Muziek / Voorstelling

Hogere machten in Amsterdam

recensie: Richard Strauss, Die Frau ohne Schatten

‘Hogere machten zijn in het spel’, roept de voedster aan het eind van het tweede bedrijf van Richard Strauss’ Die Frau ohne Schatten. Het orkest bereikt een climax en een reusachtige met Keith Haring-achtige tekens beschilderde bol zakt snel. Verdwaasd verlaat het publiek even later de zaal. Zelfs de meest doorgewinterde operabezoeker moet beamen: hier zijn inderdaad hogere machten in het spel, alles klopt aan deze voorstelling.

~

Een niet geringe prestatie, want Die Frau ohne Schatten is lastig uit te voeren. De orkestbezetting is gigantisch, er zijn maar liefst vijftien solorollen, het verhaal is te bizar voor woorden en vergt ruim drie en een half uur. Daarbij schreef librettist Hugo von Hofmannsthal uiterst gedetailleerde toneelaanwijzingen, niet gehinderd door praktische bezwaren. En dus dalen personages af vanuit een hemelrijk, lossen ze op in de mist, huilen muren en zingen gebraden visjes vanuit de pan als ongeboren kinderen. En dan hebben we het nog niet eens over de vrouw zonder schaduw uit de titel. Want hoe voer je iemand ten tonele die aan het begin van de opera geen schaduw heeft, via vermommingen er een verwerft, weer kwijtraakt, om pas aan het eind een echte schaduw te krijgen?

Bizarre vertelling
Na het succes van Der Rosenkavalier die door Strauss en Von Hofmannsthal als hun Nozze di Figaro werd beschouwd, wilde de librettist een variant op Die Zauberflöte maken. Daartoe creëerde hij een bizarre vertelling waarin de dochter van Keikobad, de heerser over het toverrijk, zichzelf verandert in een witte gazelle. De keizer vangt haar en maakt haar tot zijn vrouw, maar volledig menselijk is zij niet: zij heeft geen schaduw, in deze vertelling het symbool voor het moederschap. Om te voorkomen dat haar man zal verstenen, moet zij zich onder de mensen begeven en een schaduw verwerven. Geholpen door haar trouwe voedster, lukt het om de vrouw van verver Barak zo ver te krijgen dat zij haar schaduw opgeeft, maar de keizerin krijgt medelijden met Barak en ziet af van de schaduw. Na deze nobele daad krijgt zij alsnog een schaduw en ook Barak en zijn vrouw komen tot inkeer. De opera besluit met een jubelend koor van ongeboren kinderen.

Verwarrend? Symbolistisch geneuzel? Dat vond Strauss eigenlijk ook. De componist begreep zelf ook niet al te veel van de tekst van Von Hofmannsthal, en de briefwisseling tussen beiden was verre van vriendelijk. ‘Wij muzikanten hebben natuurlijk geen smaak’, verzuchtte Strauss en: ‘Ik weet dan ook niets van muziek’, klaagde Von Hofmannsthal die voorzichtig suggereerde dat Strauss maar wat van zijn eigen huwelijksproblemen moest gebruiken voor het schrijven van de muziek voor het verversechtpaar.

Fenomenale muziek
Het weerhield Strauss er niet van werkelijk fenomenale muziek te schrijven. Enerzijds schuurt de partituur van Die Frau ohne Schatten aan tegen de meest modernistische muziek van Salome en Elektra, anderzijds ligt ze in het verlengde van de meest lyrische momenten van Der Rosenkavelier en Arabella. Nergens komt dit zo goed tot uiting als in het tweede bedrijf. In moordend tempo wisselen de scènes elkaar op, waarbij de ene georkestreerd is voor een gigantisch Wagneriaans symfonieorkest, de andere kleiner en breekbaarder is dan de meest intieme Mozart-scènes. Het vraagt een meesterdirigent om die verschillen in klankkleur en volume tot een goed einde te brengen en menigeen faalt dan ook opzichtig. Zo niet Marc Albrecht. Integendeel: in zijn handen groeit het tweede bedrijf uit tot het hoogtepunt van deze opera. Meer nog: hier benaderen orkest en solisten een ongekend niveau. En dat is knap, zeker omdat Marc Albrecht nog niet eerder in het Amsterdamse Muziektheater met zijn lastige akoestiek dirigeerde.

Nog verbazingwekkender is dat De Nederlandse Opera zonder uitzondering topsolisten heeft weten te strikken die stuk voor stuk boven zichzelf uitstijgen, of het nu Klaus Florian Vogt (de keizer), Gabriele Fontana (zijn vrouw), Terje Stensvold (Barak) of Doris Soffel (de voedster) betreft. Het meeste indruk maakt echter Doris Soffel als de ontevreden vrouw van Barak, niet eens omdat zij het beste zingt, maar omdat zij een fenomenale acteerprestatie neerzet.

De solisten worden enorm geholpen door de inmiddels befaamde regie van Andreas Homoki en het decor en de kostuums van Wolfgang Gussmann, oorspronkelijk uit 1992 en sindsdien in vele grote operahuizen te zien, maar nu voor het eerst te bewonderen in Amsterdam. Hun oplossing voor het in beeld brengen van de vrouw zonder schaduw is even simpel als doeltreffend. Door haar dezelfde kleding te geven als het immense decor, wordt zij daar één mee; door haar een jasje aan te trekken, heeft zij opeens een schaduw. Lijkt simpel, maar het is verbazingwekkend effectief. Ook het gebruik van elementaire kleuren – blauw voor het keizerlijk paar, geel voor het aardse paar – draagt ertoe bij dat deze Frau opeens glashelder is.

Er rest dan ook maar een conclusie: deze productie verdient het om op dvd uitgebracht te worden – beroemde opnames als die van Georg Solti en Karl Böhm kunnen dan aan de geschiedenis toevertrouwd worden.