Boeken / Achtergrond
special: Bernlef schreef mooiste geschenk in jaren

Van oude mensen: een terugblik

.

Voor wie de Boekenweek gemist heeft of te lang treuzelde met de aankoop van bijna twaalf euro aan leesvoer een korte terugblik. Maar vooral: een leesadvies, want na jaren was het geschenk de aanschaf van een ander boek weer eens meer dan waard. Dus snel op naar de tweedehandsboekwinkels en markplaats.nl, want daar wordt het boekje alweer massaal – en ongelezen – aangeboden voor een euro of minder. Wie de terugblik wil overslaan kan direct naar de recensie hieronder.

Het thema dit jaar was Van oude mensen…de derde leeftijd en de letteren. Misschien wel het meest opvallend was de affiche van de in Nederland woonachtige Britse kunstenaar Tim Ayres. Zijn werk vermijdt in alle opzichten een op de loer liggende oubolligheid bij dit thema, een schilderij van oude mensen uit de tijd van Louis Couperus had immers ook gekund.

Gelukkig aan oude schrijvers in het Nederlandstalige gebied geen gebrek, maar wat vooral nablijft is het wegvallen deze week van een der allergrootsten: Hugo Claus. Hij wachtte het moment dat ziekte hem woordeloos zou maken niet af.

~

De leukste uitspraak van de Boekenweek: ‘Je hebt geen idee hoe vaak kunstgebitten en urineverlies zijn langsgekomen tijdens mijn lezingen afgelopen week.’ Arthur Japin was het thema al ‘helemaal zat’ toen het Boekenbal nog moest beginnen.

De domste uitspraak (of de miskluun) van de Boekenweek: ‘Harry Mulisch en Connie Palmen en zo hebben altijd hun vaste plekje tijdens het Boekenbal. En dan kom ik niet op het idee om een handje te gaan schudden.’ Schrijver Kluun ziet een generatiekloof met oude schrijvers, waar de rest van zijn generatie die niet ziet. Zou het met hemzelf en zijn boeken te maken hebben?

De geleerdste uitspraak van de Boekenweek: ‘Het CPNB zou er verstandig aan doen meer evenementen te organiseren die jongere mensen aanspreken.’ Het is weer eens zover. De jeugd weigert nog steeds koppig op te gaan in zaken die al eeuwen veel meer de zaken van de (wat) oudere mens zijn. Dr. Karel Jan Alsem, docent marketing aan de Rijksuniversiteit Groningen, denkt dat de jeugd niet reddeloos verloren is. De CPNB moet zich gewoon ‘laten leiden door wat jongeren zelf aanspreekt.’ In Groningen marketing studeren is wellicht niet zo’n verstandig idee.

De leukste actie van de Boekenweek: de 102-jarige mevrouw Vrolijk uit Vlagtwedde werd gehuldigd als oudste bibliotheeklid aldaar. Een pientere dame, ze maakte van de gelegenheid gebruik bij de burgemeester een gratis lidmaatschap te vragen. En zette de burgervader vervolgens voor een voldongen feit door het, duidelijk in haar nopjes, na te vertellen aan de camera van RTV Noord.

De domste actie van de Boekenweek: de bibliotheek van Kampen was tijdens de Boekenweek gesloten. Er moest verbouwd worden, maar dat kon niet op een ander moment. Directeur Annette Schol: ‘Er is elke maand wel wat’. Ze zegt desalniettemin de klachten over deze gang van zaken serieus te nemen.

Het alternatieve geschenk van de Boekenweek: niet alleen de hardnekkig verzuilde christenen hebben een eigen Boekenweekgeschenk, de betere spirituele boekhandels presenteerden met De sleutel in het donker van Moella Nasroeddin ook hun eigen cadeautje. De moella (dorpspriester) komt uit de dertiende eeuw en zou een wijze mengeling van Don Quichot en Tijl Uilenspiegel geweest zijn.

De meest kansloze pr-stunt: (opnieuw) de gratis treinreis op zondag voor wie het Boekenweekgeschenk van Bernlef meenam, aangeboden door de Nederlandse Spoorwegen. Zolang ze hun zogenaamde ‘stiltecoupés’ niet stil krijgen, kan van goodwill voor hun zelfverklaarde liefde voor het boek geen sprake zijn.

De meest kansrijke pr-stunt: ‘Ik vinger me wel eens voor hem.’ De verfilming van Wolkers Boekenweekgeschenk Zomerhitte in première laten gaan tijdens de Boekenweek en het al dan niet functionele naakt goed uitbuiten, dat past de Nederlandse film uitstekend.

De prijs voor de beste Boekenweekgrap gaat dit jaar eens niet overtuigend naar de makers van Fokke en Sukke, zij moeten de prijs ditmaal delen met Stefan Verwey. Die tekende in de Volkskrant een stel dat een cadeautje geeft aan hun (schoon)moeder: ‘Het Boekenweekgeschenk… en wat hebben jullie voor jezelf gekocht?’ vraagt deze, even bedremmeld als ontzet. Helaas kan deze tekening niet online bezocht worden, maar de Fokke en Sukke staat hier.

Tot slot het geschenk van de Boekenweek: de laatste jaren is er een nieuwe traditie ontstaan zo lijkt het. Kon vroeger het prozageschenk nog wel eens op raakvlakken met het thema betrapt worden, die verbintenis is geheel losgelaten. Om de meest recente te noemen: Jan Wolkers schreef niet over geschiedenis, Arthur Japin niet over muziek, en vorig jaar maakten de CPNB en Geert Mak zichzelf weliswaar belachelijk met de gemaakte keuze voor schrijver en boekje, inhoudelijk had het niets te maken met de scherts, satire en ironie die centraal stond onder de noemer Lof der zotheid. Ook Bernlef komt ondanks het thema niet met ouden van dagen aanzetten die, het leven moe of gewoon dodelijk vermoeid, met een rollator strompelend richting dood en eeuwigheid gaan. Al is er, op voorhand, geen beter schrijver denkbaar voor dit thema dan Bernlef, die immers met Hersenschimmen een van de beste boeken in de Nederlandse literatuur over het ouder worden heeft geschreven.

Pianoman


In april 2005 dook een merkwaardig bericht op in de media. In het Engelse plaatsje Sheerness was een man in geheel doorweekte kleren aangetroffen, die zich hulde in een hardnekkig stilzwijgen. Toen hij pen en papier kreeg tekende hij een piano. En later, aan de piano gezet door het personeel, begon hij popliedjes en kleine klassieke werken te spelen. Volgens de kranten moest er sprake zijn van een meesterpianist, een verward geraakt muzikaal genie. Het bleek te gaan om een Duitse boerenzoon uit Beieren.

~

Dit verhaal heeft Bernlef tot basis genomen voor zijn novelle De pianoman. Bij Bernlef gaat het om een Nederlandse jongen uit het noorden, zoon van het zwijgzame echtpaar Jelle en Tsjitske Boender. Op zijn vierde sprak Thomas zijn eerste woorden: ‘Honger. Koek.’ Zijn vader, noteert Bernlef, ’trok zijn wenkbrauwen op, Tsjitske sloeg haar hand voor haar mond.’ Nu de jongen is gaan praten, gaat hij ook echt tot het gezinnetje behoren. Tot aan deze woorden was het bij de ouders eenvoudigweg niet opgekomen iets tegen hem te zeggen. ‘Je praatte niet tegen een koe, een geit, een kip. Vandaar.’ Maar dit deelgenoot zijn is allesbehalve geruststellend. Gesproken wordt er nog altijd nauwelijks en niet omdat er niets gezegd hoeft te worden. Konden de drie maar met elkaar praten, dringt zich tussen Bernlefs regels steeds sterker aan de lezer op. Zijn vader uit zich pas echt als hij zijn zoon slaat, maar zijn zwijgen is gevaarlijker: ‘Er woedde iets in zijn vader. Zijn zwijgen zit vol messen, dacht hij wel eens.’

Terp


De stilte in huize Boender, die ook niet door pogingen van de schooljuf kan worden verbroken, blijft zijn vervreemdende werking behouden als Thomas op zijn achttiende besluit hun huis ‘op de terp’ te verlaten. Het blijft aanwezig in de stijl van Bernlef die in de precieze, haast perfecte doelgerichtheid van de zinnen, geschreven zonder omhaal van woorden, het proza van J.M. Coetzee benadert. Er lijkt geen beter mogelijke stijl te zijn voor het verhaal van de pianoman dan die van Bernlef.

Thomas belandt via Amsterdam en Parijs in Engeland, besluiteloos aan de hand meegevoerd door een Engelse studente theater. Hij ontmoette haar toen ze wat geld stond te verdienen als levend standbeeld. Dat is veelzeggend. De stilstand is stilte, is altijd sprakeloos in De pianoman. Zo blijft Thomas zelf als een standbeeld staan als hij de voor haar act tot zwijgen verplichtte studente aanschouwt. In haar vindt hij een zwijgzame herkenning als de drukke, nieuwe stad hem in verwarring heeft gebracht. Hij ging dan ook niet weg van huis uit reislust, maar werd gedreven door het verlangen te ontsnappen aan de stilte, of beter, aan wat ze leek aan te kondigen: een uitbarsting. Reizen wil Thomas uiteindelijk niet:

Je kwam mensen tegen en je verloor ze weer uit het oog. Dat kwam omdat iedereen en alles in beweging was. Het zou beter zijn altijd stil te staan, niet van je plek te komen. Reizen was eigenlijk te gevaarlijk voor hem. Hij ging weer op de smalle bank liggen en viel opnieuw in slaap.

Dat is in Sheerness, waar hij overnacht in een bootje. Als hij wordt aangehouden door een agent, komt hij uiteindelijk in het plaatselijke gekkenhuis terecht. Zijn reis komt tot stilstand, en dus vervalt hij ook hier weer in zijn vertrouwde stilzwijgen.

Maar Thomas Boender blijft niet zwijgen. Sterker nog, als eenmaal de stilte is doorbroken, op verschillende manieren en ook thuis op de terp, laat Bernlef de bevrijdende werking van het spreken, het vertellen, en het in eigen hand nemen van het leven gelijk opgaan. Zo mondt De pianoman, zelf een van eenvoud blinkend voorbeeld hoe met de juiste woorden en vertelwijze een eenvoudig verhaal in pure schoonheid kan worden omgezet, uit in een lofzang op de kracht van de taal en op het zo vanzelfsprekend lijkende belang van de (uit)gesproken communicatie tussen mensen.
terug naar boven

 

Film / Films

Sadistisch vermaak

recensie: Untraceable

.

We maken ons de laatste jaren steeds grotere zorgen over de schadelijke gevolgen van het internet. De meest gruwelijke filmpjes zijn zonder enige moeite op allerlei sites te vinden en de onuitwisbare sporen die wij achterlaten zorgt ervoor dat onze privacy minder waard wordt. Ook Hollywood probeert nu mee te liften op de golf van maatschappelijke verontwaardiging die naar aanleiding van opeenhopende incidenten lijkt te ontstaan. Het resultaat is Untraceable, een thriller die de kijker niet alleen wil vermaken maar ook een moreel lesje wil leren.

~

Jennifer Marsh (Diane Lane) is werkzaam bij een speciale divisie binnen de FBI die zich uitsluitend bezighoudt met het opsporen van online criminelen. Meestal gaat het hierbij om grootschalige fraude, maar als ze op een dag wordt gewezen op een mysterieuze site die niet te traceren is, wordt de inzet plotseling verhoogd. Op de site is live te zien hoe een man wordt gemarteld en uiteindelijk sterft. De ontwerper van de site heeft hier echter nog een extra component aan toegevoegd. Hoe meer mensen de site namelijk bezoeken, hoe sneller zijn slachtoffers aan hun einde komen, waardoor elke bezoeker van de site medeplichtig wordt. Marsh stelt alles in het werk om te voorkomen dat de sadist nog meer slachtoffers maakt terwijl de jacht op de moordenaar steeds persoonlijker wordt.

Dubbele moraal

Untraceable stelt niet alleen de negatieve effecten van de digitale snelweg aan de orde, maar wil ook laten zien dat wij in de huidige sensatiesamenleving zijn afgestompt door de gruwelijke beelden die alle media ons dagelijks overspoelen. Hierdoor raken we steeds moeilijker verzadigd en zijn we ons niet meer bewust van de consequenties van geweld. We willen alleen maar meer gruwelijke filmpjes zien, waarin geweld verheerlijkt wordt. Een nobel maatschappelijk verantwoord uitgangspunt van regisseur Gregory Hoblit (Fracture). Het probleem is echter dat die boodschap moeilijk serieus te nemen is als de film zich juist aan datgene schuldig maakt, waarop het de kijker wil aanspreken. De beelden waarin de moordenaar zijn slachtoffers ombrengt zouden namelijk niet misstaan in de eerstvolgende aflevering van de Saw-reeks, waardoor de film net zo veel bijdraagt aan de geweldsverheerlijking als de media die het zo passioneel beschuldigt.

~

Deze hypocriete houding zou wellicht nog overkomelijk zijn als de film wel zou slagen in haar tweede doelstelling, het zijn van een spannende thriller. Ook hierin slaagt Untraceable echter niet, wat voornamelijk te wijten is aan de bedroevende kwaliteit van het scenario. De personages zijn uitermate oppervlakkig en qua originaliteit blinkt het verhaal ook al niet uit. Daar kan zelfs Diane Lane, die altijd garant staat voor kwaliteit, weinig meer aan veranderen. Het absolute dieptepunt is wel de rol van Colin Hanks als de partner van Jennifer Marsh. Hij moet voor een komische noot zorgen, maar zorgt eerder voor een extra irriterende noot door zijn slechte spel en de bedroevende kwaliteit van de dialogen. Hierdoor is Untraceable, dat een maatschappelijk debat wilde aanzwengelen en een spannende thriller wilde zijn, twee keer niets geworden.

Boeken / Fictie

Opgroeien tussen de cactussen

recensie: Alicia Erian (vert. Ankie Klootwijk) - Niets blijft onder ons

.

Jasira, de 13-jarige hoofdpersoon uit Niets blijft onder ons van Alicia Erian, schrikt zich een ongeluk wanneer haar moeder besluit haar naar de andere kant van de Verenigde Staten te sturen; daar moet ze bij haar tirannieke vader gaan wonen. Deze verhuizing naar Houston (Texas) is het begin van het meest bewogen jaar uit het leven van de jonge Jasira, die worstelt met haar opgroeiende lichaam én de daarmee gepaard gaande gevoelens van lust en wanhoop.

Aangekomen in Houston loopt de spanning tussen Jasira en haar vader Rifat gestaag op. Jasira begrijpt niets van de regels die haar Libanese vader haar op wil leggen en raakt in toenemende mate geïsoleerd op school, waar de Eerste Golfoorlog haar klasgenoten een aanleiding geeft om haar uit te schelden voor ’theedoek’. Jasira zoekt met wisselend succes naar vrienden die haar kunnen helpen de wereld te begrijpen. Zo drijft de toenemende kloof tussen Jasira en haar ouders haar in de armen van de pedofiele buurman, meneer Vuoso.

Beschermengel

Gelukkig zijn er ook lichtpuntjes in het leven van Jasira. Zo begint ze een relatie met de zwarte jongen Thomas. Dit zorgt voor problemen met haar vader, die sowieso niet wil dat Jasira omgaat met jongens, laat staan zwarte. Jasira heeft echter voor het eerst iemand van haar eigen leeftijd bij wie ze zich op haar gemak voelt en ze blijft Thomas dan ook stiekem ontmoeten.
Jasira’s redding komt tenslotte in zicht wanneer een jong Texaans koppel, Gil en Melina, in de straat komt wonen. De zwangere Melina is als een beschermengel voor Jasira, ze doorbreekt de taboes waar het meisje mee worstelt en leert haar uiteindelijk enkele waardevolle lessen. Het is Melina die ervoor zorgt dat alles wat Jasira angstvallig verborgen hield, bekend wordt, waardoor Jasira eindelijk de aandacht krijgt waar ze naar verlangde.

Scenario of roman?

Niets blijft onder ons is geheel vanuit het perspectief van Jasira geschreven. Alicia Erian is er erg goed in geslaagd om dit geloofwaardig te doen, waardoor de lezer zich goed in kan leven in het karakter en de beweegredenen van de soms wat naïeve hoofdpersoon. Door haar eenvoudige observaties en het aandoenlijke taalgebruik van Jasira is de roman erg leesbaar en bij vlagen zeer komisch. Hierdoor weet de schrijfster zware thema’s als pedofilie en racisme te behandelen zonder Jasira louter af te beelden als een slachtoffer van haar omgeving.

De korte zinnen en beeldende scènes in Niets blijft onder ons verraden Alicia Erians interesse in films. Ze is haar carrière als schrijfster dan ook begonnen als scenarioschrijver en heeft aan verschillende films meegewerkt. Ook in haar eerdere verhalenbundel The Brutal Language of Love (2001) staan talloze verwijzingen naar (het maken van) films. In Niets blijft onder ons is duidelijk te zien dat de grens tussen cinema en literatuur voor de schrijfster aan het vervagen is. De voorwaarts snellende vertelling waarin het begrip tijd vervaagt, de korte dialogen en het ontbreken van achtergrondverhalen zijn allemaal duidelijk ontleend aan de cinema. Niets blijft onder ons is dan ook al kort na (de Engelstalige) verschijning aangekocht door een Hollywoodstudio en in 2007 verfilmd als Towelhead.

Boeken / Fictie

Op zoek naar een seksgodin

recensie: Anthony McCarten (vert. Monique Eggermont en Dennis Keesmaat) - De dood van een superheld

.

De cover van het boek is wat vervreemdend: een man en vrouw zoenen elkaar hartstochtelijk, getekend in ouderwetse superheldenstijl. De vrouw heeft lang, blond haar, de man een sterke kaaklijn en brede schouders. Het contrast met het verhaal áchter de cover had niet sterker kunnen zijn. Sla de eerste bladzijde om en leer Donald Delpe kennen, een veertienjarig mager joch dat de hele dag denkt aan seks. Een jongen ook zonder wenkbrauwen of haar. Delpe heeft namelijk een vergevorderde vorm van kanker in zijn lijf en hij heeft niet lang meer te leven. Zijn laatste wens: niet als maagd te sterven.

iPod
De dood van een superheld
is de derde roman van de Engelse schrijver McCarten en verscheen inmiddels in zeven talen. Eerder maakte hij al furore met zijn debuut Spinners over alienkinderen en The English Harem, een scherp geschreven boek over de liefde en de islam. McCarten bewerkte dit laatste boek al even succesvol voor televisie. Zijn activiteiten in de filmwereld hebben zijn proza sterk beïnvloed: het verhaal van Donald is ingedeeld per bedrijf, gevolgd door de zogenaamde ‘verwijderde scènes’. De talloze films, bands en strips die tijdens het verhaal worden genoemd zetten de toon van de huidige popcultuur sterk neer. Ook is de iPod van Donald een belangrijk voorwerp: hij sluit zich er om de haverklap mee af van zijn ouders, school en zijn vrienden door de witte oordopjes in zijn oren te stoppen. Hij tekent prachtige obscene strips met een onverwoestbare superheld in de hoofdrol en mocht hij even geen pen en papier bij zich hebben, dan laat hij zijn fantasie los op alles en iedereen om hem heen. Maar vooral op meisjes, natuurlijk.

De eerste zestien pagina’s van het boek zijn wat moeilijk door te komen. McCarten bedelft de lezer onder talloze bijzinnen en ellenlange omschrijvingen, onderbroken door – uiteraard dikgedrukte – zinnen als ‘Het noodlot slaat toe!’. Maar als je je eenmaal door deze stukken hebt geworsteld, ontvouwt zich een gevoelig, scherp verhaal. Donald is een cynisch, nihilistisch type dat zich geen raad weet met zijn ziekte, de wereld en zijn gierende hormonen. Zijn moeder koopt elk mogelijk boek over kanker op internet en probeert de moed erin te houden door middel van noeste kennis. Zijn vader is een stille kracht: hij lijkt het allemaal aan te kunnen, maar stort inwendig in elkaar door de ziekte van zijn zoon en zijn liefdeloze huwelijk. Donalds broer is leugenachtig en hard aan het puberen. Zijn vrienden lijken niet veel om hem te geven en op school denkt al helemaal niemand meer aan hem.

Fokking
Donalds kijk op zijn leukemie is ontluisterend: hij spot ermee en maakt er veelvuldig misbruik van. Zo probeert hij, simpelweg omdat hij kanker heeft, bij de vertoning van een pornofilm binnen te komen terwijl hij daar te jong voor is. Zijn ouders willen dat hij vecht voor zijn leven, hij heeft er geen zin meer in. Mocht zijn moeder of vader weer aan een preek beginnen, dan zet hij hun ‘geluid’ zachter en tekent hij in gedachten snorretjes op hun gezichten en rode, puntige staarten aan hun kont. Hulp is nodig. Die komt in de vorm van Adrian King: beroemd psychiater, kunstkenner en goed cultureel onderlegd. Een groot contrast met Donald dus en het begin van een erg bijzondere serie dialogen en confrontaties. Uiteindelijk besluit King de jongen te helpen om niet als maagd te sterven.

De dood van een superheld biedt een schitterend inzicht in de geest van een jonge kankerpatiënt. Onverholen frustratie en woede, nihilisme, wanhoop, elke emotie is zó neergezet door McCarten dat je Donald leert kennen. Beter nog, dat je hem leert begrijpen. Hoewel het taalgebruik flink schunnig is, de inhoud soms uiterst obsceen, er een grote nadruk ligt op seks en het vaak lijkt alsof er echt niets meer goed kan gaan in Donalds leven, blijft het boek fascineren. Het onderwerp, een tiener met kanker, wordt nooit te zwaar. De dood van een superheld gaat over een leven met scherpe randjes, met scheldwoorden, piëta’s, ‘fokking’ hete frietsaus en naaktschilderen. Het is een prachtig, modern geschreven popcultuurpamflet over genieten van het leven.

Theater / Voorstelling

Body Anonymous

recensie: Bodies anonymous - Empty White Horse

Empty White Horse is een voorstelling van Bodies Anonymous, een samenwerking tussen de Amerikaanse choreograaf Jack Gallagher en dramaturg Fransien van der Put. Samen zetten ze een aangename voorstelling neer, een voorstelling die transparant te noemen is. Multi-interpretabel en opgehangen aan een breed kader.

Empty White Horse gaat over het mannenlichaam in zijn verschillende facetten. Over het mannenlichaam in de dans en de invloed van stereotypen in de samenleving. Dans is in onze westerse samenleving vaak een patriarchale aangelegenheid geweest. Het werd bedacht, beheerd en geregeerd door mannen.

Deze macht en de macht in het algemeen, lijkt een ongrijpbaar verschijnsel. Hoe komt het tot uitdrukking in het lichaam? En wat heeft het voor invloed? Dit zijn hersenspinsels die allemaal voorbij komen in Empty White Horse.

Prettige Muziek

De componist Mark Poysden loopt bedachtzaam over het toneel. Opeens laat hij de voorste rij schrikken. Het publiek lacht, de stemming zit erin. Vervolgens beginnen drie dansers (twee mannen en een vrouw) te bewegen. De componist neemt na enige tijd plaats achter een doorzichtig scherm en maakt daar de rest van de voorstelling fantastische muziek; merkwaardige soundscapes en tracks met melancholische beats. De dansers doorlopen diverse stadia van de dansgeschiedenis. Beginnend bij het klassieke repertoire, dansen ze even later typische moderne dans bewegingen.

Wat opvalt is dat de danseres mannenkleding draagt en daarmee gelijk een androgyne rol aanneemt. Het gaat over de rolverdeling tussen man en vrouw en de verwachtingspatronen in de samenleving. Dit alles komt voorbij in een – letterlijk – abstract jasje.

Projecties

~

In de tweede helft van de voorstelling wordt het materiaal wat speelser. Vloeiende en ook alledaagse bewegingen komen voorbij. Hiermee bevat de voorstelling een breed palet aan bewegingsstijlen. Ook betreedt een tweede vrouw, nu ook echt gerepresenteerd als vrouw, het podium. Tegen de wand van een groot wit scherm, bekijken de dansers hun schaduwen waarin ze diverse rollen en lichaamshoudingen beoefenen. Daarna wordt er op het scherm een prachtige stad bij nacht geprojecteerd.

Zwart-wit tinten

Gallagher gebruikt diverse iconen en hanteert daarnaast ook een eigen bewegingsstijl. Een allegaartje van beweging. De voorstelling snijdt een aantal aan elkaar verwante thema’s aan, maar een helderde rode draad of een chronologie ontbreekt. Toch werkt deze mix niet bevreemdend. Doordat dans, muziek en video elkaar in sfeer goed vinden, werkt het eigenlijk wel prettig. Af en toe zie je flarden van de thematiek, de rest kun je er zelf bij verzinnen. De zwart-wit tinten geven de voorstelling nog wat extra flair. Empty White Horse is een stijlvolle, transparante voorstelling.

Muziek / Concert

Je hart aan stukken

recensie: Ane Brun

De snaren van de gitaar trillen nog na als het publiek begint te klappen. Al snel staat iedereen op en onder luid gejuich buigt de blonde zangeres, een golvende lok voor het rechteroog, ten teken van dank. Een nieuwe cd, een nieuwe toer, een eerste concert. Ane Brun is terug, van niet zo heel lang weggeweest, met een album om onder je kussen te bewaren en een Europese toer die je niet mag missen.

Zo eindigde zondag het concert in de Amstelkerk in Amsterdam. Tussen de schilderijen van Ruscha Langelaan presenteerde Ane Brun haar nieuwe cd Changing of the Seasons, met een concert waar geen kaarten voor te koop waren. Slechts pers en prijswinnaars waren aanwezig. Een uur lang was er, naast haar muziek, niets anders te horen dan het tikken van de regen en het uitbundig klappen van de toeschouwers. Wat dat wil zeggen? Haar nieuwe plaat heeft alles in zich waar je op gehoopt had.

Introductie

~


Voor de mensen die haar niet kennen even een korte introductie. Ane Brun is een Noorse singer-songwriter die woont in Zweden. Ze begeleidt zichzelf op gitaar en kreeg met haar debuutalbum Spending Time with Morgan Europa aan haar voeten. In Nederland speelde ze onder andere op Motel Mozaïque. Haar tweede album A Temporary Drive, ging de gehele wereld over en werd opgevolgd door een album met prachtige duetten, Duets. Vorig jaar toerde ze met een orkest, wat de cd Live in Scandinavia opleverde. Daarop stond al een voorproefje van de nieuwe cd, de titelsong Changing of the Seasons. Het nieuwe album is geproduceerd door niemand minder dan Valgeir Sigurdsson, die met Bjork, Coco Rosie en Sigur Rós werkte. En dat is te horen. Want behalve de inmiddels zo vertrouwde Ane Brun-sound, zijn er op Changing of the Seasons experimenten met een afwijkend geluid te horen. Ten Seconds heeft bijvoorbeeld een ‘Tori Amos-achtige’ vibe en het intermezzo in Lullaby for Grown-ups doet denken aan The End van The Doors.

Live

Ane Brun liet geen oud werk horen in de Amstelkerk. Alleen Letting Myself Go, dat na een machinaal “we want more” als toegift werd gespeeld. “Because“, aldus Brun, “it needs that church sound“. Van de dertien nieuwe nummers speelde zij er tien. En hoe. Wie het werk van Brun kent weet hoe ze klinkt en weet dat het om gevoelige liedjes gaat. Maar live zingt ze zoveel voorzichtiger – alsof ze tegen een vogeltje praat dat net uit het ei komt en waarvoor ieder zuchtje wind dodelijk kan zijn. Daardoor komt er veel meer nuance in haar stem dan je ooit op cd kunt vastleggen, en wordt het geheel fragieler, maar paradoxaal genoeg ook sterker. Het gitaarspel is live vrijer, met veel meer swing, volumewisselingen en intensiteit. Dit maakt haar tot een van die artiesten die in de concertzaal haar cd weet te overtreffen.

~

Het was zoals dat heet, een ‘intiem’ concert. Geen donkere zaal met honderden op elkaar gepropte mensen, omhuld door een lucht van bier en rook. Maar een kleine tweehonderd man, die op dezelfde hoogte zaten als Ane Brun stond. In combinatie met het gure weer buiten, de wind blies golven in de gracht en de regen geselde de straten, zorgde dat voor een echt huiskamergevoel. Daardoor leek het of je, meer dan tijdens andere concerten, contact had met de zangeres. Ze sprak ook veel tegen het publiek. Over het ontstaan van het album, de clips die ze maakte en de achtergrond van de liedjes. Zo ook over Gillian. “Ik zat in een dip, al weken luisterde ik niet meer naar muziek”, vertelde Ane. “Tot mijn broer me een cd gaf van Gillian Welch. Die cd haalde me weer uit de put.” En dat leidde tot een van de prachtigste nummers op de plaat, waarin ze beschrijft wat de muziek van Gillian Welch met haar doet. Het mooie is, dat ze daarmee perfect het concert in de Amstelkerk, en haar muziek in het algemeen beschrijft.


Gillian played me a song
It was that day that everything was wrong
Gillian singing in my heart – in my ears
And tears running down
I was facing the ground (…)
I was so tired then
The music caressed my skin
Just like when someone finally holds you

Hartzeer

~


Veel veranderd is er niet op haar nieuwe album. Ane Bruns hart is verzwakt door de vele breuken en ze maant haar nieuwe liefdes voorzichtig te zijn. Gaat het mis, dan ligt het hart weer “spread out like pieces of a puzzle” op de grond. Toch heeft ze dat aan zichzelf te wijten. Ze houdt te veel van het melancholische ‘rode wijn en treuren-gevoel’ en wil haar oude liefdes niet loslaten. “I wouldn’t do that to you” zingt ze daarover in The Puzzle. Maar het lijkt of ze er ook sterker van wordt, zoals blijkt uit haar berustende zang in Raise my Head:you can’t keep the sky from falling anyway“. En gelukkig maar. Want de manier waarop ze haar ‘chain of broken harts’ verwoordt is magnifiek. Al zien haar teksten er op papier soms wat simpel uit – als het slecht met haar gaat ligt ze standaard ‘on the ground‘ – eenmaal gezongen gaat ieder woord leven. Niet langer losse flodders op papier, maar pure emoties en werkelijk hartzeer. Zo zeer zelfs dat de rillingen ervan over je rug en armen lopen; Brun zingt met haar verdriet je hart aan stukken. Op haar nieuwe plaat blijft dat onveranderd. Topnummers als Gillian, Round Table Conference, My Star en The Puzzle zijn minimaal van hetzelfde niveau als oude tracks zoals Your Voice, My Lover Will Go en Rubber & Soul.

Op Changing of the Seasons zet Ane Brun voort waar ze al twee studioalbums mee bezig was: hele mooie nummers schrijven. Het voorproefje in de Amstelkerk smaakte dan ook alleen maar naar meer. Geen probleem, want in april geeft ze drie optredens in Nederland: in Breda (Mezz, 16 april), in Amsterdam (Paradiso, 17 april) en in Rotterdam (Lantaren/Venster, 18 april). Het is nu nog een verrassing wie ze allemaal meeneemt ter muzikale begeleiding, maar Nina Kinert maakt in ieder geval deel uit van haar achtergrondkoor, en met een beetje geluk neemt ze een paar strijkers mee. Hoe het ook uitpakt, het zal een concert worden om niet te missen. En datzelfde geldt voor haar nieuwe album.

Boeken / Fictie

Treffende stapelingen

recensie: Annemieke Gerrist - Waar is een huis

Annemieke Gerrist is een stilaan rijzende ster. In 2006 afgestudeerd aan de Gerrit Rietveldacademie, ze volgde wat toen nog de afdeling ‘Schrijven’ heette, publiceerde zij al in diverse literaire tijdschriften waaronder Hollands Maandblad. Van dit tijdschrift ontving ze in 2006 bovendien de Hollands Maandblad Schrijversbeurs. Met deze voortvarende start zijn de verwachtingen voor haar poëziedebuut Waar is een huis hooggespannen.

De titel voor deze sober vormgegeven bundel, om te beginnen, is zeker niet slecht gekozen. Allereerst omdat de onderwerpen die beschreven worden zich vaak in en om het huiselijke domein afspelen – mensen (meestal een ‘hij’) komen naar huis, zien of zoeken hun huis en kleden zich uit in huis. Daarnaast is de titel vooral goed door het ‘waar is een’. Mede door het gebruik van veel anonieme aanduidingen is het namelijk alsof er allemaal afstandelijke schouwspelen aan het oog voorbijtrekken. Zinsneden als ‘Een man kust een vrouw en denkt aan een andere vrouw’, ‘Een man ziet een vrouw en valt in slaap’ en ‘Een man loopt het café binnen’ komen veelvuldig voor.

Wat meespeelt in het creëren van deze zoekende voorstellingen, is vooral de manier van schrijven. Gerrist gebruikt veel eenvoudige en vaak korte zinnen; keurige stap-voor-stapbeschrijvingen van standen van zaken waarin steeds een nieuw brokje wereld wordt toegevoegd – zin, op zin, op zin. Dit kan resulteren in een weinig aangrijpend voortkabbelen, tamelijk op de oppervlakte. Maar ook kunnen hierdoor de dingen juist heel concreet worden neergezet. Wat bijvoorbeeld te denken van de openingsregels ‘We rennen er langs, langs de visfabriek en de strontwei/ de slager, roepen paardenmartelaars, klootzakken’, of ook ‘Ik zit voor een muur om een mus te vangen’? Gedichten kunnen ook zonder poeha indruk maken, en Gerrist weet dit in Waar is een huis sterk te tonen.

Diepzinnigheden

De kale en directe taal die Gerrist gebruikt en het opeenstapelen van, voor het oog, tamelijk losjes gemaakte opmerkingen bepalen in grote mate het karakter van haar poëzie. Niet alleen laat zij zich hierin niet altijd even veel gelegen liggen aan het ritme en de klank van de taal, ook moeilijk is te bepalen wat de juiste eenheid van het gedicht is, dat wil zeggen, wat er wel of niet toe behoort. Waar houdt het ene gedicht op en waar begint het andere? Zo eindigt het eerste gedicht met een park, en begint het tweede naadloos met het voeren van de eenden; het ene met het zoeken van een huis, het volgende met het betreden ervan.

Dat de vraag naar de eenheid van het gedicht rijst, is niet alleen doordat de bundel met een beetje goede wil als één lang verhaal is te lezen, maar ook omdat er soms zinnen zijn opgenomen die er niet direct in passen. Hier ligt zowel een kracht als een belangrijk risico: slaagt het, dan werkt het ook meteen bijzonder goed doordat het nieuwe lucht blaast in het vertelde, maar slaagt het niet dan kan het zelfs storend werken. Terloops ingelaste diepzinnigheden doen niet altijd goed. Het wekt de indruk dat de gedichten slechts uit, op zichzelf vaak goede, losse formuleringen samengeraapt zijn. Deze insteek in schrijfwijze spreekt ook inhoudelijk uit het volgende:

Hij is op weg en ziet zijn huis
Onder de tafel bekijkt hij zijn benen en zijn kleine buik
In een mooi huis schrijft hij brieven

Achter het huis ligt een tuin waarin hij ligt te slapen

Hij schermt het land af, niemand vraagt wie hier woont

Hij slaat een bloem
Het had ook een fiets kunnen zijn

Een zacht minutieus bouwwerk van gedragingen, tot aan de laatste zin. Door de toevoeging dat het doelwit van zijn klap ook een fiets had kunnen zijn, stort het hele tevoren zo zorgvuldig opgebouwde beeld echter prompt in elkaar – het had ook best anders kunnen zijn.

Pijp roken

Deze benadering dient evenwel snel te worden vergeten, juist omdat Waar is een huis ook zoveel echt bijzondere stukken bevat. Een kleine proeve kan dit onderstrepen, hier uit een gedicht waarin wordt verhaald van het playbacken van Bonnie St. Claire, dat zo begint:

Ik kom uit een plat land, uit de zee, uit het Oosten en uit het bos
Mijn moeder rookte pijp

Vroeger playbackte ik ‘Droog je tranen Pierrot’ van Bonnie St. Claire
terwijl ik uit een koffer kwam
die weer dichtklapte met mij erin als ik klaar was

Ik vond ‘Droog je tranen Pierrot en lach’ een mooie zin

Dit gedeelte is zo aantrekkelijk omdat Gerrist met de beschrijving van de herkomst en met de regel ‘Mijn moeder rookte pijp’ moeiteloos het wijdse en groezelige karakter weet te kenschetsen.

Samengenomen kan gesteld worden dat, hoewel de gedichten wel eens op het bijeenvoegen van vooral mooie formuleringen lijken te berusten, Waar is een huis een welkome uitgave is die een aantal erg goede gedeeltes bevat. De directe stijl lokt uit en maakt nieuwsgierig. Als Gerrist haar ster werkelijk wil doen stijgen, dan zal zij slechts de hier en daar opduikende indruk van een toevalstreffer nog moeten wegnemen.

Theater / Voorstelling

Vier keer twintig minuten perfectie

recensie: Scapino Ballet - 4 x 20 Colourproof

Het Scapino Ballet brengt met 4 x 20 Colourproof een diversiteit aan choreografieën. Vier verschillende dansen, die ieder exact twintig minuten duren. Een grote verscheidenheid en korte spanningsbogen voor zowel de dansers als het publiek leiden tot een interessante avond.

The Green

4 x 20 Colourproof begint met de choreografie The Green van Ed Wubbe. Zeven dansers bewegen over een groene grasmat. Ze laten de nietigheid van de mens in het universum zien. Door de indrukwekkende muziek van Bachs Johannes Passion, en de dansers die in onverwachte bewegingen over het podium gaan, wordt de mens een klein figuurtje in een grootse wereld.

Sister fury

~

De tweede choreografie is Sister Fury, eveneens van Ed Wubbe. Drie danseressen spelen drie zusters die gevangen zitten in een uitzichtloze situatie op het platteland. Door de komst van twee mannen wordt de band tussen de zusters op de proef gesteld. De drie danseressen van het Scapino Ballet brengen het gevoel goed over, ze werken veel met mimiek en hun bewegingen lijken hun gevoel precies weer te geven.

Blushing

Na de pauze komt Blushing, een choreografie van Marco Goecke. Blushing, gaat zoals de titel al zegt over schaamte. De dansers maken bewegingen die lijken op bewegingen van apen. De muziek is duister en de dansers zijn gekleed in het donker. De sfeer is mysterieus. De dans gaat in een onmogelijk lijkend tempo en de passen gaan tot op de seconde gelijk.

Matter for a poem


~

4 x 20 Colourproof sluit af met een choreografie van Georg Reischl, genaamd Matter of a poem. De danseressen zijn gekleed in een jurk van voile. Ze zien er fragiel uit. De muziek is echter heftig, waardoor dit fragiele, zodra de muziek begint te spelen wegvalt. De dans, die een gedicht moet voorstellen oogt rommelig. Dit komt onder andere door het contrast tussen het uiterlijk van de danseressen en de muziek. Maar ook de bewegingen zijn niet terug te brengen naar een gedicht, zoals de eigenlijke bedoeling geweest is.

De verscheidenheid van de vier choreografieën maakt 4 x 20 Colourproof tot een diverse show, waar de verveling niet snel toeslaat. De bekwaamheid van de dansers van het Scapino Ballet leidt tot dansen die in grote perfectie worden uitgevoerd. Dat de laatste dans niet zo perfect was als de eerste drie, was jammer, maar kon het succes van de avond niet belemmeren. Tijdens de dansen gaat geen voetje of pasje verkeerd. Naast de perfectie die de dansers leggen in de techniek, kunnen ze als geen ander de gevoelskwesties in de diverse dansen overbrengen. Deze combinatie maakt de voorstelling tot een grote belevenis.

4 x 20 Colourproof is nog tot 10 mei in Nederland te zien.

Muziek / Album

Elfde troonopvolger?

recensie: 22-Pistepirkko - (When You Know) Stuff is Like We Yeah!

22-Pistepirkko uit Finland wordt vergeleken met de vroege Pink Floyd. Of dat terecht is ben ik niet helemaal zeker van: ja, ze hebben er wat invloeden van overgehouden, maar bovenal heeft deze Finse formatie inmiddels een eigen geluid opgebouwd. Een wat donker rockgeluid dat als je er voor de eerste kaar naar luistert doet denken aan Arcade Fire, zeker als je begint bij Crazy Meat, het tweede nummer van dit album. Of is het nu juist dat Arcade Fire daar de mosterd haalde? Want dit werkstuk, (When You Know) Stuff is Like We Yeah!, is inmiddels het elfde album van de Finnen! Buiten Scandinavië zijn ze in 1993 met het album Big Lupo ‘doorgebroken’, wat voor mij ook de eerste kennismaking was.

Lieveheersbeestje uit Finland

Een ‘verrassing uit Finland’ werd hun vierde album (Big Lupo) genoemd toen het in 1993 buiten Scandinavië werd uitgebracht. Tot die tijd had nog bijna niemand van dit groepje gehoord. Nu was Finland destijds geen land waar wij als Europeanen muziek van verwachten die ons ligt. Inmiddels komt er zoveel moois uit die regio onze kant op dat we kunnen zeggen met een inhaalslag te maken te hebben.

22-Pistepirkko dankt haar naam aan een dierenencyclopedie waarin een soort lieveheersbeestje het nummer 22 kreeg en de naam Pistepirkko. Er zijn vreemdere bandnamen zullen we maar denken. Maar naar dit lieveheersbeestje is inmiddels wel een groep vernoemd die al jaren door liefhebbers wordt gekoesterd. Hun album Eleven wordt tot op heden gezien als hun hoogtepunt, al lijkt dit album er heel dicht in de buurt te komen.

Herkenbaar

~


Het album opent met de single Suburban Ladyland, een lekker intro dat start met drum waarna het liedje direct op tempo komt. Een geluid dat sterk geworteld is in het verleden: Een beetje donker, wat doet denken aan Joy Division en in de verte nog wat van The Velvet Underground. De stijl is indie-rock, alternatief met een garage sound en psychedelica. Het karakteristieke hoge stemgeluid (P-K Keränen), is direct herkenbaar voor de liefhebber. In Crazy Meat schuift de band direct richting Arcade Fire en is het zanggeluid een octaaf lager. Het vijfde nummer Sky Girl opent met een heel open gitaargeluid en ontpopt zich als een voorzichtige ballad.

Eleven van de troon

De mooiste en geliefdste albums zijn meestal degene die pas na herhaalde draaibeurten tussen je oren komen te zitten; toegankelijkheid is niet het beste recept om tot een dierbaar album te worden betiteld. Ik denk dat ikzelf inmiddels aan de twaalfde draaibeurt toe ben terwijl ik deze recensie zit te schrijven, en als we het hebben over albums die groeien dan is deze van 22-Pistepirkko het zeker. Daar hebben deze mannen een patent op (geloof me!). Na het tien jaar geleden uitgekomen Eleven lijkt (When You Know) Stuff is Like We Yeah! het predikaat ‘beste album tot dusver’ te gaan overnemen. De troonopvolger van de Eleven. Ok, met dit soort titels moet je altijd voorzichtig zijn, de tijd moet het nog bewijzen! Maar vooralsnog acht ik deze plaat gelijk aan Arcade Fire’s debuut, en dat is een eer van formaat. Laten we hopen dat deze groep ook net zoveel succes mag oogsten. Ze verdienen het al jaren!

Kunst / Expo binnenland

Een vleesmarkt in verf

recensie: Lucian Freud

Weinig schilders springen zo onbarmhartig met hun modellen om als de Britse kunstenaar Lucian Freud. Terwijl Photoshop hoogtij viert in de hedendaagse beeldcultuur, kiest de kleinzoon van Sigmund Freud voor de tegenovergestelde benadering: hij schildert zijn naaktmodellen het liefst nog lelijker dan ze al zijn. Soms vraag je je af of die lelijkheid doelbewust is, of dat Freud simpelweg een slechte schilder is. In het Gemeentemuseum Den Haag is voor het eerst in Nederland een overzichtstentoonstelling van zijn werk te zien.

Naked Portrait on a Red Sofa, 1989 – 91, olieverf op doek, 100,2 x 90,2 cm., Particuliere collectie, © de kunstenaarNaked Portrait on a Red Sofa, 1989 – 91, olieverf op doek, 100,2 x 90,2 cm., Particuliere collectie, © de kunstenaarJarenlang haalden kunstcritici hun neus op voor Lucian Freud (1922). De stijl van de in Berlijn geboren en later naar Londen uitgeweken kunstenaar gold als hopeloos ouderwets: waar abstracte kunst na de Tweede Wereldoorlog in de mode was, bleef Freud vasthouden aan zijn figuratieve stijl. Maar de tijden veranderen, evenals de mode. Een halve eeuw later is Freud een veel bewonderd kunstenaar, die jonge en hippe schilders als Ina van Zyl onder zijn navolgers mag rekenen.

 

Van fijn naar grof


Bijna alle geëxposeerde werken stammen uit Freuds nieuwe periode. Eind jaren vijftig veranderde Freud op advies van zijn goede vriend Francis Bacon van materiaal: hij stapte over van de fijne marterharen penselen op de veel stevigere varkensharen kwasten. Dit lijkt misschien een klein verschil, maar het is van groot belang geweest voor de verdere ontwikkeling van Freuds werk. Werken in de oude stijl zijn zeer fijn en gedetailleerd geschilderd. Meisje met rozen (1947-1948) doet met zijn zachte, tedere stijl denken aan de portretten van de Franse schilder Jean Auguste Dominique Ingres (1780-1867). In de latere schilderijen is alle sentimentaliteit overboord gezet. Freud kiest voor een robuuste stijl met meer nadruk op kleur en dikkere verflagen.

 

Leigh under the Skylight, 1994, olieverf op doek, 297,2
Leigh under the Skylight, 1994, olieverf op doek, 297,2x 120,7 cm., Particuliere collectie, © de kunstenaar

Verder is zijn methode in een halve eeuw kunstenaarschap niet of nauwelijks veranderd. Model staan voor Freud is een uitputtingsslag. Het betekent maandenlang meerdere keren per week tot diep in de nacht poseren in zijn spartaans ingerichte studio. Hoewel, poseren: Freud wil eigenlijk niet dat zijn modellen een pose aannemen. Daarom gebruikt hij nooit professionele modellen voor zijn werk, maar vraagt hij vrienden, familie en kennissen om voor hem te figureren. Overigens was Freud niet te beroerd om een uitzondering te maken voor topmodel Kate Moss, die hij schilderde tijdens haar zwangerschap in 2002.

 

Afstotelijkheid


De naakten van Freud zijn onmiddellijk herkenbaar door hun afstotelijkheid. Freud schildert zijn modellen in al hun onvolmaaktheid en voegt er het liefst nog een stuk of wat onvolmaaktheden aan toe. Zijn naaktportretten lijken ontsnapt uit een soort wreedaardig spiegelpaleis, waarin al het lelijke duizendmaal wordt uitvergroot. Zo toont Leigh onder bovenlicht (1994) de in datzelfde jaar overleden vriend van Freud, Leigh Bowery, met grotesk uitpuilende borst en buik. De in de tentoonstelling opgenomen foto van een poserende Bowery laat zien dat het model, hoewel misschien niet een hoogtepunt in het oeuvre van Moeder Natuur, lang niet zo onappetijtelijk was als Freud ons wil doen geloven. Opmerkelijk is bovendien (en dat zou zijn grootvader Sigmund vermoedelijk deugd hebben gedaan) dat Freud behalve de handen ook de penis van Bowery flink uitvergrootte, met een lichte afwijking naar links.

Bij een ander naakt van Freud, Naaktportret op een rode sofa (1989-1991), zien we juist een knokige, jonge vrouw met blauwe aderen die door haar lichte huid heen schijnen. In Freuds handen krijgt het meisje bijna iets mismaakts. En dat geldt voor vrijwel iedere geportretteerde. Zelfs zijn twee toch niet onaantrekkelijke dochters Bella en Esther schildert Freud met een vieze, korrelige huid en wanstaltig grote handen en voeten. Het heeft iets komisch: een portretschilder die zijn modellen dwangmatig lelijker moet maken dan ze zijn, alsof Freud lijdt aan een artistieke variant van Gilles de la Tourette. Meer plausibel is echter dat Freud gewoon een gemankeerde schilder is.

Vernieuwing


Want al vijftig jaar lang maakt Freud steeds opnieuw weer hetzelfde schilderij, met steeds opnieuw dezelfde onbehouden penseelstreken en dezelfde voorliefde voor het uitvergroten van lelijkheid. Het levert intrigerende, soms bijna aandoenlijke kunst op, maar tegelijkertijd bekruipt je de gedachte of Freud die eindeloze stroom naaktportretten zo langzamerhand niet een beetje zat wordt.

Bella and Esther, 1988, olieverf op doek, 73,7 x 88,9 cm., Particuliere collectie, © de kunstenaar
Bella and Esther, 1988, olieverf op doek, 73,7 x 88,9 cm., Particuliere collectie, © de kunstenaar

Aan de andere kant: moet een kunstenaar zich per se blijven vernieuwen? Is het noodzakelijk dat een schilder á la Picasso steeds van artistieke huid verwisselt? Nee, dat is het niet. Het enige criterium is dat het werk van de kunstenaar boeiend blijft. En dat is bij de naakten van Freud niet altijd het geval. Daarom ook is het jammer dat het Gemeentemuseum niet meer plek heeft ingeruimd voor zijn veel betere etsen. Want de techniek van het etsen beheerst Freud wél. Waar zijn schilderijen hardnekkig aan de oppervlakte blijven, munten zijn etsen uit in karakter en detail. Gezichten en lijven gaan niet verloren in een massa van vlees en verf, maar komen werkelijk tot leven.