Film / Films

Onverwoestbare filmserie. Helaas…

recensie: Terminator Salvation

De pas vierde Terminator-film in een kwart eeuw suggereert een filmreeks waar zorgvuldig mee wordt omgegaan en goed over wordt nagedacht. Tot en met deel drie is voor die stelling wat te zeggen, maar bij Terminator Salvation blijkt dat een misvatting. Het door James Cameron geschapen en groot gemaakte universum is bij regisseur McG en kornuiten helaas niet in goede handen.

~

Hoe zat het ook alweer? In de toekomst grijpt Skynet de macht en probeert met robots de mensheid uit te roeien. Het verzet onder leiding van John Connor (Christian Bale) weet ze echter een grote slag toe te brengen. Skynet stuurt tot drie keer toe een Terminator naar het verleden om cruciale kopstukken van het verzet (met name Connor en zijn moeder) te elimineren en op deze manier de toekomst te veranderen. Iedere keer weet het verzet ook iemand naar het verleden te sturen en elke keer slagen ze erin de doelwitten te laten leven. Hoewel het in deel twee leek alsof Doomsday verijdeld was, bleek dat in deel drie slechts uitstel van executie; de machines weten een nucleaire oorlog te ontketenen en de macht te grijpen.

2018

En nu is het 2018: veertien jaar na Doomsday. Kleine groepjes mensen leveren her en der verzet tegen Skynet en haar robots in een desolaat, postapocalyptisch landschap. Connor is een van hen: een mythische figuur, maar nog niet een absolute leider van verzet. Hij krijgt in de loop van de film te maken met de mysterieuze Markus Wright (Sam Worthington uit Somersault) die, zoals we in een met christelijke symboliek doordrenkte openingsscène zien, in 2003 in zijn dodencel instemt met het doneren van zijn lichaam aan Cyberdyne Systems, de makers van Skynet.

~

Het valt te prijzen dat regisseur McG en scenarioschrijvers John D. Brancato en Michael Ferris (het duo was ook verantwoordelijk voor Terminator 3: Rise of the Machines) ervoor kozen de sjabloon van de eerste drie delen voor een groot deel los te laten en te proberen een nieuw universum te creëren. Een wereld die gelukkig ver weg blijft van de bubblegum-films van McG’s vermakelijke Charlie’s Angels. McG kan goed overweg met actiescènes en CGI, maar helaas heeft hij grote moeite met acteursregie en dramatische ontwikkeling. En dat terwijl hij Christian Bale wist te overtuigen mee te doen door hem te vertellen dat het in Terminator Salvation niet alleen om actie zou gaan, maar dat het vooral om karakterontwikkeling zou draaien. Au, laat de film nou op dit punt ernstig falen. Worthington (eind dit jaar ook te zien in James Camerons Avatar) houdt zich redelijk staande, evenals Anton Yelchin als een jonge Kyle Reese. Bale zelf (die in feite een veredelde bijrol speelt) zet echter een eendimensionaal, humorloos personage neer, waar je als kijker slechts schouderophalend naar kan kijken.

Vrouwen

Maar er wringt meer. Zo is er die bijna tè mooie gevechtspilote die moet zorgen voor… Ja, voor wat eigenlijk? Romantiek? Een stoer wijf à la Linda Hamilton zoals in Terminator 2? Beide opzetten overtuigen totaal niet. Of Bryce Dallas Howard (niet de minste actrice) als de vrouw van Connor, die drie zinnen tekst heeft en na veertien postapocalyptische jaren nog opvallend goed opgemaakt is, mèt het kapsel netjes in model. Of Helena Bonham Carter (Sweeney Todd) die ronduit ongeloofwaardig is, slecht zelfs. Enfin: we kunnen zo we nog even door gaan, vooral als het om de vrouwenrollen gaat.

Geloofwaardig

~

Krijg je met geen van de vele menselijke personages echt een band, met de machines is het niet anders – de korte (digitale) entree van Arnold Schwarzenegger ten spijt. Er zijn teveel modellen, die soms een wel erg hoog Transformers-gehalte hebben. Bovendien missen ze de menselijke trekjes die de modellen in de eerdere delen zo aantrekkelijk maakten. Belangrijk in dit genre (en wat vooral het eerste deel zo ijzersterk maakt) is dat het verhaal op alle niveaus geloofwaardig moet zijn en dat je meeleeft met de personages. Bij het zielloze Salvation is dat niet het geval en dat gaat enorm irriteren.

Film / Films

Op zoek naar de ziel van Lama Konchog

recensie: Unmistaken Child

De zoektocht naar de reïncarnatie van een overleden Lama voert door het ruige Nepalese landschap naar een dikke peuter, die geen idee heeft wat er binnenkort van hem verlangd zal worden. Unmistaken Child laat niemand onberoerd.

~

Als geestelijke Lama Konchog sterft, moet zijn leerling, Tenzin Zopa, op zoek naar diens reïncarnatie. Geen gemakkelijke taak, want de jonge Tenzin heeft eigenlijk nog nooit zelf iets moeten plannen. Zijn meester bepaalde altijd wat er gedaan moest worden. Daar komt natuurlijk bij dat de zoektocht naar het kind waarin de ziel van de oude lama is overgegaan, niet makkelijk is. Er komt onder andere astrologie, droomduiding en het herkennen van tekenen aan te pas. En dan moet Tenzin ook nog waken voor dorpelingen die hem iets op de mouw willen spelden, want iedereen ziet in zijn kind nu eenmaal graag een uitverkorene.

Vlieg op de muur

De Israëlische documentairemaker Nati Baratz lijkt niet vooringenomen te staan tegenover het boeddhisme. Unmistaken Child is noch lyrisch noch bij voorbaat cynisch. Irritante voice-overs of opzichtige symboliek ontbreken in de documentaire. Het is bijzonder dat het hele proces in beeld mocht worden gebracht en Barath lijkt zich daarvan bewust. Hij meet zich een fly-on-the-wall-aanpak aan, zonder een duidelijk oordeel over het getoonde te vellen. Dat komt de film zonder meer ten goede.

~

Wie ooit Kundun van Martin Scorsese heeft gezien, herkent de rituelen waarmee Unmistaken Child, het onmiskenbare kind, moet worden gevonden. Tenzin Zopa toont de dorpskinderen een rozenkrans van de overleden Lama en let op hun reactie. Eén grootmoeder is zo goochem om de ketting om de hals van haar kleinkind te hangen. Als Tenzin wil vertrekken, weigert het kind de ketting af te staan. Tenzin beschouwt het als een teken. Baratz onthoudt zich van commentaar.

Onscherpe beelden

Nadeel van de fly-on-the-wall-aanpak is dat de cameraman regelmatig achter de monnik aan moet lopen of rennen, met minder onopvallend camerawerk tot gevolg. Ook als er een stilstaand beeld wordt gefilmd, wil de camera nog wel eens zachtjes schudden. Misselijkheid bij de kijker is het gevolg. Ook de scherpte van de beelden is lang niet altijd optimaal.

~

Gelukkig is de inhoud interessant genoeg om door de wat ongelukkig gekozen vorm heen te kijken. De transformatie van de sympathieke Tenzin van ontredderde leerling naar standvastige surrogaatvader draagt daar zeker aan bij. Het jongetje dat hij uiteindelijk meeneemt naar het klooster, heeft weliswaar een bijzonder serieus gezicht, maar hij gedraagt zich ook als een gewone peuter, met grappige taferelen als gevolg. Ook de minder fraaie kanten van het ritueel komen aan bod, zoals het moment dat de kleine beseft dat zijn ouders hem in het klooster achterlaten. Die scène is hartverscheurend en zal beslist niemand onberoerd laten.

Film / Achtergrond
special: Een debat over Episode III - 'Enjoy Poverty'

Pamflet tegen de valse hoop

Of we zijn film geen film willen noemen, maar een ‘groepstentoonstelling’, verzoekt kunstenaar Renzo Martens via gespreksleider Pieter Hilhorst het publiek voor aanvang van Episode III – ‘Enjoy Poverty’. Hier is een pretentieuze kunstenaar aan het woord. Het is gelukkig maar één van de rollen die Martens zich voor de film aanmeet.

Episode III – ‘Enjoy Poverty’ is het tweede deel in een serie van films waarin Martens hedendaagse beeldconventies onderzoekt. In dit geval legt hij het systeem achter de armoede in Congo bloot. Hij toont aan dat armoede een industrie op zich is geworden, waar iedereen van profiteert behalve de armen zelf.

Regisseur in verschillende rollen

~

In zijn rollen als kunstenaar, reporter, naïeve reiziger, weldoener, missionaris en cursusleider schetst Martens een verwarrend, soms grappig en vaak afgrijselijk beeld van de armoede-industrie. Wat Enjoy Poverty zo sterk maakt is dat hij laat zien dat wij – het Westerse publiek – geen buitenstaanders zijn, maar deel uitmaken van het proces dat de armoede in stand houdt.

De cursusleider Martens heeft een op het oog nobel doel: hij leert plaatselijke bruiloftsfotografen dat ze veel meer geld kunnen verdienen door ellende te fotograferen. Een medewerker van Artsen Zonder Grenzen weigert hen echter de toegang tot het ziekenhuis, met als argument dat hij zijn patiënten niet wenst te exploiteren. Dat buitenlandse fotografen wel in het ziekenhuis mogen fotograferen ligt anders, zo verklaart hij: dat gaat niet om geld, maar om communicatie. Martens vertelt zijn cursisten dat ze de hoop op een nieuwe carrière moeten opgeven. Teleurgesteld druipen ze af. Als kijker voel je je in de maling genomen: wist Martens altijd al dat het plan geen kans van slagen had? Heeft hij hen gewoon gebruikt voor zijn film?

~

De kunstenaar Martens trekt van dorp tot dorp met een installatie bestaande uit neonletters, die samen de tekst ‘Enjoy Poverty‘ vormen. In eerste instantie lijkt de tekst vooral voor ons bedoelt: wij profiteren immers van het feit dat koffiebonenplukkers (om maar een voorbeeld te noemen) veel te weinig betaald krijgen. Maar Martens blijkt ook een soort Boeddhistische levenswijsheid aan zijn kunstwerk te koppelen. Hij legt de dorpsbewoners uit dat ze niet moeten wanhopen over hun situatie, want er gaat toch niets aan veranderen. De armen zullen altijd arm blijven. Daar kunnen ze zich maar beter bij neerliggen. Dat de dorpsbewoners dit beamen, komt misschien meer door de postkoloniale verhoudingen (het is meestal verstandig om rijke, blanke mannen gelijk te geven) dan dat ze zijn filosofie delen.

De ijdeltuit Martens deinst er vervolgens niet voor terug om triest in de camera te blikken en met een zucht te verklaren hoe erg hij het allemaal vindt. Criticasters van het egodocument geeft hij het nakijken door in een (na de première op het IDFA aan de film toegevoegde) komische scène te verzuchten dat hij weet dat hij vatbaar is voor ijdelheid. Bovendien, als er iets als een boodschap uit de film naar voren komt, dan is het wel dat het helemaal niet uitmaakt wat Renzo of Piet of Jan van de ellende in Congo vindt. Alsof we ons nog niet gedeprimeerd genoeg voelden.

Statistieken of artistieke strategie?

~

Enjoy Poverty gaat nog over veel meer. Het is tekenend voor de kwaliteit van de film dat het debat na afloop het kunstwerk nooit overstijgt. De sprekers lijken allemaal hun eigen boodschap uit de film gedistilleerd te hebben, die ze met hand en tand verdedigen. Dana Linssen, hoofdredacteur van de Filmkrant, is verontwaardigd over het feit dat Martens de fotografen keihard laat vallen. Het staat haar zelfs tegen om de film afstandelijk te analyseren, omdat ze zich emotioneel zo geraakt voelt door het misbruik van de filmmaker. Joris Luyendijk, auteur van Het zijn net mensen en voormalig Zomergastenpresentator, verwijt haar dat ze zich drukker maakt om die paar fotografen dan om de ondervoede kinderen die ook in de film te zien zijn. ‘Per dag gaan er al jarenlang 20.000 kinderen dood aan de honger. Dáár gaat deze film over!’

Wanneer gespreksleider Pieter Hilhorst van de Volkskrant probeert om de artistieke strategie van de kunstenaar te duiden, wil Luyendijk daar niets van weten. Dat is slechts een uitvlucht om de realiteit van de film niet onder ogen te hoeven zien, meent hij. Dat is een vreemde redenering, want de oprechte verontwaardiging van zowel Linssen als Luyendijk wordt juist veroorzaakt door diezelfde artistieke strategie. Martens is bepaald geen begenadigd cinematograaf, maar hij is wel een meestermanipulator: dat de teleurstelling van de fotografen de kijker meer raakt dan de dood van een kind, komt door de manier waarop hij beide gebeurtenissen in beeld brengt. De afstandelijkheid die hij bij de dood van het kind aan de dag legt, staat in schril contrast met een ironische scène waarin hij achter twee Congolezen aanloopt die de zware kisten met de neonletters op hun hoofd dragen. Martens richt de camera op zichzelf, zingt een stukje Neil Young, de muziek zwelt aan en de vervreemding is compleet.

Een werk dat zichzelf beschrijft

~

Regelmatig lopen er bezoekers weg uit de film. Dat is niet zo vreemd. De statistieken waar Luyendijk op hamert, zijn, hoe erg ook, niet schokkend meer voor de murw gebeukte kijker. Wel schokkend is de manier waarop Martens ze naar het witte doek vertaalt. Zo dient het misbruiken van de fotografen een hoger doel: het toont in het klein aan hoe zinloos hulp van ngo’s is. Dat is een boodschap die niemand in de zaal graag onder ogen ziet. Linssen vindt dat Martens meer had moeten doen om het plan te laten slagen. Dat had gekund, erkent Martens, maar dan had hij een uitzondering gecreëerd, en hij was nu juist geïnteresseerd in de realiteit. ‘Ik wilde een werk maken dat zichzelf beschrijft.’

Ondanks alle goede en slechte bedoelingen is Enjoy Poverty natuurlijk niet wezenlijk anders dan het werk van de journalisten en fotografen die Martens in zijn film bekritiseert. Voor de maker is het een manier om over de rug van de armen in Congo een gevierd kunstenaar te worden. Hij is zelf de eerste om het te beamen. Geen wonder dat verwarring en morele verontwaardiging in de zaal overheersen. Groepstentoonstelling geslaagd.

Episode III – ‘Enjoy Poverty’ was de openingsfilm van het IDFA 2008. Vanaf 4 juni 2009 draait de film in de reguliere bioscopen.

Theater / Voorstelling

Onrustige dertigers zoeken rust bij verhalenverteller

recensie: Theatergroep RAUWSTER - STORIE

.

Verhalen moeten worden verteld en onrust moet worden bezweerd, met verhalen. In STORIE proberen de actrices van theatergroep RAUWSTER door de verhalen van verhalenverteller Guillaume Pool hun onrust te bezweren.

Ze zijn jong, mooi en hebben een lange lijst met wensen die ze om de beurt opdreunen en aanvullen. De actrices Samora Bergtop en Marie-Christine op den Kelder willen nu zwanger zijn, nu een leuke man, nu gelukkig zijn, nu een goede baan. Pas als ze hun lijst een paar keer hardop hebben geciteerd vertellen ze over hun onrust en de zoektocht naar hun identiteit vertellen. Lijken ze op hun ouders en geloven ze in een God? STORIE is geïnspireerd door de eeuwenoude vertelkunst en gefascineerd door het leven van alledag. De eeuwenoude vertelkunst wordt vertegenwoordigd door de verhalenverteller Guillaume Pool. Tijdens de voorstelling lopen hun verhalen door elkaar heen. 

~

Storie moet een persoonlijke en moderne voorstelling zijn, die aansluit bij de denkwereld van de jongeren van nu. Tenslotte zoeken zij ook nog naar hun identiteit en hebben een grote onrust. Maar juist de onrust en het warrige maken het verhaal soms moeilijk te volgen. De theatermakers hebben zich in hun muziekkeuze wel laten inspireren door TMF en MTV. Zo speelt vooral het nummer ‘Beggin’ van de Amerikaans artiest Madcon een grote rol. Op deze hysterische muziek doet Samora een soort Afrikaanse dans en probeert zo haar geloof te vinden en rust. De actrices proberen een interactie te krijgen met het publiek, maar een zaal met vooral jongeren uit groep 8 heeft daar weinig zin in. De actrices en acteurs laten zich niet tegenhouden en blijven net zo lang aandringen tot ze antwoorden krijgen.

De rolverdeling tussen de oudere Pool en de twee jongere actrices ziet er natuurlijk uit. Terwijl de actrices hun onrust uiten, komt Pool als een strenge opa met zijn fabels steeds even uit zijn stoel en luisteren de actrices naar hem. Ondanks het warrig verhaal is STORIE een inspirerend verhaal. Wie vooral goed luistert naar de fabels van Pool, steekt nog een heleboel op over het menselijke handelen.

Boeken / Fictie

Grenzeloos zinderend

recensie: Cormac McCarthy (vert. Guido Golüke en Ko Kooman) - De Grenstrilogie

Hollywood heeft Cormac McCarthy ontdekt: de verfilming van No Country For Old Men was dit jaar goed voor vier Oscars en binnenkort komt ook de adaptatie van zijn The Road (Pulitzerprijs in 2007) in de bioscopen. De Grenstrilogie toont ook aan hoe bijzonder visueel en filmisch het proza van McCarthy wel is.

Broeierig, zo kan men het werk van McCarthy nog het best samenvatten. Een aanduiding die men desgewenst verder kan opdelen in ‘Zuidelijk gotisch’, ‘postapocalyptisch’ of ‘westernachtig’. Doorgaans vindt men sporen van de drie terug. Het beste bewijs van de esthetiek en thematiek wordt misschien wel geleverd door De Grenstrilogie, de bundeling van de romans Al de mooie paarden, De Grens en Steden van de vlakte. Telkens genereert de volgehouden repetitieve stijl een soort koortsigheid, als soulmate van het zinderende, eindeloze landschap. En telkens vergaat het de hoofdpersonages niet goed. In het universum van McCarthy is geen plaats voor geluk.

Mythisch

Zoals De New York trilogie van Paul Auster de meest genadeloze triptiek van een grootstad was, is De Grenstrilogie dat van het giftige, maar ook mythisch aanvoelende grensgebied tussen Mexico en het zuidwesten van de Verenigde Staten. Hoewel de drie boeken als trilogie waren bedoeld (na elkaar gepubliceerd tussen 1992 en 1998), is het de eerste keer dat ze in één band verschijnen.

Het gemeenschappelijke element in de drie romans is het feit dat jongemannen er voor kiezen om het veilige Texas te verlaten voor een wankele toekomst in Mexico – waar hen steevast het noodlot wacht. Al de mooie paarden, in 2000 verfilmd als All The Pretty Horses, was meteen goed voor de prestigieuze National Book Award. Daarin komt de zestienjarige John Grady Cole te weten dat zijn grootvaders ranch verkocht zal worden. Hij weet een vriend ervan te overtuigen samen met hem de grens over te steken, op zoek naar werk als cowboys.

In De Grens vangt ene Billy Parham een wolf die rond zijn ranch cirkelt. Maar waar men zou verwachten dat hij het dier om zeep zal helpen, besluit hij het een nieuw thuis te geven in, jawel, Mexico. Het is wellicht geen toeval dat deze roman zowel qua verhaal als qua sfeer doet denken aan de prachtige film The Three Burials, die zich eveneens afspeelt in het Mexicaanse grensgebied.

Dan is er ten slotte Steden van de vlakte (daarvan wordt de film verwacht in 2012), waarin de protagonist uit Al de mooie paarden (een titel die toch écht beter klinkt in het Engels) verenigd wordt met die uit De Grens. Zoals in alle romans van McCarthy, wacht hen ook hier een inktzwarte lotsbestemming.

Pijnpunt

Het feit dat de drie romans in één band verschijnen is een goede zaak, omdat het de onderlinge thematiek grondig versterkt en omdat de sfeer van droog gras en geronnen bloed feilloos gehandhaafd wordt. Maar aan de andere kant komt ook een pijnpunt naar boven, iets wat overigens niet aan de schrijver te wijten is. Het is namelijk zo dat sommige Amerikaanse auteurs, zoals Chuck Palahniuk, Brett Eeaston Ellis en deze Cormac McCarthy, een heel eigen taakgebruik en jargon hebben ontwikkeld, die zich héél moeilijk in een andere taal laten gieten. Deze dialoog uit Steden van de vlakte is daar een goed voorbeeld van. Wat een stoer gesprek tussen twee ruwe cowboys zou moeten zijn, voelt eerder aan als een wat verwijfd onderonsje:

Hij lag op zijn bed naar de ruw gezaagde planken van het plafond in zijn kamertje te staren toen Billy in de deuropening kwam staan. Hij was een beetje dronken. Zijn hoed hing achter op zijn hoofd. Gaat-ie wat, cowboy, zei hij.
Hé Billy.
Hoe is het?
Goed hoor. Waar zijn jullie geweest?
We zijn wezen dansen in Mesilla.

Dat is niet de fout van de vertaler; in sommige boeken schuilt de helft van het verhaal nu eenmaal in de echo’s en kleur van de oorspronkelijke taal zelf. Maar de kracht van een boek als De Grenstrilogie komt ongetwijfeld meer tot zijn recht in de oorspronkelijke vorm.

 

Kunst / Achtergrond
special: Cuba! Kunst en geschiedenis van 1868 tot heden

Kunst uit Cuba, van tropische landschappen tot beklemmende kritiek

.

Victor Patricio de Landaluze, 'Jose Francisco', 1880

Victor Patricio de Landaluze, ‘Jose Francisco’, 1880

Het Groninger Museum toont verschillende stadia in de ontwikkeling van de Cubaanse kunst. Net als in veel andere Latijns Amerikaanse landen zochten Cubanen lange tijd naar een nationale identiteit. De bijdrage van kunstenaars uitte zich naast het verkennen van Westerse stijlen in Europa in eerste instantie in het zogenaamde costumbrismo (van ‘costumbre’ dat ‘gewoonte’ betekent). Vanaf het einde van de negentiende eeuw werden in deze schilderstijl landschappen, de bevolking en typische lokale gebruiken vastgelegd met als doel de volksaard en de karakteristieken van het land te onderzoeken en te ‘bepalen’. De tentoonstelling Cuba. Kunst en geschiedenis van 1868 tot heden laat hier een aantal prachtige voorbeelden van zien zoals de werken van Victor Patrizio de Landaluze (1830-1889), die niet zonder humor het leven en de gebruiken van Afrikaanse slaven vastlegde. 

Carlos Enriquez, 'De ontvoering van de mulatinnen', 1938

Carlos Enriquez, ‘De ontvoering van de mulatinnen’, 1938

Vanaf circa 1930 begon de zoektocht zijn eerste vruchten af te werpen. Reeds sinds enige jaren werd er afgerekend met het academisme. Veel kunstenaars keerden vanuit Europa terug naar Cuba en brachten hun opgedane kennis in de praktijk. Hoewel de Europese invloeden zichtbaar zijn, slaagde een aantal Cubaanse kunstenaars er goed in een kritische afstand te bewaren en een authentieke vormentaal te ontwikkelen. Carlos Enríquez (1900-1957) bijvoorbeeld, van wie een prachtig werk is opgenomen in de tentoonstelling, raakte in Parijs geïnspireerd door het surrealisme. Na zijn terugkeer naar Cuba in 1934 begon hij zich te verdiepen in de folklore van het Cubaanse boerenleven dat hij vervolgens in droomachtige en dynamische schilderijen verbeeldde. Het is een goed voorbeeld van de werkwijze van Cubaanse kunstenaars. Ze experimenteerden met Europese stromingen die ze vervolgens verbonden aan een lokale thematiek. 

Wifredo Lam, 'Figuur met olielamp of Gevleugelde figuur met lantaarn', 1955

Wifredo Lam, ‘Figuur met olielamp of Gevleugelde figuur met lantaarn’, 1955

De vanguardia (avant-garde) van de jaren veertig laat zich grofweg kenmerken door haar felle uitgesproken kleuren en contrasten en architectonische inspiratie. Cubaanse kunstenaars waren allen vastbesloten vorm te geven aan de Cubaanse identiteit en gebruikten daarvoor de enigszins brave thematiek van met name het boerenleven. De wellicht beroemdste Cubaanse kunstenaar Wilfredo Lam (1902-1982) werkte anders. Hij probeerde niet zozeer gestalte te geven aan de ‘cubanidad’ maar juist iets bestaands tot uitdrukking te brengen. In Parijs raakte hij onder de indruk van Picasso en het surrealisme. Vanwege de Tweede Wereldoorlog keerde hij in 1941 terug naar Cuba waar hij zich na een moeizaam begin volledig richtte op het verbeelden van de cultuur van de Afro-Cubaan. Deze was volgens Lam, die zelf kwart Congolees was, van grote waarde voor Cuba en verdiende het om te worden verbeeld. De invloed van zowel Picasso, het surrealisme als zijn Afro-Cubaanse inspiratie zijn zichtbaar in het schilderij Figuur met olielamp dat in het Groninger Museum te zien is. 

Binnen de revolutie alles; tegen de revolutie niets 
Naast de zoektocht naar een culturele identiteit diende zich een nog immer voortdurende volgende worsteling aan: politieke onderdrukking. Niet alleen de koloniale overheersing die aanhield tot 1898 en de beteugeling van de Noord-Amerikanen die de macht van de Spanjaarden overnamen waren bepalend voor de ontwikkeling van de Cubaanse kunst, ook interne kwesties speelden een rol. Dictators zoals Fulgencio Batista die regeerde vanaf 1940 tot 1944 en van 1952 tot 1959 en vooral Fidel Castro die vanaf 1959 door middel van een staatsgreep aan de macht kwam hebben een niet te negeren stempel op het land en daarmee op de kunst gedrukt. 

Kunstenaars verhaalden in de jaren zestig door middel van ‘popart’ over hun ervaringen met betrekking tot de revolutie, de politieke situatie ondergaand en in een enkel geval licht bekritiserend. De fotografie onderging in deze periode een interessante, maar schrijnende ontwikkeling: het medium mocht enkel worden ingezet voor propagandadoeleinden. Slechts reportagefotografie was nog toegestaan. De schilderkunst werd daarentegen actief gesteund door de overheid. De ogenschijnlijk positieve aandacht die aan de beeldende kunst werd besteed, hield in werkelijkheid echter een grote mate van controle in. Het politieke systeem tolereerde weliswaar een grote variëteit aan stijlen, maar de thematiek verhaalde altijd over hetzelfde: de Cubaanse identiteit en ideologie. Het bevestigen, of beter nog versterken, van de nationale (socialistische) waarden was de norm. 

Kcho, 'Om te vergeten', 1996

Kcho, ‘Om te vergeten’, 1996

Hoe langer de beklemmende situatie aanhield hoe meer kunstenaars zich ertegen gingen verzetten. Vanaf begin jaren tachtig hielden ze zich steeds minder aan de richtlijnen van het politieke systeem. Kunstenaars maakten wat ze wilden en ook kritiek op de politieke situatie werd in de kunst verwerkt. De druk van het regime bleef echter voelbaar. Bepaalde tentoonstellingen werden dan ook niet meer in officiële galeries gehouden, maar bij mensen thuis of met steun van de kunstraad (Consejo Nacional Artes Plasticas) die ruimte bood aan gecensureerde kunst. Bij het scheppen van de nieuwe kunst speelde humor een grote rol. Kunstenaars gebruikten de officiële esthetiek, beeldtaal en mythologieën om er een absurde draai aan te geven. Conceptuele kunst nam ook een vlucht, deze vorm kon het controlerend oog van het regime vaak net ontduiken. Eind jaren tachtig echter verhevigde de censuur en werd het maken van losbandige en kritische kunst in de kiem gesmoord. Kunst werd zonodig teruggetrokken uit tentoonstellingen en één kunstenaar werd gevangen gezet. Een groot aantal kunstenaars koos voor emigratie, maar de nieuwe generatie diende zich algauw aan: Lázaro Saavedra (1964), Tania Bruguera (1968), Carlos Garaicoa (1967), Kcho (1970), Wilfredo Prieto (1978) en het duo Los Carpinteros (1969 en 1971). Met hun krachtige conceptuele, humorvolle, subtiel kritische en vaak poëtische kunst drongen ze algauw door tot landen ver buiten het eiland. Ze slaagden erin om een universeel succesvol functionerende beeldtaal te ontwikkelen die de vastgeroeste kunst die het regime voorstond ontsteeg en aansluiting vond bij de rest van de kunstwereld. 

Vandaag de dag lijkt het politieke klimaat iets milder te zijn geworden. Cuba profileert zich steeds meer als toeristische trekpleister. Hierbij hoort ook een vrij artistiek leven. Het regime heeft zich gerealiseerd dat censureren meer stof doet opwaaien en de aandacht op het gecensureerde vestigt dan zou gebeuren bij het gedogen ervan. Kritische kunst bevindt zich echter nog steeds in een schaduwzone. Voor de kunst van de studenten van Cátedra Arte de Conducta, een academie die is opgericht door Bruguera, moest dit jaar een andere plaats gezocht worden tijdens de tiende Biënnale van Havana. Het was er niet welkom. 

Aangezien het merendeel van de kunstwerken op de tentoonstelling afkomstig is uit het Museo Nacional de Bellas Artes, dat zich moest houden aan het aankoopbeleid van het regime, blijft het onduidelijk of het getoonde een representatieve doorsnede kan zijn van de Cubaanse kunst van de laatste decennia. Een deel van de gecensureerde kunst heeft het museum dankzij welwillende particuliere verzamelaars alsnog kunnen aankopen, maar of dit overeenkomt met de weerstand die de kunst tegen het regime bood of dat dit slechts een topje van de ijsberg is, blijft de vraag. Desalniettemin is de tentoonstelling een prachtig overzicht van de Cubaanse kunstgeschiedenis van een kaliber dat Nederland tot dusver niet heeft mogen aanschouwen.

Film / Films

Broederliefde

recensie: I Love You Man

.

~

Peter vindt het leuk om met zijn vriendin salades te eten en naar Chocolat of The Devil Wears Prada te kijken, terwijl hij toch echt geen homo is. Als hij Zooey ten huwelijk vraagt is ze dolgelukkig, maar op haar vraag wie zijn getuige zal zijn heeft Peter geen antwoord. Waarom heeft hij geen goede ‘buddy’? I Love You Man gaat over Peters zoektocht om een vriend te vinden, zodat hij zich niet zo ongemakkelijk voelt en een getuige heeft voor zijn bruiloft.

Dit lijkt een zwak gegeven en regisseur John Hamburgs cinematografie is ook bijzonder eenzijdig, wat niet opmerkelijk is voor iemand die vooral tv-series op zijn cv heeft staan. De film heeft de gestandaardiseerde dertien in een dozijn look die kenmerkend is voor hedendaagse komedies. Toch is de film ondanks het nauwe genrehokje een grappig portret van de moderne Amerikaanse man en zijn neuroses. Komedies zijn vaak makkelijk en formuleachtig, maar onder de oppervlakte geven ze ook vaak een beeld van bepaalde trends en angsten in een maatschappij. Humor is niet voor niets een middel om onze onzekerheden op een acceptabele wijze te illustreren.

Oceaan van testosteron

~

Peter is tevreden met zijn leven zonder buddies, maar het is pas als zijn omgeving hem wijst op hoe vreemd het is dat hij verder geen mannenvrienden heeft, dat zijn twijfels beginnen. Peter wordt geloofwaardig gespeeld door Paul Rudd die al eerder een vergelijkbare rol had als een vervreemde vader in Knocked Up. Rudd is een schattige en bijna kinderlijke man die probeert om stoer te doen, wat maar niet wil lukken. Zooey moedigt zijn pogingen om een vriend te zoeken aan als een behulpzame moeder en troost hem als hij faalt. Zo blijkt een van zijn ‘man-dates’ een homo te zijn en kotst hij na stoere drankspelletjes zijn gastheer onder. En zijn homoseksuele broer geeft aan dat het makkelijker is om een man te vinden die zoekt naar sekscontact, dan een die geïnteresseerd is in een platonische relatie. Uiteindelijk vindt Peter een beste vriend. De relaxte scharrelaar Sydney Fife (Jason Segel) leeft nog als een student en heeft een echte mannengrot, compleet met grote tv’s, guitaren, een drumstel en een hoekje met handcrème en condooms (‘I’ve got a jerk-off station‘). Segel is een van de komieken uit de Apatow-stal en speelde ook de hoofdrol in Forgetting Sarah Marshall. Het personage van Sydney lijkt op de opper-dude in Knocked up. Hier is hij de man die Peter inwijdt in het buddygedoe en hem van zijn onzekerheid afhelpt (‘You’ve got an ocean of testosterone in there man. Let it out!‘).

Tussen metro en macho

~

Peter is een man die tussen de metro- en machoman in zit, en zijn personage is typerend voor bepaalde Amerikaanse mannen die niet meer weten hoe zij zich moeten gedragen. Ze zijn deels testosteronman: onverantwoordelijk en zich uitlevend als eeuwige puber. Maar door vrouwen worden ze ook geacht gevoelig en meelevend te zijn, iets dat door andere mannen weer gezien wordt als gay of verwijfd. I Love You Man toont hoe wisselende rolpatronen in een individualistische maatschappij zorgen voor onzekerheid. Peter zwicht uiteindelijk voor de veilige routine die hij met Zooey heeft opgebouwd (‘On sundays we usually watch HBO‘), maar ondanks de verplichte tussendoortjes groeit de broederschap tussen Sydney en Peter. Ondermeer omdat ze beide fan zijn van de Canadeese oudelullen rockband Rush. Zooey wordt geleidelijk jaloers op Peters aandachtsverschuiving, waardoor er een breuk ontstaat tussen de personages. Natuurlijk komt alles weer goed en weet Peter een gulden middenweg te vinden tussen de geneugten van broederschap en de verantwoordelijkheden van een relatie. Dit is niet verrassend voor een genrefilm, maar I Love You Man pretendeert ook niet meer te zijn dan een film die op humoristische wijze omgaat met de huidige onzekerheden rondom seksuele identiteit. Vanuit die optiek is de film vermakelijk en geslaagd entertainment.

Boeken / Fictie

De enige reëel visceralist overleed in 2003

recensie: Roberto Bolaño (vert. Aline Glastra van Loon) - De wilde detectives

 is de nieuwste lijder aan dit Vincent van Gogh–syndroom: hoe veel en goed hij ook schreef, pas sinds zijn overlijden in 2003 wordt hij gerekend tot de groten van de hedendaagse literatuur.

Wat is dat toch met sommige schrijvers? Bij leven schrijven ze duizenden pagina’s, treden op, worden vertaald en verfilmd, en dat alles in het windstiltegebied dat literatuur voor veel mensen is. Zijn ze echter dood, dan worden zelfs verfrommelde boodschappenlijstjes als kostbare manuscripten verhandeld. Roberto Bolaño

De Bolaño–manie houdt de literaire wereld in zijn greep. Met zijn postuum gepubliceerde roman 2666 (twee kilo schoon aan de haak) houdt de schrijver bovendien vele literatuurwetenschappers bezig; het boek staat bol van de verwijzingen naar andere literaire werken. In 1998 schreef Bolaño De wilde detectives, een boek dat zich laat vergelijken met 2666. Uitgeverij Meulenhoff begreep dat je van een kip die gouden eieren legt ook de scharrelexemplaren op de markt moet brengen, fabriceerde razendsnel een tweede druk, voorzag de roman van een nieuwe titel en legde hem in de boekwinkel naast het elfhonderd pagina’s tellende wondertje. ‘Van de auteur van de internationale bestseller 2666‘–sticker erop en laat de kassa’s maar rinkelen.

Verdwaald in verheven ideeën
De wilde detectives handelt volgens de achterflap over ’twee hedendaagse don quichotes, de Mexicaanse dichters Arturo Belano en Ulises Lima’. Dat is slechts ten dele waar. Meer nog valt in het eerste deel van het boek de ongelooflijke veelheid aan personages op. De verteller in dit eerste luik is Juan García Madero, een jonge rechtenstudent met verheven ideeën over literatuur en de poëzie. Deze García Madero zoekt aansluiting bij een groep dichters die zich reëel visceralisten noemt. García Madero wil niets liever dan óók een reëel visceralist worden en sluit zich aan bij de groep rond Belano en Lima. Er is maar weinig tijd om te schrijven: er moet geneukt worden, en gezopen en gerookt en zoveel mogelijk drugs geconsumeerd. En dat allemaal met zo’n intensiteit dat Herman Brood (nog een kunstenaar wiens dood hem geen windeieren legde) er van zou hebben staan te kijken. Zo af en toe schrijft er iemand een gedicht, nog sporadischer wordt er een schrijfseltje van de groep in een tijdschrift gepubliceerd.

In het tweede deel slaagt Bolaño er in nog veel meer personages in zijn verhaal te proppen. Door het optekenen van getuigenverslagen van de reizen van Belano en Lima, wordt het verhaal van die laatsten verteld vanuit ieder denkbaar perspectief. En dat komt de hoofdpersonen niet ten goede. Kun je je in de eerste helft van het boek nog laten meeslepen door het vuur waarmee die jonge naïevelingen zich verliezen in hun literaire ambities, in het tweede deel wordt pijnlijk duidelijk dat we hier met twee kinderachtige en bovendien niet al te getalenteerde dichtertjes te maken hebben, luchtkastelenbouwers met een grote overredingskracht en te veel energie.

Genie zonder teugels
Om een roman als De wilde detectives te schrijven moet je waarschijnlijk geniaal zijn. De wijze waarop Belano en Lima en ook García Madero liefdevol en toch met ironie beschreven worden, doet vermoeden dat Bolaño een groot schrijver was. Geniën willen zich echter nog wel eens vergalopperen en het lijkt alsof Bolaño hier de teugels iets te veel heeft laten vieren. De eindeloze dialogen, de woeste beschrijvingen van wéér een sekspartij, wéér een doorwaakte nacht, wéér een discussie over negentiende–eeuwse Franse dichters; het is wat veel van het briljante. Doseren is een van de weinige woorden die niet in Bolaño’s vocabulaire voorkomen.

De figuur Bolaño neemt inmiddels mythische proporties aan. Zijn dood is omgeven door raadsels en complottheorieën. Hij is het soort fantoom geworden dat de jongens in het boek najagen, de reëel visceralist die hun voorbeeld had kunnen zijn.

Theater / Voorstelling

Underdog gaat voor de eindzege

recensie: Jochen Otten - Underdog

Underdog heet de derde show van Jochen Otten waar hij het afgelopen theaterseizoen mee op de planken heeft gestaan. Slim, want het publiek neigt in de regel de kant van de underdog te kiezen. Of Otten werkelijk deze underdog neer kan zetten, staat nog ter discussie, maar het programma heeft wel een hoog entertainmentgehalte en is bij vlagen zeer sterk.

~

Otten speelt deze avond in Tilburg voor eigen publiek. De oud-Tilburger geeft meteen al aan dat hij het leuk, maar ook eng vindt en zet met deze opmerking het publiek meteen naar zijn hand. Af en toe heeft de show ook wat weg van een onderonsje wanneer hij praat over zijn vriendin op de middelbare school – ‘ja, jullie weten wel over wie ik het heb’ – of hoe hij zich zorgen maakt over zijn moeder – ‘mocht er familie in de zaal zitten, nee er is niks aan de hand met ons mam!’. Deze korte opmerkingen, net als het verhaal over pre-show paniek over een tak en snoeischaartje, maken van Otten een kwetsbaarder man en tippen de balans naar zijn kant, ondanks enkele egomomenten.

Macho underdog

‘Jochen heeft last van een negatief zelfbeeld, hij voelt zich een underdog’, aldus de brochure van de voorstelling. Underdog begint dan ook met een theatrale monoloog over onzekerheid en Ottens positie temidden van zelfverzekerde, stijlvolle en flamboyante mensen. Na enkele minuten laat hij deze gemoedstoestand echter los en daarmee ook zijn underdogpositie. Deze ligt weliswaar ten grondslag aan veel grappen in de voorstelling, maar overstijgt qua thematiek niet de gezonde zelfspot die zoveel succesvolle cabaretiers ten toon spreiden. Sterker nog, zijn manier van doen tijdens de voorstelling en de over the top macho scène waarin Otten push-ups doet met als schijnbaar enige doel zijn getrainde lichaam te showen, vertellen een heel ander verhaal.

Lichaamstaal

~

Zijn voorstelling is inderdaad eentje die niet alleen talig, maar ook erg fysiek is. Meestal komt dat de grappen ten goede, bijvoorbeeld in de scène waarin hij de smurf die hem de hele voorstelling al achtervolgt en uitlacht, achterna zit. Of wanneer hij een ‘bonsaiboom’ snoeit. Lichaamstaal is ook zeker zo belangrijk als woorden in de scène waarin Otten vertelt over de Albert Heijn en hun spaaracties. Met zijn torso zo breed mogelijk en gezicht op onweer beantwoordt hij de vraag of hij musicalpunten spaart met ‘zie ik eruit alsof ik musicalpunten spaar?’, waarna hij zijn antwoord op hilarische wijze kracht bijzet. Zijn timing bij deze en andere grappen is onberispelijk. Vaak weet hij op precies het juiste moment die laatste one-liner te brengen om de grap echt af te maken.

Emotionele lading

De context voor zijn grappen varieert ook. Veel delen zijn simpelweg grappig, maar veel hebben er ook een zeer serieuze ondertoon. Het vertellen over imaginaire vriendjes die hem vervolgens aan de poort opwachten, bijvoorbeeld, grijpt terug op een onzekerheid die je niemand toewenst. Ook het verhaal van de laatste vakantie van zijn vader is erg emotioneel en laat een wrang gevoel achter over de grap die volgt. In Ottens woorden in een interview met Metro: ‘Ik vind een grap mooi als hij pijn doet. Dat je voelt dat mensen in de zaal zich ergens in herkennen, maar dat eigenlijk niet willen en er daarom maar hard om lachen.’

De afwisseling van het serieuze met het alledaags simpele, het fysieke met het talige en het macho met het kwetsbare, maakt Underdog gevarieerd en houdt de aandacht vast, waardoor de paar minder succesvolle grappen de show niet overschaduwen. Het publiek verlaat de zaal met net iets meer dan een goed gevoel na een avondje lachen.

Underdog is nog te zien op 8 juni in het Koningstheater in Den Bosch.

 

Theater / Achtergrond
special: 24e editie

Festival a/d Werf 2009

~

Inmiddels is het Festival aan de Werf volop aan de gang. Vanaf 21 mei tot en met 30 mei staat de gehele Utrechtse binnenstad in het teken van dit festival. Ook dit jaar staat er weer een interessante mix van theater, muziek en beeldende kunst op het programma. Het thema van dit jaar is Get real! In de voorbeschouwing, geschreven door onze redacteur Suzanne Groenland, legt artistiek leider Yvonne Franquinet uit dat de trend van het gebruik van de werkelijkheid in het theater in Nederland begonnen is met het ervaringstheater. Andere landen kennen andere vormen om de werkelijkheid in het theater te krijgen en ze vond het daarom ook eens goed om ze naast elkaar te presenteren.

Het resultaat mag er zeker zijn. Internationaal vermaarde gezelschappen zoals Rimini Protokoll, dat bij de vorige editie helaas moest afzeggen, en Gob Squad staan naast producties van eigen bodem. 8WEEKLY trekt er ook dit jaar weer op uit en zal vanaf deze plek verslag doen van dit festival.

Lees nu de recensies van:
Beertourist – Wunderbaum | Moscow – Berlin | Ziener – Bente Hamel | Rechter kan niet – Floris van DelftNO99 – Hot Estonian Guys | 8WEEKLY zag eerder

Manchester United goes East

Beertourist – Wunderbaum
Restaurant ’t Weeshuis, Utrecht • 28 mei 2009

Foto: Dirk van der Burg

Foto: Dirk van der Burg

In Beertourist maak je kennis met Dave en Dave, twee onvervalste Manchester United-supporters. Ze zijn naar Odessa (Oekraïne) gereisd voor een goedkope zuip- en neukvakantie. De dialoog wordt energiek gespeeld door Wunderbaum-acteurs Walter Bart en Matijs Jansen. Zij  reisden vorig jaar zelf af naar Odessa om daar deze voorstelling te maken en te spelen in lokale kroegen en voor een lokaal publiek. Nu spelen ze Beertourist gelukkig ook in Nederland.

Bart en Jansen spelen de twee lompe fans met verve. Met een consequent volgehouden accent en over het algemeen te hard pratend, becommentariëren ze alles en iedereen die ze tijdens hun vakantie tegenkomen. Alleen de vrouwen bevallen hen wel. Hun groteske spel is niet alleen erg grappig, maar ook direct herkenbaar. Hun kort-door-de-bocht manier van redeneren raakt heel wat clichés en vooroordelen.

Tegen de achtergrond van de naderende Europese verkiezingen, wordt deze voorstelling even nog actueler. Vragen dringen zich op als: wat maakt Europa nu eigenlijk Europa? Wat is het wezenlijke verschil tussen wel en niet toegetreden landen? En staat Europa niet eigenlijk gewoon gelijk aan West-Europa? Zoals het Wunderbaum betaamt wordt op die vragen geen antwoord gegeven, maar is het aan de toeschouwer om hier over na te denken. Het maakt van Beertourist een fraaie beschouwing in een vermakelijk jasje. (Suzanne Groenland)
Terug naar boven

Aardappels en kaviaar

Moscow – Berlin
Griftpark, Utrecht • 27 mei 2009

Het valt wel op. Midden in het Griftpark staat de grote rode tent van de Vlaamse groep Berlin. In deze speciaal voor hen gemaakte tent tonen zij hun nieuwste productie Moscow. De groep profileert zich met filmische en theatrale stadsportretten. Na Bonanza, een portret van een dorpje met slechts zeven permanente bewoners, heeft Berlin nu een portret gemaakt van Moskou. En let op, volgens de inwoners is Moskou niet hetzelfde als Rusland. Het zijn twee verschillende landen.

~

Binnenin de tent word je als publiek omgeven door beeldschermen. Op deze schermen zie je  beelden van de stad en interviews met de bewoners ervan. Toch doe je deze productie met enkel het label ‘documentaire’ absoluut tekort. Soms worden op alle schermen dezelfde beelden getoond, maar vaker zie je overal iets anders. De manier waarop de beelden zich tot elkaar verhouden is heel vernuftig. Bijna als acteurs in een theatervoorstelling kunnen de verschillende schermen elkaar aanvullen, versterken, tegenspreken of nuanceren. Ondanks dat je vrij bent om zelf te bepalen waar je naar kijkt, word je blik subtiel gestuurd door het gebruik van beweging en geluid. Wat de compositie die je op die manier als toeschouwer maakt verrijkt, is de soundtrack onder de beelden. De muziek wordt live gespeeld door een strijkkwartet en pianist. Een bijzondere ervaring.
 
Moskou blijkt een stad met enorme verschillen tussen arm en rijk. Verhalen van mensen die een restaurantrekening van 200 dollar beschamend goedkoop vinden staan tegenover de verhalen van mensen die niet eens een fatsoenlijke avondmaaltijd kunnen betalen. Een scala aan bewoners met verschillende achtergronden komt aan het woord. Zo is er een wetenschapster die zich bezig houdt met kankeronderzoek, maar toch niet genoeg salaris krijgt om rond te komen. In de avonden klust ze daarom bij als schoonmaakster. Of de circusdirecteur die een gebroken been overhield aan zijn confrontatie met de corruptie in de stad. Het is alleen jammer dat je van sommige mensen net te weinig informatie krijgt over hun achtergrond. Daardoor is het soms lastig om in te schatten vanuit welk perspectief ze precies spreken. Ontroerend is dat ergens in het portret doorschemert dat deze mensen ondanks alle problemen toch van hun stad houden. Ondanks de kritische analyses van hun situatie blijven ze Moskou trouw. Wat je ziet is eigenlijk vooral een wil tot verbetering. (Suzanne Groenland)
Terug naar boven

Van het ene huis in het andere

Ziener – Bente Hamel
Stadhuisbrug, Utrecht • 22 mei 2009

Stel je voor: je komt thuis en je ziet een schilderij aan de muur hangen. Een schilderij dat daar volkomen natuurlijk hangt, terwijl je zeker weet dat je het zelf niet opgehangen hebt. Je loopt op het schilderij af en je ontdekt dat het jouw huis is, dat op het schilderij is afgebeeld. Maar er is een belangrijk verschil: het afgebeelde huis is een ruïne…

Gezeten op een krukje, turend in een grote, huisvormige kijkdoos, krijg je dit verhaal te horen. En het gaat nog verder, want – zo vertelt de verteller je – je hebt het schilderij zelf gemaakt, jouw handtekening staat eronder. Je rukt het schilderij van de muur, breekt door de muur heen en achter de muur zie je een hutje staan, waarin verfspullen blijken te liggen. Je stapt in een gat door de rotte planken, valt erdoorheen en raakt bewusteloos. Je ontwaakt in je eigen huis, dat nu echter overwoekerdis door planten en op instorten staat. Als kijker voel je je gevangen in een Russische pop in een pop in een pop. Het in de kijkdoos aanwezige miniatuurhuisje/hutje en de diverse spiegels maken het poppenspel compleet.

Foto: Wiebke Wilting

Foto: Wiebke Wilting

Ondanks dat het spookverhaal niet bijster origineel is, is de uitwerking dat wel. De toeschouwer zit op een krukje op een tochtige locatie, met een koptelefoon op en een doek over het hoofd in een kijkdoos te koekeloeren. Het feit dat je de geluiden om je heen maar half hoort, geeft al een beklemmend gevoel en het voyeuristische gegluur draagt daar aan bij. Plus dat er tegenover je nog iemand zit die je voortdurend onherroepelijk in de ogen kijkt. Dit zorgt ervoor dat als de verteller je zegt dat je handen klam zijn, je ook daadwerkelijk zin krijgt om in je handen te wrijven.

Het enige minpunt aan Ziener is dan ook wellicht dat het zo kort is: binnen twintig minuten is het voorbij en word je met een tik op je schouder weer terug in de werkelijkheid gebracht. En dan? Naar huis. Hopen dat het er nog net zo bijstaat als je het achter hebt gelaten…

Ziener is tot 30 mei te zien aan de Stadhuisbrug te Utrecht. (Rianne Werring)
Terug naar boven

Vlotte discussie

Rechter kan niet – Floris van Delft
Huis a/d Werf, Utrecht • 21 mei 2009

Foto: Roy van Veen

Foto: Roy van Veen

Ben jij dader of slachtoffer? Dit is de eerste vraag waar je als toeschouwer van Van Delfts theatrale debat mee wordt geconfronteerd. Onderwerp van het debat is de rechtspraak in Nederland. Aan de hand van de treinkaping in Wijster uit 1975 wordt onderzocht in hoeverre de rechtspraak veranderd is ten opzichte van ruim dertig jaar geleden en in hoeverre dat rechtvaardig is. In een prettig hoog tempo laten de drie acteurs eerst de belangrijkste feiten over de treinkaping passeren, om daarna de aandacht te verleggen naar het proces van de daders. Zij vragen zich af of de Molukse kapers een hogere straf zouden krijgen als ze in 2009 berecht zouden worden. Interessant daarbij is de avondrechter, een rol die iedere avond door een andere gast wordt ingevuld. In dit geval was dit hoogleraar criminologie Willem de Haan, die in zijn werk dagelijks te maken heeft met rechtspraak. Zijn bijdragen geven de theatrale discussie een hele concrete bodem.

Het debat dat de acteurs met elkaar aangaan zit handig in elkaar. Alle kanten van het fenomeen rechtspraak worden belicht en op een vlotte manier komen alle voors en tegens aan bod. Fijn is dat te lange verhandelingen tegengegaan worden door de wendingen in het betoog. Maar ondanks dat de acteurs de aandacht goed vast weten te houden, is het allemaal net iets te netjes. De acteurs lepelen hun teksten net iets te vlot op en conflicten voelen net iets te geënsceneerd aan. Dat maakt de voorstelling net wat braaf. De meest spannende momenten zijn de momenten waarop het geënsceneerde even op scherp wordt gezet, bijvoorbeeld wanneer iemand uit het publiek zijn mening mag geven of wanneer de avondrechter het woord krijgt.

Rechter kan niet leidt niet alleen tot een inhoudelijk debat over de rechtspraak, maar zorgt ook voor een heel ander gesprek. In deze voorstelling is namelijk de dooddoener ‘preken voor eigen parochie’ zeker aan de hand. Het publiek in de zaal bestaat immers uit hoogopgeleide mensen die allemaal gewend zijn om kritisch na te denken. Daardoor is geen enkel gebruikt argument nieuw of verrassend. Ondanks dat de gedachtegang in de voorstelling sterk is, is het de vraag of dit theatrale debat niet beter tot zijn recht zou komen in een andere omgeving en voor een ander publiek. (Suzanne Groenland)
Terug naar boven

Absurde kerels uit Estland

NO99 – Hot Estonian Guys
Theater Kikker, Utrecht • 21 mei 2009

De bevolking van Estland telt nog maar negenhonderdduizend zielen en een vrouw krijgt er gemiddeld nog slechts 1,4 kind. En omdat dat te weinig is om de Estlandse cultuur in stand te houden, komen zeven mannen op het idee om een club op te richten die zoveel mogelijk vrouwen bezwangert. Op een gegeven moment zit een van de zeven voor te rekenen hoeveel kinderen iedere man moet verwekken: 3,2 per dag. ‘That’s a lot of fucking‘, merkt een van de clubleden droog op.

Foto: Tiit Ojasoo

Foto: Tiit Ojasoo

Iedere scene wordt geïntroduceerd door harde rockmuziek en een dia met daarop een tekst als Training: the art of seduction of Strategy. De openingsscene toont ons twee mannen, waarbij de een de ander informeert over het feit dat hij diens vriendin zwanger heeft gemaakt, waarop een verbaal gevecht volgt. Het probleem is echter dat de acteurs Ests spreken – vandaar dat de toeschouwers een koptelefoon hebben gekregen en een vrouw achter een bureau de tekst razendsnel voor de toeschouwer vertaalt. De snelheid zorgt er echter wel voor dat de vertaling monotoon is en er vaak geen duidelijkheid over bestaat wie nu precies wat zegt. Dat mag de pret echter niet drukken, want de voorstelling is ondanks dit grote mankement goed te volgen en boeit ook – tot een van de laatste scènes ontaart in een ellenlange discussie over nationalisme en ethiek. De vertaalster slaagt er daar niet in om het tempo van de acteurs bij te houden en de acteurs slagen er niet in om de discussie te doorspekken met hun eerdere humor. En dat is jammer.

Als toeschouwer merk je dat de acteurs – ondanks dat ze het nationalisme op de hak nemen – graag over hun land spreken en ze niet voor niets folkloristische dansen in het stuk verwerkt hebben. Hilarisch is de scene waarin twee leden van de club voor behoud van het Estlandse volk een Russisch persbureau opzoeken en proberen geld los te peuteren voor hun kinderen. Want hoe verander je zwangerschappen en veelwijverij in een businessplan? En nog belangrijker, hoe leg je een paar Russen uit dat het van belang is dat de Estlandse bevolking groeit, terwijl de Russen ruim een derde van de Estlandse bevolking vormen en ze de absolute elitegroep in het land zijn? De Esten proberen met de Russen te sympathiseren en hen te paaien met eigen voorbeelden, als dat niet lukt roept een van de twee Esten uit: ‘Wat doen jullie Russen eigenlijk in ons land? Als jullie er niet waren geweest, hadden wij dit project niet nodig gehad!’. (Rianne Werring)
Terug naar boven

8WEEKLY zag eerder
Dries Verhoevens De Grote Beweging zagen we reeds in 2006 op het Bossche theaterfestival Boulevard. Op het Groningse Noorderzon Performing Arts Festival zagen we in 2005 Gob Squad met Super Night Shot. In de Blind Date-serie kun je interviews lezen met Floris van Delft en Hanneke de Jong.