nieuwe kunstwerken. Voor zijn oeuvre ontving hij op 29 november de prestigieuze Erasmusprijs die dit jaar ‘cultuur en herinnering’ als thema had. 8WEEKLY interviewde de laureaat in het Filmmuseum, waar hij sprak over zijn achtergrond in communistisch Hongarije en de moeilijkheid om zijn werk te categoriseren.

Scène uit De Maalstroom
Scène uit De Maalstroom

Mijn eerste kennismaking met Forgács’ werk was in 1997, toen de VPRO De Maalstroom uitzond. Deze film bestaat uit authentiek filmmateriaal geschoten door een joodse familie tijdens het interbellum en de tweede wereldoorlog. Forgács’ bewerkte dit materiaal door gebruik te maken van plotselinge freezeframes en kleuraanpassingen. Door een suggestieve montage van andere beelden krijgt de film een nog diepere lading, als het tragische lot van de familie duidelijk wordt. Zo wordt de kijker geconfronteerd met beelden van marcherende NSB-kinderen die onwennig een Hitlergroet brengen, afgewisseld door clandestiene beelden van joden die uit hun huis worden gedreven door de Nederlandse politie. De film kan worden gezien als een ideaal startpunt voor filosofische overpeinzingen over de mysterieuze werkingen van de geschiedenis. Over hoe verval en vernietiging samenwerken met onverschillige en wrede historische krachten en een impact hebben op het dagelijkse leven van mensen. Forgács’ films dwingen je om oog in oog te staan met een entiteit uit het verleden. Een entiteit die enerzijds echt is en anderzijds schimmig is geworden door het vergaan van de tijd. Forgács’ beelden creëren een geheimzinnige empathie, die op bepaalde momenten de kracht heeft van een ongrijpbare openbaring of een schok van herkenning.

Historische meditaties

Als ik Forgács spreek in het restaurant van het Filmmuseum zit er een serieuze man tegenover me die duidelijk gewend is om te praten over zijn werk. “Mijn films waren vele jaren onzichtbaar voor het publiek. Ik zie mijn films als een dialoog met andere verborgen filmmakers, waarbij ik niet bewust de houding van de kijker wil veranderen. Mijn films vallen niet onder het genre van de journalistieke of educatief georiënteerde documentaire. Ze zijn ook geen propaganda. Ik wil de receptie van de beelden bewust subjectief houden. Ik denk bij de impact meer aan termen als schilderkunst, tentoonstelling of opera. Ik hoor ook van veel kijkers dat de beelden van mijn films vaak weer opdoemen in hun geheugen. Mijn films werken daarom als een soort droom of een meditatie over het verleden.”

~

Hoe zit het eigenlijk met de receptie van zijn werk? “Uit kijkersonderzoek dat de VPRO heeft uitgevoerd na vertoning van De Maalstroom bleek het publiek erg divers qua leeftijd en opleidingsniveau te zijn. Het vreemde was dat deze toeschouwers eigenlijk niet wisten wat ze konden verwachten. Ze waren gegrepen door iets en bleven kijken. Naar mijn mening kun je onder bepaalde omstandigheden de juiste impact hebben met de vertoning van zo’n film op tv.” Zijn film Miss Universe 1929 (2006) was een bescheiden televisiesucces in Hongarije, waarna de film door de televisiezender Arte werd uitgezonden voor een groter Europees publiek. Miss Universe 1929 werd gemaakt aan de hand van het materiaal van de joodse Marci Tenczer, die zijn beeldschone nicht Lisl Goldarbeiter filmde terwijl ze meedeed aan schoonheidswedstrijden in het interbellum. Lisl werd Miss Oostenrijk, en vervolgens Miss Universe in Amerika. Gaandeweg wordt door een interview met de oude Marci duidelijk dat zijn bewondering voor Lisl verder gaat. De film wisselt dit verhaal af met archiefmateriaal van demonstrerende socialisten en fascisten in Wenen.

Empathische freezeframes

Als ik Forgács vraag over zijn achtergrond merk ik dat zijn persoonlijke ervaringen hem duidelijk hebben getekend. Tijdens het communistische regime koos hij bewust voor een positie buiten de door de staat bepaalde kaders. Met enig sarcasme vertelt Forgács over hoe het communisme voor bepaalde mensen gold als een substituut voor religie. Hij werd niet toegelaten tot de kunstacademies en kon met moeite een diploma krijgen om les te geven. “Omdat ik een outsider was werd ik gedwongen om na te denken en dogma’s ter discussie te stellen. Die omstandigheden duwden mij de avant-garde in toen ik besloot om met film te werken.” Het contrast tussen de bewegingsvrijheid van het individu en de beperkingen die een samenleving oplegt is een belangrijk element binnen Forgács’ oeuvre. Je vraagt je af in hoeverre deze fascinatie is ontstaan uit zijn eigen wantrouwen tegenover de macht van de staat.

Waarom gebruikt hij eigenlijk zo vaak freezeframes? “Deels ben ik geïnteresseerd in de verschillen tussen fotografie en film, zoals die door Roland Barthes zijn beschreven. Een freezeframe maakt van een filmbeeld een foto en voor Barthes heeft een foto altijd een relatie met herinneren en de dood. Als je in een film iemand recht in de camera ziet kijken is dat een heel bijzonder moment. De gefilmde persoon kijkt door de lens naar de ogen van de filmer en denkt: ‘Ik kijk naar jou, jij neemt mij op. Jij herinnert je mij, jij slaat mij op.’ De filmer vangt een emotionele relatie, waarbij hij denkt: ‘Zo wil ik me je herinneren en je vereeuwigen.’ Beide partijen zijn in deze handeling tegen de dood, omdat de dood niet bestaat als je bent vastgelegd op film.”

Idyllisch verval

~

Ik maak uit Forgács woorden op dat amateurfilms een visueel testament vormen. Een kwetsbare vorm van verzet tegen de onomkeerbaarheid van de tijd. Zijn films bevatten ook vaak tegenstrijdigheden en prikkelende tegenoverplaatsingen. Zo is de film The Danube Exodus (1998) een mooi voorbeeld van de ironieën die de geschiedenis rijk is. De film is samengesteld uit het filmmateriaal van een Hongaarse kapitein die met zijn cruiseboot tochten maakte over de Donau. In 1939 werd hij door vluchtende joden ingehuurd om naar de Zwarte Zee te varen, waarna ze naar Palestina konden vluchten. De beelden van deze exodus zijn soms merkwaardig idyllisch, terwijl voiceovers en tekstfragmenten duidelijk maken wat de wrange achtergrond van de passagiers is. Het toeval wou dat de cruiseboot later gebruikt zou worden om etnische Duitsers uit het door de Russen bezette Bessarabië te vervoeren naar het door de nazi’s bezette Polen. De film toont twee soorten vluchtelingen, die allebei door omstandigheden worden gedwongen om hun land of streek te verlaten. Forgács: “Ik had het geluk dat de kapitein eigenlijk als een soort voyeuristische tussenpersoon optrad. Zijn perspectief is merkwaardig, omdat hij eerst de joodse passagiers filmde en vervolgens de etnische Duitsers. Twee keer een exodus dus en uiteindelijk zegt de film dat een slachtoffer een slachtoffer is. Sommige mensen vinden dat moeilijk te accepteren. Zij denken bij zichzelf: zijn er ook Duitsers die goed zijn of onschuldig? Doordat deze twee verhalen zijn gevangen door hetzelfde oog probeer ik ze in een discours te brengen. Ik breng de Joodse slachtoffers en Duitse slachtoffers als het ware samen in een spanningsveld.” Maar de regisseur benadrukt wel dat hij niet gezien wil worden als iemand die vastzit in het verleden. “Het verleden is altijd verbonden met het nu. De situaties en de krachten herhalen zich of zijn als spiegels voor wat er nu gaande is. We moeten dat nooit vergeten.”

Sensuele roeping

Lisl Goldarbeiter (Miss Universe 1929)
Lisl Goldarbeiter (Miss Universe 1929)

Hoe gaat hij eigenlijk te werk met al die meters film? Hoe kan hij een lijn vinden in al die verhalen? “Het is een lange procedure die maanden kan duren, waarbij het gaat om het vinden van iets dat verborgen is in het materiaal. Een geheim of een sensuele roeping. Ik werk ook bewust met muziek als ik naar de films kijk en als ik ze monteer, van Philip Glass of Arvo Pärt. Vaak is van de 50 of 60 uur film maar 5 uur echt interessant. In bepaalde gevallen moet het worden aangevuld. Zo was er maar weinig bruikbaar filmmateriaal beschikbaar voor Miss Universe 1929. Gelukkig kon ik terugvallen op het interview met Marci en Lisls dagboeken.”

Aan het einde van ons gesprek ben ik nieuwsgierig geworden naar zijn eerste fictiefilm in relatie tot zijn andere werk. Zijn film Own Death (2007), naar een boek van Péter Nádas, gaat tijdens het retrospectief in première. “Ik heb dezelfde houding, maar de beeldtaal is anders. Ik las het boek en belde de auteur op, om te vragen of ik er een film van mocht maken. ‘Het is een onmogelijk boek om te verfilmen’, zei hij meteen. Waarop hij vervolgens zei: ‘Daarom moeten we het doen, want alleen het onmogelijke is interessant om te bewerken.’ Toen ik aan de film begon was het moeilijk om een juiste beeldtaal te vinden, maar ik had geluk met de mensen die meewerkten aan de productie. Soms heb je meer nodig dan ervaring en geluk. Filmen blijft een proces dat afhankelijk is van een mate van alchemie.”

Boeken / Fictie

Verraad als een eeuwigdurend spel

recensie: Willem Asman - Britannica

Complottheorieën blijven fascinerend. De theorieën die bedacht zijn rond de UFO van Roswell, de moord op J. F. Kennedy en de vermeende dood van Paul McCartney zijn mooie voorbeelden. Meer recent vormen de aanslagen van ‘nine eleven’ een dankbaar thema voor wie op internet op zoek gaat naar de termen ‘conspiracy theory’ en ‘WTC’. Britannica, de tweede roman van Willem Asman, heeft veel weg van een uit de hand gelopen samenzweringstheorie. Hij spint een web van meerdere verhaallijnen, legt complexe verbanden en zaait overal het vermoeden van verraad, maar vergeet dat je in een complot moet kunnen geloven om er in meegesleept te worden.

Het verhaal draait om het veelbelovende gegeven dat er een direct verband bestaat tussen alle grote gewapende conflicten van de laatste honderd jaar, van de Eerste Wereldoorlog tot aan de aanslagen van 11 september 2001. We volgen de New Yorkse rechter Stephen Stills die naar Den Haag reist om op uitnodiging van het Internationaal Strafhof het begin van het proces tegen de Servische leider Miloševic bij te wonen. Daar wordt hij aangesproken door Elle, die hem confronteert met de betrekkelijkheid van de rechtvaardigheid van dat proces en die Stills fel de les leest over de manier waarop de Verenigde Staten op hypocriete en oppervlakkige wijze andere landen met geweld tot de orde roepen.

Geheim superwapen

Hun ontmoeting blijkt geen toeval: Elle benadert Stills later nogmaals met informatie over hun vaders. Die blijken met elkaar verbonden door een geheim testament van de Duitse keizer Wilhelm, die na de val van het Duitse rijk na de eerste Wereldoorlog in ballingschap ging in Nederland, en de laatste jaren van zijn leven wijdde aan het lezen van duizenden dagboeken. In enkele daarvan vond hij sporen van een geheim superwapen dat de loop van de geschiedenis kan beïnvloeden. Om ervoor te zorgen dat deze nalatenschap op een goede manier zal worden beheerd, heeft de oude keizer een testament opgesteld waarin hij heeft bepaald dat de schrijvers van die dagboeken – of hun oudste zonen – beschikken over wat er met dat wapen moet gebeuren. Aan de vooravond van de aanslagen van 11 september is het dan uiteindelijk aan Stills als laatste erfgenaam om te beslissen of, en hoe hij het wapen zal gebruiken.

Een belangrijk deel van het verhaal voert terug naar het Sarajevo van 1914, het begin van de Eerste Wereldoorlog, waar de gepensioneerde politieman Michaël Ritter, de grootvader van Stills, ontdekt dat de aanslag op de Oostenrijk-Hongaarse kroonprins Franz Ferdinand en zijn vrouw niet in opdracht van Servië werd uitgevoerd, maar hoogstwaarschijnlijk werd opgezet door een Engelsman, die doelbewust de lont in het kruitvat stak om ervoor te zorgen dat de Verenigde Staten uiteindelijk als de leiders van een nieuwe wereldorde naar voren zouden treden. Dat deel van het boek is ook ontegenzeggelijk het sterkste. De sfeer van geheimzinnigheid die Asman weet op te roepen rond het personage Michaël Ritter in zijn zoektocht naar de ware toedracht van de aanslag op de kroonprins van het Habsburgse rijk is goed geslaagd, en deze zoektocht vormt in feite al een goede basis om een pakkende thriller op te baseren. Asman heeft zijn research goed gedaan en slaagt er in om twijfel te zaaien rond de officiële geschiedschrijving die de schuld van de aanslag bij Servië legt.

Echter, voor de rest komt het verhaal van Britannica nooit echt van de grond. Het lijkt of Asman te veel zijn best heeft gedaan om het predikaat ‘literair’ aan het verhaal te kunnen hangen. Hij besteedt veel aandacht aan het uitdiepen van hoofdpersoon Stephen Stills, aan het opbouwen van verschillende veelbelovende verhaallijnen, en hij heeft een onderhoudende schrijfstijl zodat de nieuwsgierigheid naar de afloop overeind blijft, maar thrilling wordt het nooit.

Thrilling

Dat is voor een deel te wijten aan het feit dat Asman ervoor zorgt dat de lezer geen gelegenheid krijgt om delen van de plot te missen; het verhaal wordt tussentijds erg vaak samengevat. Daarnaast wordt de dreiging van de aanstaande vernietiging van het World Trade Center er bij tijd en wijle zó dik bovenopgelegd dat er zelfs voor de onoplettende lezer geen ontkomen aan is:

Op de eettafel lag een enorme puzzel met een afbeelding van de skyline van New York. De randen waren af, op een hoekje na, de resterende stukjes bevonden zich in een berg in het midden.

In your face, zoals de Amerikanen zeggen. Het is maar één van de vele voorbeelden van bruut effectbejag, en de manier waarop de plot met geweld op het netvlies wordt geduwd, doet onbeholpen aan.

Vreemd, want Asman bewijst in het deel dat zich rond 1914 afspeelt dat hij goed kan schrijven, en hij heeft overduidelijk veel en degelijk onderzoek gedaan naar de ontwikkelingen die tot de Eerste Wereldoorlog hebben geleid. Maar de link tussen de moord op Franz Ferdinand en de aanslagen op het World Trade Center in 2001 wordt niet aannemelijk. Datzelfde geldt voor het superwapen waar de plot voor het grootste deel om draait. De lezer heeft geen moment het idee dat dit wapen reëel is en de pogingen van Asman om het belang ervan te benadrukken doen daardoor verkrampt aan. Voor het boek is dat de doodsteek, aangezien het hele verhaal juist draait om de rode draad tussen 1914 en 2001. Het ontbreken van de geloofwaardigheid leidt ertoe dat het hele boek nergens echt spannend wordt, wat toch een belangrijke maatstaf is om een thriller – literair of niet – aan te beoordelen.

Boeken / Achtergrond
special:

Eindelijk! De tweede roman van Niels Carels

.

Het is een spannende tijd voor Niels Carels (1977). Nu kort geleden Betamax verscheen, is het afwachten wat de critici van zijn werk zullen vinden. Als het überhaupt besproken wòrdt. De eerste tekenen zijn alvast goed, want verschillende media waren enthousiast over de roman die de schrijver na een publicatiestilte van zeven jaar aan het lezerspubliek presenteerde. Hoewel ook Neon, Carels’ eersteling, niet over media-aandacht te klagen heeft gehad, plaatst de schrijver wel vraagtekens bij de werkwijze van de literatuurcritici aan wie zijn werk nu overgeleverd is. Carels: “Veel van de critici hebben een gebrek aan wereldwijsheid, ze zien helemaal niets in veel van de thema’s die in bijvoorbeeld de Engelstalige literatuur veel meer geaccepteerd worden. Vermenging van hoge en lage cultuur, iets wat ik in mijn boek ook probeer te doen, wordt hier in Nederland neergezet als modieus gezwets. Je zou alleen binnen de geijkte plaatsen van de hogere cultuur op zoek moeten gaan naar schoonheid en verlichting. Onzin vind ik dat. Ik kan net zo goed genieten van een avond in het Concertgebouw als van een avond rammelende gitaarmuziek in Paradiso.”

~

Porno

Die opvatting vindt de lezer terug in Betamax, waar de vermenging van hoge en lage cultuur duidelijk zichtbaar is. Achter een pornoactrice blijkt een geniaal wetenschapster schuil te gaan, een collega van haar praat honderduit over Freud, in huizen slingert naast hippe tijdschriften het werk van Chuck Palahniuk rond. “In Betamax is de vermenging van hoge en lage cultuur inderdaad een terugkerend fenomeen. Tirza, de pornoactrice, leek in het verleden een glansrijke toekomst als wetenschapper tegemoet te gaan. Er valt echter geen cent te verdienen als expert van abjecte kunst, waarna ze in de pornobranche belandt. En ’s avonds schrijft ze dan haar artikelen over Bataille, die vervolgens niemand leest. Ik heb haar gecreëerd om de vreemde rol van porno in de samenleving weer te geven. De porno-industrie die zo groot is, maar tegelijkertijd zo goed verborgen. Al die films kunnen blijkbaar gemaakt worden, er is een publiek voor, maar tegelijkertijd is het niet eens in een reguliere bioscoop te zien en laat niemand blijken graag naar pornofilms te kijken. Ik steek de draak met de intellectuele wereld, omdat ik als schrijver natuurlijk net zo erg ben als een porno-acteur. Ik ben ook een hoer. Ik doe ook alles om de mensen mijn boek te laten kopen. Om ze te plezieren. Om maar in de media te verschijnen en mijn werk onder de aandacht te brengen.”

Carels studeerde ooit Nederlands, maar Betamax lijkt meer beïnvloed te zijn door Amerikaanse dan door Nederlandse literatuur. Daarover zegt hij: “Een paar uitzonderingen daargelaten heb ik helemaal niets op met wat er tegenwoordig aan Nederlandse literatuur verschijnt. Het moet allemaal zo herkenbaar mogelijk zijn, situaties weergeven waarvan de mensen kunnen denken: zo zit zat ik gisteren inderdaad ook voor de tv, of zo gebeurt dat ook bij mij om de hoek. Ik vind dat niet interessant. De Nederlandse schrijvers die op dit moment door de lezers worden omarmd, zoals Grunberg of Palmen, daar heb ik echt helemaal niks mee. Bij veel Engelstalige schrijvers zie je dat er enerzijds meer ruimte is voor experiment en dat ze daarnaast veel dichter op de huid van de tijd schrijven. Schrijvers als Chuck Palahniuk, Brett Easton Ellis of Paul Auster creëren in hun werk een soort parallel universum, waar ik veel meer van hou.”

Melkboer

Naast de meer rechtstreekse verwijzingen naar film doet ook de structuur van het boek denken aan films als Amores Perros, Babel en Magnolia. De karakters uit het boek lijken in eerste instantie niets met elkaar te maken te hebben, maar door een bepaald voorval zijn ze toch met elkaar verbonden. Carels: “Betamax is ontstaan vanuit een verhaal van ongeveer dertig pagina’s, dat in eerste instantie nog ‘Muziek uit openstaande ramen’ heette. Ik heb veel van dat soort verhalen geschreven, die in feite pogingen waren om een gehele roman te schrijven. Na die dertig pagina’s zag ik het niet meer zitten en begon ik aan een nieuw verhaal. Na mijn studie Filmwetenschappen ben ik naar Barcelona getrokken en heb daar anderhalf jaar als copywriter gewerkt voor een reclamebureau. Ik had naast mijn werk veel tijd om te schrijven en toen is eigenlijk het idee voor Betamax ontstaan: een verhaal vertellen door de ogen van meerdere personages, qua structuur gebaseerd op een film als Magnolia. Ik heb daar dat oude verhaal ‘Muziek uit openstaande ramen’ weer opgepakt, de hoofdpersonages in schema gezet, hun drijfveren en motieven uitgedacht en vervolgens in een maand of twee, drie het volledige boek geschreven. Een boek met personages die weliswaar van elkaar verschillen, maar die toch ook veel overeenkomsten hebben. Wat ik daarmee bedoel? Het zijn allemaal mensen die in een stad wonen, niet veel in leeftijd van elkaar verschillen en allemaal een voorkeur hebben voor de roes van het nachtleven. De zoon van de melkboer uit Dokkum heeft geen plek in Betamax.”

Dan vraagt een mens zich af waarom die link er is, of waarom het net die link is. Carels: “Dat komt omdat ik een authentiek beeld kan schetsen van de personages die je in Betamax vindt. Ik zou waarschijnlijk wel kunnen schrijven over die zoon van de melkboer, maar dan zou ik me twee jaar op het platteland moeten begeven om een beeld te krijgen van die wereld. Je moet schrijven over wat je kent. De stad die ik schets in mijn boek heeft geen naam, maar vertoont wel grote overeenkomsten met de wereld om ons heen. Terrorismedreiging, privacyschending, het is allemaal heel normaal geworden. Hierdoor is in het universum van Betamax een hele nihilistische kijk op de dingen ontstaan, waarin mijn hoofdpersonages er dan in ieder geval nog het beste van proberen te maken. Maar Betamax is geen realistische roman. Er gebeuren in het boek dingen die misschien wel aanschuren tegen dingen die wellicht in de toekomst zouden kunnen gebeuren, maar met alle fatsoen hopelijk nooit echt doorgevoerd gaan worden. Het is naast een spannende vertelling ook een parabel en een commentaar op de consumptiemaatschappij van nu. En op de manier waarop mensen tegenwoordig met elkaar omgaan.”

Foto: Chantal van Duppen

Foto: Chantal van Duppen

Tiet

En op de wijze waarop constant gewelddadige beelden mensen via de media bereiken? “Daar zegt het zeker wat over. Het gevaarlijke van gewelddadige beelden, of het nu via het journaal, internet of welk ander medium dan ook verspreid wordt, is dat het zo’n enorme aantrekkingskracht heeft op mensen. Het verontrustende is dat de beelden die het meest gruwelijk zijn, de meeste aandacht krijgen. In Amerika geeft de filmkeuring bijvoorbeeld alle ruimte aan films waarin tienduizend mensen overhoop worden gemaaid, terwijl iedereen over een filmmaker heen valt die een blote tiet laat zien. En dat terwijl een bloot vrouwenlichaam vele malen mooier is dan iemand die overhoop wordt geschoten. Maar daar wordt overheen gekeken.””In Nederland hebben we beduidend minder moeite met het in beeld brengen van die blote tiet, maar dat levert dan uiteindelijk misschien een soort van platheid op. De schrijver erkent dat risico: “Dat ligt op de loer, maar wat ik door middel van het boek wil laten zien is de fixatie voor de gruwel in de beeldcultuur. Er is helaas veel minder drang om de schoonheid van dingen te laten zien. Al moet ik hier misschien niet al te moralistisch over doen, want ik maak me er natuurlijk ook schuldig aan. Je roept veel meer de emotie van de lezer op als je het gruwelijke laat zien, het harde. Maar ik probeer uiteindelijk dan wel het gruwelijke met de schoonheid te verbinden. Dus niet alleen maar die makkelijke weg, maar de lezer wegtrekken van die gruwel en de schoonheid van de taal te laten zegevieren.”

En nu, wat gebeurt er na Betamax, dat zolang op zich liet wachten? Carels: “Een deel uit het boek heb ik zopas als filmscript aan een producer verkocht en de opnames starten al in december. Bijzonder dat nu na Filmwetenschappen een tekst van me wordt omgezet in film, maar het is altijd mijn doel geweest om literatuur te schrijven in plaats van filmscripts, hoor. Op mijn zestiende begon ik met schrijven en een jaar later ging ik met mijn eerste roman langs uitgeverijen om het gepubliceerd te krijgen. Als ik dat nu teruglees, denk ik: goddank dat het niet is uitgegeven; het laat echter wel zien dat ik al vroeg wist dat ik boeken wilde schrijven. Tussen Neon en Betamax zit zeven jaar, maar mijn derde roman is als het goed is volgend jaar af. Het draait goed nu. Ik wil gewoon die verloren tijd inhalen.”

Theater / Achtergrond
special: Keren Levi - The Prize Piece

De pijnlijke dubbelzinnigheid van het bestaan

In de serie Blind date gaat iedere maand een voorstelling van beginnende, nog onbekende theatermakers, geselecteerd door het Theater Instituut Nederland, op tournee door Nederland. Theatermakers krijgen zo de kans om een groter publiek kennis te laten maken met hun werk. Wie of wat precies speelt, wordt pas kort van tevoren bekend gemaakt om de verrassing niet te vroeg te verklappen. De derde voorstelling in deze verrassingsserie is The Prize Piece van Keren Levi. 8WEEKLY sprak met de choreografe over haar nieuwe voorstelling.

Keren Levi is geen onbekende voor de bezoekers van Blind Date (voorheen de Serie Nieuwe Theatermakers genaamd). In het seizoen 2005-2006 stond haar voorstelling Territory in de serie. Deze voorstelling werd in september 2006 bekroond met de allereerste BNG Nieuwe Theatermakersprijs, en dat betekende dat Levi met de geldprijs een nieuwe voorstelling voor de Serie zou maken. Het resultaat is nu in december te bewonderen in verschillende theaters in Nederland.

Prijswinnaar

~


Gevraagd naar de thematiek van de nieuwe voorstelling beschrijft Levi haar reactie toen ze hoorde dat ze de prijs had gewonnen: “Mijn eigen reactie verbaasde me een beetje. Ik voelde me er nogal dubbel over. Aan de ene kant is zo’n bekroning natuurlijk een erkenning van je werk en voel je je daardoor gewaardeerd, maar aan de andere kant schept het ook verwachtingen. Er ligt ineens een bepaalde druk op de volgende voorstelling. Met die ambiguïteit ben ik aan de slag gegaan; we gingen tijdens het maakproces op zoek naar de pijnlijke dubbelzinnigheid van het bestaan.”

Keren Levi werd in 1972 in Israël geboren. Ze danste jaren bij de Kibbutz Dance Company, en vertrok in 1996 naar Europa. Sinds 2000 woont ze in Amsterdam. “Ik wilde me verder ontwikkelen. Tot die tijd was ik vooral met traditionele dans bezig geweest, maar in Zweden, en later in Engeland, Zwitserland en Nederland, kreeg ik de kans om met modernere dans aan de slag te gaan. Na een aantal jaren lag het voor mij voor de hand om me in Amsterdam te vestigen. De dans-scene is er erg breed, en iedereen spreekt Engels!”

“Ik werk nu ongeveer drie jaar als choreograaf, en het is een proces waarin ik mezelf continu probeer los te maken van alle verschillende invloeden die ik heb opgedaan in mijn carrière. Mijn insteek is altijd formeel. Ik begin beelden te maken. Dan ontstaat er onvermijdelijk ergens iets dat ik conceptueel interessant vind. Dat ga ik dan concreet benoemen en uitpluizen. Als dat gebeurd is begint het proces weer opnieuw, net zolang tot ik genoeg materiaal voor een voorstelling heb. Ik streef ernaar om de vorm en de structuur zo helder mogelijk te maken, zodat de abstracte, thematische inhoud van het stuk optimaal bij de toeschouwers binnenkomt.”

Chemie

~


Levi’s vorige voorstelling, couple-like, was een samenwerking met de Vlaamse choreograaf en danser Ugo Dehaes. In dat stuk komt Levi’s aanpak goed uit de verf. Het centrale thema is overduidelijk; het gaat over een paar, een koppel, dat de grenzen van samenzijn en individualiteit in hun liefdesspel aftast. Op dat thema wordt op eindeloos spannende wijze gevarieerd. De voorstelling bestaat uit een choreografie tussen Levi en Dehaes die een enorme intimiteit suggereert, waardoor de toeschouwer het idee krijgt dat hij naar iets heel privés zit te kijken. Het inherent voyeuristische van theater en dans wordt uiteindelijk ook heel direct geproblematiseerd doordat de dansers plotseling de vierde wand doorbreken en het publiek zonder enige gêne bedanken voor hun aanwezigheid. Die benadering maakt het voorgaande tegelijkertijd nog persoonlijker, omdat er geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen de dansers tijdens de voorstelling en de persoon die buigt voor het publiek. “Het klikte echt fantastisch met Ugo. Als de chemie niet goed zit, kun je zo’n voorstelling ook niet maken. We hebben eerst een jaar gecorrespondeerd voor we aan het werk gingen en zijn elkaars voorstellingen gaan bezoeken. We vonden elkaar in onze danstaal. We werken namelijk allebei met bewegingen die niet zozeer hun oorsprong hebben in de dans zelf, maar meer voortkomen uit alledaagse bewegingen.”

Voor The Prize Piece selecteerde Levi een aantal jongere dansers van wie ze het idee had dat ze op geïnspireerde wijze in het maakproces zouden staan. “De dansers zijn allemaal zelf ook choreografen. Dat is erg fijn in de fase dat je zo veel mogelijk materiaal wilt maken. Natuurlijk bepaal ik het formele kader, maar het stuk wordt er alleen maar rijker van als ik van verschillende dansers veel input krijg. Het is een werkvorm die me bij The Prize Piece ook weer erg goed bevallen is.”

The Prize Piece ging op 22 november in première in het Grand Theatre in Groningen. De voorstelling is nu voor het eerst weer te zien op 1 december in Theater De NWE Vorst in Tilburg, en gaat daarna op tournee door heel Nederland. Kijk hier voor de speellijst.

Muziek / Album

Klassieke vocoder-dance

recensie: Daft Punk - Alive 2007

.

MSTRKRFT, Digitalism, Justice, Kavinsky, SebastiAn. Allemaal maken ze electro met een duidelijk Frans accent. En allemaal keken ze het kunstje af bij Daft Punk en werden ze troonopvolgers van het Franse duo genoemd. Om ons er nog even aan te herinneren dat de Ed Banger stal het wiel niet heeft uitgevonden, zo lijkt het, komt de Franse tweemansformatie nu met Alive 2007, een registratie van de concerttour die de heren het afgelopen jaar wereldwijd ten gehore brachten.

~

De laatste studioplaat, Human after all, werd niet door iedereen goed ontvangen maar de reacties op de wereldtournee, Alive 2007, waren overweldigend. In Nederland toverden Thomas Bangalter en Guy-Manuel de Homem-Christo tijdens 5 Days Off de Heineken Music Hall om tot een feestend inferno met een visuele show van grote hoogte. Stiekem had uw recensent de hoop dat er een extra schijfje met video-opnames van de show aan de cd was toegevoegd maar die bleek ijdel. Maar niet getreurd, enkel de muzikale registratie biedt meer dan voldoende vermaak.

Vocoder

Alive 2007 begint met een door de vocoder vervormde stem die repetatief “Human, robot ” scandeert. Ongetwijfeld een ode aan The Man-Machine van Kraftwerk, de grondleggers van de populaire elektronische muziek. Na deze knipoog barst het Franse spektakel los en komen in rap tempo alle hits voorbij, waaronder enkele van de grootste danceklassiekers van het afgelopen decennium (Da Funk, Around The World, One More Time). Het recept is overbekend, en door eerder genoemde artiesten uitstekend nageaapt, maar de nummers klinken nog altijd tijdloos goed en even fris als bij hun releases. Een opgepompte discobeat, ingekleurd met vocalen, bassen, gitaren, alles via de door Daft Punk vaak gebruikte vocoder. In de nummers is behoorlijk wat geknipt en geplakt en met name de drumsectie is aardig opgepimpt. De bassdrum is wat steviger, maar helaas af en toe wel iets doffer, en hier en daar is het aantal beats per minuut een tikkeltje omhoog geschroefd.

Mash-up

~

De plaat biedt, in tegenstelling tot het merendeel van de dj-sets, weinig breaks met een opbouw naar een ultiem hoogtepunt. De set klinkt eerder als een mash-up van al hun hits, hier en daar opgevrolijkt met een leuke teaser, zoals tien minuten voorafgaand aan het draaien van Around The World zelf een sample van het nummer in een heel ander nummer laten horen. Door deze ingrepen is Alive 2007 echt een vloeiend geheel geworden, in tegenstelling tot Alive 1997, dat af en toe toch wat houterig klinkt. Eigenlijk is het een lekker aan elkaar gemixte ‘best of Daft Punk’-plaat, meer een luisterplaat dan een dj-set. Hiermee bewijst het Franse duo dat, de uitstekende releases van Justice, Digitalism en anderen ten spijt, geen van de kroonprinsen aanspraak kan maken op hun erfenis.

Boeken / Kunstboek

Het boetseren van gebouwen

recensie: H. Berens (red.) - P. J. H. Cuypers (1827 - 1921). Het complete werk

Het rijksmuseum en het Centraal Station: twee markante Amsterdamse gebouwen. Hun opvallende bouwstijl is niet hun enige overeenkomst; deze monumentale panden zijn namelijk beide van de hand van de man die momenteel weer eens volop in de belangstelling staat: P. J. H. Cuypers.

Gelijktijdig met de hier behandelde NAi-publicatie P.J.H. Cuypers (1827-1921). Het complete werk verschijnen namelijk ook Cuypers’ biografie van W. van Leeuwen en het proefschrift van A. Oxenaar over Cuypers en de introductie van het gotisch rationalisme in Nederland. Zijn archief is opnieuw geïnventariseerd en beschreven en tegelijkertijd vinden zowel in NAi Rotterdam als in Nai Maastricht tentoonstellingen over zijn werk plaats. Cuypers is met andere woorden hot.

De restauratie van het rijksmuseum als het Centraal Station met respect voor de originele stijlelementen van Cuypers én het opnieuw geïnventariseerde archief gaven aanleiding tot de diverse publicaties. Door dit alles lijkt het of Cuypers een beetje dé man van zijn tijd was, maar wellicht heeft geluk daarin ook een rol gespeeld. Van veel van zijn tijdgenoten is namelijk gewoonweg minder werk en archief bewaard gebleven. Cuypers was een nauwgezet man en documenteerde zijn werk zo goed mogelijk. En dat uitgebreide archief rubriceerde hij ook nog eens netjes volgens een zelf uitgewerkt systeem. Hierdoor kan men vandaag de dag nog steeds een duidelijke inkijk krijgen in zowel zijn werken, materialen als designs, evenals in de toegepaste werkmethode. Cuypers was min of meer de grondlegger van de huidige architectenbureaus.

Geluk
Ook hebben zijn belangrijkste werken de tussentijdse verander- en sloopdwang weten te weerstaan. Van tijdgenoot Gosschalks werk de Westergasfabriek zijn bijvoorbeeld nogal wat onderdelen en ornamenten verloren gegaan. Ook Cuypers’ Gesamtkunst lijkt momenteel meer bekendheid te genieten dan het renaissancistische totaalpakket van interieur, kunstnijverheid en exterieur van Gugel en zijn leerlingen. Het zit de man gewoon erg mee.

Dat is ook wel een beetje wat je in zijn hele architectenleven terug ziet komen. Zijn conservatieve Rijksmuseum mocht hij ontwerpen in een tijd dat de liberale politiek het roer overnam. En ondanks die politieke tegenstroom werd hem deze opdracht dus toch gegund. Hij had namelijk het geluk dat de oorspronkelijk liberale minister van Binnenlandse Zaken Jan Heemskerk in de loop van zijn ambtsjaren steeds conservatiever werd en Cuypers deze opdracht én die voor het Centraal Station in 1876 alsnog toebedeelde.

En nu heeft hij dus het geluk dat er menig tentoonstelling en schrijven aan hem wordt gewijd. En dat terwijl het dit jaar toch eigenlijk Gosschalks jaar zou moeten zijn, aangezien die in 2007 precies honderd jaar geleden is overleden.

Bekijks

~

Om te zien waarom Cuypers zo geëerd wordt, kun je jezelf nog tot 6 januari naar zowel Rotterdam als Maastricht begeven. In Maastricht staat het jaar 1897 en de daarin plaatsvindende restauratie van Kasteel de Haar centraal. In Rotterdam wordt het succesjaar 1877 belicht. Het jaar waarin Cuypers start met zijn sterk bediscussieerde publieke gebouwen: het rijksmuseum en het Centraal Station van Amsterdam. In Rotterdam zijn vooral veel schetsen en tekeningen te bezichtigen. Niet alleen van de twee eerder genoemde bouwwerken, maar ook van diverse kerken waar Cuypers zich dat jaar mee bezig hield. Kerken en kathedralen vormen sowieso de hoofdmoot van Cuypers werk. Vele tientallen kerken die ook vandaag de dag nog ons straatbeeld opluisteren zijn van zijn hand.

In een sfeervol ingerichte en met doek opgedeelde zaal één kun je in het NAi in Rotterdam rustig genieten van de gedetailleerde ontwerpen van Cuypers’ hand. En niet alleen architectonisch is dit interessant, ook qua tekenkunst is dit zeker de moeite van een bezichtiging waard.

Tenslotte is daar dan ook nog het lijvige boekwerk met een overzicht van zijn gehele werk. Een vierhonderd pagina’s tellend boek met vele tekeningen, schetsen en foto’s uit Cuypers’ archief. Het geheel is aangevuld met negen essays over Cuypers, diens (inter)nationale betekenis en belangrijkste werken. Een prachtig boek op kwalitatief glossy papier dat een schitterend overzicht van Cuypers’ werk biedt. De essays zijn boeiend en plaatsen het geheel in het toenmalige tijdsbeeld. Het is echter geen boek voor beginners. De essays gaan uit van een gedegen basiskennis van de architectuur en met name van de architectuur vanaf het midden negentiende tot het begin van de twintigste eeuw. De vele stromingen en jaartallen laten je al snel duizelen als je geen vaste architectonische grond onder de voeten hebt. Maar voor eenieder met wat basiskennis en een gezonde interesse in architectuur in het algemeen en Cuypers in het bijzonder is dit een boek dat je móet hebben gelezen. Dit is te mooi om alleen maar op de koffietafel te laten liggen.

Film / Achtergrond
special: De makers van Three Miles North of Molkom

Op zoek naar spiritualiteit in de Zweedse bossen

Een van de parels in het overweldigende aanbod van het IDFA verlegt – in tegenstelling tot de vele politieke, biografische, bizarre, grootse of aangrijpende onderwerpen – juist de spirituele grenzen. Regisseurs Robert Cannan en Corinna Villari-McFarlane durfden het als nieuwkomers aan in de diepte te duiken. De westerse mens is spiritueel op drift, en er zijn legio zoekers naar alternatieven voor de kerk. Door sceptici makkelijk als ‘wereldvreemd’ bekeken, zoeken ze naar de waarheid, naar zichzelf of naar een persoonlijke spirituele beleving in onze verder zo kille rationele wereld.

Verscholen in de Zweedse bossen (drie mijl boven Molkom…) verandert het gehucht Ängsbacka eenmaal per jaar in een metropool van spiritualiteit. Twee weken lang staan de deuren wijd open voor een gemixt gezelschap van ruim duizend zoekers naar de juiste weg. Een hippie uit Californie, een Finse grootmoeder, een Zweedse beroemdheid en een Australische rugbycoach zijn de onvergetelijke helden van de in film gevolgde Sharing Groep. Three Miles North of Molkom raast – vol humor maar fijnzinnig – langs de spirituele snelweg zonder dat de kijker zijn voetzolen brandt. Via de hoofdpersoon (de Australiër Nick, waarmee het makkelijk identificeren is) betreedt deze een spiritueel wonderland. De aan de kijker gerichte open vraag – waarmee de film eindigt – spiegelt wat er aan is voorafgegaan, en nodigt iedereen uit zijn vooroordelen min of meer te laten varen. Even intens als het vuurlopen in de film zijn de beide makers. Met hen sprak 8WEEKLY over de lange weg die aan deze First-appearance is voorafgegaan.

De verloren eindes zijn verrassend dit jaar. Is dat iets wat veel beginners over het hoofd zien?

~

Robert: Op een of andere manier is het einde van een verhaal vaak het moeilijkst van allemaal. Ook in de manier waarop wij werken is dat niet altijd te voorspellen. Soms begin je met het proces in het midden, soms werk je vanaf het begin. Bij deze film hebben we ook verschillende starts en eindes gehad. Nick is niet de enige met wie we een relatie hebben opgebouwd. Maar voor wat we wilden vertellen, en binnen deze structuur is hij het meest universeel en een symbool voor iedereen die Ängsbacka niet kent. Vanaf het begin hebben we gezegd dat we een film willen die niet zwaar op de hand is. Want komedie en tragedie liggen dicht bij elkaar.
Corinna: We wilden geen zwartgalligheid. We wilden de kijker juist iets meegeven terwijl ze met hetzelfde gevoel als ze zijn binnengekomen de zaal verlaten. En geloof me, we hadden het ook veel donkerder kunnen maken.

Hoe zijn jullie begonnen?
Corinna: Rob en ik hebben elkaar leren kennen toen we allebei werkten aan een klein Brits drama. Ik als producer en Robert als assistent regisseur. Het was een nachtmerrie, en hij werd in die situatie mijn beste vriend. Wij hebben daarna altijd contact altijd gehouden omdat we allebei zelf films wilde maken. Zo kwamen we erachter dat we dezelfde smaak en opvattingen hebben, en dat een documentaire maken voor ons de beste optie was. Alleen daarin konden we onze creatieve vrijheid kwijt met een beperkt budget. We hebben gewacht en doorgewerkt, overtuigd dat op een dag een onderwerp voorbij zou komen. We wilden een film maken die het echte leven laat voelen als een drama. Als er in het echte leven iets met je gebeurt en je bent alleen, denk je altijd dat niemand anders je begrijpt. Die individuele ervaring zo krachtig maken dat een ander het wel begrijpt is wat we willen laten zien.
Robert: Er zijn volgens mij ook weinig documentaires waarin dat gebeurt. Het is heel moeilijk om geschikte onderwerpen te vinden, die in potentie dat verhaal in zich hebben. En ook al weet je dat je in een goed verhaal zit, hoe vertel je dat dan? Hoe vind je de interessante antwoorden en vragen voor het publiek die je ze kunt laten voelen? In zekere zin heb je niets, het is een grote gok.

En in het geval van Molkom?
Corinna: Hierbij was het toeval. Ik ontmoette een Zweedse man en ik zat eigenlijk vast, gefrustreerd en ontevreden over de weinig vrouwelijke rolmodellen waar ik me mee kon identificeren, en de wegen die ik zou kunnen bewandelen. Hij suggereerde dat ik naar Ängsbacka moest gaan voor een persoonlijke transformatie. Maar ik was alleen maar bezig met een film van de grond te krijgen. Dus ik heb mijn maatje gebeld en Rob was direct enthousiast. Toen raakte alles in een stroomversnelling. We hadden alleen tijd voor een bezoek van twee dagen aan de commune, die buiten het festival in Ängsbacka woont. Met het festival in zicht moesten we de knoop doorhakken. We hadden geen geld en er was ook geen tijd om zo snel fondsen te werven. Maar we waren allebei zo overtuigd en gedreven van wat we daar uit konden halen dat we in het diepe zijn gesprongen. Intuïtief wisten we allebei dat we niet tot het volgende festival moesten wachten. We hadden sterke en vastomlijnde ideeën over wat we in beeld wilde brengen en we wilden het publiek het gevoel zou krijgen dat ze er zelf ook waren. Niet als outsider maar als insider. Dat kan alleen groeien door het vertrouwen van je karakters te winnen. Nadat we ons voorstel hadden neergelegd kwamen er een aantal mensen op af. We hebben gekeken en gepraat en op een gegeven moment wisten gewoon dat dit de groep was. Vanuit verschillende hoeken hebben we de selectie gemaakt. Zo wilden we verschil in leeftijd, en zowel nieuwkomers als mensen die al jaren op het festival kwamen.

<i>Scene uit Three Miles North of Molkom</i>
Scene uit Three Miles North of Molkom

Robert: We waren er constant bij, we moesten wel omdat het productioneel ook ontzettend ingewikkeld was. We hebben voor de mensen gekozen en wilden het niet laten afhangen van wat er dagelijks op het festival gebeurde. Omdat we de spontaniteit van de karakters belangrijker vonden. Maar met twee camera’s was dat een beperking, je kan niet elk karakter iedere dag volgen. Dat we met twee regisseurs zijn was daarom onze redding, we hadden constant overleg via de walkie-talkie. Prioriteiten stellen bleef echter erg moeilijk. Als we b.v. Nick volgden naar een workshop kon er tegelijk iets heel wezenlijks bij iemand anders plaats vinden. Het was een enorme uitdaging daarin steeds het juiste spoor te kiezen en te volgen.
Corinna: Wat we al doende vooral hebben geleerd is voor alles onze intuïtie te vertrouwen. Daarnaast – iets dat voor ons wezenlijk is geweest – moesten we als regisseurs een balans zoeken in de mannelijke en vrouwelijke focus. Het heeft ons gesterkt in de samenwerking, want vooral daar hebben we gemerkt dat die balans in zo’n setting essentieel is. Eigenlijk zijn we het meest trots op de totale balans in de film zelf, daar hebben we ook echt naar gezocht. In de moderne media worden, vanwege commerciële druk, emoties vaak vertaald in goedkope stellingen. Dat wilden we perse niet.
Robert: De atmosfeer van een situatie is moeilijk te vatten met een camera en geluid, een cinematografische beperking die zowel voor drama als documentaires geldt. In drama gebruik je artistieke middelen om een atmosfeer te creëren, maar als je dat in een documentaire doet wil dat niet automatisch zeggen dat je de waarheid verstoort of een vertekend beeld geeft. Soms beschrijft een visuele metafoor of muziek iets juist beter. Je zoekt naar een heldere manier om dat wat je ziet en hoort artistiek uit te drukken.
Corinna: Na de eerste screening kwam er iemand ons vragen of onze film ‘fake’ was. Het was verschrikkelijk maar tegelijk ook een compliment.
Robert: De film roept dus veel drama en emotie op bij een kijker, genoeg om zich erin te verplaatsen en zich tegelijkertijd af te vragen of dit wel echt is.
Corinna: Wat wij willen en zoeken is menselijkheid, we zijn op zoek naar ambivalente emoties in een situatie. Situaties die schuld en liefde, vreugde en pijn in zich hebben.
Robert: Het is een cliché maar die universele emoties zijn ons uitgangspunt. Het maakt niet zoveel uit wie de personages zijn, of waar het zich afspeelt. Als die kern van menselijkheid en waarheid aanwezig is, is het in potentie een onderwerp dat je met het publiek kan delen. Dingen die het hart van ons allemaal raken zijn universeel.
Corinna: In deze film kan het zien van een groep en het lid zijn van die groep, van alles oproepen. De een zal het vol afgrijzen bekijken, de ander zal er iets van zijn eigen verlangens in terugzien. Maar allemaal willen we onze verlangens bevredigd zien en ergens bij horen. We wilden het verlangen dat in elk van ons zit vatten. Voor ons gaat het ook op: voor de film hadden we succes maar naar ons gevoel geen waarheid, deze film heeft ons onafhankelijk gemaakt.

Boeken / Strip

Oude parels schitteren nog altijd

recensie: Kraaienhove, Silvester e.a. - Nederlandse Stripparels

De nieuwe reeks Nederlandse Stripparels wil een aantal klassieke strips aan de vergetelheid ontrukken. Het is een initiatief van Uitgeverij Stripstift, uitgever van het oudste stripinformatieblad ter wereld Stripschrift. De reeks moet dus het culturele erfgoed van het Nederlandse beeldverhaal veilig stellen. Tot op heden zijn negen bibliofiele Stripparels verschenen in een gelimiteerde oplage en in een handzaam formaat van 10 x 21 cm.

Vier albums, twee over de mysterieuze bewoners van Huize Kraaienhove en twee over de paleontoloog/criminoloog Marco Silvester, zijn van de hand van Willy Lohmann. Peter de Wit, vooral bekend door de krantenstrip Sigmund, schittert in Vader & Dochter en de nestor onder de karikaturisten Dik Bruynesteyn is nadrukkelijk aanwezig met twee albums van zijn voetbalstrip Appie Happie. Tenslotte het nooit eerder verschenen ’t Blijft Tobbe van Dick Matena en een eerste album van de strip Hermanus, geschreven door niemand minder dan Herman van Veen en getekend door Jan Bart Dieperink

Archetypen

Willy Lohmann is een niet meer uit de Nederlandse stripwereld weg te denken fenomeen. De strip waarmee hij de meeste bekendheid heeft gekregen is Kraaienhove, gepubliceerd in het dagblad Het Parool en het stripweekblad PEP. Een mysterieus huis herbergt een aantal excentrieke bewoners, zoals de wetenschapper Lucius en zijn vrouw, de mystica Grizelda. Beiden zijn archetypen. Voor hen begint en eindigt de wereld bij de feiten. Zij legt via haar beelden contacten met gene zijde om het heden te duiden. Lohmann, tevens de scenarist, werkt in een schetsmatig semi-realistische stijl met sterk contrasterend zwart/wit effecten. Zijn tekeningen zijn vooral in de sfeerscènes zeer treffend. De humor is onderkoeld en zalig relativerend.

Voor de verhalen over de paleontoloog/criminoloog Marco Silvester, eerder verschenen in de Leeuwarder Courant, heeft Lohmann de karakters van Lucius en Grizelda laten samenvloeien in een persoon. Silvester is een ogenschijnlijk wereldvreemde man, gekleed in een ouderwetse plusfour met geblokte sportkousen, die met een stiff upper lip en tongue in cheek de meest bizarre moorden a la Havank’s Schaduw weet op te lossen. De verhalen bevatten alle ingrediënten voor grootse avonturen. Of het gaat om ordinaire hebzucht of om een zich van de wereld afwendende sekte Silvester, geassisteerd door zijn particulier chauffeur/secretaris, bestrijdt op originele wijze de misdaad. Heerlijk is de magisch-realistische sfeer en de scherpe scheiding in de goede en de kwade karakters.

~

Generatieconflict

Peter de Wit debuteerde met zijn strip Stampede in 1979 in het stripweekblad Eppo. Zijn grootste bekendheid verwierf hij met het in beeld brengen van de dagelijkse praktijk van de vileine psychiater Sigmund, die sinds 1994 in het dagblad de Volkskrant wordt voorgepubliceerd. Zijn Stripparel bevat een door hemzelf geselecteerde bundeling van afleveringen van Vader & Dochter – Gezin zonder hoeksteen, dat tussen 1999 en 2004 werd geplaatst in Mikro Gids en Veronica Magazine. Na de dood van zijn echtgenote staat een veertiger voor de ondankbare taak zijn bijna volwassen dochter veilig de maatschappij binnen te loodsen. Dat loopt steevast uit op een hoop rumoer over onder meer kleding, feestjes en veilig vrijen. Zij op haar beurt zet zich binnen dit generatieconflict af tegen haar pa. De Wit is in vorm met zijn cynische grappen over de ongemakkelijke verhouding tussen vader en dochter. Hij is een meester in het weergeven van gevoelige onderwerpen. Daarin geeft hij zijn creaties veel ruimte voor het tonen van empathie en emoties.

Sportheld

Dik Bruynestein, karikaturist tot in zijn tenen, is vanaf zijn geboorte in 1927 besmet met het stripvirus. Daar waar hij gaat ontstaan spontaan karikaturen. Zijn voetbalheld Appie Happie maakte sinds 1970 in verschillende dagbladen de sportvelden onveilig. In de avonturen van deze held met zijn team Taaie Tijgers herkent elke gemankeerde voetballer zijn mislukte pogingen om op het sportveld te excelleren. Bovendien is de strip ook een mooie weergave van de tijd. Dik Bruynesteyn heeft het afgelopen jaar al feestend doorgebracht. Ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag verscheen bij Uitgeverij Stripstift een speciaal Appie Happie-album, met een terugblik op het leven van Appie Happie en zijn Taaie Tijgers.

~

Onzinnig

Twee opmerkelijke albums tot slot, gemaakt door grote namen uit de Nederlandse stripwereld, ’t Blijft Tobbe van Dick Matena, bekend van zijn verstripping van De Avonden en Kort Amerikaans, en Hermanus, een krantenstrip verschenen tussen 2003 en 2005 getekend door Jan Bart Dieperink op tekst van Herman van Veen. ’t Blijft Tobbe dateert uit 2000 en staat vol met herkenbare filosofische overpeinziningen van het varkentje Tobbe, getekend in een losse karikaturale stijl. Die filosofietjes zijn ook te vinden in Hermanus. Herman van Veen is natuurlijk vooral bekend door wat hij doet in het theater, maar daarnaast is hij ook de geestelijk vader van Alfred Jodocus Kwak en andere strips. In Hermanus speelt hij zichzelf. Want Hermanus, met zijn geruite jas en rode neus, is een tweedimensionale versie van Herman van Veen. Deze zwart/witte clown is altijd onderweg van nergens naar niets, is niemands knecht en niemands baas. Zonder woorden en daarom universeel. De titel van het eerste Hermanus album is daarom niet voor niets Onzinnige avonturen. “Onzinnig betekent hier niet nonsens. Het gaat om de letterlijke betekenis: vrij van zin. Alles kan gebeuren”, aldus Herman van Veen.