Muziek / Album

Met bibberende stem en schuddende handen

recensie: The Shaky Hands - The Shaky Hands

.

Stel je het volgende voor: een Volkswagenbusje staat op een parkeerterrein in het centrum van de stad, waarschijnlijk ergens aan de westkust van Amerika. De zon schijnt, het is druk op straat. Op de achtergrond klinkt het brommen van verkeer. Jonge mensen van rond de twintig zitten in een kring voor de bus – de mannen wild bebaard en de vrouwen in wijde, felgekleurde kleding. Ze lachen, zingen en één meisje draait rondjes in de kring, het hoofd in de nek, de ogen gesloten. Precies zo klinkt het debuutalbum van The Shaky Hands.

The Shaky Hands is nieuw in Indie-land. Drie jongens uit Portland begonnen in 2003 een bandje dat sindsdien bijna volledig van bezetting wisselde. Het resultaat is een vijfkoppige formatie met Nicholas Delffs (bekend van Death Songs) als frontman. Die sanering heeft de band goed gedaan. Wereldwijd lijken fans de band op te pikken, niet in de laatste plaats door MySpace, maar ook toeren met grootheden als The Shins helpt. En dat is toch een prestatie voor een band die amper vijf jaar bestaat.

The Shaky Voice

Indie-muziek heeft vaak een zweem van melancholie. The Shaky Hands niet. Hun muziek is opgewekt, dansbaar en vrolijk. Maar wel in een ‘Indie kind of way’. Volgens de mensen van hun platenmaatschappij zou je spontaan de persoon naast je knuffelen bij het horen van de tunes van The Shaky Hands, en daar hebben zij volkomen gelijk in. Vanaf nummer een, Whales Sing, huppelen de klanken door je huiskamer en hoe langer je luistert, hoe verslavender het werkt.

~

Goed voorbeeld daarvan is nummer acht van het album: I’m Alive. Het begint met een rustig gitaardeuntje, dat klinkt alsof het is gespeeld op zo’n onverwoestbare Fender uit de jaren zestig, die stijgt in geluidskwaliteit en in prijs naarmate het aantal beschadigingen toeneemt. Het heeft een ritme dat zelfs het tuingereedschap in de schuur laat meedeinen. Ondersteund door een simpele, op de tel basdrum kabbelt het nummer door. En dan de stempel van de band: de stem van Nicholas Delffs. Hij klinkt een beetje zeurderig, alsof hij zijn neus dichtknijpt of heel zenuwachtig is – de band had ook best The Shaky Voice kunnen heten. Maar de stem houdt de band in evenwicht. Zij behoedt de muziek voor een te vrolijk karakter, terwijl de muziek voorkomt dat de stem de typische melancholische sfeer veroorzaakt. Uiteindelijk zet ook het orgel een deuntje in, beginnen de gitaren te rammelen en is het geheel compleet. Het is dat I’m Alive zo abrupt eindigt, anders zou je het volgende nummer nooit te horen krijgen, simpelweg omdat je het nummer steeds opnieuw kunt luisteren, zonder dat het een moment gaat vervelen.

En zo zit The Shaky Hands in elkaar. De nummers zijn catchy en vrolijk door de rammelende gitaarriffs, met veel hoge tonen en weinig laag, een beetje zoals we uit de jaren zestig gewend zijn, maar worden op hun plaats gehouden door de instabiele klanken van de stem van Delffs. De drumpartijen zijn standaard ‘rechttoe rechtaan kick-snare stukken’, maar veel meer heeft de muziek niet nodig.

Kritiek

Toch moet er een kritische noot volgen na deze positieve woordenstroom. Want de band is vrolijk en de band swingt, maar wat is het geheim achter hun succesformule? Het antwoord op die vraag is teleurstellend. De jongens van The Shaky Hands kiezen voor de gemakkelijke weg. Hun sound is gekopieerd van bands als The Kinks. De riffs zijn vaak wat voor de hand liggend en laten we eerlijk zijn, je hoeft geen briljant gitarist te zijn om deze muziek te kunnen spelen. Van de luisteraar wordt dan ook niet meer gevraagd dan een beetje swingen met de heupen en lekker meezingen. De zang is het enige punt waarvan gezegd kan worden: dat is apart. Maar, zomaar een voorbeeld, Sparklehorse heeft op hun eerste plaat ook dergelijke zangstukken staan. En daar lijkt dit wel verdacht veel op.

Of The Shaky Hands een blijvertje is moeten we nog maar afwachten. Misschien ontwikkelt de band zich en wordt de volgende plaat totaal anders of, en dat mogen wij hopen, eigenzinniger. Toch zou een liveshow welkom zijn. Die shows moeten namelijk een belevenis zijn en je hoeft maar een paar filmpjes op YouTube te bekijken om precies te begrijpen wat ik daarmee bedoel. En daarom krijgt The Shaky Hands voorlopig het voordeel van de twijfel.

Noot: De band moet niet worden verward met een Nieuw-Zeelandse emo-band die dezelfde naam had. Om rechtszaken te voorkomen besloten zij hun naam te veranderen, maar de website www.theshakyhands.com is nog altijd in Nieuw-Zeelandse handen. Hetzelfde geldt voor MySpace. De correcte adressen staan naast dit artikel.

Muziek / Album

Minimaal maximaal

recensie: Junior Boys - Body Language Six

Deel zes van de serie Body Language van het Get Physical label is uit. Deze keer gemixt door Junior Boys. Junior Boys bestaat uit het Canadese duo Matt Didemus and Jeremy Greenspan. Het duo is in deze serie voorgegaan door M.A.N.D.Y., DJ T., Jesse Rose, Dixon en Château Flight. Aan 8WEEKLY de taak om deze nieuwe cd eens aan een kritische blik bloot te stellen.

Junior Boys is bekend van hun albums Last Exit (2004) en So This Is Goodbye (2006) en is een duidelijk voorbeeld van de minimalistische stroming binnen de electro-pop. Hoe minimalistisch dat precies is wordt op Body Language Six meteen heel erg duidelijk. Waar we eerder exponenten van deze stroming voorbij zagen komen op dit label in de vorm van Lopazz en Raz Ohara passeert nu dus Boys Junior de revue.

~

Er is echter een groot verschil tussen de Lopazz en Raz Ohara aan de ene kant en Junior Boys aan de andere kant. Waar de eerste twee hun minimalistische stijl vooral halen uit de ingetogenheid van hun composities, daar komt het bij Junior Boys vooral neer op herhaling. Lopazz en Ohara gebruiken diverse stijlen en een veelheid aan geluiden om te komen tot een rustige, uitgebalanceerde compositie. Junior Boys beperkt zich echter tot een minimum aan instrumenten en geluid. Hun remixen puilen juist uit van herhalende thema’s en loopjes.

Keuken

Deze aanpak vereist ook van de luisteraar een andere benadering. Waar je bij Ohara en Lopazz makkelijk dieper in de compositie kunt wegzinken, daar moet je op Body Language Six juist wegdrijven op de oppervlakte van de geluidsgolf. Bij Body Language Six kom je namelijk geen zware composities tegen, maar juist simpele herhalingen van zetten. Twee totaal verschillende ervaringen. Ik ontdekte dat de minimale aanpak van de Junior Boys vele verrassende elementen bevatte. Het album is, geheel in traditie van de serie, een reis door de platencollectie van de samensteller. Een verzameling van tracks die van invloed zijn geweest op de ontwikkeling van de samenstellende artiesten. Talking Heads geluiden bij I’m Still Searching bijvoorbeeld. Maar ook herinneringen aan het onvolprezen White Horse van Laidback tijdens het nummer Feedback.

Swing

~


Zo bleek het aanvankelijk wel zeer minimalistische album stiekem meer in zijn mars te hebben. En voor de geoefende luisteraar is er dan ook genoeg te ontdekken. Eenmaal gewend aan de stijl van Junior Boys begint je lichaam dan toch langzaam maar zeker mee te swingen op de beat. Je wordt langzaam het album ingezogen door de subtiele maar ijzersterke opbouw. Het start redelijk ingetogen met de nummers Surfing At Midnight en Saturndays om vervolgens over te gaan in het swingende Deer in the Headlights van Chelonis R. Jones (een andere Get Physical contractant). De voetjes kunnen van de vloer. Dit ritme van de eerste drie nummers (langzaam, rustig, snel) herhaalt zich in de volgende drie nummers. En vanaf dat moment worden de ritmes steeds vaker sneller en swingender. De plaat en de luisteraar komen los.

Al met al is Body Language Six een plaat die je even de tijd moet geven. Maar als je dat hebt gedaan laat hij je ook niet snel meer los. Hoe minimalistisch hij ook is. Hij staat bol van de thema’s die in de loop der jaren van invloed zijn geweest op de Junior Boys. En dat is uiteindelijk gewoon een prettige luisterervaring met een nostalgische inslag. Als fan van het genre in het algemeen of van deze serie in het bijzonder is Body Language Six een prettige aanvulling op je collectie.

Muziek / Voorstelling

Porgy and Bess: Klassieker met een ziel

recensie: Stardust Theatre BV i.s.m. Interpresario en New York Harlem Theatre - Porgy and Bess

De nazaten van George en Ira Gershwin en DuBose en Dorothy Heyward, de makers van Porgy and Bess, hebben een heel eisenpakket waaraan een opvoering van de opera moet voldoen. Het gevolg: een miljoenenproductie met kwaliteitsgarantie wat betreft zang, decor, cast en muziek, die je meesleept naar het zwarte Amerika van de jaren dertig van de vorige eeuw.

~

Het verhaal speelt zich af in een arme, zwarte gemeenschap in de VS. Tijdens een ruzie om een spelletje craps vermoordt de louche Crown zijn tegenstander. Vervolgens slaat hij op de vlucht en laat hij zijn vrouw Bess (Morenike Fadayomi) alleen achter. De kreupele Porgy (Terry Cook) vangt haar op en ze worden verliefd op elkaar. Het is echter niet makkelijk voor Bess, want Crown wil haar terug en drugsdealer Sportin’ Life wil haar meenemen naar New York. Wanneer Crown terugkeert om Bess voor zich te claimen, ontstaat een ruzie waarin Porgy Crown vermoordt. Porgy wordt later gearresteerd om Crown te identificeren en Bess vreest dat hij niet meer terug zal komen. Gedreven door wanhoop en drugs volgt ze Sportin’ Life naar New York. Bij terugkomst hoort Porgy dat Bess hem heeft verlaten en hij vertrekt naar New York om haar te zoeken.

Kwalitatief hoogstandje
Kwaliteit staat centraal in deze vertolking van de klassieker Porgy and Bess. Het is onmogelijk om niet onder de indruk te zijn van de getalenteerde cast, de oogverblindende decors en de prachtige muziek. Snel geteld staat er een cast van ongeveer veertig spelers op het podium, allen klassiek geschoolde zangers en zangeressen. De zang is dan ook fenomenaal, zowel de solo’s als de samenzang van het koor. Ook de decors zijn betoverend mooi. De belangrijkste set is het authentiek uitziende vissersdorpje met zijn poort en de schepen aan de horizon. Binnen luttele seconden wordt dit dorp getransformeerd tot een sober interieur van een huis voor een andere scène. Ook het stuk natuur, waar de picknick uit de tweede akte zich afspeelt, doet sprookjesachtig aan met haar hoge bomen en rotsformatie.

~

Muzikale klassiekers
Porgy and Bess ging al in 1935 in première, maar zowel het verhaal als de muziek zijn tijdloos en maken ook bijna 75 jaar later nog veel indruk. Het is prachtig te horen hoe klassieke muziek en opera worden gecombineerd met Amerikaanse jazz-, blues- en gospelritmes en hoe deze combinatie aan de wieg staat van klassiekers als Summertime, I Got Plenty o’ Nuttin’ en It Ain’t Necessarily So. Het enige minpuntje is dat het libretto vanwege de klassieke vertolking soms niet goed te verstaan is, waardoor de mooie woorden niet altijd tot hun recht komen. Dit vormt geen groot obstakel, maar om het verhaal van Porgy and Bess goed te volgen, is het verstandig om voorafgaand aan de voorstelling een goede synopsis te lezen.

Tegenwoordig heeft Porgy and Bess de meeste controverse over onderliggend racisme achter zich gelaten en is de musical vrijwel alom geaccepteerd als een klassieker. Een klassieker die wederom schittert in de toch al zo tot de verbeelding sprekende atmosfeer van Theater Carré. Het is een ware must see voor iedereen die op voortreffelijke wijze een stukje Amerikaanse geschiedenis tot leven wil zien komen, betoverd wil worden door de sfeer en de muziek en het niet erg vindt daar redelijk diep voor in de buidel te tasten.

Porgy and Bess is nog te zien t/m 12 mei in Koninklijk Theater Carré. Voor meer informatie klik hier.

Boeken / Fictie

Het snobisme van een junk

recensie: Edward St Aubyn (vert. Anja van den Tempel en Nicolette Hoekmeijer) - Wat heet hoop

Twijfelend tussen de salade met geitenkaas of de uiensoep zegt Patrick het voor het eerst: hij werd vanaf zijn vijfde misbruikt door zijn vader. Edward St Aubyn (1960), afgekickt van zijn heroïneverslaving, gebruikte de traumatische gebeurtenissen uit zijn eigen leven voor deze opmerkelijke trilogie. Een misantropisch verhaal over de zonden van de upper class, niet gespeend van een behoorlijke portie zwartgallige humor.

In tegenstelling tot Patrick verraste St Aubyn zichzelf toen hij tijdens een interview eerlijk antwoord gaf op de vraag die nog niemand had durven stellen. Dat zijn vader hem bedreigde om de waarheid verborgen te houden, maakte het schrijven van Wat heet hoop een emotioneel slopend karwei, zij het met een kathartische werking. The Guardian schrijft dat hij de trilogie grotendeels gekleed in een handdoek heeft geschreven, zwetend als een otter. Op 28-jarige leeftijd besloot St Aubyn zelfmoord te plegen als hij het boek niet af zou krijgen. Gelukkig kwam Some Hope in 1992 uit en ligt de vertaling nu in Nederland op de planken.

Old money


Dat het vervolg op de trilogie Moedermelk zo’n groot succes zou zijn, had hij op dat moment vast niet durven hopen. Het boek belandde op de Shortlist van de Booker Prize 2006, wat op zichzelf al een bijzondere prestatie is voor een schrijver van dergelijk komisch kaliber. In haar kern is Wat heet hoop echter een ander verhaal, een voorloper omdat St Aubyn geen tijd wilde verspelen aan de “pseudo-originaliteit” van het verzinnen van een nieuw personage.

Ik kijk niet neer op mensen uít de middle class; integendeel, hoe verder ze eruit zijn hoe beter,’ zei Nicholas en trok aan zijn manchetten. ‘Ik walg juist van mensen ín de middle class.

David Melrose, de vader van hoofdpersoon Patrick, manifesteert zich al vrij snel als een sociopaat die de overtreffende trap bestijgt. Via het verdrinken van mieren en het vernederen van zijn vrouw – die hij op handen en voeten vijgen van de grond laat eten – vindt hij uiteindelijk zijn niche in de pedofilie. Dat deze wrede vormen van manipulatie, samen met zijn aanzienlijke fortuin, hem tot de heerser van de benauwende lokale elite verheffen, is funest voor iedereen in zijn nabije omgeving. Wat heet hoop draait dan ook om de haat die hij zaait, het plaatsvervangende schuldgevoel en het streven naar vergetelheid of vergiffenis.

Lieben und arbeiten


De drie delen van het werk, waarin slechts enkele dagen uit het leven van de getergde hoofdpersoon worden beschreven, geven een impressie van de verschillende fasen van Patricks jonge leven. De door drugs doordrenkte tocht naar het crematorium, ter gelegenheid van het overlijden van zijn vader, is daarbij zonder twijfel het meest episch van opzet. Het is echter juist de beschrijving van het aristocratische machtsvertoon tijdens een etentje in (land)huize Melrose dat de grootste indruk achterlaat. De onderlinge verhoudingen tussen de gasten doen de bijrollen in het verhaal tot leven komen op een manier die pas in het derde deel opnieuw wordt benaderd. Een mooi voorbeeld hiervan is het moment waarop de Franse ambassadeur in een vrij komische persiflage saus morst op de jurk van prinses Margaret. Direct wordt er gevreesd voor een politiek conflict, wat de prinses in al haar nobelheid afwendt door de man compleet de grond in te boren.

Zoals in de trilogie wordt opgemerkt meende Freud dat het leven zingeving vindt in de liefde en werken voor anderen. Dat liefde en werk nu net de twee dingen zijn die structureel lijken te ontbreken in het wereldje waarin Patrick zich begeeft, is wellicht typerend voor de wijze waarop St Aubyn naar de upper class kijkt. Erudiete mensen die uiteindelijk domme ganzen bleken, zo beschrijft Patrick de mensen waar hij mee opgroeide. Hoewel opgroeien iets is waar de meeste personages zich niet schuldig aan hebben gemaakt. De junkie Patrick is als een kind onder kinderen en wordt alleen maar getolereerd op het speelplein vanwege zijn afkomst. De afkomst die hij juist het liefste zou ontsnappen. Omringd door mensen die citaten van Henry James repeteren om hun onzekerheid te verbergen en iedereen afbranden om zelf maar niet afgebrand te worden, worstelt Patrick met de vraag hoe hij zijn vader moet herinneren. Was hij een monster of slechts een zielig man?

Puntigheid


‘Victor, vormen twee mensen een groep?’
‘Slechts een deel van een groep, ben ik bang.’
‘Bedoel je,’ zei Anne vol afschuw, ‘dat we aan deel-van-een-groep-seks gedaan hebben?’

De humor is, zoals gezegd, nooit ver te zoeken en zeer vermakelijk. Het ontbreekt St Aubyn echter ook niet aan de nodige, bij tijden zeer fraaie, beeldspraak.

‘Naar beneden in de trage, bedompte lift, langs de achterlijke, dikke conciërge, de straat op. De schok om opnieuw onder die fletsere, weidsere hemel te staan, volkomen onbeschermd. Zo moet de oester zich voelen als het citroensap naar beneden drupt.’

Helaas leent het Nederlands zich niet zo goed voor de stiff upper lip van de Engelse elite, waardoor de puntigheid van veel dialogen in de vertaling verloren raakt. De authenticiteit van de verhaallijn houdt daarentegen stand. Met name de hallucinaties die St Aubyn in het tweede deel beschrijft geven ongetwijfeld een accuraat beeld van de frustrerende herhaling binnen de vicieuze cirkel waarin Patrick zich bevindt. Uiteindelijk gaan deze ervaringen echter iets te veel overheersen, waardoor het tweede boek uitloopt in een vrij vermoeiende weergave van de scoringsdrift van een junkie.

Het aanraden van Wat heet hoop gaat gepaard met gemengde gevoelens. Een trilogie die zó zeer steunt op die typisch Britse spitsvondigheid boet toch in aan kracht in de omzetting naar een andere taal. Een sterk begin en een mooi, maar enigszins gekunsteld einde doen daarnaast een slepend middenstuk niet geheel vergeten. Desalniettemin vormt deze vrij lijvige verzameling van drie kortere werken op zijn minst een boeiende opmars voor de latere jaren van (pseudo-)Patricks fictieve bestaan in Moedermelk, wat St Aubyn daar ook van mag zeggen.

Film / Films

Moeder zoekt schoonzoon

recensie: Because I Said So

.

Neem een alleenstaande bemoeizuchtige moeder en drie dochters waarvan de jongste maar niet de juiste man aan de haak slaat, en je hebt een verhaal. Niet een heel bijzonder verhaal, maar goed het is een verhaal. Regisseur Michael Lehmann, bekend op het terrein van de romantische komedie getuige zijn eerdere film 40 Days and 40 Nights (2002), heeft met Because I Said So een redelijk vermakelijke aanvulling op het genre gemaakt. En dat is precies wat het is. Niets meer en niets minder.

~

Denk in de sferen van ‘jongen ontmoet meisje, jongen verliest meisje en jongen krijgt meisje’, voeg daar ‘jongen ontmoet schoonmoeder’ aan toe en je hebt de formule te pakken. De gevierde actrice Diane Keaton vertolkt overtuigend de rol van Daphne Wilder, een hysterische, alleswetende en bemoeizieke moeder. Haar twee oudste dochters hebben hun leven aardig op de rails en verdienen dan ook weinig aandacht. Zo weinig zelfs dat je je afvraagt wat ze überhaupt in de film doen. Alles draait om het jongste vogeltje in het nest. Milly (Mandy Moore) is het onhandige en in de liefde onsuccesvolle zorgenkindje die de ene na de andere fout begaat. Om daar een eind aan te maken plaatst moeder een contactadvertentie voor haar dochter en vindt zo de ogenschijnlijk perfecte man: Lehmanns eigen versie van de Hugh Grant die in dit filmtype thuishoort. Lang, donker en met ondeugende ogen. Maar de vraag is voor wie deze man perfect is. Voor moeder of dochter?

Oppervlakkigheid

De titel luidt: ‘Omdat ik het zeg’. Als antwoord is dit weinig diepgaand en dit geldt ook voor de film. De relaties blijven tamelijk eendimensionaal en Lehmann schept amper inzicht in de dieperliggende drijfveren van moeder en dochter. De twee oudere dochters zijn zelfs meer beeldvulling – aantrekkelijk en in bruidsjurken gestoken filmisch behang – dan zelfstandige karakters. En net wanneer even een diepere laag ontstaat, slaat de oppervlakkigheid weer toe. Op het moment dat Milly de kracht lijkt te hebben gevonden om haar moeder eens goed op haar plaats te zetten, wordt de eenheid hersteld. Hoe simpel kan het zijn?

~

Kortom, zolang er vrouwen en liefdesperikelen zijn, zullen chickflicks bestaan en een publiek vinden. Het is niet iets om uitermate trots op te zijn, maar ook niet om je voor te schamen. Het is gewoon zo. En dat is niet erg. Dat is dan ook bijna alles wat voor deze, bij vlagen romantische en komische, film te zeggen valt. Vooral de redelijk aantrekkelijke en overtuigende cast weet het verhaal boven water te houden. De film doet zijn titel eer aan en daar valt ook iets voor te zeggen. Meer uitleg moet je dus niet verwachten. Sommige dingen zijn gewoon wat ze zijn. Niks meer en niks minder.

Muziek / Achtergrond
special: Interview met Stef Broks, drummer van Textures

‘Niet stilstaan, altijd graven’

Lente 2008: bloesem, pasgeboren lammetjes en een gloednieuwe plaat van het Brabantse Textures, dat bekend staat om zijn avant-garde benadering van beukende metal. Hun nieuwste kindje heet Silhouettes en wordt gepresenteerd met een tour door heel Europa. Het zestal speelt dit jaar op vele festivals en deelt het podium met grote acts als Arch Enemy en Opeth. Vlak voordat het tourcircus losbarst spreek ik met Stef Broks, de drummer van de band, over inspiratie en hun bijzondere werkwijze.

Silhouettes is jullie derde plaat. Was het een voorspoedige bevalling?

~


Gelukkig wel! De nieuwe plaat kwam snel, het voelde allemaal heel natuurlijk. Al was de opstartfase een beetje vreemd: halverwege de Drawing Circles-tour realiseerden we ons dat we toch echt nieuwe nummers moesten gaan schrijven. We gaven onszelf een deadline en eind januari vorig jaar zijn we begonnen met brainstormen. Dat liep soepel, maar al snel hadden we weer optredens staan. We moesten het schrijfgevoel toen weer even helemaal terugvinden. Een leermoment: volgende keer stoppen we gewoon helemaal met optreden om ons op nieuw materiaal te concentreren.

Hoe maakt Textures eigenlijk zijn nummers?

Aan het begin van de vorige tour hadden we al heel veel losse dingen, riffjes, stukjes zanglijn. Dan gaan we op een gegeven moment alles doorpassen, aankleden. We waken ervoor om een simpele optelsom te maken, het mag geen opeenstapeling van losse elementen worden. Het gaat ons om de spanningsboog binnen elk nummer: wat is de emotie die we willen raken, waar moet er een climax zijn? Soms tekenen we gewoon een lijn op een bord: welke kant gaan we op, wat voor gevoel past daar bij? Daar zijn we samen weken mee bezig, echt aan het analyseren.

Kun je jezelf dan nog wel echt verbazen, verrassen?

~


Dat kan alleen als je alle grenzen opengooit. Qua muziek was de laatste plaat die ons unaniem van de sokken blies Katatonia’s Great Cold Distance, alweer van een tijdje geleden. Films, boeken en gedichten, de natuur intrekken: daar halen we meer onze inspiratie uit.
Door dat vele analyseren wat we doen heb je heel snel dingen door en kun je muziek in een referentiekader plaatsen: ah, nu doen ze dat omdat ze daar naartoe willen. Maar het ijkpunt blijft toch de emotie erachter, zoals Jeff Buckley dat kon: alles eruit gooien. We proberen het voor onszelf spannend te houden door heel diep te gaan, echt te graven in onszelf en de mogelijkheden. In sfeer, sound, onderwerp, dynamiek.

En dan moet je het ook nog live kunnen brengen!

We oefenen veel en lang, want we streven ook een hoog doel na: het publiek geven wat op de cd staat. Dat is ultragelaagd. En we willen alles kunnen beheersen, niet sloppy zijn. Dus als een plaat af is staan we weer voor een nieuwe uitdaging: hoe gaan we dit vertalen naar een live situatie, hoe klinkt het dan net zo vet? Dus is het wederom oefenen geblazen…

Het lijkt wel topsport, enorm perfectionistisch. En toch noemen jullie Silhouettes ‘rock ’n roll’?

We houden absoluut van een feestje hoor. Met rock ‘n roll bedoelen we dat het geluid vuiger is, een combinatie van vuil en ruig. Silhouettes is geïnspireerd door Pantera: de songwriting is redelijk recht door zee, maar het zijn wel echt liedjes. We hebben geprobeerd al het overbodige uit de songs te slopen, zonder omwegen of franje. Cut the crap, less is more! Doordat we zoveel kleine dingetjes hebben geschrapt zijn de nummers ook emotioneler en dierbaarder geworden: ze gaan direct tot de kern, hebben meer impact. We stonden regelmatig met kippenvel in de studio: songs bleken ineens zowel bruut als mooi, op zichzelf staande wezentjes.

En de teksten?

~


Die zijn een stuk donkerder uitgevallen. Zoals het nummer Awake: dat gaat over vechten tegen de dood, niet willen opgeven. Ik ga niet precies het verhaal erachter vertellen, maar persoonlijk moet ik altijd denken aan de film Magnolia: aan die terminale man in bed, die scheldt en tiert en zoveel spijt heeft van de kansen die hij niet gegrepen heeft. We zorgen er altijd wel voor dat de teksten wat abstract blijven, dat iedereen er zijn eigen verhaal op kan loslaten. Dat is ook het mooie van kunst, je hebt eigenlijk twee richtingen. Het is prachtig als je precies weet wat er achter een kunstwerk zit, zoals bij Van Gogh: dát Zuid-Franse dorpje, díe gemoedstoestand. Maar het is ook mooi als je bijvoorbeeld een gedicht helemaal naar jezelf toe kunt trekken en op je eigen situatie kunt toepassen.

Remko, de nieuwe bassist, heeft zichzelf ook bewezen als cameraman/regisseur van de grappige studioreports die op Myspace te zien zijn. Is dat belangrijk voor jullie, die openheid, zo’n uitgebreid kijkje in eigen keuken geven?

We willen graag dicht bij onze fans staan. Textures is heel erg into DIY: do it yourself. De shirts, de website, alles maken we zelf. En we laten graag zien hoe we dat doen, al geven we de grote formule natuurlijk niet weg, haha. Maar die persoonlijke connectie is voor ons het belangrijkste van spelen in een band: iets doen waar iemand echt wat aan heeft. Het is te gek als mensen naar je toe komen en vertellen hoe de muziek ze geraakt heeft, of als bands zeggen dat ze geïnspireerd zijn geraakt door onze manier van werken.

Als de nieuwe cd uitkomt zijn jullie eigenlijk al lang en breed op tournee.

Ja, en ik heb er ook veel zin in! Het is altijd wel heftig, vermoeiend. Maar het is geweldig al die mensen te zien, en bovendien zijn we uitgenodigd door Arch Enemy, een hele grote naam in de metalwereld. Vanaf september volgen nog grote tours, en dan ook buiten Europa: Australië, en hopelijk begin volgend jaar Amerika. Daar willen we uitgebreid spelen, niet zomaar zes optredens in een boerenschuur en dan zeggen dat je de USA hebt gedaan. Het is een compleet nieuw territorium dat je alleen met veel geduld en veel optreden kunt veroveren. Best eng, Europa is al zo groot!

Het gaat jullie echt voor de wind.

~


Absoluut, en we proberen ook steeds verder en dieper te gaan. Maar elke band krijgt vroeg of laat zijn tegenvallers. We relativeren veel: het gaat fantastisch nu, maar we moeten ook in de gaten blijven houden waarom het zo goed gaat. Door keihard te blijven werken en aan zelfreflectie te durven doen, ook zakelijk. We zijn lange termijn denkers, proberen constant onze grenzen te verleggen en nieuwe dingen te leren. Als we een trucjesband worden bestaan we niet lang meer, denk ik. We bewonderen juist bands als Radiohead die niet teren op een formule, maar steeds nieuwe elementen in hun muziek stoppen en zichzelf elke keer weer herontdekken. Het is een reis die je met elkaar aflegt, een zoektocht. Een persoonlijk traject, lekker progressief: niet stilstaan, altijd graven. Het werkproces is moeilijk, fascinerend, maar het is supermooi om een plaat af te ronden. Het wordt dan een verslag van je leven op dat moment: een tijdsbeeld van hoe we toen over muziek dachten, en over de wereld zelf.

Voor alle tourdata, zie www.texturesband.com

Muziek / Album

Thinking man’s metal

recensie: Textures - Silhouettes

.

Polyrhythmic metal madness, dat is waar Textures voor staat. Van de hak op de tak springende riffs in de gekste maatsoorten, geïnspireerd door jazz en salsa. Uitgevoerd door ware controlfreaks: artwork, productie, alles wordt door de zes heren zelf bedacht en uitgevoerd. Ze analyseren elk optreden en bouwden vanuit het niets twee eigen studio’s. Een vastberaden, bijna rigide werkmentaliteit die zeer vruchtbaar is gebleken. Het is knap dat nieuwe bassist Remko Tielemans hier naadloos in mee kan gaan: hij nam zijn baspartijen in slechts twee dagen op.

Recht door zee

~


Het vorige wapenfeit Drawing Circles is een conceptplaat, eigenlijk één lang nummer. Een spiegelpaleis van Toren van Babel-achtige proporties, vol terugkerende thema’s en symbolen. Dit derde album Silhouettes klinkt veel meer recht door zee: aardser, rauwer. De vorige platen bevatten te midden van al het metalgeweld een opvallend positieve boodschap: streef naar het beste, geniet van het nu. De nieuwe nummers zijn donkerder, meer gericht op de schaduwkant van het leven. Dat levert een mooi spel met contrasten op, zoals in Awake, het derde nummer van de plaat. Die lijkt te beginnen als catchy meezinger, maar slaat na twee minuten radicaal om. Textures klinkt veelzijdiger, volwassener. Met complimenten voor zanger Eric Kalsbeek die zijn vocale arsenaal nog verder heeft uitgebreid: sfeervolle cleane zang met een soort Oosterse vibrato, oorverdovend gebrul en een schurende krijs.

Gedurfde keuzes

Silhouettes lijkt gemaakt om lekker live te kunnen spelen: alles klinkt net wat compacter, directer, kort door de bocht. De cd dendert voort, het gaspedaal is vrijwel continu ingetrapt. De vrij spaarzame rustmomenten zijn slim gekozen, om daarna nóg harder uit te kunnen halen. Het knappe van Textures is dat de muziek enorm veel inhoud en afwisseling biedt, maar nooit log of gekunsteld overkomt. De heldere productie van gitarist Jochem Jacobs is als een vernislaag die het kleurenpalet dieper en sprekender maakt. Alles grijpt soepel in elkaar, zodat de muziek moeiteloos van bikkelhard naar weelderig transformeert.

Murw gebeukt

~


Op het eind gaan de registers vol open, met een hoofdrol voor de zang en de rijkgeschakeerde synths van toetsenist Richard Rietdijk. Het nummer Messengers begint bijvoorbeeld met geluidjes en ritmes die ook prima zouden passen op een nieuwe plaat van Björk. En dan het slotstuk van de plaat, letterlijk overdonderend: de drums razen als een compleet leger over je heen. Murw gebeukt blijf je als luisteraar achter, in een wolk van zacht suizende bliepjes. Het zijn dit soort gedurfde keuzes die Silhouettes een extra dimensie meegeven: je kunt er live helemaal op losgaan maar de muziek ook thuis, vol verbazing, per koptelefoon bereizen. Verplichte kost voor liefhebbers van ‘thinking man’s metal‘ als Devin Townsend, Meshuggah en Tool.

Interview: drummer Stef Broks over de werkwijze van Textures.

Boeken / Non-fictie

Eerherstel voor Ann

recensie: Germaine Greer (vert. Hanneke Bos en Wybrand Scheffer) - De vrouw van Shakespeare

.

De Australische literatuurwetenschapper Germaine Greer is natuurlijk voornamelijk bekend geworden met feministische werken als De vrouw als eunuch, Het lot van de vrouw, Bent u nog feministisch? en De jongen. Met dit boek keert zij echter terug naar het begin van haar eigen carrière, haar afstudeerscriptie zelfs, en weet zij met succes twee van haar meest geliefde onderwerpen te combineren: Shakespeare en het feminisme.

Genealogie

Toegegeven, het begin van De vrouw van Shakespeare is even doorbijten. De eerste hoofdstukken behandelen voornamelijk de genealogie van zowel Ann als William Shakespeare, en met de gigantische hoeveelheid namen die genoemd worden is het lastig om de draad te blijven volgen. Een kleine stamboom achterin het boek zou geen overbodige luxe zijn geweest, maar helaas blijft de lezer daarvan verstoken. Ook een klein plattegrondje van Stratford en omgeving zou welkom zijn geweest, maar wellicht is de uitgever zo gul om dit in een toekomstige druk toe te voegen.

Wanneer deze eerste pagina’s achter de rug zijn, gaat het boek steeds meer tot de verbeelding spreken. Zodra de namen en plaatsen wat gaan bezinken en er andere onderwerpen aan bod komen dan wie er is gedoopt en wie er is begraven, krijg je de kans om je in te gaan leven in de wereld van Ann Shakespeare. Door velen is ze afgedaan als een kenau zonder een greintje gevoel; het tegenovergestelde van wat Shakespeare beschreef als de romantische liefde. Dit, zoals Greer suggereert, enkel en alleen omdat Shakespeare haar een aantal jaar heeft verlaten om fortuin te gaan maken in Londen, en omdat lange tijd aangenomen werd dat zij, omdat ze ouder was dan haar man, hem wel op sluwe wijze tot een huwelijk gedwongen zal hebben. In De vrouw van Shakespeare wordt Ann terug in haar tijd geplaatst en tracht Greer om haar waardigheid te herstellen.

Feminisme
Greer is en blijft in de eerste plaats natuurlijk een feministe. Ook in dit boek wordt dat hoofdstuk na hoofdstuk duidelijk. Maar anders dan in het grootste deel van haar eerdere werken heeft het feminisme hier niet de overhand. De ‘oude academische mannen’ hebben het dan wel per definitie fout, en op sommige punten had Greer net wat meer argumenten mogen geven voor haar eigen punt, maar over het algemeen benadrukt ze te allen tijde dat ook zijzelf slechts een gefundeerde gok kan wagen. Niets is tenslotte zeker als het om Ann Shakespeare gaat, want er is vrijwel geen documentatie over haar leven bewaard gebleven.

Aan de hand van het door academisch materiaal geschilderde ‘gangbare’ leven van een vrouw maakt Greer pijnlijk duidelijk dat Ann’s leven niet altijd over rozen ging. Ze werd verlaten door haar man, had een paar kleine monden om te voeden en er waren ziektes, zoals de pest, die voortdurend een dreiging vormden. Ann heeft naar alle waarschijnlijkheid haar hele leven lang zwaar lichamelijk werk moeten verrichten om haar kinderen in leven te houden. Gezien de vermoedelijke levensstandaard die te vinden is in het kleine beetje documentatie dat wèl beschikbaar is, is het haar echter bewonderenswaardig goed gelukt om zich staande te houden.

Zakenvrouw
Juist in de passages waar aan bod komt hoe Ann zich waarschijnlijk met en zonder haar man gered heeft, schuilt de kracht van dit boek. Het is namelijk juist op deze punten dat het boek zowel het meest speculatief als verbazingwekkend wordt. Buiten het feit dat Greer voortdurend blijft gokken wat er met Ann gebeurd zou kunnen zijn, worden er de meest verassende feiten aangehaald. Wie wist er bijvoorbeeld dat een vrijgezelle vrouw of een weduwe een succesvolle zakenvrouw kon worden in het Stratford van de zestiende eeuw? Dat brouwen een geaccepteerde bijbaan was? Dat kwik gebruikt werd als medicijn tegen syfilis? Of dat de vrouwen van Stratford de opstand tegen de wrede landadel leidden omdat zij moeilijk veroordeeld konden worden?

Bovenstaande toont eigenlijk waarom dit boek zo leuk is om te lezen: meer nog dan het leven van William en Ann Shakespeare kom het leven in het algemeen aan bod. Door werkelijk alle informatie die we hebben aan de kaak te stellen, schopt Greer een aantal vast gewortelde opvattingen onderuit en weet ze deze te vervangen door nieuwe en soms verbazingwekkende inzichten. Greer weet het meest waarschijnlijke leven van Ann Shakespeare mooi en zeer geloofwaardig voor het voetlicht te brengen. Op het netvlies van de lezer verschijnt een gewone vrouw in een gewoon dorp, die voor haar kinderen doet wat ze kan terwijl haar man bezig is geschiedenis te schrijven.

Film / Achtergrond
special: Deel 2

AFFF 2008

.

In dit tweede deel van ons festivalverslag wordt duidelijk hoe breed het aanbod is op het AFFF, en dat er veel meer draait dan horror. Een liefdesverhaal en tijdsdocument aan de hand van Beatles songs, een bijzondere variant op het zombiegenre, een gestoorde detective, een knotsgekke sushiwestern, een sfeervolle spookhuisthriller, en een romance tussen suïcidalen illustreren dat.

Introductie | Deel 1 | Deel 2 | Deel 3

Inhoud:
Across the Universe |
Fido |
Mad Detective |
Sukiyaki Western Django |
El Orfanato |
Wristcutters: A Love Story

Strawberry Fields Forever
Across the Universe
Julie Taymor • VS, 2007

~

Engelse jongen trekt naar de VS, ontmoet Amerikaans meisje, ze worden verliefd, meisje radicaliseert in de studentenprotesten rondom Vietnam, jongen raakt vervreemd van haar, jongen keert terug naar Liverpool, jongen komt niet over haar heen en gaat terug, ze ontmoeten elkaar weer bij een dakconcert, jongen zingt “All You Need Is Love“, eind goed al goed. Zo, nu weten we het plot van Across the Universe. Maar dat doet er dan ook nauwelijks toe, het gaat om de muziek. Beatles muziek! De iconische songs van Lennon en McCartney vormen de motor achter het verhaal, en stuwen de personages voort door de turbulente jaren zestig. Regisseur Julie Taymor (Frida, Titus) staat bekend om haar theatrale kleuren en kostuums, en hier haalt ze werkelijk alles uit de kast. Across the Universe schiet van tederheid naar explosiviteit en van realiteit naar psychedelica. Veel personages zijn gemodelleerd naar bestaande sixties iconen als Timothy Leary, Ken Kesey, Janis Joplin en Jimi Hendrix. En anders zijn hun namen wel ontleend aan Beatles nummers: Jude, Lucy, Sadie, Prudence, Mr. Kite en Dr. Robert. Als Jude’s vriend Max hem uit de put haalt doet hij dat uiteraard met “Hey Jude“. De film refereert daarnaast aan de klassieke Hollywood musicals, maar ook aan Baz Luhrmanns red curtain trilogy (Strictly Ballroom, Romeo + Juliet en Moulin Rouge).

Taymors pogingen om elk nummer van de juiste context te voorzien zodat het zingen ervan volledig integreert met de verhaallijn, neigen soms naar parodie en krampachtigheid. En de Beatles puristen zullen de nieuwe arrangementen waarschijnlijk afdoen als heiligschennis. Ook is de uitwerking van plekken als het vrije Greenwich Village en het grauwe Liverpool wel erg clichematig. Maar diegenen die hun remmingen los kunnen laten belanden in een sprookjesachtige wereld waarin de nummers onontkoombaar en volstrekt op hun plaats zijn. En dan zijn gastrollen van Bono – als een soort Timothy Leary die “I Am the Walrus” zingt – en Joe Cocker (die als zwerver uitbarst in “Come Together“) alleen maar prachtig, evenals de metaforische vertaling van Strawberry Fields Forever naar de slagvelden van Vietnam. Een Beatles revival zal het niet opleveren, maar deze wonderschone en hartveroverende film weet wel uiterst doeltreffend te tonen hoe relevant de teksten van Lennon en McCartney nog steeds zijn. (Erik Kersten)
Terug naar boven

Zombies zijn net mensen
Fido
Andrew Currie • Canada, 2006

~

Timmy’s moeder is erg statusbewust. Alle buren hebben een zombie, dus waarom zij niet? Dus schaft ma er ook een aan, al is haar man eerst mordicus tegen. Sinds die zijn eigen vader een kogel door het hoofd heeft moeten jagen omdat die ook een zombie was geworden, is hij huiverig voor de levende doden. Maar dat was een tijd geleden, toen Amerika ternauwernood de Zombieoorlog won. De rust is sindsdien teruggekeerd en nu woont Timmy in een zuurstokgekleurd suburbia met een dikke glazuurlaag erop; een jaren vijftig wereld waar onder de oppervlakkige laag van optimisme en vooruitgang niet alles is wat het lijkt, eentje welke we kennen van films als Pleasantville en de melodrama’s van Douglas Sirk.
Maar dan met zombies.
Want – zo zien we in een hilarisch propagandafilmpje – de Zombieoorlog werd met dank aan het bedrijf ZomCom gewonnen, die tevens een manier verzon om zombies te domesticeren. Sindsdien worden zombies en masse ingezet als een soort huisdieren die ook allerlei huishoudelijke klusjes kunnen doen. Zombies bezorgen de post, laten je hond uit of harken het park aan.

Timmy – eenzaam als hij is – maakt al snel vriendjes met hun huiszombie, die hij Fido noemt. De band wordt steeds hechter, zeker als Fido (een fantastische Billy Connolly) Timmy verlost van een paar pestkoppen. Deze actie zet echter een kettingreactie in gang die verstrekkende gevolgen zal hebben. De variaties op de zombiefilm lijken telkens wel weer uitgemolken, maar het genre wil maar niet doodgaan. En volkomen terecht, zolang films als Fido aan het firmament verschijnen. De Canadese regisseur Andrew Currie heeft met deze film namelijk een van de origineelste en leukste herinterpretaties van het zombie-universum ooit gemaakt. (Marcel Westhoff)
Terug naar boven

Geniale gek
Mad Detective
Johnny To, Ka-Fai Wai • Hong Kong, 2006

~

Detective Bun is een rare, maar geniale detective. Op originele wijze weet hij telkens weer de meest moeilijke zaken op te lossen. Zo kruipt hij in een koffer, laat zich vervolgens van een eindeloze hoeveelheid trappen afgooien, om vervolgens te weten dat de ijscoman het heeft gedaan. Hoe geniaal hij ook is, als hij op de afscheidsreceptie van zijn chef ter plekke zijn rechteroor afsnijdt en dat als geschenk aanbiedt, kan hij vertrekken. Jaren later roept detective Ho echter zijn hulp in om een zaak op te lossen waarbij een agent vermist wordt en er meerdere moorden zijn gepleegd. Ho komt er al snel achter dat de scheidslijn tussen genialiteit en gekte bij Bun een erg dunne is.

Welkom in de wondere wereld van Johnny To, de Hong Kongse filmmaker die gemiddeld zo’n twee speelfilms per jaar maakt en in 2007 nog Filmmaker in Focus op het Filmfestival Rotterdam was. Hij weet op originele wijze de gedachtewereld van Bun (een sterke rol van Lau Ching-Wan) weer te geven. Zo zegt Bun dat hij de innerlijke persoonlijkheden van mensen kan zien. Bij de hoofdverdachte ziet hij er maar liefst zeven – die je als kijker dan ook allemaal krijgt te zien. De zoektocht naar de dader en de atypische methodes die Bun daarvoor gebruikt zorgen ervoor dat de spanning erin blijft, waarbij de verandering van rol die detective Ho ondergaat subtiel is uitgewerkt. Dat kan helaas niet van de climax gezegd worden, waarin de makers nogal doorschieten in hun filmische Hong Kong-invloeden. Er komen nog net geen opvliegende duiven aan te pas. (Marcel Westhoff)
Terug naar boven

Sushiwestern
Sukiyaki Western Django
Takashi Miike • Japan 2007

~

Miike, Miike. Waar was je toch al die tijd? In het verleden waren jouw films op zo’n beetje elke Filmfestival Rotterdam vaste prik of kregen ze – zoals het hoort – een bioscooprelease. Waren er regisseurs te bedenken die elk jaar weer op de proppen kwamen met een of meerdere nieuwe producties van zo’n hoog niveau? Audition, Ichi the Killer, Zebraman, Gozu, etcetera. Allen inventief, origineel, vakkundig, maar vooral knettergek. De afgelopen jaren was het echter hier heel stil rond jouw persoontje. Te stil. Tot dit festival. Een nieuwe Miike! En zonder ook maar een beeld gezien te hebben werden we al vrolijk. Want de titel (Sukiyaki Western Django) en de summiere beschrijving (een knotsgekke potpourri van Western en Samoerai met een vleugje Shakespeare) beloofde een ouderwetse blik in de heerlijk verknipte geest van Miike Takashi.

En werden we teleurgesteld? Integendeel! Geheel volgens verwachting is Sukiyaki Western Django – net als veel andere Miike-films – een waanzinnige en virtuoze mix van diverse stijlen en invloeden, en staat het bol van de filmische verwijzingen. En hij komt er nog mee weg ook. Het plot mag dan weinig origineel zijn (een naamloze pistoolheld rijdt een stoffig stadje in en komt letterlijk tussen twee benden in te staan), de uitwerking is dat wel. Dat de Japanse cast hierbij Engels spreekt en Engels ondertiteld wordt maakt het alleen maar leuker. Voeg hierbij tenslotte de oogstrelende cinematografie, een effectieve score (Morricone meets didgeridoo!), veel humor, en een verrassend leuke bijrol van Quentin Tarantino. Heerlijk. Wat wil een mens nog meer? Dus Nederlandse distributeurs en festivals: wij eisen minimaal eenmaal per jaar een nieuwe Miike! (Marcel Westhoff)
Terug naar boven

Onzichtbare weeskinderen
El Orfanato (The Orphanage)
Juan Antonio Bayona • Mexico/Spanje, 2007

~

“Was je vroeger nooit bang in dit huis?”, vraagt de kleine Simon aan z’n moeder Laura (Belén Rueda) in de beginminuten van The Orphanage. Laura heeft het grote landhuis aan zee zojuist gekocht met haar welgestelde man Carlos om er een verpleeghuis voor kinderen te beginnen. Zelf groeide ze ooit op in het voormalige vrijstaande weeshuis. Spookhuisverhalen zijn al zo oud als het horrorgenre zelf, dus een regisseur moet van goeden huize komen wil hij imponeren. Maar de Spaanse debutant Juan Antonio Bayona kreeg niet voor niets de zegen van Guillermo del Toro (Pan’s Labyrinth), die de film mede-produceerde. Bayona zet met The Orphanage een zelfverzekerde en sfeervolle film neer, die zijdelings doet denken aan The Others en The Haunting maar ook onmiskenbare Hitchcock-elementen bevat.

Nadat het gezin naar het voormalige weeshuis is verkast, gaat zoontje Simon zich al snel merkwaardig gedragen. Hij praat over onzichtbare vriendjes, waarmee hij zoekspelletjes in en rond het huis speelt. ’s Nachts klinkt in de gangen spookachtig gebonk en dan is er ook nog een griezelig oud dametje met jampotglazen die opduikt in de schuur. Op de feestelijke dag dat het pleeghuis open gaat, verdwijnt Simon van de aardbodem. Waarna een vertwijfelde zoektocht begint en Laura uiteindelijk de hulp van een medium (een sterke cameo van Geraldine Chaplin) inroept. The Orphanage overtuigt op vrijwel alle fronten en ontspoort eigenlijk alleen tijdens de pathetische strandscène, als Simon net verdwenen is en de cameraman z’n nek breekt over de golven. Voor de rest is het een vlekkeloos, spannend debuut met een paar fantastische schrikmomenten. (René Passet)
Terug naar boven

Is er liefde na de dood?
Wristcutters: A Love Story
Goran Dukic • VS, 2006

~

De melancholieke Zia (Patrick Fugit, Almost Famous) maakt zijn apartement grondig schoon. Niet omdat hij iemand verwacht, maar zijn zelfmoordplek moet netjes zijn. Hij snijdt zijn polsen door omdat hij teveel verdriet heeft over zijn ex. Na zijn dood blijkt Zia bij Kamikaze Pizza te werken, hij hangt rond in kroegen, en speelt pool onder het genot van een “Love will tear us apart” zingende Ian Curtis. Dit is zijn post-mortem wereld, waar zelfmoordenaars in een eigen kaal universum wonen, en waar alles net een paar slagen viezer en kleurlozer is. De suïcidalen draaien er in hun sociale contacten niet omheen, en in een amusante uitwisseling van ervaringen worden de diverse zelfmoordmethodes uit de doeken gedaan.

Zia mist zijn ex nog meer dan hij dacht. Het feit dat alle contact met haar nu onmogelijk is geworden maar dat de herinneringen nog het zo levendig zijn, maakt het alleen maar pijnlijker. Als hij toevallig hoort dat ze ook uit het leven is gestapt, bedenkt hij zich geen moment en gaat met zijn kroegmaat Eugene (Shea Whigham) op zoek. Ze pikken de sexy liftster Mikal (Shannyn Sossamon) op, en samen trekken ze door het barre landschap. Met Gogol Bordello op cassette komen ze uiteindelijk uit bij Tom Waits, die een soort leider blijkt te zijn van deze dodengemeenschap. Tegen die tijd is het verhaal al behoorlijk uit de bocht gevlogen, maar dat neemt niet weg dat er in het eerste deel genoeg te genieten is. Het had echter allemaal net wat vetter aangezet mogen zijn, en ook de grappen missen net die knal die je met een basisidee als dit had kunnen maken. Het voornaamste bezwaar is echter dat de film iets gecalculeerds heeft. Alsof de makers bewust intappen op de trend van ‘gekke’ Amerikaanse films van regisseurs als Wes Anderson, Noah Baumbach en Miranda July. (Erik Kersten)
Terug naar boven

Theater / Voorstelling

Droog doorgeefluik van hemelse composities

recensie: Drieons - Mrs. Brown

De eenvoudige huisvrouw die vanaf eind jaren zestig muziek uit het hiernamaals doorkreeg van grote componisten en in 2001 als onverklaarbaar fenomeen overleed, wil in de voorstelling Mrs. Brown van het Tilburgse gezelschap Drieons maar niet opnieuw tot leven komen. Het lijkt erop dat de makers een beetje te veel hun best hebben gedaan oordeelloos en met respect met dit fascinerende thema om te gaan.

~

Het mag geen wonder heten dat componist/muzikant/theatermaker Jacq Palinckx ergens in zijn leven in aanraking kwam met het fenomeen Rosemary Brown en erdoor gefascineerd raakte. Het is een bepaald luisterrijk verhaal over een heel gewone vrouw met een zeer beperkte muzikale achtergrond die complexe composities schreef. Zo complex, dat ze ze met haar beetje pianoles nauwelijks zelf kon spelen, laat staan foutloos noteren. De muziekstukken kwamen tot haar via de componisten zelf; mannen als Bach, Brahms, Chopin en Beethoven, die in het hiernamaals op hun gemakje nieuwe dingen zaten te schrijven. Zei ze. En het tegendeel werd nooit bewezen.

Voldoende stof voor een voorstelling, zou je zeggen. Dat dacht Palinckx ook, en hij goot het verhaal in een typische Drieons-vorm, met fantastische live muziek en goed toegepaste live video op de vloer, met gekke verschijningen en verdwijningen, met mooie bewegingselementen van een acterende danser, met grappige knutselvondsten en, zoals altijd, met veel respect voor zijn onderwerp. Dragen die eerste elementen eraan bij dat het bij tijd en wijle aangenaam is om naar te kijken, het laatste werkt in dit geval averechts.

~

Rosemary Browns verhaal wordt verteld, of eigenlijk: Rosemary Brown vertelt haar verhaal, zonder omhaal. Heel documentair, heel expliciet, heel nuchter. Zonder commentaar, zonder mening. Zonder vragensteller die op het scherpst van de snede probeert alles uit zijn onderwerp te halen. Zonder nieuw perspectief, originele visie of verrassend onderzoek. ‘Rosie’ is niet alleen intermediair voor de dode componisten maar ook objectief doorgeefluik van de feiten over haar leven voor Drieons.

Zonder er – inhoudelijk – iets aan toe te voegen of aan af te doen, geven Palinckx en de zijnen duidelijk aan dat ze vooral dit interessante verhaal willen doorvertellen. En ook dat ze de vrouw en de dingen die haar overkomen niet willen ridiculiseren of bewieroken, maar de toeschouwer gewoon kennis met haar willen laten maken. Op zich te prijzen, maar door haar van alle sensatie te ontdoen, haar volstrekt te normaliseren, blijft er weinig van over. Is ze al snel geen buitengewone dame meer, maar een doodnormale, bijna saaie vrouw die toevallig wat gekke dingen meemaakte. En als het basale, behoorlijk eendimensionale verhaaltje op de helft van de tijd al zo’n beetje op is, kunnen de terugkerende visites van een illusionistenversie van componist Frans Liszt, een interessante mix van muziekjes, veranderende ‘behangetjes’, schimmen uit het verleden, aanvullende biografische gegevens over componistenlevens-na-de-dood, kasten die vanzelf open en dicht gaan en zelfs een brand in huis van Mrs. Brown helaas geen pakkende, tot het einde boeiende voorstelling maken.