Muziek / Voorstelling

Hogere machten in Amsterdam

recensie: Richard Strauss, Die Frau ohne Schatten

‘Hogere machten zijn in het spel’, roept de voedster aan het eind van het tweede bedrijf van Richard Strauss’ Die Frau ohne Schatten. Het orkest bereikt een climax en een reusachtige met Keith Haring-achtige tekens beschilderde bol zakt snel. Verdwaasd verlaat het publiek even later de zaal. Zelfs de meest doorgewinterde operabezoeker moet beamen: hier zijn inderdaad hogere machten in het spel, alles klopt aan deze voorstelling.

~

Een niet geringe prestatie, want Die Frau ohne Schatten is lastig uit te voeren. De orkestbezetting is gigantisch, er zijn maar liefst vijftien solorollen, het verhaal is te bizar voor woorden en vergt ruim drie en een half uur. Daarbij schreef librettist Hugo von Hofmannsthal uiterst gedetailleerde toneelaanwijzingen, niet gehinderd door praktische bezwaren. En dus dalen personages af vanuit een hemelrijk, lossen ze op in de mist, huilen muren en zingen gebraden visjes vanuit de pan als ongeboren kinderen. En dan hebben we het nog niet eens over de vrouw zonder schaduw uit de titel. Want hoe voer je iemand ten tonele die aan het begin van de opera geen schaduw heeft, via vermommingen er een verwerft, weer kwijtraakt, om pas aan het eind een echte schaduw te krijgen?

Bizarre vertelling
Na het succes van Der Rosenkavalier die door Strauss en Von Hofmannsthal als hun Nozze di Figaro werd beschouwd, wilde de librettist een variant op Die Zauberflöte maken. Daartoe creëerde hij een bizarre vertelling waarin de dochter van Keikobad, de heerser over het toverrijk, zichzelf verandert in een witte gazelle. De keizer vangt haar en maakt haar tot zijn vrouw, maar volledig menselijk is zij niet: zij heeft geen schaduw, in deze vertelling het symbool voor het moederschap. Om te voorkomen dat haar man zal verstenen, moet zij zich onder de mensen begeven en een schaduw verwerven. Geholpen door haar trouwe voedster, lukt het om de vrouw van verver Barak zo ver te krijgen dat zij haar schaduw opgeeft, maar de keizerin krijgt medelijden met Barak en ziet af van de schaduw. Na deze nobele daad krijgt zij alsnog een schaduw en ook Barak en zijn vrouw komen tot inkeer. De opera besluit met een jubelend koor van ongeboren kinderen.

Verwarrend? Symbolistisch geneuzel? Dat vond Strauss eigenlijk ook. De componist begreep zelf ook niet al te veel van de tekst van Von Hofmannsthal, en de briefwisseling tussen beiden was verre van vriendelijk. ‘Wij muzikanten hebben natuurlijk geen smaak’, verzuchtte Strauss en: ‘Ik weet dan ook niets van muziek’, klaagde Von Hofmannsthal die voorzichtig suggereerde dat Strauss maar wat van zijn eigen huwelijksproblemen moest gebruiken voor het schrijven van de muziek voor het verversechtpaar.

Fenomenale muziek
Het weerhield Strauss er niet van werkelijk fenomenale muziek te schrijven. Enerzijds schuurt de partituur van Die Frau ohne Schatten aan tegen de meest modernistische muziek van Salome en Elektra, anderzijds ligt ze in het verlengde van de meest lyrische momenten van Der Rosenkavelier en Arabella. Nergens komt dit zo goed tot uiting als in het tweede bedrijf. In moordend tempo wisselen de scènes elkaar op, waarbij de ene georkestreerd is voor een gigantisch Wagneriaans symfonieorkest, de andere kleiner en breekbaarder is dan de meest intieme Mozart-scènes. Het vraagt een meesterdirigent om die verschillen in klankkleur en volume tot een goed einde te brengen en menigeen faalt dan ook opzichtig. Zo niet Marc Albrecht. Integendeel: in zijn handen groeit het tweede bedrijf uit tot het hoogtepunt van deze opera. Meer nog: hier benaderen orkest en solisten een ongekend niveau. En dat is knap, zeker omdat Marc Albrecht nog niet eerder in het Amsterdamse Muziektheater met zijn lastige akoestiek dirigeerde.

Nog verbazingwekkender is dat De Nederlandse Opera zonder uitzondering topsolisten heeft weten te strikken die stuk voor stuk boven zichzelf uitstijgen, of het nu Klaus Florian Vogt (de keizer), Gabriele Fontana (zijn vrouw), Terje Stensvold (Barak) of Doris Soffel (de voedster) betreft. Het meeste indruk maakt echter Doris Soffel als de ontevreden vrouw van Barak, niet eens omdat zij het beste zingt, maar omdat zij een fenomenale acteerprestatie neerzet.

De solisten worden enorm geholpen door de inmiddels befaamde regie van Andreas Homoki en het decor en de kostuums van Wolfgang Gussmann, oorspronkelijk uit 1992 en sindsdien in vele grote operahuizen te zien, maar nu voor het eerst te bewonderen in Amsterdam. Hun oplossing voor het in beeld brengen van de vrouw zonder schaduw is even simpel als doeltreffend. Door haar dezelfde kleding te geven als het immense decor, wordt zij daar één mee; door haar een jasje aan te trekken, heeft zij opeens een schaduw. Lijkt simpel, maar het is verbazingwekkend effectief. Ook het gebruik van elementaire kleuren – blauw voor het keizerlijk paar, geel voor het aardse paar – draagt ertoe bij dat deze Frau opeens glashelder is.

Er rest dan ook maar een conclusie: deze productie verdient het om op dvd uitgebracht te worden – beroemde opnames als die van Georg Solti en Karl Böhm kunnen dan aan de geschiedenis toevertrouwd worden.

Kunst / Expo binnenland

Een schijnbaar onverstoorbaar volk

recensie: Gewoon de jaren '40

.

Gewoon de jaren ’40 wil een aanvulling bieden op het beeld dat wij Nederlanders hebben van de oorlogsjaren en de jaren van wederopbouw die volgden. Door foto’s te exposeren van het dagelijks leven, laat de tentoonstelling zien dat dat leven uit veel meer bestond dan wat de geschiedenisboekjes ons vertellen.

Juni 1940, archief Spaarnestad Photo
Juni 1940, archief Spaarnestad Photo

In het Noordbrabants Museum in ‘s-Hertogenbosch is tot januari de tentoonstelling Gewoon de jaren ’40 te zien. Deze tentoonstelling met foto’s en film wil het dagelijks leven van de gemiddelde Nederlander schetsen in een turbulente periode uit het verleden. In deze opzet speelt de Tweede Wereldoorlog uiteraard een rol, maar men wilde nou eens afstappen van het idee dat het politiek-militaire verhaal een grote scheidslijn in het leven van de meeste Nederlanders vormde. Integendeel: het leven ging ‘gewoon’ door.

Scheidslijn

Maar ging het leven gewoon door? Die vraag is niet eenvoudig te beantwoorden. Wie de tentoonstelling bezoekt, ziet foto’s uit het begin van de oorlog van vrolijke Duitse soldaten die spelen met Nederlandse kinderen, dagjesmensen op een zonnige Scheveningse boulevard en zelfs reclame voor Coca-Cola op een billboard. Maar foto’s van enkele jaren later tonen magere kindertjes, joden bepakt en bezakt wachtend op transport en lange rijen bij winkels. Dat laatste is trouwens ook nog ver na de oorlog het geval. Want wie denkt dat de oorlog na 1945 voorbij was, heeft het mis. Men moest leren leven met de gevolgen ervan. De joodse gemeenschap was praktisch verdwenen, honderdduizenden gebouwen waren verwoest en een nieuwe strijd in Nederlands-Indië stond alweer voor de deur.

Zomer 1941, archief NIOD
Zomer 1941, archief NIOD

Natuurlijk hebben de samenstellers van de tentoonstelling gelijk als zij stellen dat de oorlog geen scherpe scheidslijn in het leven van mensen vormde; ook na 1945 blijkt er bijvoorbeeld sprake van voedselschaarste en waren sommige spullen alleen verkrijgbaar op de bon. Maar wie de foto’s ziet van feestvierende Nederlanders na de bevrijding en vrolijk rokende jonge meiden op schoot bij Canadezen, begrijpt dat er wel degelijk veel te vieren viel.

Schaarste

Gewoon de jaren ’40 toont aan de hand van een tiental thema’s het leven van alledag. Zo te zien hadden vele Nederlanders het in de jaren dertig niet gemakkelijk en die trend zette later onverminderd door. Men was zuinig op het weinige dat men had en zocht nieuwe manieren om oude materialen te gebruiken. Kleding werd bijvoorbeeld gemaakt van restjes stof, en de grond van onder meer het gebombardeerde Rotterdamse Weena werd gebruikt om gewassen te verbouwen. Door de brandstofschaarste werden paarden voor auto’s gespannen, honden voor de slee en bollen van papier gingen in de haard om het binnenshuis behaaglijk te houden. Maar hoe moeilijk de oorlogsjaren ook waren, bij de eerste strenge winters gingen de Elfstedentochten gewoon door. Uit het beeldmateriaal rijst dan ook het beeld op van een onverstoorbaar volk, dat in 1946 alweer meeliep in de Nijmeegse Vierdaagse.

Verwend

Ondanks een flinke oogst op de inzameldag die het museum dit voorjaar hield om amateurbeelden te vergaren, is daar bij Gewoon de jaren ’40 uiteindelijk weinig gebruik van gemaakt. De meeste foto’s zijn afkomstig van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD), het Nationaal Archief en Spaarnestad Photo. De samenstellers hadden de keuze uit zo’n 5000 foto’s en het is jammer dat daarbij niet meer gekozen is voor kiekjes van de bevolking zelf. Misschien zijn we verwend door televisieprogramma’s als Andere Tijden, of de pas digitaal ontsloten collectie van het NIOD, de beeldbank van de Tweede Wereldoorlog, maar de tentoonstelling toont weinig echt ‘nieuws’. Het museum beoogt de verhalen achter de foto’s te vertellen, maar daarvoor is de zaalinformatie wat summier. Hadden familieverhalen bij amateurfoto’s hier niet meer opgeleverd?

Achtergrond

De indeling van de tentoonstelling naar thema’s als voedsel of werk is praktisch, maar aangezien er geen strikt chronologische volgorde bij gehanteerd is, is de tentoonstelling toch ook een zoekplaatje. Wat een stapels boterhammen liggen er daar op de bordjes van dit gezin bij de lunch! Maar is deze foto nou nog in de oorlog gemaakt of erna? Die relevante informatie moeten we steeds zoeken bij de kleine zaalbordjes naast de foto’s. Voor een tentoonstelling die beoogt het verhaal achter de foto te vertellen, bieden die bordjes toch te weinig achtergrond. Gelukkig geeft fotofilosoof Hans Aarsman bij een aantal foto’s een beschrijving met achtergrondinformatie, maar zijn aandeel is helaas klein.

Pakjesavond 1949, archif IISG
Pakjesavond 1949, archief IISG

Ondanks de beperkingen door de gekozen opzet biedt Gewoon de jaren ’40 wel een aardige kijk op het dagelijks leven op de oorlogsjaren en de wederopbouw. Het bij de tentoonstelling verschenen Het jaren ’40 boek biedt de verdieping die de tentoonstelling niet helemaal kan geven. Bij de meeste ouderen zullen de foto’s veel herinneringen oproepen en voor allen die deze tijd niet hebben meegemaakt, is het een nieuwe manier om tegen dit decennium aan te kijken.

Het jaren 40 boek
Waanders uitgevers Zwolle
ISBN 9789040085253
€14,95

Muziek / Album

Onbekende beroemdheid

recensie: Emilíana Torrini - Me And Armini

.

Wat krijg je als je Katie Melua laat trippen op lsd? Als je de breekbare stem van Björk combineert met psychedelische projecties van vloeistofdia’s? Als je de invloeden van een Italiaanse vader en een IJslandse moeder combineert? Dan krijg je dus Emilíana Torrini met haar nieuwste album Me And Armini. Zo simpel is dat.

De IJslandse Emilíana Torrini is wellicht bekender dan men in eerste instantie zou denken. Velen hebben dan misschien nog nooit van haar gehoord maar haar muziek is wereldberoemd. Zo schreef ze bijvoorbeeld het nummer ‘Slow’ voor Kylie Minogue. Maar ze heeft daarnaast miljoenen luisteraars over de gehele wereld bereikt door haar bijdrage aan de soundtrack van The Lord of the Rings. Haar eigen albums zijn echter ook zeker de moeite waard om door het grote publiek gehoord te worden.

Meer

Emilíana Torrini heeft veel in huis en op Me And Armini tovert ze het allemaal uit haar muzikale hoed. Waar ze op haar vorige plaat de begeleiding voornamelijk zocht in een akoestische gitaar heeft ze op dit album heel wat meer instrumenten uit de kast gehaald. Dit komt de afwisseling ten goede en geeft haar veel meer ruimte om te variëren in stijl en tempo. Soms pakt het verkeerd uit als er op een cd allerlei stijlen en tempo’s gecombineerd worden. Bij Emilíana Torrini pakt het echter heel erg goed uit. Op dit onderhoudende album is het geheel beduidend meer dan de som der delen. Torrini is in haar eentje dé smeltkroes van de moderne vrouwelijke popgeschiedenis. En daarmee voegt ze dan ook geheel zelfstandig een nieuw hoofdstuk aan die geschiedenis toe.

Boeken / Fictie

Multicultureel Ierland

recensie: Roddy Doyle (vert. Daphne de Heer) - The Deportees

Roddy Doyle is de succesvolste Ierse schrijver van dit moment. Zijn kracht ligt in zijn frisse humor en grote inlevingsvermogen, een combinatie waarmee hij een groot publiek betrokken weet te maken bij het wel en wee van zijn personages. In zijn verhalenbundel The Deportees schetst hij in acht typische Doyle-verhalen de invloed van immigratie op de Ierse samenleving.

Cijfermatig bezien is de Ierse situatie redelijk te vergelijken met die van Nederland: ongeveer 1 op de 10 inwoners in Ierland is tegenwoordig van niet-Ierse afkomst. Zo rond het midden van de jaren negentig van de vorige eeuw werd de invloed van de nieuwkomers steeds sterker voelbaar. ‘Ik ging in het ene land naar bed en werd wakker in het andere’, schrijft Doyle in het voorwoord. Met de toestroom van nieuwe mensen ontstonden ook in Ierland als vanzelf de urban legends; sterke verhalen waarvan niemand de oorsprong nog kan achterhalen maar die graag voor waar worden aangenomen. Ze vormden voor Doyle een bron van inspiratie:

Een Poolse vrouw die een flat huurde en de plek, nog voor de huurbaas de huur had geïnd, in een bordeel had veranderd, zij en haar zeven zusters en haar neef, de pooier. Deze verhalen hoorde ik van taxichauffeurs. Het leek mij wel wat om er zelf ook een paar te bedenken.

In het jaar 2000 startten twee Nigeriaanse journalisten een multiculturele krant, de Metro Eireann, en toen Doyle met de makers in contact kwam, besloot hij voor de krant te gaan schrijven. Het resulteerde in de acht verhalen uit The Deportees. Bijna allemaal hebben ze gemeen dat iemand die geboren is in Ierland een immigrant ontmoet.

Jimmy Rabitte

Het levert nogal uiteenlopende verhalen op, zowel thematisch als kwalitatief. Het boek begint sterk. Het openingsverhaal over een vader die te horen krijgt dat zijn dochter een Afrikaans vriendje heeft uitgenodigd voor het eten, waardoor zijn tolerantie tot het uiterste wordt getest, zal voor de Doyle-fans een en al herkenning zijn. Diezelfde fans zullen ook blij zijn met de hernieuwde kennismaking met Jimmy Rabbitte, de hoofdpersoon uit Doyles succesvolle roman The Commitments uit 1986. In het titelverhaal The Deportees stelt hij nu een band samen uit een bijzonder internationaal gezelschap. Juist omdat het zo sterk leunt op de plot van The Commitments is het helaas niet het sterkste verhaal uit de bundel.

Elders is Doyle beter op dreef: in het hilarische verhaal ’57 procent Iers’ wordt een wetenschapper door de voor immigratie verantwoordelijke minister gevraagd om een nogal subjectieve test te ontwikkelen waarmee is vast te stellen ‘hoe Iers’ een immigrant is, om bij een te lage score een goed excuus te hebben om tot uitzetting over te gaan. ‘De Nieuwe Jongen’ beschrijft de eerste schooldag van een jongen die gevlucht is voor het geweld in zijn vaderland en nu moet leren omgaan met de pestkoppen in zijn klas.

Optimisme


Maar hoe fris Doyle ook schrijft in The Deportees, toch lijkt het alsof hij zijn ei in het korte verhaal niet echt kwijt kan. Voor de vertrouwdheid met de hoofdpersonen, die Doyle in zijn romans zo goed weet te kweken, ontbreekt in de korte verhalen de ruimte. Zeker aan het einde van het boek doen de verhalen wat gehaast aan, alsof de schrijver eigenlijk nog niet klaar was, maar omwille van het halen van een deadline snel naar een einde toe heeft geschreven.

Toch is deze bundel de moeite van het lezen waard, al was het maar om het sterk aanwezige positivisme. In alle verhalen – op een onvervalst horrorverhaal over een Oost-Europese au pair na – klinkt optimisme over het nieuwe Ierland door, ook als de verhalen gaan over uitbuiting en racisme. Doyle heeft acht situatieschetsen gemaakt waarin de werkelijkheid van immigratie op geestige wijze van twee kanten worden belicht. Juist in die combinatie van harde werkelijkheid en koppig optimisme is Roddy Doyle op zijn best. Alles komt goed, ook al is het misschien niet nog vandaag.

 

Film / Films

Eerlijke hardwerkende misdadigers

recensie: The Bank Job

Wie zich altijd is blijven afvragen wat het verhaal is achter de onopgeloste bankroof in de Londense Bakerstreet, krijgt nu een mogelijk antwoord in The Bank Job.

~

Het is 1971. Michael X heeft zich vernoemd naar Malcolm X en claimt op te komen voor de zwarten, maar hij is in werkelijkheid een gevaarlijke misdadiger. Foto’s van de seksuele uitspattingen van een lid van het Engelse koninklijk huis stellen hem in staat om ongestoord zijn gang te gaan. De Britse geheime dienst geeft agent Tim Everett, de James Bond van de film, de opdracht om het pikante beeldmateriaal in handen te krijgen. De foto’s liggen in het persoonlijke kluisje van X bij een bank in de Londense Bakerstreet. De kleine crimineel Terry wordt zonder het te beseffen gerekruteerd om het werk van Everett op te knappen. De spil tussen Terry en Tim is het wonderschone ex-model Martine Love. Zij komt met het idee naar haar jeugdvriend Terry om de bank te beroven. Volgens haar kan het niet fout gaan. Terry heeft schulden, dus trommelt hij zijn criminele vriendjes bijeen.

D-Notice

~

The Bank Job is gebaseerd op het verhaal van de onopgeloste bankroof van de Lloyds Bank op de hoek van Baker Street. De bankrovers huurden een tassenwinkel twee huizen naast de bank en groeven vanaf daar een tunnel naar de kluis. Een radioamateur ving de gesprekken op die de bankrovers hadden met het bendelid dat op de uitkijk stond. Hij belde de politie, maar die kon er niet achter komen welke bank werd beroofd. Dus gingen de bankrovers er van door met 500.000 pond plus een hoop kostbaarheden uit kluisjes. De radiofragmenten werden aan de media gegeven, in de hoop dat iemand de stemmen van de bankrovers zou herkennen. Maar na een paar dagen vaardigden de Britse autoriteiten een D-Notice uit, waarin de media werden gevraagd te stoppen met de berichtgeving in het belang van de nationale veiligheid. Volgens de film draait de hele bankroof om het veilig stellen van een aantal pikante foto’s van prinses Margaret. Zekerheid over deze speculatie zal er pas zijn als in 2054 het overheidsdossier over Michael X mag worden geopend.

Eerlijke bankrovers

~

De Australische regisseur Roger Donaldson (Thirteen Days, The World’s Fastest Indian) levert vakwerk af. Hij zet de tijdsgeest van de jaren zeventig overtuigend neer met opgewekte kleurenpatronen, idealistische ideeën en de vrije seksmoraal. Michael X komt er slecht vanaf als keiharde crimineel die zich voordoet als idealist. Ook MI5, de Britse geheime dienst, wordt op de hak genomen. De helden zijn de bankrovers. Stuk voor stuk eerlijke hardwerkende mannen die het verdienen om er met de buit van door te gaan. Althans, volgens de film. In de kluisjes zitten dingen die extra verhalen met zich meebrengen. Zoals een boekje met daarin de namen van corrupte agenten en compromitterende foto’s van hoogwaardigheidsbekleders in een bordeel. Deze plotlijnen zijn goed met het hoofdverhaal verweven. Maar de verhaallijn van de vrouwelijke spion had de regisseur eruit moeten knippen. Het belang van haar spionagewerk in de bende van Michael X is onduidelijk en de film besteedt er bovendien te weinig aandacht aan om de interesse te kunnen wekken. Op de cast valt weinig aan te merken. David Suchet (bekend van zijn rol als Agatha Christie’s Poirot) maakt indruk als de chique pooier Lew Vogel.

Het romantiseren van een bankroof werkt gegarandeerd, zeker als het gaat om een waargebeurde misdaad. Maar de uitwerking had in dit geval origineler gekund. The Bank Job doet qua opzet veel denken aan andere films met hetzelfde thema, zoals Ocean’s Eleven. Alle basisingrediënten zijn aanwezig: de bonte groep van bankrovers met ieder een ander specialisme, de corrupte agent, en de mooie vrouw die het hoofd van de bendeleider op hol brengt. Toch zal The Bank Job niemand vervelen, vanwege de spanning, de sfeer van de jaren zeventig en de Britse humor.

Boeken / Fictie

Stille schreeuw

recensie: Laurent Graff (vert. Han Meyer) - De Schreeuw

De mensheid wordt geplaagd door een geluid met dodelijke frequentie. Een tolbeambte is een van de weinigen die immuun zijn voor het geluid. Als hij in een verlaten auto het gestolen schilderij De Schreeuw van Edvard Munch vindt, neemt hij het mee op verkenningstocht langs de verlaten snelweg, in De Schreeuw van Laurent Graff.

Laurent Graff (1968) wordt beschouwd als de nieuwste ontdekking van de Franse literatuur. In 2001 won hij met zijn debuut Gelukkige dagen de Prix Millepages en er is zelfs sprake van een verfilming, geproduceerd door acteur Johnny Depp. Naast Gelukkige dagen en De Schreeuw schreef hij ook De man die op reis ging.

Dodelijk geluid

Zo op het oog lijkt De Schreeuw niets bijzonders, maar wie het eenmaal gelezen heeft, weet dat hij een kleine, mysterieuze en unieke wereld in handen heeft, die gedragen wordt door woorden. Dat is namelijk wat Graff in zijn boek doet: hij schept een wereld die volslagen uniek is, maar zich wel binnen de grenzen van ons eigen realisme bevindt.

Het eerste wat opvalt aan die wereld, is dat de hoofdpersoon geen naam heeft. Hij is gewoon de tolbeambte, een van velen in deze snelle maatschappij, die genoegen heeft genomen met een simpel leven en een simpele baan. Hij collecteert tol van iedereen die langs zijn hokje komt en daardoor spelen heel veel mensen een rol in zijn leven. Af en toe maakt hij contact met iemand, en die contacten lopen bijna altijd uit op eigenzinnige dialogen en situaties die geheel passen in Graffs wereld.

Een mooi voorbeeld is de vrouw Enora, die de tolbeambte tegenkomt tijdens zijn reis langs de verlaten snelweg. Zij staat op een viaduct boven de snelweg, klaar om zelfmoord te plegen. Hij bekijkt haar. Het eerste wat zij tegen de tolbeambte zegt is: ‘Er is overal plaats genoeg, waarom kampeert u uitgerekend hier, onder mijn neus?’ Graff zet daarmee perfect de toon voor een onalledaagse band tussen de twee personen, die elkaar tot dan nooit ontmoet hebben en elkaar op een heel onwaarschijnlijke manier voor het eerst zien.

De tolbeambte gaat op reis zodra de wereldbewoners uitgestorven lijken te zijn door een vreemd, dodelijk geluid. Hij maakt die reis niet helemaal alleen; zijn gezelschap bestaat uit het schilderij De Schreeuw, dat gestolen is uit een museum en dat de tolbeambte op zijn beurt van de dieven gestolen heeft. Aan zijn metgezel vertelt hij alles en hij laat verschillende filosofieën op hem los. Over de wereld, maar ook over waarom hij schreeuwt, en of hij misschien iets te maken heeft met het vreemde geluid dat de mensheid terroriseert. Of hij het aan heeft zien komen en zijn oren al ver voor het begon heeft afgeschermd.

Observant

De Schreeuw vertelt het zeldzame verhaal van een zonderlinge observant. Iemand die meer dingen ziet, omdat hij meer tijd en ruimte heeft om te kijken. Zijn wereld bestaat vooral uit leegte en stilte, behalve dan dat vreselijke geluid waar hij immuun voor is, maar waardoor de wereld gevallen is. De tolbeambte vertelt je zijn visie op zijn wereld, en tegelijkertijd ook zijn visie op die van ons. Hij doet dat op een rustige, eerlijke manier, waarvoor je alleen maar bewondering kunt hebben. Op zijn manier is de tolbeambte bijzonder aandoenlijk. En dat komt voornamelijk door Graffs voortreffelijke manier van vertellen.

Graff schrijft zijn verhaal op een bijna overpeizende, afvragende manier. Daar doorheen verweeft hij humor en subtiele kritiek op onze samenleving in de vorm van een aanvaardbare filosofie, uiteengezet door een hoofdpersoon die de lezer alleen maar aardig kan vinden. Ja, De Schreeuw mag dan een stille, beheerste schreeuw zijn, het is wel een schreeuw die er ís.

Theater / Voorstelling

Tegenstrijdige gevoelens

recensie: Bambie - Eleonora

‘Wat er ook gebeurt, ik hou van jullie allemaal.’ En de moeder van de vijftienjarige jongen krijgt voor de tweede maal een hersenbloeding. Deze keer zorgt die ervoor dat ze nog maar een geheugen heeft van tien minuten. Ze belandt in een verzorgingstehuis vol met demente ouderen. Dat is heftig, zeker als de jongen beseft dat zij geen ouder meer voor hem kan zijn, al probeert hij dit wel in alle macht te herstellen.

~

Aan zijn moeder is de jongen heel trouw, hij gaat elke zondagmiddag en soms woensdagmiddag naar haar toe. Elke keer heeft zij opnieuw veel uitleg nodig. Soms, om veel drama te voorkomen, gaat hij mee in haar fantasieën. Zo is zijn oma al lang overleden, maar telkens denkt zijn moeder dat zij nog leeft. De ene keer kiest hij ervoor te vertellen dat ze is overleden, de andere keer gaat hij erin mee. Doordat hij daar elke week komt, kent hij werkelijk alle patiënten die er rondlopen. Deze mensen kunnen heel grappig zijn, maar maken hem soms ook wel bang, doordat sommigen hem intimideren. Plotseling, midden in de nacht, staat zijn moeder bij hem thuis op de stoep. Niemand weet wat er is gebeurd, maar hij is allang blij dat ze weer thuis is.

Een typische puber is de jongen, die het liefst de hele dag niks doet, maar daarnaast gehaast volwassen lijkt te moeten worden; zijn moeder kan namelijk niet goed meer ouder zijn. Aan zijn vader heeft hij geen boodschap, die wil zelfs alweer opnieuw trouwen. Er zijn veel tegenstrijdige gevoelens waar de jongen mee kampt; aan de ene kant wil hij niet dat zijn vader hertrouwt, aan de andere kant kan hij het wel begrijpen. Enerzijds zou hij op zondag middag iets met zijn vrienden willen doen, anderzijds wil hij zijn moeder niet in de steek laten.

Heel zwaar, maar toch ook grappig
Eleonora is een autobiografische solovoorstelling van Jochem Stavenuiter binnen het gezelschap Bambie. Hij weet alle personages goed neer te zetten; door verschillende manieren van bewegen en praten is het duidelijk wie hij speelt en zijn de personen heel overtuigend. Het is daarnaast makkelijk te achterhalen dat de jongen aan Stavenuiter refereert: ‘Die jongen…ik dus eigenlijk…’. Ook al is het onderwerp van de voorstelling heel zwaar, toch bevat zij lachwekkende elementen. Zo worden sommige demente patiënten op een grappige manier neergezet. Er is bijvoorbeeld een patiënte die constant heel hard roept hoe ze heet, waar ze naartoe gaat en dan nog vraagt of de jongen weet wie ze is. Als hij hier bevestigend op reageert, is ze erg blij.

Stavenuiter zet een heel intense voorstelling neer, waarin hij veel sympathie voor de jongen weet op te wekken. Misschien speelt hierin mee dat het om hem zelf gaat, wat alles erg intiem maakt. Verscheidene personages worden op zo’n overtuigende manier neergezet, dat vele acteurs hem dat wellicht niet na hadden kunnen doen. Een goede en overtuigende voorstelling, zeker een aanrader.

Boeken / Fictie

Wiener maakt zich er vanaf

recensie: L.H. Wiener - Eindelijk volstrekt gelukkig

Sinds L.H. Wiener verhalen en romans schrijft, doordringt hij zijn lezer van een aantal zich steevast herhalende faits divers. Zoals daar zijn: de late waardering die hem ten deel is gevallen, de teloorgang van Zandvoort (waar hij opgroeide), misantropie, treurig leraarschap Engels aan een gymnasium, de woonplaats Haarlem en het vervroegd pensioen.

Schrijverschap en leven verknoopt hij hardnekkig, getuige ook de bevallige drie ex-leerlingen met wie hij het, als een Adonis zijns ondanks, heeft weten aan te leggen. Een hunner werd de moeder van zijn twee kinderen. Alle drie verhoudingen eindigden rampzalig. Het is niet verzonnen en maakt binnen het vertelkader toch deel uit van fictie, een paradox waarvan de schrijver zich denkt te verlossen in zijn recente roman Eindelijk volstrekt alleen. Daarin keert hij hoofdpersoon en alter ego Victor van Gigch binnenste buiten tot Lodewijk Wiener. Die naam kan binnen genoemde paradox net zo goed voor een pseudoniem doorgaan, dus de vraag is gewettigd of de schrijver met zijn excercitie veel opschiet. De wisselwerking tussen fantasie en feit moet het helaas niet hebben van een uitwerking die de lezer op het puntje van zijn stoel brengt.

Allegaartje

De excercitie voltrekt zich in een lappendeken van teksten die de schrijver voor onderling verbonden houdt, zo meldde hij in interviews. ‘Totaalroman’, zegt hij, doelend op het allegaartje van invallen, herinneringen en brieven dat zonder noemenswaardig plot de bladzijden beslaat, alles doorspekt met een enigszins obligate zweem van hopeloosheid.

Dat obligate kan te wijten zijn aan de indruk dat Wiener zich op zijn misantropie voor laat staan, om niet te zeggen dat hij er ietwat mee koketteert. Natuurlijk, dat houdt verband met de stilistische trekken van Gerard Reve en Jeroen Brouwers die zijn werk kenmerken, twee vrolijke fransen met wie Wiener dan ook veel op heeft. Maar zoals vaker is ook hier het voorbeeld origineler en compacter dan de navolging. Wieners originaliteit zou winnen als zijn redacteur hem zou kunnen intomen. Laten kappen en snoeien dus. Een beetje meer plot zou ook winst zijn. Hij heeft verhalen geschreven die bewijzen dat het er wel degelijk in zit.

Krikpil

Ook is er humor, want Wiener zegt dat belangrijk te vinden voor zijn proza. Maar helaas, zijn humor is aan de flauwe kant en moet het vaak hebben van overdreven plechtstatige formulering, wat Reve wel meesterlijk kon.

Wieners stilistische beperking lijkt gelijke tred te houden met het amoureuze falen dat als een rode draad door het werk loopt. Het zou flauw zijn daarmee alleen te doelen op de zogenoemde krikpil die hij van node had om de laatste van zijn ex-leerlingen te bedienen. Die pil zou kunnen staan voor een hardnekkige keuze voor jeugdige minnaressen en voor de fatale afloop van die liefdes. Dit gegeven zorgt voor veel beschrijvende herhaling, maar veel opheldering of verdieping levert dat niet op. Wel laat Wiener los dat leeftijdgenoten van het vrouwelijk geslacht hem altijd aan zijn moeder doen denken. Je zou dieper graafwerk mogen verwachten.

 

Boeken / Fictie

Les Misérables in de 20e eeuw

recensie: Romain Gary (vert. Jenny Tuin) - Een heel leven voor je

In de roman Een heel leven voor je van Romain Gary (1914-1980) doen het jonge weeskind Momo en zijn bejaarde verzorgster Madame Rosa er alles aan om bij elkaar te blijven, zelfs als dit ten koste gaat van de ander. Het verhaal, dat zich afspeelt in het na-oorlogse Parijs, wordt geheel verteld vanuit het oogpunt van Momo.

In de multiculturele wijk Belleville runt de bejaarde ex-prostituee Madame Rosa een illegaal tehuis voor de kinderen van hoeren uit de buurt. Madame Rosa begint zich steeds meer te hechten aan Momo, een van haar protegés die zijn ouders nog nooit heeft gezien. Momo beschrijft zijn relatie met Madame Rosa en de zelfkant van Parijs met veel detail. Door middel van dit perspectief geeft Gary zijn visie op de Franse samenleving. Daarnaast is Een heel leven voor je erg goed geschreven. De vroegrijpe stem van Momo is overtuigend en slaagt erin om de lezer mee te laten leven met de personages.

Prix Goncourt

~

Voor zijn debuut Les racines du ciel (De laatste kudden van Afrika) won Gary in 1956 de prestigieuze Prix Goncourt. Hij zou de prijs nogmaals ontvangen in 1975 voor Een heel leven voor je, destijds uitgebracht onder het pseudoniem Emile Ajar. Dat maakt hem de enige schrijver die de Prix Goncourt twee keer wist te winnen. Gary was tijdens zijn leven een van de populairste en meest actieve Franse schrijvers. Hij publiceerde meer dan dertig roman, essays en memoires, waarvan sommige onder verschillende pseudoniemen.

In de loop van Een heel leven voor je takelt de oude Madame Rosa langzaam helemaal af. Rosa is getraumatiseerd door haar verblijf in Auschwitz, maar ze probeert haar angst te bezweren met stapels valse persoonsbewijzen, het portret van Adolf Hitler, en een schuilplaats in de kelder. De buurtbewoners – de straat wordt hoofdzakelijk bewoond door Afrikanen, Arabieren en Joden – staan de vrouw zoveel mogelijk bij in het opvoeden van de kinderen. Verteller Momo krijgt steeds meer verantwoordelijkheden voor het huishouden aan de Rue Bisson. Momo en Madame Rosa doen er alles aan om bij elkaar te blijven; zelfs als de vrouw erg ziek is weigert ze naar het ziekenhuis te gaan.

Victor Hugo

In Een heel leven voor je verwijst Gary veelvuldig naar de Franse klassieker Les Misérables van Victor Hugo. Zo heeft de oude vriend van Momo, Monsieur Hamil, vaak een boek van Victor Hugo bij zich en noemt hij Momo aan het einde van de roman zelfs Victor. Ook het thema van de twee boeken komt overeen: morele superioriteit manifesteert zich onafhankelijk van sociale klasse of leeftijd.

Net als Les Misérables zoomt Een heel leven voor je in op mensen uit de lagere sociale klasse om iets duidelijk te maken over de maatschappelijke thema’s van de tijd. In het boek snijdt Gary enkele belangrijke onderwerpen aan, zoals de multiculturele maatschappij in de Parijse wijken, de rigiditeit van de Vierde Republiek en de klassenverschillen in Frankrijk. Hij schildert de saamhorigheid en loyaliteit in de Parijse wijk Belleville af als een ideaalbeeld voor Frankrijk: een blauwdruk voor een betere samenleving. Gary is er goed in geslaagd om zijn ideeën over de Franse samenleving te combineren met een meeslepend verhaal.