Kunst / Expo binnenland

De Januskop van Constable

recensie: Recensie: John Constable

Het begint allemaal met een rood accent. Schilder John Constable (1776-1837) is in de leer bij William Turner. Constable is bezig met een leerstuk en voegt op ’t laatst nog een figuurtje in rood toe. Turner ziet dit, draait zich om en doet iets soortgelijks op een schilderij van zichzelf. Een actie die Constable steekt en hoog opneemt.

Als je erop gaat letten, zie je heel véél van die rode figuurtjes op de schilderijen van de Engelsman. Tot op een doek dat hij op tweeënvijftigjarige leeftijd maakte aan toe. Toen werd hij eindelijk toegelaten tot de Royal Academy en maakte het grote werk Sluis met passerende boot. Het zou een leuke zoektocht voor kinderen zijn, dwars door de eerste overzichtstentoonstelling van Constable in Nederland, in het Teylers Museum in Haarlem.
Een tentoonstelling die toont, dat Constable méér is dan de landschapsschilder en – tekenaar met die mooie wolkenluchten waar hij bekend door werd.

 

Molen, Haarlem, Landschap

John Constable, Landschap met molens bij Haarlem, 1831.

Ontwikkelingsgang

Niet alleen die rode figuurtjes zijn goed te volgen, maar ook de hele ontwikkeling van de schilder, vanaf zijn leertijd bij Turner, of zelfs daarvoor met een beetje een platgeslagen Gezicht op de pastorie in East Bergholt. Dit is – zoals de meeste werken op deze expositie – afkomstig uit de privécollectie van David Thomson.
De opzet van de tentoonstelling is namelijk chronologisch: in de tentoonstellingszaal en het prentenkabinet, met op de helft aandacht voor de amateur-meteoroloog die Constable ook was. Aandacht die helemaal past binnen de aandachtsgebieden van het Teylers Museum: kunst, natuurhistorie en wetenschap.

Toch is er ook nog een ander verband tussen de kunst in die twee zalen. En dat is dan niet het rode figuurtje op bijvoorbeeld het Landschap met windmolens bij Haarlem naar Jacob Ruysdael, maar de techniek van Constable. Het is een techniek waarbij hij op één werk de verf zowel dik als dun aanbrengt. Soms zó dun, dat je de ondergrond er nog doorheen ziet. Of – bij de tekeningen in het prentenkabinet – een techniek waarbij de kunstenaar afwisselend hard en zacht op een staafje grafiet drukte, zodat hij diepte creëerde. Bij een studie van het hoofd en de schouders van zijn vrouw vervaagde hij het grafiet zelfs zachtjes met zijn vingers, zodat hij ook nog eens ruimte suggereerde.

Op de tentoonstelling vallen ook enkele voorbeelden van de inspiratiebronnen van Constable te zien, zodat vergelijken mogelijk wordt. Maar doordat er tevens aandacht is voor de soms moderne techniek van de romantisch-realistische schilder, zou je haast concluderen dat hij een typisch romantische Januskop heeft: terugkijkend naar voorbeelden uit vorige eeuwen en vooruit kijkend naar de tijd die komt, inclusief meteorologie. Zo toont het Teylers Museum de kunst van John Constable in al zijn facetten en schakeringen. De moeite waard om te bezoeken, en petje af voor de samenstellers, want het moet een tour-de-force zijn geweest om deze eerste overzichtstentoonstelling van Constable in Nederland uitgerekend in coronatijd te realiseren!

 

John Constable. Overzichtstentoonstelling van de Engelse grootmeester van de romantiek

 

Boeken / Muziek / Boeken
special: Waar kijkt onze redactie deze maand naar uit?

8WEEKLY staat te trappelen

Elke maand zijn er zoveel mooie albums, voorstellingen en boeken te beluisteren, zien en lezen dat het soms lastig is om de parels ertussenuit te vissen. Daarom vertellen onze redacteuren in ‘8WEEKLY staat te trappelen’ waar zij zich de komende maand het allermeest op verheugen. Deze maand kijken we uit naar een livealbum en boeken van auteurs die we bewonderen.

Marieke Lucas Rijneveld: loepzuiver en gedetailleerd
Door Suzanne Kunzeler

Ik zie erg uit naar Mijn lieve gunsteling, het nieuwe boek van Marieke Lucas Rijneveld. Ik was enorm gegrepen door haar debuutroman De avond is ongemak. Het loepzuivere en gedetailleerde taalgebruik maakt dat het leven van Jas, de hoofdpersoon, levensecht voelt. Haar schrijnende situatie komt aangrijpend dichtbij. Een prachtig boek, dus ik ben benieuwd wat ik van de tweede roman van Rijneveld kan verwachten.

Hedendaagse Homerus: het werk van Brandon Sanderson
Door Roos Wolthers

Al jarenlang lees ik alles wat de Amerikaanse fantasy-auteur Brandon Sanderson publiceert. Dat is hard werken, want hij heeft een razend tempo en schrijft bijna sneller dan je lezen kan. Het komt mooi uit dat hij zo snel schrijft, want zijn voorraad plannen en ideeën is eindeloos. Sandersons boeken zijn op allerlei niveaus briljant. Zijn werk is als Griekse mythologie, in zijn eentje bouwt hij een heel nieuw universum op waarin alle verhalen onderling met elkaar verbonden zijn. Zijn werk is fantasierijk, hij zit vol bijzondere ideeën en zijn werelden zijn beeldend en gevuld met details. Ik vraag me constant af hoe al die plotlijnen en plannen in één hoofd passen. Of hij nu een originele vorm van magie bedenkt of een klimaat-systeem: alles is altijd tot in de puntjes doordacht en uitgewerkt. Sanderson boeken geven blijk van een diep inzicht in mensen. Ze zitten vol prachtige observaties over politiek, religie, liefde en vriendschap en zijn personages zijn complex en herkenbaar. Als kers op de taart is Sanderson ook nog eens een ontzettend grappige schrijver. Komende maand komt Rhythm of War uit, deel vier uit van zijn magnum opus The Stormlight Archives. Ik kijk er al twee jaar naar uit en kan niet wachten om eraan te beginnen.

Op deze pagina vertelt Sanderson welk boek je als nieuwe lezer het best als eerste op kunt pakken.

Een troost voor indiefans: het live album van The War On Drugs
Door Joost Festen

Op 20 november verschijnt het livealbum van The War On Drugs. In een tijd waarin concerten alleen zeer beperkt of niet konden doorgaan kunnen we het album gerust als een troost zien. De livereputatie van de band is de afgelopen jaren met kracht neergezet. De laatste twee studioalbums zijn zowel door de pers als het publiek omarmd. Lost In A Dream en A Deeper Understanding hebben in grote getale de liefhebbers in de indie- en rockscene weten bereiken. Maar voor wie The War On Drugs nog niet kent: de muziek van deze band beweegt zich aan de rustige kant van de rock. Kenmerkend zijn de gitaar en toetsenklanken die nergens uit de hard bocht vliegen en de zanger die een aangenaam eigen geluid laat horen. Het is een stem die je gaat herkennen naarmate je hem vaker hebt gehoord.

Het album Live Drugs zal voor veel liefhebbers met open armen ontvangen worden nu je de band niet echt live aan het werk kan zien en horen. Het nieuwe album wordt misschien wel het livealbum van het jaar. In ieder geval kunnen we vijfenzeventig minuten lang genieten van nieuwe interpretaties van hun eigen liedjes.

 

Kunst / Theater / Kunst
special: De schoonheid van vertraagde bewegingen

Motus Mori: een levend bewegingsarchief

Jeroen van den Heuvel zag dansers zorgvuldige imitaties van menselijke bewegingen uitvoeren in bewegingsarchief Motus Mori. De herkenbaarheid zorgde voor ontroering: ‘Van meelijwekkend en droevig tot vrolijk en teder, bewegingsarchief Motus Mori is een achtbaan van emoties.’

Stel je dit eens voor: een bejaarde vrouw schuifelt over de stoep. Haar handen trillen allebei op haar kromme rug, haar bovenlichaam helt voorover. Ze komt maar met moeite vooruit. Je krijgt medelijden met haar. Het gaat zo ontzettend langzaam.

En stel je nu eens dit voor: een jonge vrouw van in de twintig loopt met precies dezelfde bewegingen in precies dezelfde houding. Maar dan nog zeker tien keer zo langzaam. En niet op de stoep, maar in een theaterzaal. Je bent dicht bij haar. Je ziet de gespannen spieren op haar rug. Hoe haar vingers gekromd zijn tot open vuisten. Hoe bij iedere stap haar rechtervoet een beetje scheeftrekt. Een spier die in haar kuit beweegt. Een kleine draaiing in haar linkerarm en -schouder bij het neerzetten van haar voet.

Intense ervaring
Je bent bij Motus Mori in theater De Nieuwe Vorst in Tilburg. In dit bijzondere project bouwt choreograaf Katja Heitmann een archief van bewegingen op. Door middel van bewegingsinterviews dragen doodnormale mensen hun houdingen en bewegingen over op de dansers die bij het project betrokken zijn. Die danser analyseert de bewegingen en de houdingen, en geeft die vervolgens door aan de andere dansers. Zo worden die houdingen en bewegingen bewaard: door ze actief te bestuderen en op elkaar over te dragen. De dansers verzamelen en bewaren de bewegingen niet alleen, maar tonen die ook op de dagdelen dat het archief is opengesteld voor het publiek.

Een bezoek aan dat archief is een intense ervaring. Daarom word je rustig voorbereid. Eerst een korte uitleg: afstand houden, de verhogingen met lichtbakken zijn voor het publiek om op te zitten; die zonder licht zijn voor de dansers. Je doet je schoenen uit, loopt op je sokken een lange gang door met audiofragmenten en papieren aantekeningen uit de bewegingsinterviews. Een stem vertelt over bewegingen die met het ouder worden moeizamer gaan. Daarna een stem die uitlegt in welke houding ze iedere avond gaat slapen. Op de papieren staan aantekeningen, uitspraken, tekeningen: specifieke manieren van zitten en staan, hoe een jongen over zijn wang wrijft. Aan het einde van de gang ga je een zware deur door die je weer goed achter je moet sluiten. Je hoort nu een trage minimalistische muziek, maar je ziet voorlopig alleen een zwart gordijn. Het is een hoge, warme ruimte. Je loopt langs het gordijn, gaat de hoek om.

Een feest van herkenning
Dansers lopen, gaan zitten of staan juist weer op, leunen, liggen. En dat allemaal in slow-motion. Ze voeren elke beweging in meerdere stadia uit. Gewoon lopen -je hebt het net zelf nog gedaan- ziet er ineens vreemd uit nu ieder onderdeel daarvan de tijd krijgt om zich te tonen. De danser articuleert iedere deelbeweging van het lopen: het heffen van de knie, het spreiden van de tenen, strekken van de enkel, het kromtrekken van de voet, de tenen die samentrekken, het strekken van het been, neerkomen van de hak, het afrollen van de voet, neerzetten van de tenen. Het is een deconstructie van een beweging, zonder dat de samenhang daarvan verdwijnt. De gerichtheid van het lopen blijft. Bovendien valt het op dat lopen met het hele lichaam gebeurt. Hoofd, vingers, armen, rug, schouders: alles beweegt mee. En natuurlijk gaat ook de borstkas op en neer.

Het is een feest van herkenning, want de meeste bewegingen heb je al vaak gezien: een bejaarde die met de handen steun zoekt om te gaan zitten, een kind dat duimzuigt, iemand die moedeloos met het hoofd in de handen zit. Een danser ligt half op de grond, leunt half tegen een wand en maakt in die houding een loopbeweging met wijs- en middelvinger over de grond. Het perspectief op die bekende bewegingen verandert in dit archief, want hier zie je spier voor spier bewegen. Hoe de spieren beweging aan elkaar door lijken te geven. Je begint de onwillekeurige bewegingen te zien: armen trillen onder de druk van een houding die oncomfortabel is om zo lang vol te houden. Spieren in voeten, enkels en benen blijken te stuiptrekken tijdens ons alledaagse lopen. Je begrijpt waarom het zo warm is in de ruimte: de dansers zijn vrijwel naakt zodat de bezoekers de spierbewegingen die we normaal niet of nauwelijks zien goed kunnen bekijken.

De muziek geeft het tempo aan. De dansers bewegen op dat tempo grotendeels onafhankelijk van elkaar, maar zoeken elkaar af en toe op. Ze geven elkaar een omhelzing in slow-motion, helpen elkaar opstaan, gaan bij elkaar zitten of liggen, lopen arm in arm. Twee dansers lijken met elkaar in gevecht: duwbewegingen, afweren, een soort worstelgreep. De bewegingen roepen een waaier van emoties op. Iemand neergezakt in een hoek die met het afgewende hoofd schokbewegingen maakt, wekt medelijden op. Een danser zit verstild met een gelukzalige glimlach op de lippen: het vult je met een sereen geluk. Armen die met opgetrokken schouders hulpeloos gespreid worden juist met een diepe droefenis. Een moeder die een kind aan de hand leidt, is schattig. Een danser zit wijdbeens met de rechterhand op het rechter bovenbeen en de linker onderarm rustend op het opgetrokken linker bovenbeen; de linkerhand alsof die een sigaret vasthoudt; het hoofd schuin en de blik uitdagend: het ziet er badass uit. De ene omhelzing is teder, een andere intens en troostend. Er spreekt verveling uit benen die op en neer bungelen als aan de rand van een zwembad terwijl de danser doelloos rondkijkt. Een danser leunt met de buik op de omhooggestoken voeten van een andere danser die op de grond ligt: het speelse plezier straalt eraf.

De overdracht van lichaamstaal
Het archiveren van zoiets vluchtigs als beweging is paradoxaal, maar tijdens het bezoek ontvouwt zich een andere paradox. De vertraging van de bewegingen maakt het juist moeilijker om alles te volgen. Nu de dansers iedere deelbeweging duidelijk in de tijd articuleren en je iedere willekeurige en onwillekeurige spierbeweging ziet, blijkt er ongelofelijk veel tegelijk te gebeuren. Je kunt lang niet alles zien. Je kunt vanuit geen enkele positie alle dansers tegelijk zien door de schotten in de ruimte. Maar je kunt ook daar in de verte wel een danser op de knieën zien zakken in een soort gebed, maar niet de details van de spierbewegingen die je hier recht voor je neus op de rug van een danser wel ziet. Die heeft er minutenlang over gedaan om tot kleermakerszit te komen. Je bekijkt gefascineerd hoe de schouderbladen bewegen, maar kunt daardoor niet zien hoe de kuiltjes bij de sleutelbeenderen veranderen.

Je verplaatst zodat je dicht bij de danser in gebed komt te zitten. De danser heft de handen naast het hoofd, sterkt de vingers, draait de duim naar de palm toe. Ze maakt prevelgebaren met de lippen. Dat is het dichtste wat je tijdens het bezoek in de buurt komt van de taal die we de hele dag spreken en schrijven. Want verder valt er geen woord. Alles is hier gericht op lichaamstaal; op de verhalen die we elkaar vertellen met houdingen en bewegingen.

We geven sinds mensenheugenis verhalen aan elkaar door. We geven kennis aan elkaar door. Dat doen we bewust en noemen het onderwijs. We geven ook virussen aan elkaar door. Dat doen we onbewust en we moeten moeite doen om dat te stoppen. Die bewuste en onbewuste overdracht is fundamenteel voor de menselijke cultuur. Motus Mori draait om overdracht van menselijke beweging. Bewuste overdracht in het voortraject met de bewegingsinterviews en de repetities van de dansers. Onbewuste overdracht met de verhalen die de dansers met de bewegingen vertellen in het archief. Die overdracht zal doorgaan zolang het project loopt. Het is een eeuwenoude, organische manier van conserveren van menselijke cultuur. Niet op een starre manier, maar in een levende en -wederom een paradox- veranderlijke vorm. In principe kunnen de bewegingen zo bewaard worden totdat de mens verdwenen is, of getransformeerd tot een levensvorm die deze bewegingen niet meer kan uitvoeren.

Katherine Hayles schreef: ‘… my nightmare is a culture inhabited by posthumans who regard their bodies as fashion accessories rather than the ground of being’. Motus Mori is een tegengif tegen deze nachtmerrie. Het laat overtuigend zien dat iemands karakter bewaard kan worden in houdingen en bewegingen. De kern van onze menselijkheid zit niet in ons intellect, maar in de manier waarop we met ons lichaam omgaan. Tijdens het bezoek geniet je dan ook vooral van de ongekende schoonheid van de vertraagde bewegingen. In combinatie met de muziek zijn ze een mesmeriserende ervaring. Als het tijd is om te gaan, kun je je er maar met moeite toe zetten de archiefruimte te verlaten.

Eenmaal buiten voel je dat je uitgeput bent door de vele indrukken. Al de emoties die je hebt meegevoeld. Je kunt het nog niet loslaten. Was het eigenlijk een voorstelling? Waren dit acteurs die emoties uitbeeldden? Bewegingen zo sterk vertraagd uitvoeren vraagt een spierbeheersing die een opleiding tot danser vergt. Maar juist de combinatie met de subtiele bewegingen in het gezicht van wangen, ogen, wenkbrauwen, oogleden -uiteraard ook sterk vertraagd uitgevoerd- was zo indrukwekkend. Misschien ook een soort mime? Of was het een tentoonstelling van bewegingen? Soms leek het ook acrobatiek. Performance dan?

Er is maar één antwoord: dit is Motus Mori.

Motus Mori is nog in Tilburg te beleven van donderdag 5 t/m zondag 8 november. Er zijn plannen om volgend jaar Den Haag en Utrecht aan te doen met het project.

Film / Films

Torpedo komt niet boven water

recensie: Sven Huybrechts - Torpedo

Inglourious Basterds’ op z’n Vlaams. Zo werd het nieuwste hersenspinsel van regisseur Sven Huybrechts beschreven aan de media tijdens de persconferenties. Het verhaal gaat over een groep Vlaamse verzetsstrijders die in een Duitse onderzeeboot uranium van Congo naar Amerika moeten smokkelen, voor het gebruik bij het maken van de atoombom. ‘Gebaseerd op waargebeurde feiten’ wordt er gedweept. Een snelle Googlezoektocht toont echter dat dit wel een hele grote oversimplificatie is. De atoombom werd inderdaad gemaakt met Belgisch-Congolees uranium, maar dit werd door de Union Minière verscheept op reguliere vrachtschepen. En het is deze los-vaste relatie met de werkelijkheid die de hele film parten speelt.

Veel doen met weinig

Laat ons positief beginnen: Torpedo ziet er best goed uit. Waar andere films een productiebudget van tientallen miljoenen erdoor draaien, weet Torpedo toe te komen met slechts drie miljoen. En ja, dan kun je af en toe zien dat er wat geschilderd bordkarton is, en de onderzeeboot in kwestie soms wat weg heeft van een schaalmodel in een badkuip. Dit valt echter zeer makkelijk te vergeven. Wat meer is: Het begin van de film is cool! Een groep nazi’s loopt in de val op een Vlaams dorpspleintje en wordt neergemaaid. Op spectaculaire wijze werpen we een eerste blik op het schorriemorrie dat ons hart moet gaan veroveren. Huybrechts heeft inderdaad duidelijk Inglourious Basterds indachtig.

Duikboten voor dummies

Hierna begint echter de miserie. De film komt kreunend tot stilstand wanneer moet worden gezorgd dat dit guerrillageboefte uit Vlaanderenland wordt overgeplaatst naar een Duitse onderzeeboot voor de kust van Afrika. Waarom moeten negen Vlaamse keuterboertjes dat juist doen in plaats van een voltallige ervaren duikbootcrew? God mag het weten.

Opnieuw steekt de voornaamste zwakte van de film de kop op. Huybrechts wilde zo graag een duikbootfilm maken dat hij zich niet heeft bekommerd over het uitdenken van een origineel duikbootfilmplot. Die grabbelt hij dan maar snel van betere films zoals U-571, Das Boot en The Hunt for Red October. Denk maar aan het afroepen van torpedokoersen, het angstvallig zwijgen om te ontsnappen aan de vijandelijke onderzeeboot, het vollopen van de compartimenten. Wat overblijft is niet zozeer een plot met wendingen en afwikkelingen, maar meer een collage van gekopieerde Hollywoodscènes die nét niet zo goed zijn als het origineel.

Ook historisch realisme is niet een van Huybrechts’ sterke kanten. Zo moeten onze Vlaamse helden zich op een gegeven moment voordoen als een Duitse U-bootcrew voor bezoekende Duitsers. Wanneer een van de Vlamingen geen Duits spreekt, zetten de nazi’s het op een schieten. Best verwonderlijk, want het Duitse leger had volgens Wikipedia Belgen, Nederlanders, Tsjechen, Fransen, en nog veel meer nationaliteiten. Worden die dan ook allemaal doorzeefd als ze hun naamvallen niet kennen? Dit lijkt misschien muggenzifterij, maar het is slechts een van de vele plotwendingen die gebeuren waarop de enige gepaste reactie is ‘vooruit dan maar’. Lakse omgang met de werkelijkheid heeft misschien gewerkt voor zijn eerdere werk als scenarist bij Piet Piraat, maar voor een film voor grote mensen had hij toch ook wel een boek of twee mogen openslaan.

Lappendeken van karikaturen

Ook qua personages is het treurig gesteld met Torpedo. De acteurs doen hun best, maar de karakters die ze vertolken zijn niet meer een flauw aftreksel van karakters uit betere films. Stan (Koen De Bouw) is een wraakzuchtige vader die leert dat er ook goede Duitsers zijn. Werner (Robrecht van Den Toren) is de slungelige tech-nerd die de sonar doet. Nadine (Ella-June Henrard) is de scherpschutter die scherp schiet. Fons (Bert Haelvoet) is de racist die leert dat ‘we toch niet zo verschillend zijn’. Als al deze personages u wel heel bekend in de oren klinken, bent u niet de enige. Ook dit zijn puzzelstukjes van succesvolle blockbusters die Huybrechts koste wat kost in zijn verhaal heeft willen rammen. Het resultaat is een lappendeken van filmkarikaturen die weinig (excuseer de uitdrukking) diepgang vertoont.

De film bevat te veel zonden om hier degelijk te beschrijven, maar laat ons voor de volledigheid nog één flagrant voorbeeld aanhalen; de climax van de film bestaat uit Stan die door een torpedobuis naar buiten zwemt terwijl de onderzeeër op de bodem van Atlantische Oceaan ligt. Hij wordt hierbij niet onmiddellijk verpletterd door de immense waterdruk, want zelfs elementaire fysica moet even ruim baan maken voor het verhaal dat Huybrechts zo krampachtig wil vertellen.

Conclusie

Torpedo wilde Vlaanderens ‘Inglourious basterds’ zijn, en die film neemt bewust een loopje met de feiten om hun verhaal te vertellen. Maar waar Tarantino entertaint met zijn originele plot, personages en humor, kan Huybrechts alleen maar slechter doen dan de films op wie hij zich baseert, met plotwendingen die nergens op slaan, personages die evenveel diepgang hebben als een pannenkoek, en dialogen die zelfs Vlaanderens beste acteurs niet geloofwaardig kunnen brengen.

 

Muziek / Album

Voor de fijnproever en de fan

recensie: Luka Bloom – Bittersweet Crimson

De Ier Barry Moore noemde zich al vroeg in zijn carrière Luka Bloom. De muziek die Bloom maakt is van een uitzonderlijke schoonheid en puurheid. Zijn nieuwste werk Bittersweet Crimson is voor de fijnproever en natuurlijk zijn fans net als de vrucht, waar het album naar genoemd is.

Wie het nieuwste werk van deze eigenzinnige muzikant wil horen zal zich moeten wenden tot de eigen website van Luka Bloom. Het album is alleen via hemzelf te verkrijgen en zal niet op streamingplatforms verschijnen omdat muzikanten niet van streamingdiensten kunnen leven, volgens Bloom.

Muziek met diepgang

Het tweeëntwintigste album van Bloom, Bittersweet Crimson, is wederom een album dat eerst wat draaibeurten nodig heeft voordat je een oordeel kan geven. Luka Bloom is, zoals op ieder album van deze singer-songwriter te horen is, niet van de lichtvoetige muziek. Natuurlijk kun je het, net als zoveel muziek, eenvoudig wegluisteren op de achtergrond. Maar wie dat doet, doet deze muziek veel tekort.

Niet dat Bloom zwaar op de hand is, maar zijn muziek is als een goed glas wijn, dat je op temperatuur moet laten komen en in alle rust moet proeven en in kleine teugjes drinken. Als je de schoonheid de kans geeft om zich te laten openbaren, zul je vele uren luisterplezier ervaren met het werk van Bloom. Bloom brengt wederom muziek met diepgang.

In 1990 debuteerde Luka Bloom onder zijn eigen naam met Riverside, met dit album trok hij direct de aandacht. Ieder album daarna wist deze muzikant zijn fans te trakteren op kwaliteitswerk en vooral dicht bij zichzelf te blijven. In veel gevallen is de essentie van zijn muziek de akoestische gitaar en zijn stem. Meer heeft hij feitelijk niet nodig. Alle andere instrumenten of achtergrondzang staan ten dienste van zijn liedjes.

Gebroken opnames

Het album bevat een sheet met uitleg over de totstandkoming van het werk. Het album kent een oorsprong voor de Covid-19 lockdown. Opnames maken in moeilijke tijden om samen te spelen en te zingen. Luka Bloom verhaalt op de bijgeleverde releasesheet over de vrije tijd om te schrijven en om met een dreamteam akoestische opnames make in de Windmill Lane studio’s. De periode van twijfels daarna overheersen, toen Covid-19 ons in de greep kreeg. De gitaar en zang van Bloom zijn en blijven de belangrijkste elementen van zijn muziek. Maar de toevoegingen, die op afstand zijn opgenomen door de coronabeperkingen, vervolmaken het album. Hij kon met o.a. de zangeres Niamh Farrell nooit echt samen zingen en ook de toevoegingen van elektrische gitaar en synthesizer kwamen uiteindelijk pas samen op de mixtafel.

Bloom is trots op het eindresultaat en wil het juist nu met de wereld en zijn fans delen, omdat het muziek is die steun kan geven in deze lastige tijden. Of hij kan toeren weet hij nog allerminst, maar zijn liedjes over de Australische wildernis, over zijn visie op 2020 en over de gewone dingen van het alledaagse leven (zie de single ‘The Beauty Of Everyday Things’) kunnen juist nu tot steun zijn van zijn fanschare en als licht dienen in de duistere en verwarrende tijden. Het maakt Bittersweet Crimson tot een album over de bittere noodzaak van het genieten van de kleine dingen van het leven in deze barre tijden, waarin we de warme en diepe smaak van dit album ons prima kunnen laten welgevallen.

Muziek / Album

Griezelmaand: Kadavers bij kaarslicht

recensie: clipping. - Visions of Bodies Being Burned

Op de dunne lijn tussen horror en amusement voert het uit Los Angeles afkomstige clipping. een wat vreemde balanceeract uit met hun nieuwe plaat Visions of Bodies Being Burned (VoBBB). Horror-kabaal wordt gecombineerd met rap. Een spervuur van woorden, afgewisseld met roestig gepiep en gegil. Het bevreemdt en beangstigt, bij vlagen.

clipping. (kleine c, met punt) dondert zichzelf in 2014 de spotlights in met CLPPNG, een ongenadig harde hiphopplaat. Uit witte ruis, industrieel kabaal, alarmwekkers, kippengaas en met vooral heel veel woorden trekt het trio een alarmerend urgente plaat bij elkaar. Het trio zet die lijn zonder al te veel moeite door op Visions of Bodies Being Burned (VoBBB) dat vrijwel exact één jaar volgt na het vorig jaar verschenen There Existed an Addiction to Blood (TEAATB). 

Angst, haat, moord, woede en ziekte

Het trio – rapper Daveed Diggs, producer William Hutson, producer Jonathan Snipes – borduurt voort op de ingeslagen weg met TEAATB: Horrorcore. Wat is horrorcore? Volgens een inmiddels decennium-oud artikel op abcNEWS  is het “muziek die moord, zelfmoord en onthoofding positief waardeert.” Rapper en inmiddels Polaris-prijs winnares Backxwash twitterde op 9 oktober van dit jaar:

“Horrorcore is divers. Wanneer mensen aan horrorcore denken, zoeken ze misschien iets als satire of amusement, maar het kan net zo goed gaan over horrorervaringen uit het echte leven.

Wat is dan Horrorcore? De (futiele) waarheid zal ergens in het midden liggen tussen muziek-voor-doodslag enerzijds en de donkere spiegel van het echte leven anderzijds. Gewapend met deze definitie kun je in ieder geval zowel TEAATB en VoBBB probleemloos aanmerken als volbloed horrorcore.

Daveed Diggs propt zijn tekstvel vol met allerhande referenties aan onder andere Scarface, voorgaande platen en Outkast nota bene, en het is lang niet altijd makkelijk om door alle signalen die donkere spiegel van het echte leven terug te vinden. Veel eerder lijkt het Diggs te doen om de muzikale omkadering van Hutson en Snipes zo creatief en vermakelijk mogelijk in te vullen. En dus klinkt er halverwege het opgefokte Something Underneath: “What’s cooler than being cool? (Ice cold!)”, toch echt een regelrechte verwijzing naar dat nummer.

Dorre oogballen

Eén van de wat meer interessante referenties dient zich aan tijdens het refrein This bitch boss op vooruitgeschoven single ‘96 Neve Campbell. Wat aanvankelijk leest en klinkt als weinig meer dan een domme kreet, lijkt met enige inlegkunde een verwijzing naar de krankzinnige laatste soloplaat van Scott Walker: Bish Bosch. Niet toevallig een plaat die excelleert in het wurgen van morbide fantasieën met muzikaal vertier. En dat gaat dan van dorre oogballen die uit hun kassen bungelen tot “If shit were music, you were a brass band”. Er mag dan toch gelachen worden, zij het scheef, schunnig en kort.

Van een metronoom

Kritiek? Met producers Hutson en Snipes heeft clipping. twee muzikale estheten (en soundtrackcomponisten) van jewelste in huis, maar dan is er nog Daveed Diggs. Waar Hutson en Snipes vanuit overal hun muziek wegslepen – noise, breakcore, veldopnames, filmmuziek, blues – blijft Diggs op zijn eigen eilandje. Rappend kent de man grofweg twee modi: snel en sneller. Snel, als in de aanzwellende intro-track en sneller als een op-hol-geslagen spraakcomputer op Something Underneath. Eerder werd ‘s mans expressieve bereik eerder al vergeleken met dat van een metronoom. Technisch en ritmisch functioneert het allemaal prima, maar daar is het dan ook wel mee gezegd.

Zwalkend

Als stilistische oefening is VoBBB, net als voorganger TEAATB, meer dan geslaagd. Een overkoepelend verhaal, rode lijn of thematische samenhang is evenwel moeilijker te ontdekken – meer dan een verzameling verwijzingen naar moord, doodslag, woede, ellende en ziekte wordt het niet, met als gevolg dat VoBBB nergens het niveau van ongevaarlijk vermaak overstijgt. Eng wordt het nergens, zeker niet als tegen het einde van de plaat een krakkemikkige opname van een kudde blatende schapen passeert. En helemaal aan het eind van de rit dreint op Enlacing het refrein, nog lang, dreinend, na:

“You are nothing, you know / All that you have to do / Is try to get your ass down to the floor.”

En dat is het dan. De trip was vermakelijk, maar aan het eind blijf je dan toch, met je ass down to the floor, op je honger zitten.

 

Boeken / Fictie

Gesprekken met Satan

recensie: Hannah van Binsbergen - Harpie

Weinig romans doen zo vreemd aan als Harpie, de eerste novelle van de Nederlandse dichteres Hannah van Binsbergen. In deze korte roman maken we kennis met een eigenzinnige (ex-)studente, die een einde aan haar leven wil maken en fictieve gesprekken voert met Satan. Nog nooit werden suïcidale gedachten zo poëtisch op papier gezet.

Je ziet het weleens voorbij komen in een film: het hoofdpersonage is verstrikt geraakt in hopeloze vertwijfelingen en – plop! – een duivel en engel verschijnen op diens schouders en geven geheel tegenstrijdige adviezen aan de immer twijfelende protagonist. In Harpie is het alleen de duivel, Satan in hoogsteigen persoon, die zijn ideeën en ´wijze raad´ geeft en zich manifesteert in verschillende gedaantes.

Satan is Harpies enige steun en toeverlaat in haar leven. Ze staat ver af van andere personen, laat huis en haard verslonzen en vervalt in de ene na de andere suïcidale gedachte. Ze besluit om zichzelf nog één levensjaar te gunnen en gaat niet één maar twee nieuwe uitdagingen aan: ze wordt zowel secretaresse bij MetaMedia als escorte bij Bespoke Encounters. Bij MetaMedia laat ze zichzelf met niemand in en ze begint haar anoniem blijvende collega´s zelfs te haten. Dat is wel anders dan in haar rol als ´luxe prostituee´, alwaar haar seksuele lusten keer op keer worden verzadigd.

Explosief goedje

De ingrediënten van deze roman lijken een explosief goedje te zijn en je bereidt je als lezer voor op (zéér) negatief gedachtegoed. Toch leest het bij lange na niet zo pessimistisch als je zou denken. Dat ligt aan de sarcastische ondertoon van dit boek. Satan – een bijfiguur die alleen lijkt te bestaan in de fantasie van Harpie – zet Harpie aan tot zelfreflectie en doet dat door de meest spottende opmerkingen te maken.

Harpie houdt zich echter dapper staande tegenover al deze cynische, negatieve uitlatingen. Achter de slonzige jonge vrouw schuilt een eenzaam meisje dat door haar grote liefde Albert is verlaten en zich sindsdien niet meer staande weet te houden. Waarschijnlijk is dat ook de reden dat ze haar lichaam in de nachtelijke uren van de dag uitleent aan willekeurige mannen die uit zijn op vluchtige intimiteit. Ze is simpelweg niet in staat van zichzelf te houden en weet dan ook niet hoe ze anderen moet liefhebben. Ze neemt een houding aan waarvan ze hoopt dat die nét acceptabel genoeg is voor anderen én niet laat doorschemeren wat voor leeg omhulsel ze zelf is:

¨Ze kan zichzelf modelleren naar gangbare ideeën, net zolang tot de dode binnenkant onvindbaar en vergeten is, en ze louter een glanzend, reddend oppervlak is geworden.¨

Versnipperd masker

Gaandeweg ontstaan er steeds meer scheurtjes in het masker dat Harpie draagt. Ze heeft zichzelf zoveel nieuwe identiteiten aangemeten, dat ze zelf niet meer mee kan draaien in het toneelstuk dat ze iedere dag opvoert. Langzaamaan verliest ze de grip op de werkelijkheid en dit begint andere personages op te vallen.

Ondanks het niet erg realistische gehalte van deze roman, weet Van Binsbergen een alomvattend beeld te scheppen van een jong meisje in bittere vertwijfeling en angst. De jonge dichteres Van Binsbergen schrijft beeldend en verhult alles in treffende metaforen. Het is alsof dit verhaal is ontgonnen uit een gedicht en dat er gaandeweg meer woorden aan toegevoegd zijn, om het geheel meer ´body´ te geven en een meer specifieke karakterschets te geven van de protagonist.

Harpie is een personage met wie je je niet gemakkelijk kunt identificeren, maar je begint haar gaandeweg – ondanks haar wereldvreemde acties – te begrijpen. Vooral door het einde van deze roman, dat laat inzien dat Harpie niet alleen is in haar strijd tegen negatieve – en zelfs doodse – gedachten. Dit relaas over een leven dat gedoemd lijkt te mislukken, is zó´n ongekend verhaal dat je wilt weten hoe het afloopt. Het vergt van de lezer de wilskracht, die het hoofdpersonage langzaamaan verloren is.

Boeken / Non-fictie

Dé biografie, hét verhaal?

recensie: Philip Norman - Wild Thing

Over Jimi Hendrix zijn al veel boeken geschreven. Het is zeker een uitdaging om hét verhaal van deze legendarische, oorspronkelijke, baanbrekende en vooral artistieke muzikant eenduidig in woorden te vatten. Philip Norman doet een moedige poging in sterk verhalende en boeiende vorm.

Dat het leven van Jimi Hendrix in veel aspecten in nevelen gehuld is en dat iedereen die hem kende – van intieme tot zakelijke contacten – zijn eigen verhaal heeft, is niet verwonderlijk. Zeker de laatste twee jaar van zijn leven leek Hendrix niet veel tijd te verdoen met slapen. Hij was vooral bezig zijn bereikte succes vorm te geven, terwijl hij wist dat de dood hem op de hielen zat.

Om te watertanden

Philip Norman heeft getracht om alle beschikbare verhalen samen te brengen tot de ultieme biografie van Jimi Hendrix. Het boek is met veel liefde en een grote waardering voor de muziek van Hendrix geschreven. Het lijkt onvermijdelijk dat er foutjes sluipen in zo’n groots verhaal, waar de mist, die over sommige gedeeltes van zijn leven al vijftig jaar hangt, maar niet wil optrekken.

De fouten op muzikaal gebied zijn echter gemakkelijker te voorkomen, als de auteur even goed op de cd’s, lp’s en op het internet had rondgekeken. De meest in het oog springende misser maakt Norman al in de eerste bladzijden van het boek, als hij schrijft dat ‘Hey Joe’ een origineel van Hendrix is, terwijl eenvoudig te achterhalen is dat de tekst van een oude folksong van Billy Roberts is, gemaakt in 1961, maar natuurlijk legendarisch gecoverd door Hendrix.

Gelukkig maakt hij deze fouten nog geen bladzijde later goed met een een verhaal over de Dylan-cover ‘All Along The Watchtower’ om bij te watertanden, waarin hij beschrijft hoe het nummer klinkt en zich ontspint is fenomenaal en doet je als het ware de uitvoering van Hendrix al horen, zonder dat je de muziek laat klinken uit de muziekinstallatie. Als je het zo kan beschrijven ben je niet alleen een heel grote schrijver, maar ook een heel grote fan.

Wild of toch voorkomend rustig?

Opvallend genoeg noemt Norman zijn boek Wild Thing, een lied dat in de uitvoering van Jimi Hendrix de doorbraak veroorzaakte naar zijn muzikale erkenning. ‘Wild Thing’ is overigens een cover van het nummer dat geschreven werd door Chip Taylor en in ons land een hit werd in de uitvoering van The Troggs. We vinden dit pas terug op een Hendrix album uit 2010 Live At Monterey en het pas vorig jaar verschenen Songs For Groovy Children: The Fillmore East Concerts. Het staat model voor het keerpunt in de muzikale ontwikkeling van Hendrix en voor het podiumbeest Hendrix. Privé was deze muzikale grootheid netjes, voorkomend en rustig, met uitzondering van zijn liefdesleven. Dat laatste onderdeel van zijn leven staat vooral in het teken van de vrije liefde uit de flowerpowerbeweging. Hendrix had een reputatie als het ging om de liefde.

Hoe Jimi Hendrix aan zijn einde kwam is met vele verhalen omgeven. Norman heeft in dit boek getracht zo waarheidsgetrouw mogelijk te analyseren wat er werkelijk gebeurd is. In de epiloog legt hij uit wie hij allemaal heeft kunnen spreken en ook vooral wie niet meer, nu er bijna vijftig jaren verstreken zijn. Het beeld dat Hendrix oververmoeid en uitgeput was en snakte naar slaap blijft bestaan. Hij voelde al een paar jaar dat de dood hem op de hielen zat, omdat hij van een tarotkaartenlegster hoorde dat hij de dertig niet zou halen. De tijd drong in zijn hoofd om alles wat erin zat, er voor die tijd uit te halen.

Daarnaast waren er velen die parasiteerden op het succes van Hendrix en velen die aan hem en zijn werk verdienden. Voor een optreden op een festival werd destijds een gage betaald van 50.000 dollar. Toch stierf Hendrix bijna platzak. Vele jaren later was zijn nalatenschap tachtig miljoen dollar waard, waar velen aanspraak op maakten. Dit proces loopt nog door tot de dag van vandaag. Hoe dat verliep, doet Norman aan het einde van dit schitterende boek uit de doeken.

Wat blijft is de schitterende, baanbrekende muziek van Jimi Hendrix. Dit boek vertelt zijn levenswandel in een zo goed mogelijk op feiten berust verhaal . Norman slaagt erin om een fijn leesbare biografie te bieden, die de artiest laat herleven en tussen de letters door de muziek er in gedachten bij laat klinken.

Boeken / Fictie

Verwrongen vaderfiguren

recensie: Emma Cline - Daddy

De lat lag hoog voor de Amerikaanse Emma Cline, die in 2016 met haar debuut De meisjes in één klap doorbrak. Voor haar korte verhalenbundel Daddy heeft Cline de Manson-sekte ingeruild voor gemankeerde mannen van middelbare leeftijd.

De tien verhalen staan los van elkaar, maar in acht ervan komen we eenzelfde type man tegen: de verongelijkte man die niet goed meer kan meekomen met zijn veranderende omgeving. Het van de troon gestoten type, voor wie het #MeToo-tijdperk het begin van het einde inluidde. We lezen over mannen die vreemdgaan, gescheiden vaders en driftkikkers met een kort lontje. De verhalen verschenen de afgelopen jaren al in diverse tijdschriften, waaronder The New Yorker en Granta.

Onderhuidse spanning

Eén van de twee verhalen met een vrouwelijke hoofdpersoon is het door The Paris Review met een Plimton Prize-bekroonde ‘Marion’. Qua thematiek komt dit verhaal het dichtst bij De meisjes. Een vrouw denkt terug aan haar eerste jeugdvriendin, die in een sektarische omgeving opgroeit. Cline is een schrijver van het soort dat haar woorden uiterst zorgvuldig kiest; beheerst toont ze de schaduwzijde van de mens.

Cline speelt graag met de lezers door informatie achter te houden. In ‘Op het spoor’ volgen we Richard, wiens zoon betrokken blijkt te zijn bij een geweldsincident op school. Wat het incident precies inhoudt, zullen we nooit weten. De focus ligt op de verstoorde relatie tussen vader en zoon, dat tot een kookpunt dreigt te komen.

Sporadische humor niet genoeg

Humor is een uiterst gedoseerd goed in Clines verhalen, maar daarom niet minder geniaal. In het laatste verhaal, ‘A.S.L’, wordt de komst van een beroemdheid in een verslavingskliniek als volgt ingeluid: “De enige andere bewoner die voor een vergelijkbare opwinding had gezorgd was een honkballer die betrapt was toen hij zich aftrok bij de matinee van Despicable Me 3.”

Het is deze gortdroge humor die naar meer doet snakken, een belofte die in deze bundel nog te sporadisch wordt ingelost. Cline bewijst nog eens het schrijverschap tot in de puntjes te beheersen, maar verliest soms de noden van de lezer uit het oog. Wat ook niet meehelpt is de snel veranderde wereld waarin dit boek uitkomt, waardoor een aantal verhalen alweer aan urgentie lijkt te verliezen. Tel daarbij op dat korte verhalen sowieso minder in trek zijn bij het Nederlandse publiek en je hebt een bundel die hier naar verwachting weer stilletjes in de vergetelheid raakt. Het wachten is op de volgende roman van Cline, die ongetwijfeld weer een hit wordt.

Muziek
special: Oktober griezelmaand

Griezelmaand: De aanrollende donder

In mijn geheugen was de langspeelplaat gifgroen, maar dat zou ook best verbeelding kunnen zijn. Het was een opname van de Zesde symfonie van Ludwig van Beethoven die mijn ouders zondag ’s middags vaak afspeelden. Ze hadden de symfonie eens als verloofd stel in het Amsterdamse Concertgebouw gehoord, uitgevoerd door het Concertgebouworkest onder leiding van Pierre Monteux, en hem sindsdien in hun hart gesloten.

De Pastorale: programmamuziek of niet?

Die Zesde symfonie van Beethoven heeft als bijnaam ‘de Pastorale’. Bij zo’n naam verwacht je een bucolisch stuk waarbij je door de tuin van Versailles in de liefelijke natuur loopt gelijk Marie Antoinette. Maar dat is het niet alleen. Want behalve dat je in het stuk een voor zich uit fluitende wandelaar hoort die door de velden wandelt met een kalm kabbelend beekje, kwinkelerende vogels en dansende boeren, weerlicht het ook en barst er een heftige onweersbui los. Om dat laatste gaat het. Ik was er bang voor, voor dat onweer in het vierde deel. Niet zomaar een beetje, maar écht bang.

Heel raar eigenlijk, want in het echte leven was ik als kind niet bang voor onweer. Ja, ik werd ’s nachts wakker gemaakt als het onweerde en we bleven in de huiskamer zitten tot de bui was weggetrokken. De spanning werd al minder als de tussenpozen tussen lichtflits en donderslag langer werden, maar ik wachtte rustig af tot ik weer naar bed mocht. Het onweer in de Zesde symfonie kon echter niet gauw genoeg overgewaaid zijn. Ik had er de pest in als de langspeelplaat weer uit de al dan niet gifgroene hoes werd gehaald en op de speeltafel werd gelegd. Het was wéér griezelen geblazen.

Vooral op het moment dat het onweer in de verte aan komt rollen. Als dat stukje op oude, kleine pauken met kalfsvel en harde stokken zoals in de tijd van Beethoven zelf wordt gespeeld, klinkt het helder, zoals het wellicht is bedoeld, maar als het op grotere, moderne orkestpauken wordt gespeeld, met synthetische vellen en stokken van vilt, berg je dan maar. Het zwelt aan en zwelt aan tot een hoogtepunt is bereikt en de rust even langzaam weerkeert als hij verdween.

En zoals musicologen al voorspellen: als je als kind bang was voor de Zesde, dan blijf je je er je leven lang doof voor. Dat is jammer, maar voor mij tot nu toe wel min of meer waar. Het heeft wellicht te maken met net zoiets als de Madeleine, het cakeje in À la recherche du temps perdu van Marcel Proust. Zoals door het eten daarvan allerlei herinneringen boven komen, zo worden door het luisteren naar muziek ook allerlei herinneringen weer tot leven gewekt die je soms liever uit de weg gaat.

Beethovens ’Pastorale’ wordt tot de zogenaamde ‘programmamuziek’ gerekend. Dat wil zeggen: muziek waar een verhaal achter zit. Daar tegenover staat de zogeheten ‘absolute muziek’, zonder zo’n verhaal; een willekeurige Zesde symfonie zonder bijnaam. Maar is die scheidslijn wel zo scherp te trekken? Beethoven zelf zet ons op een ander spoor. In het onderschrift op de titelpagina van de uitgave van zijn Zesde schrijft hij dat dit werk ‘meer de uitdrukking van een gevoel is dan een schildering’. Hoorde ik in dat vierde deel dan ook werkelijk een onweer, of toch iets anders, iets dat misschien dieper gaat?

Iets anders

Ook de Vlaamse musicologe Marlies De Munck zit met die tweedeling tussen programma- en absolute muziek in haar maag. Ze schreef er een boekje over: Waarom Chopin de regen niet wilde horen. Het verhaal gaat zo: George Sand was met haar zoon Maurice op Mallorca gaan wandelen, terwijl haar minnaar, de componist Frédéric Chopin thuis was gebleven. Moeder en zoon werden overvallen door een enorme onweersbui en Chopin zat thuis bang te zijn. Hij zette zich aan zijn piano en schreef een Prélude die later de bijnaam ‘Regendruppelprelude’ kreeg, omdat Sand er vallende regendruppels in hoorde. Chopin vond dit maar niets en verzette zich fel tegen die inlegkunde.

De pianist Alfred Cortot, meldt De Munck, nam een andere positie in. Hij vond niet dat Chopin regendruppels in muziek had omgezet, maar dat ‘de dood daar is, in de schaduw’ van de muziek. De doodsangst die Chopin had uitgestaan toen zijn geliefde en haar zoon in een heftige onweersbui waren beland. Dat hoorde híj in de zogenaamde ‘Regendruppelprelude’.

Misschien is het ook wel zoiets, een of andere kinderangst die ik in de Pastorale van Beethoven hoorde, achter die noten van die onweersbui. Beethoven zette al een spoor uit met zijn zinnetje over een gevoel op de titelpagina van zijn Zesde symfonie. Marlies De Munck zette een stapje verder op die weg, maar het is denk ik een uitlating van een andere filosoof, Paul Ricoeur, die deze andere positie definitief bevestigt. Hoewel hij het over literatuur heeft, kan zijn stellingname zo naar muziek worden vertaald.

Ricoeur stelt dat literatuur geen directe verwijzingen geeft naar de werkelijkheid, maar ons wel degelijk indirect iets kan zeggen. Hij noemt dit ‘metaforische referentie’ die ons in staat stelt ‘over onze existentiële ervaringen te praten’. Een groot woord voor een kind, maar toch. Wanneer je dit naar muziek vertaalt, kom je uit bij een synthese van de tweedeling programmamuziek (these) en absolute muziek (antithese). De esthetiek van de Pastorale maakt haar eveneens tot een autonoom werk en zorgt voor een andere kijk erop. Het is geen onweer dat dan langer de boventoon voert. Misschien dat ik door zo te luisteren in de loop van de tijd dan ook niet meer helemaal doof voor de Zesde word en door kan dringen tot de diepere laag achter de angst die ik als kind daarvoor had.

Ik hoop het.

Literatuur

Marlies De Munck: Waarom Chopin de regen niet wilde horen. Uitgeverij Letterwerk, 2017.

Het citaat van Paul Ricoeur komt uit: Leen Verheyen, Wat de lezer leert. Uitgeverij Letterwerk, 2019.