Boeken / Fictie

Catechismus van het ‘ietsisme’

recensie: Paulo Coelho (vert. Piet Janssen) - Brida

.

Het boek heeft een wonderlijke vorm. Zo is het opgedragen aan de heldin zelf en in een voorwoord schrijft Coelho dat hij deze Brida O’Fern werkelijk heeft ontmoet. Bovendien waarschuwt Coelho de lezer om vooral voorzichtig te zijn met de beschreven spirituele oefeningen. Het boek is onmiskenbaar fictie, want heksen en magiërs bestaan niet echt, maar het is geen roman. Het is een boek voor gelovers in het occulte. Aan de hand van de belevenissen van de heldin leert Coelho de lezer lessen over de Andere Wereld en hoe daar contact mee te leggen. Het is een catechismus.

Heilige bliksemflits

Dat verklaart wellicht waarom Coelho geen poging lijkt te doen om het boek literair betekenis te geven. Alle twijfel en onzekerheid moet worden vermeden, daarom hanteert hij de expliciete taal die ook in soapseries wordt gebezigd: ‘Mijn vrouwelijke intuïtie functioneert niet goed, dacht ze bij zichzelf.’ Tegelijkertijd blijft hij hangen in vaagheden en grote woorden. Over Brida en haar moeder schrijft hij: ‘Ze waren allebei verankerd in hun eigen wereld, hadden hun eigen normen en waarden.’ Literair schrijven dient bij voorkeur geen mooischrijverij te worden, maar moet wel precies en gericht zijn en vooral spuuglelijke taal als ‘Ineens besefte ze wat ze gedacht had’, moet worden vermeden.

Coelho benadrukt voortdurend dat het allemaal heel erg waar en waardevol is wat hij schrijft. Belangrijke begrippen probeert hij extra gewicht mee te geven door ze met hoofdletters te schrijven: Magiër, Traditie van de Maan, Universum, Meester, Ziel van de Wereld en Gave. Tegelijkertijd strooit hij schaamteloos met de grootst mogelijke clichés. Een kleine selectie: het lichaam van een mens noemt de schrijver ‘de manifestatie van God in de zichtbare wereld’. Als Brida een orgasme heeft, wordt ze ‘getroffen door een heilige bliksemflits’. Schaapsherders ‘‘bezitten alle deugden die nodig zijn om een te zijn met het Universum’ en heiligen ‘zijn een eeuwigdurende bron waaruit de mensen onophoudelijk drinken’.

Mirakel


Wat er aan dit boek ten grondslag ligt, is een diep religieus besef dat een samenraapsel is van onder meer katholicisme, hekserij, reïncarnatiegeloof en aura’s. In vroegere tijden bezaten de mensen volgens Coelho kennis om contact te leggen met de Andere Wereld, maar die kennis is verloren gegaan. Het is mogelijk door de lessen van leermeesters en het doen van oefeningen die kennis weer te vergaren. De spirituele zoektocht van Brida wordt ons als voorbeeld voorgehouden. Ze ontmoet een magiër en een heks; leert van hen, heeft soms een tegenslag, maar slaagt uiteindelijk en komt in contact met haar vorige levens en daarmee met het universum.

Het is een blijmoedige boodschap. Er is een eeuwige waarheid en een andere wereld en er zijn leermeesters die ons de weg erheen kunnen wijzen. Dat pad is bovendien begaanbaar voor iedereen die zich er voor openstelt en voor hen ligt een onmetelijk bovenaards geluk in het verschiet. De nieuwe tijd (New Age) komt er aan, waarin we weer één zullen zijn met het universum. Het zal. Alleen voor de lezers die de abominabele schrijfstijl, de armetierige verbeeldingskracht en de uitgekauwde verhaallijn kunnen trotseren, is Brida te pruimen. Het echte Mirakel van dit boek is dat er zoveel exempaleren van zijn.

Film / Films

Glitterpakjes en ABBA-klassiekers

recensie: Mamma Mia! the movie

‘Dancing queen’, ‘Super trouper’ en ‘SOS’. Het hele oeuvre van ABBA komt als een sneltrein voorbij in de musicalfilm Mamma Mia! The Movie. Bijna al het acteerwerk is oppervlakkig, maar de liedjes blijven wel hangen.

Sophie (Amanda Seyfried) staat op het punt te trouwen op het Griekse eilandje Kalokairi, waar ze samen met haar moeder Donna (Meryl Streep) het hotel ‘Villa Donna’ runt. Er is alleen één probleem: ze wil worden weggegeven als een echte bruid maar ze weet niet wie haar vader is. Wel heeft ze haar moeders dagboek gevonden, waarin staat beschreven dat de mannen Sam (Pierce Brosnan), Harry (Colin Firth) en Bill (Stellan Skarsgård) allemaal haar mogelijke vader kunnen zijn. Sophie nodigt ze alle drie uit voor haar bruiloft, in de hoop dat ze hen leert kennen en dan ontdekt wie haar echte vader is. Haar moeder weet alleen nog van niks.

Vet theater

~

In 1999 ging in Engeland de musicalhit Mamma Mia! in première. Het werd een succes en andere landen, waaronder Nederland, volgden met een eigen voorstelling. Bijna tien jaar later is de musical verfilmd. De verhaallijn is hetzelfde gebleven en ook de liedjes spelen een prominente rol. Deze zijn net als in een theatermusical logisch in het verhaal verwerkt, maar ondanks de grote namen in de film is de zang soms beter dan het spel. Die is vetter en theatraler aangezet, alsof niet op het doek maar op het toneel wordt geacteerd.

Het acteren van Streep is in vergelijking met de andere acteurs nog het meest geloofwaardig, en ook haar zangcapaciteiten zijn veelbelovend. Haar grote minute of fame is tijdens het liedje ‘The winner takes it all’, waarin je een glimp van haar method acting-achtergrond opvangt. Ook de andere acteurs zingen verrassend goed, zoals Seyfried. Haar stem past prima bij het moderne ABBA-genre, maar ze blijft wat acteren betreft hangen op het soapniveau waardoor ze ook bekend is geworden.

ABBA-vocabulaire

~

Het vet aangezette spel, de snelle na elkaar opvolgende scènes maar ook de choreografie en het achtergrondkoor onderstrepen het genre en zijn een verwijzing naar het theater. Alles is grotesk, ook de humor. Zoals de keuze voor een loveboat met veel glitter en glamour tijdens ‘Money, money, money’ en het Griekse achtergrondkoor dat altijd ineens vanuit het niets meezingt en danst. Wat dat betreft mist Mamma Mia! de finesse van andere musicalfilms als bijvoorbeeld Moulin Rouge. De typische glitterende kleding met lovertjes, de vriendinnen van Donna die samen in de zanggroep ‘Donna and the Dynamos’ hebben gezeten en de toegift op het einde zijn een grappige verwijzing naar de echte ABBA. Want hoewel Mamma Mia! diepgang en finesse mist, is een glimlach niet altijd te voorkomen (Brosnan kan het beter bij acteren laten, maar zijn zangpogingen hebben iets aandoenlijks). Daarnaast haalt het je muzikale vocabulaire meer dan op. Eén gevaar: de liedjes blijven nog dagenlang in je hoofd hangen.

Theater
special: Festival voor de promotie en realisatie van dansfilms

Cinedans breidt uit over Randstad

.

In het Cinedansprogramma van Utrecht lag de nadruk op het genre documentaire, derhalve vormden de échte dansfilms (de cartes blanches daargelaten) slechts een klein onderdeel van het programma. Wat was er wel te zien? De films Rain, My atomic beloved en Car men.

Rain was hiervan de minste. De film van regisseur Pontus Lidberg laat diverse duetten en solo’s in de regen zien, zoals de titel al doet vermoeden. Dit gegeven in combinatie met de zoete muziek en het ietwat geijkte bewegingsmateriaal geven de film een clichématig tintje. Car Men blinkt daarentegen wel uit in authenticiteit. De film, gebaseerd op de opera Carmen van Georges Bizet laat een succesvolle samenwerking zien tussen NDT-choreograaf Jirí Kylián en filmmaker Boris Paval Conen. In een verwoest bruinkoolmijnlandschap zien we twee mannen en twee vrouwen, dansers van NDT III. Ze bewegen zich rondom autowrakstukken en een Tarta ’87, een wel heel bijzonder rekwisiet uit 1937. De film is geheel zwart-wit geschoten en neemt je mee in een bizarre wereld. Gedompeld in een cartooneske sfeer bewegen de karakters vaak versneld. De grappige geluiden die onder de acties zijn gezet maken het geheel helemaal af. Car Men is hilarisch en poëtisch zoals het programmaboekje terecht vermeldt. My Atomic Beloved van Amirali Navee / Mohamad Abbasi staat als debuut ook zijn mannetje. Deze film, tot stand gekomen dankzij Cinedans, vertelt het verhaal van een atoombom die op Teheran dreigt te vallen. Nog twaalf uur te gaan en dan is het gedaan, de spanning stijgt en herinneringen passeren de revue. De ondersteuning van deze Iraanse filmmaker blijkt waardevol.

Cartes blanches

fotograaf: Stephan Floss

fotograaf: Stephan Floss

In Utrecht was zowel de carte blanche van De Keersmaeker als die van Forsythe te zien. Beide zijn divers van karakter, maar een lange zit. De films zijn sterk verbonden met het artistieke en persoonlijke leven van de choreografen en hebben op allerlei manieren hun carrière beïnvloed. Toch blijft vooral dit persoonlijke verhaal uit, ondanks de heldere inleiding van Moos van den Broek. Een groot gemis. Bij De Keersmaeker worden achtereenvolgens de films Birds, Blue Yellow, Qudrat 1 & 11, Alt I alt, Ritual in Transfigured Time, Hands, Musique de Tables, Tango, Good Fellas, Papy Ebotani, Roger Le Petit Virtuoze en Praise You, getoond: een videoclip, traditionele dansfilms en abstracte kunstwerken. Ze bevragen alle op hun eigen manier wat dans en beweging is. Toch moet je een grote fan van Forsythe en De Keersmaeker zijn wil je tot het einde geboeid blijven. Diverse vragen blijven knagen: wat trok hen aan in dit filmpje? Op welke wijze heeft dit filmpje hun carrière beïnvloed? Enige toelichting van de choreograaf zelf en een compactere samenstelling waren de cartes blanches ten goede gekomen. Een ander minpuntje aan deze programmering is de overlap tussen beide programma’s. Zo kozen zowel De Keersmaeker als Forsythe voor de korte films Hands en Musique de Tables.

Openhuisdocumentaires
Waar de cartes blanches welhaast een afstand creëerden tussen choreograaf en toeschouwer, daar openden de documentaires vele deuren. Op kleurrijke wijze gaven ze zowel danskenners als niet-danskenners een kijkje in de keuken. Met name de documentaire Garden of Earthly Delight, gemaakt door Brigitte Kramer, vertelt het persoonlijke verhaal van choreograaf Sasha Waltz. Van haar beginjaren tot aan de oprichting van haar eigen gebouw, je leert de choreografe stukje bij beetje beter kennen. De ontwikkeling is mooi in beeld gebracht en de choreografe vertelt openhartig. Je ziet de charme van de beginjaren, het kopen van een oude bank op de rommelmarkt. Een groot contrast met het moderne gebouw op het einde en het daarmee gemoeide geld.

De documentaire van Anne Linsel over Pina Bausch draagt eenzelfde sfeer. Hoewel in een andere tijd gesitueerd laat de documentaire eveneens een mooie ontwikkeling zien. Haar beginjaren waar Bausch als avant-gardist moest vechten tegen de controverse, tot aan de oprichting van het Tanztheater in Wuppertal. We zien een serieuze vrouw, een kunstenares pur sang die in haar leven vele bakens heeft verzet.

~

Een andere documentaire is die van choreograaf Alain Platel en regisseuse Sophie Fiennes. Waar voornoemde documentaires een portret neerzetten en je meenemen in een ontwikkeling, daar toont de documentaire van Platel en Fiennes vooral een sfeer. De sfeer van de voorstelling VSPRS. Hiervoor liet Platel (van oorsprong orthopedagoog) zich samen met zijn dansers inspireren door filmpjes die dr. Arthur van Gehuchten (1861-1914) maakte van zijn psychiatrische patiënten. Hysterie wordt omgezet in schokkende en aanhoudende bewegingen. Jammer genoeg zegt Platel in de hele documentaire nauwelijks vijf zinnen. Als hij in de laatste tien minuten de essentie van VSPRS uitlegt aan de hand van een jeugdherinnering dan vraagt dit duidelijk om meer. Desondanks blijft de documentaire boeien. Door de gesprekken met de dansers en de beelden van de voorstelling krijgen we een gegronde indruk. De documentaire van Gilles Delmas over Akram Khan heeft dezelfde insteek. In Lettres sur le Pont horen we ook Akram Khan niet veel praten, maar de intense samenwerking tussen zijn eigen Akram Khan Company en het Nationale Ballet van China is voelbaar. De dansers worden zowel getraind in hedendaagse dans alsmede in Kathak, een klassieke dansvorm uit Noord-India. Deze dansstijl is ook het thema van de documentaire Krishna’s Dancer van Kirt Hilbert en Kasturi Miishra. Bij deze documentaire duiken we vanaf de eerste seconde in een andere wereld: die van een jong meisje dat uiterst gedreven is de Kathak-dans te leren en voor altijd te blijven beoefenen. Een geheel andere cultuur en toch verschilt het meisje niet veel van een gedreven studente in Nederland aan de dansacademie. Een integer beeld.

Resumé
Het Cinedansfestival is in Utrecht, de stad waar dans niet altijd hoogtij viert, een waardevolle uitbreiding. Een vervolg is daarom zeker zeer gewenst. De documentaires kwamen dit jaar het beste tot hun recht. Het reguliere filmprogramma had uitgebreider mogen zijn. Daarnaast waren ook gesprekken en inleidingen zoals de eerste dag bij de Dance For All Films en de inleiding voor de carte blanche van De Keersmaeker, een waardevolle toevoeging voor het publiek.

De Cinedans Award 2008 ging dit jaar naar Gideon Obarzanek en Edwina Throsby voor hun Australische film Dance Like Your Old Man.

Cinedans on tour Nederland 2008
Arnhem, Breda, Drachten, Haarlem, Maastricht, Nijmegen, Rotterdam, Tilburg, Zaandam

Cinedans international tour 2008
Russia, Sydney, Bilbao, Cape Town, China

Muziek / Achtergrond
special: North Sea Jazz 2008

Perfectie, passie, puinhoop en pijnpunten

.

Net als een binnenvaartschipper op de overvolle Rotterdamse Maas moet de liefhebber van jazz en pop tijdens het North Sea Jazz festival kunnen laveren. Ga ik naar links, ga ik naar rechts en als ik rechtdoor ga, wat gebeurt er dan? Lastig voor iemand die nieuwsgierig is en altijd bang is iets te missen. De programmering van North Sea Jazz is zó breed en is zó verdeeld in uitersten, dat het geen gemakkelijke opgave lijkt een geslaagde avond samen te stellen. Óf het programma moet dusdanig zijn dat je geen missers kunt aantreffen.

George Benson

George Benson

De 33ste editie van het North Sea Jazz Festival, al weer voor het derde jaar in Ahoy, leek van tevoren niet veelbelovend. Het centrale thema van dit jaar was Vocal Jazz. Artist in residence Bobby McFerrin mocht daarmee drie avonden zijn ding doen. Daarnaast stonden er dit jaar, in tegenstelling tot vorig jaar, opvallend veel bekende Amerikaanse artiesten op het programma (onder andere Alicia Keys, George Benson, Chaka Khan, Charlie Haden Quartet West, Al Jarreau, Paul Simon, Angie Stone, Branford Marsalis, Buddy Guy, Bootsy Collins, Diana Krall, Tower of Power). Waar een lage dollarkoers al niet goed voor is. Gelukkig staat de organisatie van North Sea Jazz ook open voor avontuur en vernieuwing. De grenzen van het festival zijn rekbaar en reiken inmiddels tot The Mars Volta, iets dat de weg opent voor meer extreme acts.

Na drie dagen ondergedompeld te zijn geweest in een intense muziekwereld, was het voor 8WEEKLY duidelijk dat de bezochte concerten ingedeeld konden worden in vier p’s: perfectie, passie, puinhoop en pijnpunten.

Lees het verslag:
Perfectie | Passie | Puinhoop | Pijnpunten


Perfectie

Enkele artiesten benaderden bijna als vanzelfsprekend de perfectie. Zo was het optreden van de Portugese Cristina Branco betoverend mooi. Op haar laatste cd Abril interpreteert zij het werk van de Portugese zanger José ‘Zeca’ Afonso en daarmee laat zij de fado van de voorgaande albums verrassend los. Tijdens haar show in de halfvolle Amazon-zaal bracht Cristina het publiek naar een droomwereld vol jazzy klanken en met soms een vleugje Afrika (onder andere in Carta a Miguel Djéjé). Glansrollen waren er voor de pianist Ricardo Dias, gitarist Mário Delgado en de muze zelf.

Pat Metheny

Pat Metheny

Natuurlijk hoort ook Pat Metheny thuis in het rijtje van perfectionisten. Zijn non-communicatie met het publiek compenseerde hij met overdonderend gitaarspel. Metheny is zo’n freak die ook zelf zijn instrumenten maakt. Zo speelde hij een prachtig solostuk op zijn zelfgemaakte 42-snarige Pikasso-gitaar. Begeleid door de Mexicaanse drummer Antonio Sanchez (die ook solo op het festival optrad) en bassist Christian McBride deed Pat Metheny wat het publiek van hem verwachtte: virtuoos spelen.

Joe Jackson

Joe Jackson

Een van de popmusici die echt verraste was Joe Jackson. Tijdens het laatste optreden van zijn vijf maanden durende tournee toonde de Brit zich van zijn beste kant. Met louter piano, bas en drums presenteerde hij, naast werk van zijn laatste album Rain, een hele rits aan nieuwe interpretaties van zijn grote hits. Jackson, die onlangs in een interview al aangaf geen grote fan van de gitaar te zijn, liet horen dat je ook perfecte popmuziek kunt maken zonder het zessnarige instrument. De varianten van zijn klassiekers als Steppin’ Out en You Can’t Get What You Want werkten verfrissend op het luidkeels meezingende publiek. Bij de afsluiter A Slow Song stonden verschillende mensen te huilen. Terecht bedankte Joe Jackson na afloop bassist Graham Maby en drummer Dave Houghton voor de succesvolle tournee, maar hij bedankte bovenal zichzelf voor het feit dat hij zich de afgelopen vijf maanden ‘de tering’ had gewerkt.
Terug naar boven

Passie

Een kleine, forse negerin in een te strak aerobics-pakje ging er vandoor met de prijs voor dé beste show van het festival. De Amerikaanse Sharon Jones speelde op zaterdagavond met haar begeleidingsband The Dap-Kings de gehele Congo-tent plat. Wat een energie, wat een bevlogenheid en wat een soul heeft deze zangeres uit Brooklyn! Het contrast tussen de rondrennende Sharon en haar supergeconcentreerde en bloedserieus kijkende Dap-Kings was groots. Met zo’n ritmesectie achter je kun je je heel wat capriolen veroorloven en Sharon nodigde dan ook menigeen uit het publiek uit om met haar mee te dansen. Voor de liefhebber van de betere soul is haar laatste album 100 Days, 100 Nights dan ook een verplichte aanschaf.

Diezelfde liefhebbers zouden ook de jonge Ierse zangeres Laura Izibor in de gaten moeten houden. Haar optreden kenmerkte zich door het etaleren van een groot talent. ‘No pressure‘, zei ze gekscherend na haar introductie in de Yukon-tent, waarbij ze zomaar werd vergeleken met een diva als Aretha Franklin. Laura begeleidde zichzelf op piano en kreeg later versterking van drums, bas en trompet. In oktober 2008 verschijnt haar nieuwe album.

Ook de liefhebbers van de mannelijke soulstem kwamen aan hun trekken met het optreden van de 26-jarige Amerikaan Marc Broussard. Als zoon van The Boogie Kings’ ‘swamp guitarist‘ Ted Broussard groeide dit bebaarde opdondertje op met Louisiana-soul. Broussards hoge, hese stem en zijn vurige voordracht liet de harten van vele vrouwen op hol slaan. Wanneer hij zelf de gitaar ter hand nam leek de muziek meer op een soort soulvolle bluesrock van iemand als Tony Joe White en bij de ballads riep hij herinneringen op aan John Hiatt.

~

De uit Afrikaanse ouders geboren en in Spanje opgegroeide zangeres Concha Buika gaf een zinderend optreden in de Congo-tent. Niet eerder hoorde uw recensent een negerin flamenco-achtige muziek spelen. Met haar mix van jazz, pop en flamenco is Concha de vaandeldraagster van de New Afro Spanish Generation. Blootvoets en gezegend met de breedste glimlach van het festival bracht ze vol trots en ‘pasión‘ met zuivere, hese stem haar liederen ten gehore. De strakke begeleidingsband bestond onder andere uit de beroemde drummer Horacio ‘El Negro’ Hernandez (een Cubaan die op het festival ook zelf een optreden verzorgde met zijn eigen band Italuba) en de swingende, jonge pianist Ivan ‘Melón’ Gonzalez Lewis.
Terug naar boven

Puinhoop

Het woord puinhoop moet positief geïnterpreteerd worden. Want gelukkig bood North Sea Jazz ook ruimte voor de chaos. Vrijdag zorgde het Brits/Amerikaanse Led Bib voor een flinke portie ‘in your face‘ jazz, met twee altsaxofonisten, een drummer, een bassist en een keyboardspeler. Vooral de solo’s van het saxduo Pete Corgan en Chris Williams bliezen de luisteraar van de stoel.

Uit dezelfde hoek van de free jazz komt ook Acoustic Ladyland. Niks akoestisch bij deze drie mannen en één vrouw (de bassiste), maar een ontlading van energie en humor. Het samenspel tussen Pete Wareham op sax en toetsentovenaar Tom Cawley leverde een spektakel voor oog en oor op. Bovendien won drummer Seb Rochford Ladyland met verve de hoofdprijs voor het meest bizarre kapsel, met een soort geëxplodeerde Bobby Farrell-coupe.

Dweezil Zappa, zoon van de in 1993 overleden legende Frank Zappa, studeerde ruim een jaar op het werk van zijn vader. Zijn band, Zappa Plays Zappa, vertolkte dit jaar op het festival een reeks nummers van deze avant-gardistische icoon. De band, bestaande uit acht man, bleef sterk overeind bij de uitvoering van de moeilijke Zappa-composities. Het enige vrouwelijke bandlid Scheila Gonzalez viel het meeste op met haar multi-instrumentale bijdrage op sax, keyboards en dwarsfluit.

The Mars Volta

The Mars Volta

De overtreffende trap van chaos leverde The Mars Volta, de band rond zanger Cedric Bixler Zavala en gitarist/componist Omar Rodriguez-Lopez. Het blik geluid dat deze Amerikanen opentrokken was velen teveel van het goede. Met de gratis door Radio 6 verstrekte witte oordoppen in bleef er echter niet veel meer over dan een dubbele basdrum en veel ruis. De acrobatiek van Bixler Zavala kon niet verhullen dat deze band hier eigenlijk niets te zoeken had. Het opzoeken van het experiment is goed, maar laat alsjeblieft het muzikale genot prevaleren.
Terug naar boven

Pijnpunten

Organisatorisch waren er dit jaar niet zoveel pijnpunten te ontdekken. Natuurlijk is het vaak lastig keuzes maken, zoals bij het tegelijkertijd spelen van Joe Jackson en Gnarls Barkley. Na enkele tegenvallende nummers van de laatste band was het echter al snel duidelijk: terug naar het puike optreden van de Brit.

Voor de organisatie zelf zal het overigens zeker een probleem zijn geweest dat bijna alle plusconcerten (optredens waar je extra voor dient te betalen) niet uitverkocht raakten. Dat is in andere jaren wel eens anders geweest en je kunt er zeker van zijn dat hier binnen de organisatie van het festival nog lang over gepraat zal worden.

Angie Stone

Angie Stone

Helaas deden enkele optredens van artiesten wél pijn. Neem een Al Jarreau die na 68 jaar geen stem meer over heeft, de ongeïnspireerde Angie Stone, de tegenvallende muziek van Toto Bona Lokua (bestaande uit Gerald Toto, Richard Bona en Lokua Kanza), de slappe blues van Buddy Guy die een optreden veel te lang weet te rekken met gepiel in de ruimte, en het deprimerende optreden van Fink. Gelukkig heb je als bezoeker van het festival de keuze te laveren en op zoek te gaan naar iets van je gading, ergens tussen de perfectie, de passie of de puinhoop.
Terug naar boven

Boeken / Fictie

Chick poe

recensie: Wietske Loebis - Cavia's begin september

Wietske Loebis is van vierenzeventig. Met haar baan bij VARA TV Magazine kan ze waarschijnlijk worden gerekend tot yup of, als ze dan toch aan de m/v is, tot dink. Ze schreef Cavia’s begin september, een hippe dichtbundel die de lichtheid van een leven mét voldoende middelen maar zónder werkelijk diepgaande problemen ademt. Een veilige debuutbundel voor shopaholics.

Loebis is binnengehaald als een groot talent binnen het genre van het light verse. Zo won ze bijvoorbeeld de Cultuur IB Poëzieprijs 2008. De jury vond haar gedichten humoristisch, zwierig en ‘staand als een huis’. Ook trad ze onlangs op met de 88-jarige Drs. P., de pater familias der light verse-dichters. De liedjes van Loebis zijn de goegemeente evenmin onbekend gebleven. Vier van de liedteksten die in haar debuutbundel zijn opgenomen wonnen prijzen.

Biertje

‘De verzen van Wietske zijn zowel badinerend als rijk aan zelfspot, zowel technisch knap als knap vermakelijk. Zonder twijfel zullen hoge verkopen aantonen dat ik een uitzonderlijk fijne neus bezit voor jong talent’ stelt Ivo de Wijs. Een bijzonder wijs man, die inventieve Ivo. Dat de kwaliteit van het talent meetbaar zou zijn aan de hand van het aantal verkopen getuigt nogal van kortzichtigheid. Maar het vormvaste, technische aspect van Loebis’ werk is bij een goed deel van de opgenomen teksten inderdaad aan te tonen. In de bundel vind je bijvoorbeeld een paar ‘olleke bollekes’ die volgens het boekje zijn, voorzeker zijn gedichten opgenomen met een constant aantal versvoeten en met verschillende gestructureerde vormen en toepassingen van het rijm. Daarnaast zijn Loebis’ teksten als vermakelijk aan te duiden. Helaas is die karakteristiek bij verschillende teksten ook te vervangen door ‘voorspelbaar’.

Een goed voorbeeld van dit voorspelbare, weinig geestige karakter is ‘De liefde, tja’ – dat overigens weinig vormvast is. Het gaat als volgt:

De liefde tsjaah de liefde ach man doe me een plezier de
liefde nou de liefde pfóéh…
Zeg… is er nog bier?

 

Daar sta je met het lekkerste stuk van de avond. Je staat met je mond vol tanden en uit pure wanhoop zeg je: ‘biertje?’ Er zou zo het logo van een welbekend vaderlands biermerk bij kunnen staan. Het premature einde van ‘De liefde, tja’ degradeert het gedicht tot flauwe grap. Het zou veel interessanter zijn geweest om de moeilijkheid van (het gebrek aan) liefde in het gedicht verder uit te werken en zodoende meer spanning te creëren. Nu is het hooguit zo’n grap waar je bij had moeten zijn.

Jezus

Natuurlijk is de korte, grappige gedachte geen nonsense in het light verse. De eerder genoemde De Wijs komt er bijvoorbeeld goed mee weg in Atletische verzen die hij onlangs met zijn neef Theo Danes publiceerde. In ‘Tegenvaller (ook van het rijm)’ schrijft hij: ‘In verband met mijn meniscus/ Train ik niet meer met de kogel’. Dit schrijven is geestig vanwege de polysemische kwaltiteit van verschillende woorden. Bij Loebis ontbreekt daar in dit geval ieder spoor van.

Loebis heeft veel met God en Jezus. Ofschoon je de geest erbij een beetje mist, is het niet in de stichtelijke zin dat ze de geheiligde namen noemt. Loebis gebruikt ze meer met een satirische ondertoon. In ‘Beste Jezus’ vraagt ze Jezus, van wie ze weet dat hij gezondheid en vredigheid beoogt, in een vierregelig gebed om een verhoging van haar salaris. In het gedicht ‘Opstanding’ krijgt Hij zelfs een e-mailadres: ‘Jezuschristus @ hotmail dot com’.

Relaties

Een ander repeterend thema lijkt het gehannes met (liefdes)relaties. Vriendjes die niet komen opdagen; de vraag of iemand wel van je houdt; van iemand houden ondanks diens vervelende eigenschappen; ’the morning after’. De tekst ‘Vriendinnen’ gaat over het gebrek daaraan. Eerst wordt het hebben van vriendinnen opgehemeld, dan wordt een teloorgang van een vriendinnenvriendschap gesuggereerd, waarop het gedicht afsluit met de wens eens vriendinnen te willen hebben.

Of je goede vrienden kunt worden met Cavia’s begin september valt te betwijfelen. Aan echte zware thematiek raakt Loebis niet. De bundel is zeer toegankelijk en de liefhebber van light verse zal er wel wat in kunnen vinden. Maar geen onverwachte dingen: bijna elk gedicht heeft een enigszins voorspelbare punch line die het perspectief omdraait en/of het gedicht uitlegt. Loebis schrijft Chick poe. Lichte toon, weinig inhoud, gedoe met relaties, weinig werkelijke of vergaande spanning.

Zie ook de special over literaire lectuur: Chicklit: vriendinnen onder elkaar

Theater / Achtergrond
special: Over het IJ Festival 2008 – 16de editie

Uniek theater op unieke locaties

Gelukkig trekt het Over het IJ Festival zich weinig aan van de opmerkingen van de hoofdstedelijke Kunstraad en blijft het zijn nek uitsteken voor bijzondere voorstellingen op hun unieke locatie: de NDSM-Werf. Zo programmeert het volop jonge makers die hun eigen weg nog mogen zoeken. Net als vorig jaar mogen zij hun kunsten vertonen in zeecontainers. Dit alles onder de noemer: De geregelde vrijheid. Zonder durf geen vooruitgang – zo wil het festival maar zeggen.

~

Neem daarom de proef op de som en laat je naar de NDSM-Werf brengen met het speciale pontje. Vond je het Oerol Festival te ver? Over het IJ biedt je de herkansing! 8WEEKLY is gek op varen, neemt wederom de boot en doet op deze plek verslag.

Lees nu de recensies van:
As tears go by – Dame Jeanne | Geregelde vrijheid – Containerproject diverse jonge makers | Wild Boys – Willemijn Zevenhuijzen / hetveem producties | Exilium Arboreum – Blood for Roses | Babel – Giselle Vegter | Deadline/Rewind – Hanna Jansen | Iets met paradijs – Convoi Exceptionnel | Keerpunt – Elien van de Hoek & Kim Arntzen | Jetlag – D’Electrique | Favorieten – TG Max | Naakt – Lucas de Man en Tim Murck | Candyland – Coproductie BonteHond/Over het IJ Festival | Rachel’s Tosti Huis – Rachel Zweije | De Dansgigant – Parels voor de zwijnen | Ondertussen op de Derde – De Heiploeg | 8WEEKLY zag eerder

As tears go by glijdt voorbij

As tears go by – Dame Jeanne
Over het IJ, Amsterdam • 13 juli 2008

Foto: René den Engelsman

Foto: René den Engelsman

“It is the evening of the day (…) I sit and watch as tears go by…” Wie weet nog wie Marianne Faithfull was? Dat onbedorven bloemenmeisje dat halverwege de jaren zestig door de Rolling Stones werd ontdekt en die meerdere malen bijna aan een overdosis stierf. Theatermaakster Anna Rottier vond Faithfull’s leven de moeite van het (her)ontdekken waard en schreef de theatertekst As tears go by. Regisseur Michiel de Regt maakte er een voorstelling van op een ongebruikelijke locatie: in een rijdende bus.

De twee acteurs zijn tegelijk de twee muzikanten; zij, de zangeres, is Marianne. Ze is een echte petite met een Vlaamse tongval; kirrend, vurig en sexy. Hij, de gitarist, speelt de mannenrollen. Ze noemt hem Keith, Brian, maar vooral Mick. De liefde van haar leven was Mick Jagger. Een destructieve, allesoverheersende liefde die haar uiteindelijk veel meer slecht deed dan goed. Ze raakte zwaar verslaafd aan vrijwel alle denkbare soorten drugs en werd uit de ouderlijke macht ontzet. Op het dieptepunt was ze dakloos.

Foto: René den Engelsman

Foto: René den Engelsman

De voorstelling begint buiten op een kaal parkeerterrein. Met een paar eenvoudige versterkers, een semi-akoestische gitaar en twee microfoons spelen de jongen en het meisje liedjes in de wind. Het zijn nummers over stoere, onalledaagse vrouwen. Nobodies Wife komt voorbij. Tanya Zabarylo heeft een goede stem, hoewel ze meer een actrice is dan een zangeres. De theatrale tongue-in-cheek liedjes waar wat meer drama bij komt kijken, beheerst ze beter dan de virtuoze uithalen die bij Anouk’s chik-rock horen. Net wanneer het lijkt alsof je in een buitenconcert bent beland, komt er een ouderwetse bus aangereden. Zo’n gele. We stappen in en dan begint het verhaal pas echt. Tuffend door de buitenwijken van Amsterdam-Noord, de ondergaande zon op de achtergrond, transformeert Zabarylo in Faithfull en vertelt haar levensverhaal.

De bus biedt op zich weinig speelruimte: een lang gangpad en een paar lege stoelen. De zichtlijnen zijn niet bepaald optimaal. Dit probleem wordt aardig opgelost door het gebruik van camera’s die door de bus heen zijn opgehangen. De beelden worden getoond op flatscreens. Zo blijft er altijd een glimp van de actrice zichtbaar, in levende lijve of op het scherm. De beelden worden soms iets te voor de hand liggend gemanipuleerd, met name in de scènes waarin Faithfull hallucineert. Toch is het inzetten van de schermen een goede ingreep. De omgeving is namelijk ook interessant om naar te kijken, de videobeelden houden de aandacht nog een beetje vast. Niet dat As tears go by een slechte voorstelling is, helemaal niet. Maar de visuele concurrentie die het interessante Amsterdam Noord biedt, is te zwaar voor dit associatief opgezette verhaal dat alleen voor ingewijde fans echt begrijpelijk is. De voorstelling glijdt voorbij zoals het landschap voorbij glijdt. As tears go by was in een eenvoudig theaterzaaltje beter uit de verf gekomen. (Sara van der Kooi)
Terug naar boven

Cadeautjes voor maar twee euro


Geregelde vrijheid – Containerproject diverse jonge makers
NDSM-terrein Amsterdam • 3-13 juli 2008

Op het NSDM-terrein kon je de afgelopen twee weken vijftien cadeautjes kopen voor slechts twee euro per stuk. Ze zaten verstopt in saaie, lelijke, stalen dozen van een paar meter doorsnee en vele meters lang, maar waren van binnen stuk voor stuk de moeite waard. Je kon ze niet fysiek mee naar huis nemen, alleen in je geest. Waar de een al snel een vage herinnering zal worden, zal de ander wel even blijven hangen – en sommige zelfs heel lang.

Het containerproject van Over het IJ Festival is al jaren een succesnummer. Ieder jaar is er een (los-vast) thema waar minstens een dozijn jonge, meestal net afgestudeerde theatermakers een kort kunstje van een minuutje of vijf, tien en maximaal vijftien op mag baseren. Je zou zeggen dat de beperking van die pijpenla de mogelijkheden snel doet ophouden, maar niets is minder waar. Al jarenlang verrassen de creatieve geesten van de opleidingen het publiek met ‘huiskamertheater’ in alle smaken, geuren en kleuren.

Dit jaar was het thema ‘De geregelde vrijheid’, iets wat an sich al prachtig aansluit op het werken in de zeecontainer: je hebt het doosje en daar moet je je ding in doen. Gelukkig kregen ook de jonge makers van dit jaar het voor elkaar binnen die beperking vijftien zeer uiteenlopende kunststukjes neer te zetten, met steun van David van Griethuysen en Esther Snelder.

Een echte lijn is er niet in te ontdekken. De een speelt een groot deel buiten, de ander blijft voortdurend binnen. De een doet het alleen, de ander met vieren of zelfs vijven. De een speelt voor een publiekje van vijftien, de ander doet het een op een. De een heeft een keiharde vierde wand, de meesten doorbreken die behoorlijk. Mocht er al sprake zijn van een inhoudelijke overeenkomst tussen de verschillende voorstellingen van 2008, dan is het vooral die van de binnenwereld van de mens. De fantasie, de gekte, het redenerend vermogen, de verwondering; ze komen allemaal voorbij in een of meer voorstellingen. Een greep.

Foto: René den Engelsman

Foto: René den Engelsman

René van Bakel en Judith Hazeleger ontdekken elkaar én hun interne drang tot vrijheid in Gevlogelte. In een antieke bibliotheek zitten ze beiden in een keurslijf van normen, waarden, regels en gewoontes, al dragen ze wel erg korte beenbedekkers. Met een minimusical vol spruitjesgeur breken ze los en vliegen ze erop uit, dwars door de boeken heen.

Een oud vrouwtje mag dan op het eerste oog een klein wereldje hebben, daarachter schuilt een enorme binnenwereld vol verhalen, zo lijken Roos Ritzerfeld, Fifamè Awunou en Alexander Wolff te willen zeggen in Art. 15. Er wordt een mooie parallel getrokken met de dingen die het vrouwtje doet en de dingen die achter haar in de kast gebeuren. Tijdens het snijden van een stukje koek horen we een zaag in de kast, bijvoorbeeld. Het maakt niet uit of het fantasie is, gekte, dementie of gewoon een herinnering; ze leeft haar leven vol kleine verwondering en heeft het in haar kleine, grote wereld prima naar haar zin.

Foto: Moon Saris

Foto: Moon Saris

De verwondering vertelt geen verhaaltje. Dieuwke Griek, Maaike Kres en Maartje Mars hopen dat de beelden die je boven je hoofd ziet voorbijkomen en de geur van het vochtige gras waar je ruggelings op ligt, herinneringen, gevoelens en gedachten bij je oproepen. Je moet wel erg op zoek zijn naar een verhaaltje of weinig fantasie hebben als dat niet gebeurt. Want wie heeft er nou geen associaties bij fris wapperende was, vakantiefoto’s, een speelgoedspin of een snoepsleutel? Het kind in jou altijd, toch?

Hoe je elkaar woordeloos geweldig in de weg kunt zitten, laten de mimeacteurs van Gruweldingen denken zien. Onder regie van Thijs Bloothoofd, een van de sterren uit het containerproject van twee jaar geleden, én onder een verlaagd plafonnetje leven ze hun leventje in een minuscuul appartement. Zolang ze het rijk alleen hebben, gaat het nog wel, maar als twee bewoners ‘gezellig’ binnenkomen, wordt het al vol. Er past nog meer in, dat zien we, maar niet bepaald met gemak. Mooi ding, deze dans om het beste plekje van de huiskamer.

Foto: René den Engelsman

Foto: René den Engelsman

Volop gepraat wordt er in BEAT, het project van Jolika Sudermann en Alma Søderberg. Twee vriendinnen, ze filosoferen over vrijheid en beperking. Over hoe het solistisch wandelen via een vastgestelde route het hoofd heerlijk vrijmaakt. Over te vrije opvoeding die best wat strakker had gemogen. Over grensoverschrijdende vriendjes vastgelegd in een lijst. Na verloop van tijd heb je het wel gezien. Denk je. Want dan, eerst voorzichtig en daarna steeds opvallender en sneller, bewegen de dames in het ritme van de woorden die ze veelal synchroon uitspreken. Een strak geregisseerd ballet met een gigantische hand-woordcoördinatie. Het moet even op gang komen, maar dan ontwikkelt zich een van de conceptueel én qua uitvoering sterkere voorstellingen van deze aflevering van het zeecontainerproject.

Voorzichtige conclusie: geregelde vrijheid levert mooie dingen op.
Terug naar boven

Gitaargejank in vaag man-vrouw verhaal


Wild Boys – Willemijn Zevenhuijzen / hetveem producties
Over het IJ, Amsterdam • 13 juli 2008

Foto: Moon Saris

Foto: Moon Saris

Wat maakt een man tot een ‘echte man’, zo’n man die boert, ruft, vloekt en naar eigen zeggen een klein hartje heeft? Zo’n man die wijdbeens in een volle treincoupe zit. Wild Boys, een voorstelling op initiatief van mimer Willemijn Zevenhuijzen, gaat over dit soort mannen. Wat beweegt hen? Wat raakt hen echt?

Links een koelkast gevuld met bier, rechts een oude leren bank met wat blootblaadjes erop. Daartussen wat versterkers, een drumstel, een paar gitaren. Het is duidelijk, dit is een mannenhok. Twee jonge vrouwen, Kim van Zeben en Willemijn Zevenhuijzen, rommelen hier wat aan. Van Zeben, gedrongen en een beetje nors, bouwt het drumstel verder op. Zevenhuijzen, lang, stakerig en wat nuffig, trekt een leren hesje aan. Stoer. Dan pakt ze een bol sokken en propt die in haar broek, achter de gulp. Wijdbeens loopt ze een paar passen, herschikt het zaakje, laat haar collega even keuren. Die heeft intussen ook een transformatie ondergaan met een zwarte muts op haar rode krullen en een zo mogelijk nog norsere blik. Kaak laag, schouders breed. Een derde vrouw (Suzan Boogaerdt) komt erbij op hoge hakken, met strakke jeans, wilde krullen. Ook zij doet de truc met de sokken, gooit haar kaak los en wordt een hilarische Syb van der Ploeg lookalike. Samen spelen ze een paar maten stoere, harde mannenrock met veel gegrom en gitaargejank.

Foto: René den Engelsman

Foto: René den Engelsman

Dan begint het echte oefenen. Niet de muziek maar het mannengedrag moet tot in de puntjes beheerst worden. Lopen, zitten, praten, alles moet kloppen. Het doel van dit alles wordt niet duidelijk. Waarom doen ze dit, wat willen ze bereiken? Vermakelijk is het wel. Boogaerdt maakt de ene na de andere boerse opmerking als de botterik die niet over gevoelens wil praten. Zevenhuijzen test de anderen als een langbenige slettebak van een vrouw, waardoor de twee compleet van de kaart zijn. De leukste is echter Van Zeben die haar Eddie nog niet onder de knie heeft. Pas als ze de woorden “Ik ben Eddie” geloofwaardig uit haar mond laat komen, laten de anderen haar met rust. “Niet teveel doen, jij bent het gewoon”, moedigen ze haar aan.

Als opeens een ‘echte jongen’ het hok binnenkomt, slaat de paniek toe. Zou hij hun spelletje doorhebben, zou hij hun verraden? Het blijft allemaal wat in het vage, doordat vanaf het begin niet duidelijk is waarom deze vrouwen doen wat ze doen. Het einde is dan ook nogal slapjes. Wild Boys is leuk, luchtig en knap gespeeld. Maar het man-vrouw thema is aan het eind nog even ongrijpbaar als aan het begin. (Sara van der Kooi)
Terug naar boven

Volk in bomen sprookjesachtig, maar niet verrassend

Exilium Arboreum – Blood for Roses
Over ’t IJ, Amsterdam-Noord • 6 juli 2008

Foto: Moon Saris

Foto: Moon Saris

Blood for Roses is een bekende naam op Over het IJ Festival. Ze maken bijzondere voorstellingen en kwamen vorig jaar volop in het nieuws. Zij waren namelijk de groep die nogal wat ophef veroorzaakte door hun voorstelling te spelen op de Noorderbegraafplaats. In 2006 ontvingen ze veel positieve geluiden over het stuk De straat, de Engel en het geluk die in dat jaar zeker tot de meest bijzondere stukken van Over het Ij gerekend mocht worden. Kortom, de verwachtingen waren dit jaar hooggespannen en het is misschien wel daarom dat Exilium Arboreum teleurstelt.

Ook deze voorstelling van Blood for Roses wordt op locatie gespeeld, in een park te Amsterdam-Noord dit keer. De groep wordt opgewacht door een dame die in de buurt van het park woont. Ze vertelt wat over de beplanting en zorgt dat iedereen een koptelefoon en een verrekijker krijgt. Vervolgens leidt ze de groep door het park en af en toe krijgen we een briefje van haar neefje, in barokke sferen gekleed, in de handen gedrukt. In wollige, middeleeuwse taal wordt ons duidelijk gemaakt dat we op bezoek gaan bij een Spaanse adellijke familie. In de achttiende eeuw zijn ze in opstand gekomen tegen de koning en daarom verbannen. Overal waar ze verschenen, overtraden ze de regels omdat ze als ballingen geen voet aan de grond mogen zetten. De oplossing is simpel: ze wonen nu in bomen. Het stuk is geïnspireerd op een passage uit het boek De baron in de bomen van Italo Calvino.

Foto: Moon Saris

Foto: Moon Saris

De spanning wordt goed opgebouwd tijdens de wandeling naar het bomenvolk. Met barokke tonen uit de koptelefoons, de adellijke berichtgeving onderweg en een glas champagne met kers, zit de krullensfeer er goed in. Eenmaal aangekomen bij de woonomgeving van het volk, zijn de bezoekers vrij de edellieden ongegeneerd te observeren. Vrouwen met pruiken en prachtige baljurken lezen boeken op takken, kinderen schommelen zonder de grond te raken en mannen werken hun witte gezichten bij in spiegels. Allemaal hoog in de boom. Het is een prachtig gezicht, maar na een rondje om de leefplek wandelen is het wel klaar. Dan ontstaat er een vraag naar meer, naar iets verrassends, naar een knallende clou. Maar deze blijft helaas uit. Meer dan het bekijken van de vervlogen aristocratie is het helaas niet en dat is niet des Blood for Roses, hoe sprookjesachtig deze voorstelling ook is. (Diana van der Sluis)
Terug naar boven

Asielzoeker versus regelzucht

Babel – Giselle Vegter
Over ’t IJ, Amsterdam • 12 juli 2008

Foto: René den Engelsman

Foto: René den Engelsman

Gele voetstappen op het trottoir leiden naar de loods waarin Babel wordt gespeeld. Handig, zo kun je niet mislopen. Maar voor wie het niet weet, wordt het tijdens de voorstelling duidelijk: diezelfde voetstappen worden in dorpen als Ter Apel gebruikt om mensen van het treinstation naar het asielzoekerscentrum te leiden. Over vluchten, overleven, bijna verdrinken en weer bovenkomen en over degenen die zich om de vluchtelingen ontfermen, gaat Babel.

Afgezien van een hoeveelheid stoelen – ook bedoeld voor het publiek – is de speelvloer leeg. Geen decor. Alleen twee spelers, een oudere man en een jonge vrouw. Zij speelt een Nederlandse ambtenaar, hij een buitenlander, afkomst onbekend. Zij representeert de regelzucht, het idee dat door het ontrafelen van iemands persoonlijke geschiedenis beoordeeld kan worden of diegene mag blijven of weg moet. Hij wil zich niet door de beperkingen van beschrijvingen laten vangen. Alle verhalen hebben altijd een keerzijde, een andere invalshoek en vele interpretatiemogelijkheden. De twee zoeken toenadering tot elkaar maar dat gaat moeizaam. Het onbegrip is groot, hun verschillende zienswijzen vormen een onoverbrugbare kloof.

Theatermaakster Giselle Vegter stelt moedig een belangrijk onderwerp aan de orde. Een thema wat niet vaak genoeg kan worden onderzocht, willen we in kwesties rondom het asielrecht onze integriteit niet verliezen. Maar haar onderzoeksvoorstelling hapert nog teveel om die thematiek echt binnen te laten komen. De tekst vormt het grootste obstakel. De vreemd geconstrueerde lyriek en onheldere metaforen van Marjolein van Heemstra werken op de zenuwen. Het kost de acteurs zichtbaar moeite om de zinnen met overtuiging te brengen, hun spel wordt er onnodig houterig van.

Foto: Moon Saris

Foto: Moon Saris

Maar de voorstelling heeft wel potentie. Farhad Foroutanian, politiek cartoonist en beeldend kunstenaar uit Iran, speelt zijn personage van vluchteling vol vuur. Dat hij soms lastig te verstaan is maakt niet uit. Zijn gedrevenheid, zijn wil om te vertellen dat het verhaal achter de asielzoeker nooit het enige verhaal is, noch diens volledige lijden weerspiegelt, is ontroerend. Bovendien voegt hij met eenvoudige krijttekeningen op de muur en de vloer een welkome extra dimensie toe. Ontroerend is de scène waarin hij vertelt over een boot met vluchtelingen die schipbreuk leidt. Eerst tekent hij de contouren van een kleine, volgepropte reddingssloep op de grond. Dan als een moeder met kind uit het water de rand van de boot vastgrijpt, tekent hij met een paar lijnen haar hand op de rand van de boot. Een aangrijpend beeld. Het is te hopen dat het Vegter in haar uiteindelijke voorstelling lukt deze vondsten verder uit te bouwen. Want dit soort verhalen verdient het om verteld te worden. (Sara van der Kooi)
Terug naar boven

Idealisme in oorlogssituaties


Deadline/Rewind
– Hanna Jansen
Y-Helling, Amsterdam • 12 juli 2008

Foto: Moon Saris

Foto: Moon Saris

Zand en wolken. Achterovergeleund in de witte zitzakken kijk je op tegen een berg grijs zand en wolken die voorbij jagen. Het decor wordt slechts omlijst door een boompje en een oude verweerde kraan die kraakt in de wind. In deze schrale omgeving speelt Deadline/Rewind. Een voorstelling over de kracht van de leugen en de zwakte van de waarheid.

Een man sterft een pijnlijke dood in de armen van een vrouw. Het bloed druipt uit zijn mond terwijl hij zijn buikwond met de handen dicht drukt. Zij schreeuwt het uit van woede en verdriet. Dan, om zijn pijn iets te verzachten, vertelt ze hem een sprookje. Een sneu verhaaltje over een lelijke prinses die een elfje vraagt haar te helpen. Het elfje zoekt hulp maar wordt opgegeten door een snoek. Weg elfje. De man is gestorven.

Deadline/Rewind speelt in Afghanistan. Hier lopen twee Nederlanders rond, Bo de beroemde journalist en Luk de gevierde documentairemaakster. Samen willen ze hier portretten maken van gewone mensen in oorlogssituaties. Bo en Luk willen oorlog een gezicht geven, het persoonlijke ervan tonen. Een nobel streven, idealistisch, waarmee ze bovendien hopen nog meer roem te verwerven. Maar ergens ging het mis. En nu is hij dood, de journalist. Hoe het zo ver heeft kunnen komen, wordt geleidelijk aan duidelijk. Deadline/Rewind begint namelijk bij het einde en werkt in losse scènes terug naar het begin. Naar de eerste ontmoeting tussen deze twee mensen. Tussen wie het misschien wel liefde op het eerste gezicht was, maar die hun onvermogen zich over te geven niet konden overwinnen.

Foto: René den Engelsman

Foto: René den Engelsman

Theatermaakster Hanna Jansen bedacht het concept en vroeg Rogier Schippers de tekst te schrijven. Zelf speelt Jansen de documentairemaakster Luk. Ze doet dit met een naturelle en aanstekelijke luchtigheid. Martijn Hillenius als de journalist speelt wat stroever, maar toch vooral overtuigend. Schippers schreef voor het tweetal een rijke tekst waarin scherpe observaties en frisse humor elkaar afwisselen. Hij schreef een paar rake, onhandige liefdescènes en maakte goed invoelbaar hoe leegte en uitzichtloosheid mensen tot geweld kunnen aanzetten.

Deadline/Rewind heeft veel pluspunten en één groot minpunt: de opbouw. Om een verhaal achterstevoren te kunnen vertellen, heb je namelijk een verdraaid goed begin nodig. De eerste scène, het einde, is hier heftig en indrukwekkend. Maar daarna glijdt het langzaam af. Schippers’ scènes zijn op zichzelf, los van elkaar, goed opgebouwd. Maar het zijn er te veel en de afloop (het begin van het verhaal) heeft te weinig om het lijf om een uur lang naar toe te leven. Dat kunnen zelfs mooi spel, een interessant thema en gevatte oneliners niet maskeren. (Sara van der Kooi)
Terug naar boven

Dodelijk vervelende nabestaanden


Iets met paradijs – Convoi Exceptionnel (Anke Boerstra)
Docklands Hal, Amsterdam • 11 juli 2008

Foto: René den Engelsman

Foto: René den Engelsman

“Stelt u zich voor: u bent dood en wij zijn uw nabestaanden.” Vanaf een verhoging, met een glas champagne in de hand spreken drie in het wit geklede acteurs hun publiek toe. De aanwezigen, ook met champagneglas, reageren een beetje giechelig op de bizarre opdracht. Het is een prikkelende proloog, deze eerste scène van Iets met paradijs. De drie spelers vertellen dat ze respectievelijk schoonvader, geliefde en zoon van de toeschouwer zijn. Dan gaat de deur van de loods open, de drie lopen de duisternis in en het verwachtingsvolle publiek volgt hen.

Theatermaker Anke Boerstra schreef en regisseerde Iets met paradijs. De titel maakt al nieuwsgierig, de inleiding door de acteurs nog meer. Krijgen alle toeschouwers het gevoel te zijn gestorven? En in wat voor paradijs komen ze dan terecht? Het zijn vragen die helaas niet worden beantwoord. De voorstelling gaat niet over dood-zijn en al helemaal niet over een paradijs. Het gaat over de nabestaanden. En die zijn behoorlijk vervelend.

In de loods staat een steile helling, bekleed met wit pluche. Als een grote witte golf of een miniatuur skipiste. In het midden een tafel annex lijkbaar, ook met pluche bekleed. In dit mooi uitgelichte decor zitten de drie personages. Het is net na de begrafenis. Ze praten wat na; de cynische vader, de hysterische vrouw en de schijnbaar onbewogen zoon. Ze zeggen de dingen die je zegt na een begrafenis: “Zijn er nog broodjes?” “Vond je dat ik mooi sprak?” “Dat lied van tante was echt heel ontroerend.” Op zich biedt dit al genoeg aanknopingspunten voor een scherpe, humoristische voorstelling over hypocrisie rond de dood. Maar om dat te bereiken heb je een zekere mate van abstractie nodig en dat ontbreekt in deze voorstelling. Dus blijft het hangen in rommelig uitgewerkte personages met flauwe dialogen. Een tweede verhaallijn waarin de acteurs ‘zichzelf spelen’ moet het gebrek aan spanning oplossen, maar is door de geforceerde constructie niet overtuigend.

Foto: Moon Saris

Foto: Moon Saris

Blijft over: de mooie vormgeving. De zoon rent de helling op, valt neer en rolt naar beneden. Zijn witte lichtschaduw, een knap gemaakte projectie, rent achter hem aan, valt boven op hem en rolt weer naar beneden. Doordat lichaam en schaduw nooit echt samenvallen, krijgt de scène een mooie spanning. Meer van dit soort poëtische beelden en minder gerommel eromheen, had de voorstelling kunnen redden. Nu is die ene scène te karig en te laat. (Sara van der Kooi)
Terug naar boven

Stilstaande tijd op het CS

Keerpunt – Elien van de Hoek & Kim Arntzen
Centraal Station, Amsterdam • 11 juli 2008

Foto: René den Engelsman

Foto: René den Engelsman

Er hangt een meisje over een geel bord met treintijden. Haar benen bungelen aan de ene kant, haar hoofd en armen aan de andere. Na een tijdje komt er een schoonmaker aangelopen. Achteloos ruimt hij haar op; hij stopt haar in een vuilcontainer en rijdt haar weg. De omstanders op het perron reageren verbaasd en lacherig om de vreemde scènes die zich rondom hen afspelen. Terwijl zij op hun trein wachten, vindt om hen heen Keerpunt plaats, een theatervoorstelling op het Centraal Station.

Treinstations zijn uiterst functionele gebouwen. Duizenden mensen maken er dagelijks gebruik van, onderweg naar elders. Het zijn gebouwen gevuld met beweging, waar vrijwel nooit iemand stilhoudt om eens echt rond te kijken. Elien van de Hoek en Kim Arntzen namen dit gegeven als uitgangspunt voor hun bijzondere voorstelling Keerpunt. In deze theatrale rondleiding door het Amsterdamse Centraal Station laten ze het publiek met andere ogen naar het voor velen zo vertrouwde gebouw kijken en geven ze een poëtisch inkijkje in de levens van voorbijgangers.

Alle toeschouwers hebben een koptelefoon op. Het is een vrij grote groep die, geleid door twee conductrices, bekijks trekt bij de reizigers. Maar zij zien niet wat de mensen met de koptelefoons zien. Met over de koptelefoon een sfeervolle soundscape, ontspint zich speciaal voor hun ogen een associatief verhaal over verlangens, herinneringen, elkaar vinden en weer kwijtraken. Zonder tekst of een duidelijke lijn krijgen ze inzicht in de levens van uiteenlopende personages. Een meisje dat wanhopig met een bosje bloemen van perron naar perron rent, een oude man die geplaagd wordt door zeer realistische jeugdherinneringen, geliefden die – in rewind – elkaar vinden en weer verliezen.

Boven het gekrioel van de passanten, in het wisselhuisje, staat alt Lucia Meeuwsen. Op het balkon van het huisje, uitkijkend over de treinen en de mensen, zingt ze woordeloze melodieën, vol heimwee en verlangen. Het bijna filmische beeld maakt dat de tijd even lijkt stil te staan. Het is een van de vele treffende momenten die Keerpunt rijk is. (Sara van der Kooi)
Terug naar boven

Apocalyptische laatsteavondborrel


Jetlag – D’Electrique
Noordstrook, Amsterdam • 10 juli 2008

Foto: Moon Saris

Foto: Moon Saris

Het is vast geen toeval dat er dertien gasten zijn die in verschillende combinaties plaatsnemen aan de meterslange tafel achterin de gigantische biergarten die voor de gelegenheid van deze NDSM-hal is gemaakt. Het is de laatste avond van een lange, doorrookte, dronken zomer, zo horen we; morgen wordt alles opgeruimd en is het feest voorbij. Deze ‘laatsteavondborrel’ wordt natuurlijk geen gezellige avond; eerder een apocalyptische bedoening. Boordevol levenswijsheden en andere slimmigheid, maar wie van deze huis-, tuin- en keukenfilosofen is de redder?

Regisseur, tekstschrijver én decorontwerper Ko van den Bosch, voorman van D’Electrique, treft in Jetlag een heerlijk ranzige sfeer, die het midden houdt tussen de Hazes-documentaire Zij gelooft in mij, ‘verbouwingsprogramma’s’ à la Extreme Home Makeover, de realitysoap De gouden kooi, een dozijn blockbusters uit Hollywood en de gemiddelde buurtkroeg in een grote stad. Zijn personages komen net terug van de kliniek in de buurt van het paradijs, zijn expert in onderhandelingstechnieken, delen hun laatste gedachte voor ze zichzelf opknopen of strompelen stomdronken vrijwel alle toeschouwers aan de lange tafels langs voor een vuurtje. Ze kennen elkaar, deden of doen het met elkaar, weten alles van elkaar en zo nog niet, dan vanavond wel. Ze dansen, ze zingen, ze hangen. Kortom: heel rauw, heel underground en toch tot in de puntjes verzorgd, ofwel: heel D’Electrique.

Foto: René den Engelsman

Foto: René den Engelsman

De sterke tekst, dit noodzakelijke theater gaat over de dingen die dagelijks te zien zijn op tv en over het gewone leven dat steeds meer gaat lijken op de beelden uit die verwrongen lachspiegel. Het gaat over de mensen die je tegenkomt op straat, in groten getale zelfs, zo eentje als jezelf. Zo eentje die de bomen in de paradijselijke biertuin kapte om er bankjes van te maken om gezellig met elkaar op te kunnen keuvelen, totdat er zelfs geen boom meer over is om je aan op te knopen. Zodat we met z’n allen naar de verdommenis gaan omdat we niet meer weten wat belangrijk is. Omdat grootst, hoogst, mooist, duurst de belangrijkste drijfveren zijn geworden. En om dat te dragen, lijden we massaal aan een zelfgekozen Alzheimer, zodat de verhalen die we vertellen elke dag weer nieuw zijn – behalve voor de barjuffrouw. (Moon Saris)
Terug naar boven

Proeverij van pareltjes


Favorieten – TG Max (Jef van Gestel, René Geerlings, Bianca van der Schoot)
Shell-gebouw, Amsterdam • 6 en 10 juli 2008

Foto: Moon Saris

Foto: Moon Saris

Pak je favoriete klassieke verhaal en maak daar een korte voorstelling over voor kinderen en volwassenen vanaf acht jaar. Dat vroeg jeugdtheatergezelschap Max. drie jonge makers uit zijn eigen netwerk. Het leverde drie pareltjes op. Een aanrader voor alle gezelschappen die jong talent in hun eigen omgeving bespeuren!

Jef van Gestel maakte een woordeloze bewegingsvoorstelling die draait rond de kern van Belle en het Beest. Een vreemde vogel komt op bezoek in het schilderachtige, zwart-witte kamertje van Belle. Met leuke decorvondsten maakt het dracula-achtige monster het popperige meisje vreselijk aan het schrikken, voordat haar nieuwsgierigheid het wint van haar angst en ze de ongenode gast leert kennen in een bizarre dans die tot vriendschap leidt. Goed bedacht, mooi vormgegeven, sterk uitgevoerd, dit Belle. ‘Wees niet bang voor monsters, word er vriendjes mee.’

De favoriet van René Geerlings, Yvon, prinses van Bourgondië, gaat ook over anders-zijn. Over een prinses die lelijk is en zwijgt en met wie prins Philip zich voor de grap verlooft. Geerlings positioneerde zijn Yvon in een wereld zonder enige glitter of glamour: de krappe lunchkamer van een troosteloos zeventigerjaren-kantoorgebouw net voor een receptie. De verveelde serveersters gaan hun collega, die ene die er niet bij hoort, pesten en jennen. Heel schofterig, maar ongewoon grappig. Godzijdank loopt deze hilarische préreceptie goed af.

Het verst van het oorspronkelijke verhaal is de originele kijk van Bianca van der Schoot op de klassieker van haar keus, Medea. In Dit is mijn moeder wonen twee jongens in een smetteloos doolhof van wasmolens met was in wel honderd tinten wit. De jongste blijft steeds verhalen verzinnen om de waarheid draaglijk te houden, de ander zet hem steeds op zijn plaats met zijn nuchtere kijk op de gebeurtenissen. Ze praten over hun moeder, die er niet is. Wat is er gebeurd? De mededeling ‘We zijn dood’ komt als een schok. Toch wordt het stuk nooit naargeestig of loodzwaar, dankzij de luchtige aanpak van Van der Schoot en de speelse, grappige acteurs Gerold Guthman en Roel Voorbij. (Moon Saris)
Terug naar boven

Kuikens, drift en ratio

Naakt – Lucas de Man en Tim Murck
Amsterdam • 8 juli 2008

Foto: Moon Saris

Foto: Moon Saris

De kip of het ei. De oorsprong en het einde. Waar is het toch allemaal goed voor en waar gaan we naar toe? Theatermakers Tim Murck en Lucas de Man schreven onder de vleugels van het Zuidelijk Toneel een toneeltekst over idealen. De Man regisseerde, Murck speelt en hoewel ze af en toe uit de bocht vliegen, tonen ze zich bevlogen theatermakers met een rijke taal.

Schreeuwend en schoppend komt Murck de speelvloer op, in zijn armen een grote kartonnen doos zonder deksel. De doos piept. Of beter gezegd, er zit iets in de doos wat piept. Het zijn kuikens; we zien ze niet, we horen ze. Ze zitten in twee dozen die hij onder broedlampen plaatst. Maar een kuikentje houdt hij in zijn hand. Het is Philippe, de held.

Dan barst hij los. In een vurige en onnavolgbare woordenstroom verbindt de jongen theorieën over het ontstaan van het leven, de werking van quarks, de organisatie van maatschappijen en het doel van het bestaan. Na een tijdje is de draad volledig zoek. Het draait echter allemaal om de wil van ‘het leven’ om samen te blijven, ondanks de afstotende krachten. Op microniveau (atomen en cellen) en op macro niveau (samenlevingen). Om te eindigen met het individu: de verbindende ratio tegenover het ongeleide onbewuste.

Foto: René den Engelsman

Foto: René den Engelsman

Dat punt wordt pas goed duidelijk wanneer een tweede speler opkomt. Hij representeert het onbewuste en dat is hier vooral de drang om alles kapot te maken. Hij gromt, rolt met zijn ogen en slaat met klauwachtige vingers. Een tweestrijd ontstaat tussen de bedachtzame en de door driften beheerste jongen. Het lijkt in het voordeel van de eerste uit te pakken. Met een immense krachtinspanning trekt hij aan lange rubberen banden die letterlijk zijn hele leefomgeving omspannen. Het is een sterk beeld: alleen door alles samen proberen te houden, komt de mens tot het hogere. Of toch niet. Want waar leidt al dat harde werk eigenlijk toe? Om een simpel stuk pizza te kunnen eten, moet hij ten slotte toch loslaten. Gevolg: deceptie. Een hoger bewustzijnsniveau is een utopie.

Zat de kleine Philippe eerst nog warm in de handen van een argeloze toeschouwer, nu wordt hij als speler opgevoerd. Murck plaatst het beestje op de speelvloer, waar het meteen achter de acteur aanloopt, ook al wijst deze hem af. Het is hartverscheurend hoe het kleine gele bolletje geborgenheid zoekt bij de grote, bezwete en intussen cynisch geworden jongen. Het vogeltje is geconditioneerd, Pavlov overheerst de ratio.

Naakt heeft een enorme energie en een veelheid aan inhoudelijke en beeldende impulsen. De makers willen van alles zeggen over de hedendaagse menselijke conditie maar hadden de teugels meer aan mogen trekken. Toch, hoewel ze af en toe flink over de top gaan in hun overdaad – een litanie tegen het cliché rechtvaardigt echt nog geen saxofoonsolo -, getuigt Naakt van makerslef en een onstuitbare drang zich tot de mens van nu te richten. Daarmee dwingen ze respect af. (Sara van der Kooi)
Terug naar boven

Beklemmend sprookje op industrieterrein

Candyland – Coproductie BonteHond/Over het IJ Festival
Industrieterrein, Amsterdam • 8 juli 2008

Foto: Moon Saris

Foto: Moon Saris

“Kom je bij me spelen?” vraagt het meisje met de indringende ogen. Ze oogt breekbaar en sterk tegelijk in haar dunne kleren, op een desolaat, winderig, deels braakliggend industrieterrein langs het IJ. Tegen een achtergrond van een ondergaande zon, paars-grijze regenwolken en zoefende windturbines ontspint zich hier een vervreemdend en onbehaaglijk verjaardagspartijtje.

De voorstelling Candyland begint al voor je er erg in hebt. Terwijl het publiek wacht in de rij voor de bus die naar de locatie rijdt, komen er langzaam twee meisjes aangelopen. Ze zijn zo’n tien, misschien twaalf jaar oud. Hoewel het kinderen zijn, is er weinig in hun voorkomen wat aan kinderen doet denken. Ze lopen traag, een beetje stram en spreken op gedragen toon. Een voor een laten ze de toeschouwers in de bus plaatsnemen. “Met hoeveel bent u?” vragen ze aan iedereen. Op elk genoemd aantal reageren ze met een koele en onderzoekende blik, gevolgd door een kortaf “dat klopt”. Maar het is niet zozeer het gemaniëreerde gedrag van de meisjes dat een ongemakkelijke sfeer oproept, het is hun blik. Ongegeneerd kijken ze je recht aan, hun serieuze en onderzoekende blikken zijn onontkoombaar, minuten durende seconden lang. Eenmaal aangekomen op de plaats van bestemming, blijkt dat de meisjes niet alleen zijn maar deel uitmaken van een groep van zo’n dertien even onkinderlijke kinderen. In stilte gebaren ze “kom”, met zachte dwang leiden ze het publiek hun wereld in.

Foto: Moon Saris

Foto: Moon Saris

Hoe leven kinderen in een omgeving waarin kind-zijn niet vanzelfsprekend is? Regisseuse Alexandra Broeder stelde zich die vraag en kwam in samenwerking met kinderen van toneelscholen uit Amsterdams en Almere tot Candyland, een spannend en soms een beetje eng sprookje. Want wat doen al die stille, serieuze kinderen daar op die verlaten plek? Zijn ze van huis weggelopen of zijn ze daar achtergelaten door een Rattenvanger van Hamelen? Ze doen wel een poging tot een normaal leven, drinken (koude) thee met een droog kaakje, spelen tikkertje zonder te lachen of zetten hun bezoek juist op een geforceerd vrolijke groepsfoto.

Het heeft beslist iets beklemmends, dit vergeefs naar nabijheid zoeken, maar de ontwapenend naturelle en soms ronduit grappige spelers zorgen dat de voorstelling lucht blijft houden. Candyland is door die dan weer humoristische, dan weer beklemmende vervreemding, zowel geschikt voor kinderen als voor volwassenen, hoewel voor echt jonge kinderen misschien iets te unheimisch. Met aan het einde een brok in je keel, wanneer de kinderen uit het publiek worden ingelijfd bij dit droeve clubje. En de volwassenen zich pijnlijk realiseren dat leugens soms toch echt onvermijdelijk zijn. (Sara van der Kooi)
Terug naar boven

Freaky tosti’s in alle rust

Rachel’s Tosti Huis – Rachel Zweije
Festivalterrein, Amsterdam • 5 juli 2008

Foto: Moon Saris

Foto: Moon Saris

Rachel’s Tosti Huis trekt veel bekijks bij de festivalbezoekers. Iedereen is nieuwsgierig wat die gekke trage meisjes doen die rondom het blauwgroene huisje scharrelen. Ze hebben identieke kapsels en jurkjes en zijn allen gewapend met een freaky glimlach. Bij het betreden van het restaurantje beloven ze je een ‘multiexplossionele sensatie’ en krijg je ook nog eens je lievelingstosti te eten. Maar je moet wel stil zijn.

In ruil voor je toegangskaartje krijg je van één van de meisjes een briefje waarop je aangeeft welke tosti je wilt eten. ‘Mijn gras is groener’ bijvoorbeeld; een tosti met kaas, pesto en pijnboompitten. Vervolgens wordt je zonder woorden duidelijk gemaakt dat je je eigen schoenen moet verruilen voor rode pantoffeltjes en dan mag je het Tosti Huis betreden. Met dezelfde onnatuurlijke glimlach als hun collega’s nemen de meisjes in het huisje je mee naar een van de tafeltjes. Je krijgt een glaasje water, je tosti wordt onder de grill gelegd en je kunt alleen maar ontspannen door de kwetterende vogeltjes en rustieke klanken die de ruimte vullen.

Zelf noemt Rachel Zweije, verantwoordelijk voor het idee, de voorstelling een totaalconcept waarin bezoekers een sfeervolle, warme en verrassende beleving ondergaan. En dat klopt ook. In het drukke leven van alledag is het een verademing om een tosti te eten die met zo veel precisie is gemaakt. De serveersters zijn lief en een tikkeltje mal. Ze zijn lichamelijk en voeren hun handelingen zo traag uit dat het afwassen van vier bordjes een supersessie wordt. Dansende poppetjes, zwemmende vissen, smeltende blaadjes en lieve gedichtjes, maken het de moeite waard om deze voorstelling (inclusief tosti) te beleven. Ook kinderen zijn welkom. (Diana van der Sluis)
Terug naar boven

Een Amsterdams jubileumfeest

De Dansgigant – Parels voor de zwijnen
Danssportcentrum Ger van Zandwijk, Amsterdam • 5 juli 2008

Foto: Moon Saris

Foto: Moon Saris

Per bus wordt het publiek van de voorstelling De Dansgigant naar Danssportcentrum Ger van Zandwijk gebracht, een dansschool in Amsterdam-Noord. Ze zijn namelijk uitgenodigd voor het veertigjarige bestaan van Dansschool Louters. In gezellige nisjes, versierd met ballonnen, dienen de gasten plaats te nemen en kan het grote wachten op de familie Louters beginnen.

‘Hebben we er allemaal zin in?’ Uitbundig reageert het publiek op de in glitter gestoken zanger van het feestbandje. Om het wachten op de feestvarkens te veraangenamen slingeren ze de ene na de andere meezinger de zaal in. Het publiek is gretig. Met ‘de handjes in de lucht’ zingt het luidkeels mee met Eviva España en Dans je de hele nacht met mij. En dan is het eindelijk zo ver. Echtpaar Fien en Conrad komt de zaal binnen. Fien, met getoupeerde blonde krullen en gestoken in een tijgerprint, begroet iedereen enthousiast en als alle wangen zijn gekust, kan het feest beginnen.

De dansschool van de familie Louters is veertig jaar geleden opgezet door Ben Louters. Inmiddels zijn Bens dochter, zijn zwager en hun tweeling de drijvende kracht achter de uitgaansgelegenheid. En ook de zus van Fien springt af en toe bij. In zijn welkomstwoord bedankt Ben zijn familie en belooft hij zijn gasten een feestelijke avond. Dat wordt het maar deels, want gaande de avond blijkt dat deze ras-Amsterdammers een hoop geheimen met zich meedragen.

Foto: René den Engelsman

Foto: René den Engelsman

De Dansgigant is een typische Over het IJ-voorstelling. Er wordt gebruik gemaakt van de locatie en dat is al een feest op zich. Er kunnen drankjes besteld worden bij de bar en de zaal is feestelijk aangekleed. Deze voorstelling is een productie van Parels voor de Zwijnen, een gezelschap dat in 2001 is opgericht door Saskia Huybrechtse die in De Dansgigant de rol van de pronte blonde Fien vertolkt. Dat doet ze natuurlijk en uiterst grappig. Ook heel goed in hun rol zijn de tweeling Casper en Patrick van Scheltinga. Zij zijn als amateurs bij de toneelgroep gekomen, maar zijn erg komisch als stijldansende pubers. Ook fijn is het optreden van Frits Lambrechts die opa Ben speelt. Hij zingt een aardig moppie en zit lekker op zijn Amsterdamse praatstoel.

Wat de voorstelling helemaal afmaakt, zijn de professionele stijldansers die tijdens de nummers meedansen. Al met al een perfect uitgevoerd concept waarbij je je heel even echt op een Amsterdams jubileumfeest waant. (Diana van der Sluis)
Terug naar boven

Openluchttheater kan ook te luchtig zijn

Ondertussen op de Derde – De Heiploeg
Amsterdam • 4 juli 2008

Dat een openluchtvoorstelling ook te luchtig kan zijn, bewijst de voorstelling die ‘De Heiploeg’ aan de rand van het festivalterrein geeft. Het decor sluit mooi aan bij de kleurrijke containerwoningen voor studenten op de achtergrond. Daar ligt het dus niet aan. Waar het wel aan ligt zijn de onzinnige monologen/dialogen, die soms best grappig zijn, maar als los zand aan elkaar hangen.

Foto: René den Engelsman

Foto: René den Engelsman

Om half tien mag het publiek op de tribune plaatsnemen. Het decor bestaat uit twee witte containers, die in vier ramen zijn verdeeld. Samen verbeelden ze een flatgebouw. Het verhaal is snel verteld, want dat is er eigenlijk niet. Mieke is haar baan kwijt en heeft alle tijd om haar buurman te bespioneren, al komen we niet te weten waarom ze dat doet en in opdracht van wie. De handeling lijkt niet echt belangrijk. De voorstelling oogt vooral als een raamwerk waaraan toneelschrijver Dirk van Pelt zijn absurde en onzinnige teksten kan ophangen. De ene keer stelt hij een hysterische yup in staat om een arme caissière verbaal onder te kotsen (‘Het was leuk met je gesproken te hebben, moeten we vaker doen’) en de andere keer laat hij een actrice in een krankzinnige ode aan de straatlantaarn losbarsten, waardoor we nu weten dat er naast strenge lantaarnpalen ook lantaarnpalen met gevoel voor humor bestaan.

Foto: René den Engelsman

Foto: René den Engelsman

Sommige dialogen zijn geestig, zoals de scène waarin de fietsjongen kennismaakt met een medeflatbewoonster die de deur achter zich dicht heeft laten vallen (‘Waarom sta jij in je ochtendjas in het donker’). Maar al te vaak ontaardt het in mooischrijverij (‘Voel je hoe we in vliegende vaart door je lichaam kolken’) en taalspelletjes (‘Hoe kom je erbij? Ik kom nergens bij’).

Natuurlijk gebeurt er wel wat op het toneel. We zien een verlegen jongen aan zijn fiets sleutelen en kennismaken met zijn buurvrouw, die vervolgens bij hem intrekt. Ook zien we een andere buurvrouw, die genoeg heeft van haar feestje en met hem flirt (‘Hé buurman, vette fiets!’), wat door de agressie waarmee ze over haar gasten praat eveneens een leuke scène oplevert. Leuke scènes genoeg en aan de acteurs ligt het ook niet echt, want die spelen goed, maar echt theater waardoor je na afloop verdoofd over het festivalterrein zwalkt, is het ook weer niet. Daar is het te licht en te luchtig voor.

(Arnoud van Soest)
Terug naar boven

8WEEKLY zag eerder

Na het Oerol Festival is een aantal voorstellingen naar de vaste wal gekomen. Zo zag 8WEEKLY op Terschelling het vierde deel van de serie Pax Islamica van theatermaker Sabri Saad El Hamus, ’t Woud Ensemble met de voorstelling Maat voor maat, het NUT met Bomans, hoort u mij?, Joachim Robbrecht / De Warme Winkel met VOC! Wijde Weelderige Wereld en Lange Poten met Meisje Loos. Op Oerol in het Bonnefooi-programma opgenomen, en nu dus te zien in Amsterdam: Voorheen Ankerland van Valerie van Leersum en Gerco Aerts en Vincent de Rooij met Spoor. Op het Festival aan de Werf zagen we al eerder het gezelschap De Maan met Gernika, alsmede Roos van Geffen met Wij en Growing up in Public met Mrs. God. Op verschillende andere locaties in het land zagen we NV Harde Materialen van het Zuidelijk Toneel, Schemer van Le Nu Perdu, Schmiere van Deuten en de Goeij en last-but-not-least Powerboat met Poldertango.
Terug naar boven

Boeken / Fictie

Een onbewust leven

recensie: Fay Weldon - Praxis (vert. Margaretha Ferguson)

Het Griekse woord praxis betekent letterlijk handeling, maar het vrouwelijke hoofdpersonage uit Fay Weldons gelijknamige roman blinkt juist uit in passiviteit. In het boek kijkt de protagoniste terug op haar leven,  vanaf haar jonge jaren begin vorige eeuw tot in de feministische jaren zeventig, een leven waarin ze door anderen wordt gedirigeerd. Ter gelegenheid van dertig jaar Praxis heeft uitgeverij Sirene de roman van Fay Weldon opnieuw uitgegeven.

Praxis betekende de doorbraak in Nederland voor Fay Weldon, die met haar werk een genuanceerder geluid liet horen tijdens het feminisme. Hoewel de mannelijke personages in de roman lijden aan grootheidswaanzin, zijn de vrouwelijke personages niet onschuldig aan hun positie: ze zijn zelf te passief en volgzaam om deze te verbeteren. Zo ook Praxis. Als kind wordt ze door haar moeder en oudere zus nagenoeg verwaarloosd en haar vader laat het gezin in de steek wanneer ze nog erg jong is. Als Praxis een studiebeurs krijgt lijkt alles beter te worden: ze is erg intelligent en gaat mee in het leven van de universiteit. Praxis blijkt echter te afhankelijk van de mening die anderen over haar hebben om dit leven vol te houden. De man die ze tijdens haar opleiding ontmoet kan het niet hebben dat zijn minnares intelligenter is dan hijzelf, maar Praxis doet er alles aan om bij hem in de smaak te blijven vallen. Haar cijfers worden middelmatig terwijl ze tegelijkertijd voor haar vriend hoog becijferde werkstukken schrijft.

Gedienstig

Deze situatie blijft zich herhalen in de roman: Praxis ziet de ene na de andere droom vervliegen door haar (seksuele) relaties met mannen. Het zou hierdoor gemakkelijk zijn haar ongeluk geheel op de mannelijke omgeving af te schuiven. Weldon wil echter geen eenduidig beeld geven, Praxis is net zo schuldig aan haar onvervulde leven, zij laat immers alles maar gebeuren. Het komt nooit in haar op om zich te verzetten tegen haar eigen achtergestelde positie, integendeel, ze past zich overal schijnbaar moeiteloos op aan. Zo komt het dat Praxis’ leven gevormd wordt door haar eigen gedienstigheid, terwijl ze daarbij verschillende stereotype vrouwenrollen vervult; onder andere die van de vrouw die niet geschikt is voor het intellectuele leven, de ideale sekspartner voor vriendjes en vreemden (op feestjes en als straatprostituee). Daarnaast kruipt ze ook in de rol van ongehuwde moeder én van feministe.

Hoewel het leven van Praxis van ramp naar ramp schiet, blijft ze op dezelfde vlakke manier reageren. Natuurlijk past dit in het verhaal: Fay Weldon wil aantonen dat het passieve geconditioneerde leven van vrouwen tot hun persoonlijk ongeluk leidt. Helaas voor de lezer betekent dit dat het hoofdpersonage voornamelijk in apathische toestand beschreven wordt. Dit doet Weldon zo consequent dat Praxis geestestoestand ook langzaam dat van de lezer aantast, je kunt als lezer haast niet verder gaan, niemand is tegen zoveel pessimisme en passiviteit bestand.

Toch stimuleert het verhaal om door te gaan: ondanks de passiviteit krijgt Praxis diepgang, mede door de moord die Weldon in het verhaal mengt. Hiermee zorgt Weldon dat de roman Praxis niet in een feministische klaagzang blijft hangen maar een goed verteerbaar beeld geeft over stereotypen en de consequenties hiervan.

Zie ook de special over literaire lectuur: Chicklit: vriendinnen onder elkaar

Muziek / Album

Af en toe achterhaald, maar immer bevlogen

recensie: Claw Boys Claw - Shocking Shades Of Claw Boys Claw

Swamprockers annex garagepunkers Claw Boys Claw bestaan dit jaar een kwart eeuw. Om dit feestje extra luister bij te zetten, zorgt de band dit jaar voor een heruitgave van hun debuut. Shocking Shades of Claw Boys Claw komt nu voor het eerst uit op cd. Her en der klinkt het misschien schaamteloos achterhaald, maar die zinderende bevlogenheid was er toen overduidelijk ook al. En dan te bedenken dat ze de plaat met minimale financiële middelen in maar drie uurtjes opgenomen hebben. Door die spaarzame benadering ademde Shocking Shades het live-gevoel waarmee de band ooit hun échte faam heeft vergaard.

Ja, ik heb het debuutalbum van Claw Boys Claw uit 1984. Maar eerlijk gezegd luister ik het maar weinig. Je hebt te maken met een niet al te best geluid en daarnaast moet ik bekennen (sorry, ik was toen gewoon nog te jong) dat ik meer van de generatie Crack My Nut (1987)en Angelbite (1990) ben. Toen namelijk kwam ik écht in aanraking met deze Amsterdamse band. En vervolgens zorgde Sugar (1992) er definitief voor dat ik ze intensief ben gaan volgen, zodat ik ook ooit ergens een LP van The Shocking Shades of Claw Boys Claw opduikelde. Het is niet hun beste werk, maar wel gigantisch energiek, net als hun roemruchte optredens. En juist dat aspect zorgde er begin jaren tachtig voor dat menigeen er zeker van was dat deze band het ver zou gaan schoppen.

~

En inderdaad, die voorspelling is anno 2008 uitgekomen. Claw Boys Claw heeft een prachtig muzikaal geschiedenisboek geschreven. Na een decennium van radiostilte is episode twee van dat boek net uit met het wapenfeit Pajama Day, dat februari dit jaar verscheen. Het zorgde voor een heropleving van een van Nederlands beste bands en was de aanleiding voor een serie zeer succesvolle, dampende concerten.

Zwikkie rafelige rocksongs


Dat succes moest ook deze band klaarblijkelijk wat uitmelken. Terecht, zou je kunnen zeggen, want ze maken hun status al jaren meer dan waar. Dus waarom niet? Toch doet die redenering de band een beetje te kort. De heruitgave van The Shocking Shades of Claw Boys Claw is namelijk niet echt zo’n typisch uitmelkgeval: de band wilde hun debuut van ’84 voor het eerst op cd uitbrengen, waarbij het zwikkie rafelige rocksongs opnieuw is geremasterd en daardoor alvast een stuk beter klinkt. Eerlijk is eerlijk, Peter te Bos zingt er af en toe nog als Kermit de Kikker, maar nummers als Hippy on the Highway, Shake It on the Rocks en Phantom Shark rocken in het nieuwe jasje als een klok. Als extraatje voegt de band er nog een vijftal bonustracks bij, waarvan So Mean, Indian Wallpaper en Love Like Seas zeer terechte aanvullingen zijn. Want juist die nummers zorgden voor de faam van Claw Boys Claw. Inderdaad, tijdens die energieke, immer bevlogen optredens.

Boeken / Fictie

Spionage op de Bloemgracht

recensie: Rascha Peper - Vingers van marsepein

De omslagfoto van de nieuwste roman van Rascha Peper, Vingers van marsepein, laat een object zien uit de collectie van wetenschapper Frederik Ruysch (1638-1731): een geprepareerd kinderarmpje met aan de hand een stel oogleden. De hoofdpersonen in deze roman, kinderen Bregtje en Ben, vinden dat absoluut niet eng of raar, ze zijn er eerder door gefascineerd.

Rascha Peper (pseudoniem van Jenneke Strijland) werd in Driebergen geboren op 1 januari 1949. In 1994 ontving ze voor Rico’s vleugels de AKO literatuurprijs. Vingers van marsepein is inmiddels al haar twaalfde titel. Ze heeft Nederlands gestudeerd en enige tijd lesgegeven, zoals ze dat in deze roman eigenlijk ook doet.

Kunstenaar

In Vingers van marsepein informeert Rascha Peper de lezer uitgebreid over het werk van de geleerde Ruysch. Hij was niet alleen arts en wetenschapper, maar ook kunstenaar. Hij versierde bijvoorbeeld zijn preparaten of maakte er een kleine opstelling van.

Eigenlijk werd al zijn aandacht opgeëist door de grote fles links. Daarin hield een grove, behaarde mannenhand, met het vuil nog onder de nagels, een roze embryootje tussen duim en wijsvinger aan het nekje vast, als King Kong die zijn spartelende liefje naar zijn ogen brengt.

De preparaten van Ruysch hadden een gezonde kleur en zagen er meer levend dan dood uit. Dit was te danken aan zijn geheime techniek, het inspuiten met rode was. In zijn huis aan de Bloemgracht in Amsterdam (het Huis met de Roos) prepareert hij onder andere kinderhoofdjes, handen van misdadigers en misgeboorten.

Bregtje en Ben

Een nichtje, de tienjarige Bregtje, wordt in zijn huishouden opgenomen wanneer haar ouders, zusje en geliefde broer Rens overlijden aan de ‘hete koorts’. Ongeveer driehonderd jaar later woont tegenover dit pand de tienjarige Ben, samen met zijn gescheiden moeder; zijn zusje is overleden en moeder heeft depressieve perioden. Afwisselend vertelt Peper het verhaal van Bregtje en Ben.

Bregtje wordt door een collega van Ruysch ertoe gebracht te spioneren bij de verschillende stadia van het prepareren en ze steelt voor hem ook monsters van de gebruikte vloeistof. Rens, de broer waar ze zo gek op was, zou niet dood zijn, maar ergens op een boerderij werken en deze valse collega zou zijn terugkeer kunnen bewerkstelligen. In Bregtjes gedachten blijft Rens zo in leven. Het zusje van Ben wordt op vergelijkbare wijze in leven gehouden. Bens moeder laat haar kamertje intact en lijkt er zelfs nieuw speelgoed neer te zetten. Zo zijn er wel meer overeenkomsten tussen de kinderen aan te wijzen.

Beide kinderen komen tot de ontdekking welke richting hun leven op moet gaan. Bregtje is gefascineerd door haar ooms preparaten en mag hem soms helpen, maar tekenen is haar passie. Ze wil leren schilderen om de hele collectie van haar oom te kunnen vastleggen. Wanneer Ben met zijn vader en diens vriendin naar Sint Petersburg op vakantie gaat, komt ook hij oog in oog te staan met de preparatencollectie van Ruysch, die daar door tsaar Peter de Grote terecht is gekomen. Ben raakt zo onder de indruk dat hij later ook anatoom wil worden. Bij thuiskomst gaat hij meteen op zoek naar het huis van Ruysch, dat een roos in de gevel moet hebben:

Toen zag hij, strak omhoog turend, dat het donkerroze geschilderde rondje op de bescheiden gevelsteen inderdaad het reliëf van een opengeplooide roos had. (…) Er gonsde een opwinding door hem heen, alsof hij de juwelenkist op een oude schatkaart ontdekt had.

Gevels

Beide kinderen zijn verzot op spannende boeken. Rascha Peper lijkt te betogen dat lezen je leven kan veranderen, dat je je bijvoorbeeld dapper kunt gedragen als je daar een aansprekend literair voorbeeld voor hebt. Ben wordt op school gepest, maar door het lezen van De brief voor de koning van Tonke Dragt doet hij in Sint Petersburg iets dappers, maar ook gevaarlijks. En Bregtje maakt op ondubbelzinnige, maar gevaarlijke wijze een einde aan haar spionageactiviteiten.

Tussen beide verhalen zit weliswaar zo’n driehonderd jaar, maar in taalgebruik en stijl is nauwelijks verschil te merken. Het is allemaal een beetje stijfjes, plechtstatig haast. Van beide verhalen is dat over Bregtje nog het meest onderhoudend. Het verhaal van Ben lijkt voornamelijk geïntroduceerd om iets over Rusland en Sint Petersburg te kunnen vertellen. De roman heeft een leerzaam karakter, maar Peper heeft natuurlijk niet voor niets in het onderwijs gezeten. De vele weetjes en feiten presenteert ze nadrukkelijk en dat doet nogal kinderachtig aan. Toch lees je de roman vlot uit, maar uit is uit. Er blijft niet veel van hangen, behalve dan het voornemen om op de Bloemgracht eens goed naar de gevels te kijken.

Boeken / Achtergrond
special: Interview met literair debutant Ricus van de Coevering

‘Iedereen wil de succesformule maar die bestaat niet’

In Nederland debuteren jaarlijks vele ambitieuze schrijvers. Slechts weinigen halen met hun boek een tweede druk. Voor wie positief wordt besproken lonken literaire prijzen en een doorbraak bij het grote publiek. Maar wie zijn nu eigenlijk die namen om in de gaten te houden? Wiens boek oogstte alom lof van de schrijvende media? In een nieuwe interviewreeks met Neerlands meest succesvolle debutanten stelt 8WEEKLY vragen over succes in een kikkerland, ambities en de hooggespannen verwachting van een tweede boek. In dit eerste deel: Ricus van de Coevering, auteur van Sneeuweieren.

Veel tijd heeft Ricus van de Coevering niet. Hij heeft pas een teckel gekocht, de tien weken oude Sammie. De vele aandacht die de puppy van hem vraagt, geeft hem precies een uur en twintig minuten de tijd om over zijn nog jonge schrijverscarrière te praten. ‘Ik wil gewoon dat ik veel zal schrijven en dat mijn werk veel gelezen zal worden.’

Sneeuweieren gaat over het gezin Harm, Olga en hun geadopteerde zoon David die leven op een boerderij in Brabant. De bepalende gebeurtenis in hun leven is de verdwijning van David, en de ingrijpende gevolgen daarvan voor Olga. Sinds het verschijnen van de roman zijn er 4000 exemplaren verkocht. Zeker voor een debuutroman is dat veel. Ter vergelijking: van een gemiddeld Nederlands debuut worden nog geen 1.000 exemplaren verkocht. Van de Coevering heeft goede hoop minimaal het vijfvoudige te verkopen: ‘Ja, die 5000 ga ik halen. De uitgeverij zorgt dat het boek de komende twee jaar beschikbaar blijft, dus dat moet lukken.’

Brieven

Het is een even nuchtere als vastberaden zelfverzekerdheid die Van de Coevering, geboren in 1974, over zijn schrijverschap aan de dag legt. Toch zag hij pas laat het schrijven als serieuze beroepskeuze. ‘Het begon toen ik in Brighton ging studeren. Ik was destijds vooral bezig met muziek, gitaar en piano, maar daar had ik geen van beide instrumenten tot mijn beschikking. Wel begon ik veel brieven aan het thuisfront te schrijven en al snel kregen ze een magisch-realistische vorm. Ik ontdekte dat ik met taal veel vrijer was dan in de muziek en toen wist ik: dit is het helemaal voor mij.’ Sindsdien heeft hij veel geschreven. Naast zijn roman publiceerde hij korte verhalen in diverse literaire tijdschriften, maar bijvoorbeeld ook in Backpack, een bundeling verhalen voor backpackers. Aan inspiratie geen gebrek, zegt Van de Coevering ook zelf: ‘Zodra ik ga zitten is het alsof er een sluis geopend wordt, een never ending supply van woorden, al moet er natuurlijk veel geschrapt worden.’ Tijdens een van zijn eerste schrijfsessies, inmiddels zo’n acht jaar geleden, ontstond een verhaallijn die zich niet in een kort verhaal liet dwingen. Ricus van de Coevering: ‘Ik wist alleen dat het zich afspeelde op een boerderij maar het had net zo goed een tuindersbedrijf kunnen zijn. Ik werkte eraan tussen alle andere verhalen door, al vrij snel had ik in de gaten dat dit wel eens mijn eerste roman zou kunnen worden. Ik besloot, als ik dit wil doen moet ik het goed doen. Ik nam ontslag als leraar economie en werd portier zodat ik veel tijd had om te schrijven.’

Ricus van de Coevering (eigen foto)
Ricus van de Coevering (eigen foto)

Toen de roman eenmaal af was werd het tijd voor de volgende stap, publiceren. Ricus van de Coevering besloot het praktisch aan te pakken en stuurde zijn manuscript naar een literair agentschap. Het bleek een juiste inschatting. Uitgeverij Van Gennep was al snel geïnteresseerd en Sneeuweieren werd voor Nederlandse begrippen een mooi succes; naast de verkoopcijfers kreeg de roman ook een goede ontvangst van de literatuurkritiek . Een directe reden daarvoor kan de jonge auteur niet geven, succes kent volgens hem ‘veel factoren’ en is ‘heel diffuus’. Van de Coevering: ‘Iedereen wil natuurlijk de succesformule maar die bestaat niet.’ Wel wil de auteur vier redenen opsommen die mogelijk hebben bijgedragen aan de goede ontvangst van zijn roman: ‘Ten eerste het verhaal zelf, de kleine boekhandelaren lazen het en zij wilden het verkopen. Dit is belangrijk, zij zorgen voor verkoop van meerdere exemplaren. Ten tweede, ik heb best veel lovende recensies gehad, ongeveer twintig. Als de roman dan ook nog eens bij de boekhandel in het zicht ligt, pakken mensen je boek eerder op dan dat van een ander. Dan is er de uitgeverij: Van Gennep is een behoorlijke commitment aangegaan met mijn debuut, ze gaan ook mijn volgende werk uitgeven dat voor het najaar van 2009 gepland staat. Zij geloven echt in mijn boek en mede dankzij mijn literair agent heb ik een goed contract gekregen. De laatste reden heeft niemand onder controle: het platteland staat op het moment enorm in de aandacht. Mensen vragen me wel eens of ik dat wist maar hoe kan dat nu, ik ben er tien jaar geleden mee begonnen.’

Eigen leven

De publicatie van zijn manuscript heeft niet direct gezorgd voor een gevoel van succes bij Ricus van de Coevering: ‘Succes is individueel, succes houdt in dat je je doelen hebt bereikt.’ Na een kleine overpeinzing: ‘Ik wil gewoon dat ik veel zal schrijven en dat mijn werk veel gelezen zal worden maar dat is natuurlijk een saai antwoord. Wat mooi zou zijn: ik wil beginnen met een kleine literaire prijs, daarna een grotere en dan een oeuvreprijs. En als eerste Nederlander de Nobelprijs voor de literatuur ontvangen. Maar dan wel vlak voor mijn dood anders gaat het al tijdens mijn leven bergafwaarts,’ grapt de auteur.

Serieus of niet, met Sneeuweieren is de eerste stap in ieder geval gezet. De roman heeft een eigen leven opgebouwd, zegt Van de Coevering: ‘Zodra het af is, is het schaamteloos, ik voel me er niet meer verantwoordelijk voor. Dat is ook noodzakelijk als het overal in de winkels ligt. De debuutroman heeft bovendien een andere betekenis voor me gekregen, een lezer vroeg me of Mozes, de kater van Olga wel echt bestaat en of het niet een projectie van haar verdriet was. Dat vind ik mooi, hierdoor krijgt het verhaal voor mij meer inhoud. Ik lees Sneeuweieren nu zoals ik iedere andere roman zou lezen. Voor dit boek zit mijn werk als schrijver erop, het enige wat ik nog kan is lezen.’

Ricus van de Coevering • Sneeuweieren • Uitgeverij Van Gennep • 180 blz. • €17, 90 •ISBN: 9789055158973