Achtergrond

8WEEKLY staat te trappelen

special:

Elke maand zijn er zoveel mooie albums, voorstellingen en boeken te beluisteren, zien en lezen dat het soms lastig is om de parels ertussenuit te vissen. Daarom vertellen onze redacteuren in ‘8WEEKLY staat te trappelen’ waar zij zich de komende maand het allermeest op verheugen. Deze maand kijken we uit naar een nieuw album, een boek en films over mensenrechten.

Gitaargrootheid van begeleider naar de schijnwerpers

Door Joost Festen

Scott McKeon heeft een enorme staat van dienst maar dan vooral ten dienste van andere grootheden. De lijst met namen waarmee deze gitarist samenwerkte is lang. Laat ik er maar een paar noemen: Tom Jones, Eric Clapton, Van Morrison, Joe Bonamassa, Gary Clark Jr., Emeli Sande, Lana Del Ray en Ed Sheeran. Maar de lijst is nog veel langer! Hij speelt gitaar vanaf zijn zevende en was gitarist van het jaar in 1998 als beste jonge gitarist in de UK. Dit album New Morning is zijn derde soloalbum. Hopelijk oogst hij er meer succes mee dan de eerste twee. Aan de kwaliteit kan het niet liggen kunnen we na een paar luisterbeurten met volle overtuiging zeggen.

Het album is grotendeels instrumentaal al bij eerste beluistering kunnen we niet heen om een vergelijking met een van de grote der aarde die alweer en tijdje niet meer onder ons is: Stevie Ray Vaughan.

Wat kan Scott McKeon heerlijk gitaar spelen. Naast het stevige openingsnummer Fight No More gaat McKeon vaak de ingetogen kant op. De langzamere en vooral heel open klinkende bluesklanken zijn van een groots karaktervolle snit met een behoorlijke referentie maar even origineel. Het onderhoudende spel van McKeon kan vele uren luisterplezier opleveren. Hoogtepunten worden eigenlijk aaneengeregen in deze negen composities tellende album. Daardoor trekken de ruim drieënvijftig minuten speelduur enorm snel voorbij. Het titel-leverende ‘New Morning’ is meteen de langste compositie in speelduur en om van te watertanden.

Het album zal op 23 april 2021 verschijnen.

 

 

 

Eindelijk weer een nieuwe Jean Giono

Door Els van Swol

Eind deze maand verschijnt er na lange tijd weer een Nederlandse vertaling van een Jean Giono verhaal: De huzaar op het dak.

Angelo Pardi, een jonge naar Frankrijk verbannen huzarenkolonel, is belast met een mysterieuze missie. Hij is op zoek naar Giuseppe, een Carbonaro zoals hij, die in Manosque woont. Maar de wegen zijn geblokkeerd, de steden gebarricadeerd en reizigers worden in quarantaine geplaatst. Daarnaast wordt Angelo ervan verdacht het water te vergiftigen. Het enige toevluchtsoord dat hij bij toeval ontdekt, zijn de daken van Manosque. Tussen hemel en aarde observeert hij de talloze lijkkarren, aanschouwt hij de pracht van het landschap en raakt hij bevriend met een kat. Maar op een nacht, tijdens een expeditie, ontmoet hij een in alle opzichten buitengewone jonge vrouw…

Movies that Matter festival

Door Joke Maas

Mensenrechten staan weer even flink in de spotlight tijdens het Movies that Matter festival. Van 16-25 april zijn dertig nationale en internationale premières te zien, evenals diverse diepgaande programma’s. Het festival opent sterk met The Man Who Sold His Skin. Dit Tunesische werk is genomineerd voor een Oscar voor Beste Internationale Film. Tickets zijn beschikbaar via de website van MtM Festival. Goed om te weten: de kaartverkoop draagt bij aan het wereldwijd mogelijk maken van gesprekken over mensenrechten.

Film / Films

Slap eerbetoon aan succesvolle vrouw

recensie: Josephine Decker - Shirley

Elisabeth Moss wordt bejubeld in haar rol als de excentrieke Amerikaanse horrorauteur Shirley Jackson. Ze zet zeker een goede performance neer, maar in haar eentje kan Elisabeth maar zoveel bereiken.

Echt biografisch is het verhaal niet te noemen. Shirley Jackson, die daadwerkelijk bestond, was moeder van vier kinderen. In de filmversie van haar leven komen ze echter niet voor. Het is een wat vreemde keus om een verhaal gebaseerd op een echt persoon op deze manier aan te passen. Het was zeker noemenswaardig geweest om te vertellen dat Shirley vier kinderen grootbracht terwijl haar carrière groeide. Het weglaten van deze prestatie bood de filmmakers echter de ruimte om Shirley als de depressieve, aan pleinvrees lijdende ongelukkige persoon neer te zetten die de film maakt tot wat het is.

Deprimerende setting

Het logeerbezoek van het pasgetrouwde stel Fred en Rose (Logan Lerman en Odessa Young) is precies wat Shirley en haar man, professor Stanley Hyman (gespeeld door Michael Stuhlbarg), nodig hebben. Hun grote huis zou kunnen bruisen van gezelligheid, maar in plaats daarvan doet het muf aan. Shirley ligt het liefst de hele dag in bed. Net als haar man, alleen prefereert hij het bed van andere vrouwen. De zwangere Rose moet stoppen met haar studie en dat komt mooi uit want de professor ziet in haar de ideale nieuwe huishoudster. Daarnaast krijgt ze de taak om op Shirley te letten. De vrouwen moeten eerst niets van elkaar hebben, maar wennen langzamerhand aan elkaars aanwezigheid. Aangezien Fred het voorbeeld volgt van Stanley, die hij op een voetstuk heeft staan, is ook hij steeds minder thuis.

Twijfelachtige vriendschap

Hoe afweziger de mannen worden, hoe dichter de vrouwen naar elkaar toe groeien. Dat zorgt voor enige spanning, maar er gebeurt niet echt iets. Gaandeweg wordt duidelijk dat Shirley Rose gebruikt als muze voor haar nieuwe verhaal. Of de vriendschap oprecht is, wordt in het midden gelaten. Als muze doet Rose het in ieder geval goed. Met dank aan haar gast baant Shirley zich een weg door een nieuw soort boek. Ondertussen wordt er medelijden opgewekt voor de schrijfster, die door haar man wordt gecontroleerd op diverse manieren. De film lijkt op een paar momenten echt spannend te worden, misschien wel zoals een van de horrorverhalen van Shirley zelf. Er is een vermist meisje – er zijn er zelfs meerdere – en soms lijkt het er even op dat de waarheid van haar vermissing boven tafel komt. Die spanning zwakt daarna echter weer af, de onderlinge relaties tussen de vier personen blijven het focuspunt van de film. Op zich is daar ook genoeg over te vertellen, alleen smaakt de film ondertussen al naar meer en die wens wordt niet vervuld.

Inspirerende vrouw

In een tijd waarin vrouwelijke auteurs niet serieus werden genomen, lukte het Shirley Jackson om zes novelles, twee memoires en meer dan tweehonderd korte verhalen te publiceren. Diverse auteurs hebben Shirley als inspiratie genoemd voor hun eigen werk, waaronder Joanne Harris en Stephen King. Dat de schrijfster van zo’n grote invloed is geweest, is niet uit deze film te halen. Dat meer mensen van haar bestaan leren is fijn, maar een eerbetoon aan de echte Shirley is deze film zeker niet te noemen.

Boeken / Fictie

Een robot als vriendin

recensie: Klara en de zon - Kazuo Ishiguro

Klara en de zon is Kazuo Ishiguro’s eerste roman sinds hij in 2017 de Nobelprijs voor de Literatuur ontving. Opnieuw doet hij zijn titel eer aan, in een vertelling die even meeslepend als relevant is.

Klara is een KV: een Kunstmatige Vriendin, ofwel een robot. Haar bijna griezelige menselijke gelijkenis doet mensen soms twijfelen hoe ze haar dienen te benaderen: als persoon of zoals een stofzuiger? Ze wordt in huis gehaald voor de 14-jarige Josie, die vaak ziek is en volgens haar moeder gebaat is bij gezelschap. Een onbetrouwbare verteller is zo’n beetje het handelsmerk van Ishiguro en ook in Klara en de zon zijn we afhankelijk van Klara’s beperkte referentiekader. Zo leren we dat sommige kinderen in Ishiguro’s universum ‘opgetild’ zijn, en andere niet. Wat dat opgetild zijn betekent, blijft lange tijd onduidelijk. Langzaam ontrafelt zich het grotere plan van Josies ouders, wat vragen oproept over wat het betekent om het beste met je kind voor te hebben.

Machine learning

Hoewel Google en Facebook in alle toonaarden ontkennen, hebben veel gebruikers het gevoel dat ze afgeluisterd worden door hun apparaten. Het ene moment praat je over de geisers in IJsland en het volgende moment krijg je een reclame voor een mooie vakantie op het Scandinavische eiland. Ishiguro geeft bezieling aan dit fenomeen door Klara te laten kampen met twijfels over het al dan niet respecteren van Josies privacy:

‘Ik hoorde onwillekeurig wat er achter me werd gezegd, en hoewel ik soms dacht dat ik niet hoorde te luisteren, herinnerde ik me dat het mijn plicht was zo veel mogelijk over Josie te weten te komen, en dat ik door op deze manier te luisteren nieuwe observaties zou kunnen doen die me anders onthouden zouden blijven.’

Het is duidelijk dat Ishiguro met de nodige AI-experts heeft gesproken, want ook Klara’s zicht is gebaseerd op hoe kunstmatige intelligentie omgaat met stimuli. Haar blikveld is opgesplitst in een raster; aan de hand van kleine stukjes informatie trekt ze conclusies (linksboven kleine bomen, rechtsonder een plukje haar en een oog: iemand bevindt zich vlak voor haar). Dat kunstmatige intelligentie niet feilloos is, wordt al vroeg duidelijk. Ze kent de zon bovennatuurlijke krachten toe doordat ze in haar begindagen in de winkel verkeerde conclusies trekt. De zon gaat onder achter het RPO-gebouw en dus moet hij daar wel wonen.

Eenzame hoogte

Je zou Klara en de zon als sciencefiction kunnen bestempelen. Ishiguro slaagde er al eerder in: Laat me nooit alleen valt ook als sciencefiction te classificeren en zijn vorige roman Vergeten reus vertoont fantasy-kenmerken. Hoewel genrefictie meer en meer omarmd wordt door de literaire wereld, is Ishiguros subtiele en sensitieve omgang hiermee volstrekt uniek.

Bovendien is Klara en de zon qua thematiek genre overstijgend en handelt het over universele onderwerpen als wat het betekent om van iemand te houden en welke grenzen hieraan zitten. Ishiguro houdt ons een confronterende spiegel voor, te midden van een wereld die meer en meer vertrouwt op kunstmatige intelligentie.

 

Boeken / Non-fictie

2020: “DOE EENS NORMAAL!” SPRAK DE PSYCHIATER

recensie: Het tekort van het teveel, de paradox van de mentale zorg - Damiaan Denys

Het boek van Damiaan Denys laat een gespleten indruk na. Enerzijds is sprake van een moedige en geslaagde poging het complexe veld van psychiatrie, psychologie en Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) in onderlinge dynamiek enigszins te verhelderen in relatie met een door Denys gesignaleerde crisis.

Anderzijds trekt Denys de verkeerde conclusies. Er rammelt van alles aan de interne consistentie van het betoog. Deze psychiater Denys vraagt zich zelfs letterlijk hardop af of het nu werkelijk nodig is dat de mensen al het lijden verwoorden. Slik… die hadden we nog niet gehoord uit de mond van een psychiater.

Ook deinst Denys niet terug voor een extra eigen bijdrage voor die burgers die last hebben van (“normale”) psychische problematiek. Een groep collega-professoren riep minister Schippers in 2012 nog op van zo’n plan af te zien vanwege een door hen gesignaleerd “gevaar voor de volksgezondheid”. Onderzoek heeft ondertussen laten zien dat de invoering van een eigen bijdrage ook helemaal geen financiële voordelen opleverde. Integendeel.

Filosoof Denys lukt het zelfs in dit boek onderscheid aan te brengen in menselijk lijden. Hij herkent normaal lijden en abnormaal lijden en rekent daar nu opeens als econoom in geestelijke gezondheidszorg meer of minder euro’s voor. Hoe hij dat lijden kan wegen en hoe financiële besparingen daaruit zouden moeten voortvloeien blijft onhelder.

Denys pleit uiteindelijk voor een continuering van het verguisde DSM (het diagnostisch en statistisch handboek voor psychische stoornissen) model in de psychische hulpverlening om tot classificaties en diagnoses te komen waarbij psychiatrische behandeling wel of niet vergoed gaat worden. Dit is een herhaling van zetten: dit DSM-model werd binnen de GGZ ingevoerd eind jaren ‘80 van de vorige eeuw vanuit dezelfde gedachtegang. Het heeft dus niet gewerkt of zelfs erger: de indruk ontstaat dat dit systeem de problemen waar Denys een oplossing voor zoekt juist heeft veroorzaakt. Denk in dit geval aan de uitspraak van Albert Einstein: “We cannot solve our problems with the same thinking we used when we created them.”

De vraag is overigens bij dit alles wat nu precies het probleem is waar Denys mee worstelt. De indruk ontstaat dat Denys’ primaire gedrevenheid daarin gelegen is de psychiatrie als discipline maar ook als vak boven water te houden waarbij het als psychiater zo enerverend is, zoals Denys betoogt, op zoek te gaan en in contact te kunnen komen met “de ziel” van de patiënt. De “ziel”, dat woord hadden we al een tijdje niet gehoord. Heeft Denys de toekomst voor ogen of wil hij terug naar ver vervlogen tijden? Denys lijkt decennia van zeer waardevol toenemend psychisch zelfbewustzijn bij de bevolking en bij diegenen die kampen met psychische klachten los te willen laten of helemaal niet op waarde te kunnen schatten.

Werden de wachtkamers in de psychiatrie eind vorige eeuw nog opgesierd door een zilverspiegelende poster waarop met witte letters geschreven stond: “Ooit een normaal mens ontmoet? en… beviel ’t?” Nu is er in de gedachtegang van Denys een U-turn genomen en roept hij de patiënt op om ook eens te overwegen normaal te doen.

Wat is er aan de hand volgens Denys?

Denys signaleert patronen op het terrein van de Geestelijke Gezondheidszorg die hij benoemt als een crisissituatie. Waarom komen mentale stoornissen zo vaak voor, met name in westerse rijke landen? Waarom is de impact zo groot? Waarom worden zo weinig mensen geholpen?

Volgens het World Happiness Report staat Nederland op de vijfde plaats van gelukkigste landen. Toch loopt wie in Nederland wordt geboren een goede kans “gek” te worden, laat Denys weten. Vier op de tien zullen ooit aan een psychische stoornis lijden. Nederland heeft binnen Europa het hoogste budget aan GGZ onkosten als percentage van het nationaal inkomen.

Tot 2002 stijgen de kosten van GGZ met eenzelfde trend als het totaal van de zorguitgaven. Na 2002 wordt de toename GGZ sterker. Tussen 2000 en 2010 verdubbelen ze. De oplossing van meer geld en meer personeel lijkt een averechts effect te hebben. Het budget verdubbelde maar meer instellingen gaan failliet. Opleidingsplekken worden verruimd maar er is minder interesse voor het vak. Veiligheid en kwaliteit worden nagestreefd maar het tegendeel bereikt. Veel personeel overweegt ander werk. De wachtlijsten lopen op. Investeringen resulteren niet in betere maar in slechtere zorg.

Wat zijn de denkfouten en de verkeerde uitgangspunten die aan de oorsprong liggen van de GGZ volgens Denys?

De geestelijke gezondheidscrisis is multidimensionaal. Het is een vraagstuk van de zorg, de psychiatrie en het lijden. Zijn boek, schrijft Denys, heeft de intentie om de onderlinge dynamiek van het probleem van de GGZ bloot te leggen. Om de problematiek beter te begrijpen ontleedt Denys het gebied van de GGZ in drie componenten: het zorgstelsel, het zorgaanbod en de zorgvraag.

Het zorgstelsel – de organisatie en financiering van de hulp

De GGZ is ingedeeld naar ernst, diagnose, leeftijd, duur, financiering, gevaar, context, behandelaar, IQ, discipline, functie, professional, zorginstantie, maatschappelijk belang, behandelmethode, beleidsinstantie… Noem maar op… Iedereen spreekt over “de GGZ” maar die bestaat niet. Elk domein vereist een nieuwe communicatie en een andere interpretatie met andere bureaucratische regels. Hoe is dit te besturen? Wie snapt de financieringswijze nog? De wijze waarop dit bestuurd wordt is totaal versnipperd.

De marktwerking installeerde een nieuwe cultuur. Het principe van functionele barmhartigheid kantelde naar een model van financiële wederkerigheid. De GGZ commercialiseerde. De patiënten werden zorgconsumenten. Diagnoses en behandelingen werden “zorgproducten”.

De Nederlandse overheid bereikte met de zorgverzekeringswet het tegendeel van wat men wilde bereiken. Er ontstond minder controle, minder transparantie en minder efficiëntie. Men wilde meer, maar creëerde minder toegankelijkheid en deskundigheid en minder concurrentie dan beoogd. Men wilde de zorg aantrekkelijker maken, maar creëerde een personeelstekort.

Damiaan Denys concludeert dat de waanzin of het psychische probleem niet geschikt is voor de zakelijkheid van gereguleerde marktwerking. Denys zou hopen dat de professional meer vertrouwen kreeg. Beleidsmakers willen echter meer getallen. Maar de essentie van de psychische hulpverlening is de motivatie van de patiënt en van de behandelaar om het lijden te verzachten. Het zorgstelsel faalt omdat ze “de ziel” van de zorg is vergeten, aldus Denys. Daar heb je dat woord weer…

Het zorgaanbod – de behandelingen en behandelaren

Denys beschrijft dat de psychiatrie wordt gezien als falende discipline. Hij kan daar eigenlijk misschien wel mee  instemmen. Medische autoriteit wordt nauwelijks  meer verdragen. Psychiatrie laat zich in met thema’s als identiteit, zingeving, angst en seksualiteit waar iedereen mee worstelt en waar geen relatie is met een psychiatrische aandoening. Zelfs na 200 jaar psychiatrie is de status van psychiatrische stoornissen onzeker. Tot op heden is voor geen enkele psychiatrische stoornis een biologisch substraat gevonden.

Er gaat een miljardeneconomie schuil onder het psychische lijden. Bij dit alles staat de psychiatrie in constante wederzijdse wisselwerking met de samenleving. Daarin kan een bepaalde cultuur stoornissen mini- of maximaliseren. Medicijnen leveren ook een toename aan stoornissen op. Ziektes worden gebruikt als metaforen van organisaties en samenlevingen. Een mens kan ook verslaafd raken aan zijn ziekte. De psychiatrie zit klem. Men kan het caleidoscopische karakter aan wijsheden als een ongekende rijkdom beschouwen maar ze wordt in onze moderne maatschappij als armoede geduid. Psychiatrie irriteert.

Zullen er nog psychiaters zijn in de toekomst vraagt Denys zich af. Zullen er nog inspirerende gesprekken met patiënten zijn en zullen er nog ingenieuze behandelideeën tot stand komen die het wezen van de psychiatrie kenmerken? De droom van de vrije en creatieve omgang met de waanzin, hoe zal het daarmee verder gaan? Men kan alleen in de psychiatrie staan als men daarbuiten staat. Als men de patiënt verlaat en de mens benadert, de samenleving begrijpt en het leven verstaat. De psychiatrie heeft haar eigen aandeel in de paradox van de GGZ. Ze voldoet in geen enkel opzicht aan de voorwaarden van gereguleerde marktwerking binnen het huidige zorgstelsel.

De zorgvraag – de patiënten en cliënten

Denys voorziet ons van wat cijfers. Ruim 4 op de 10 mensen lijden ooit in hun leven aan een psychische stoornis. In 2016 werden ruim 1.000.000 volwassen mensen behandeld. Angst, depressie en verslaving zijn ongeacht kleur (dokter Denys gebruikt de term “ras”), cultuur, taal of welvaart het meest voorkomend. In de afgelopen 20 jaar zijn er geen nieuwe psychische stoornissen bijgekomen. Toch zijn in Nederland de kosten met 3 miljard gestegen. Denys vergeet hier opmerkelijk genoeg de door hemzelf populair gemaakte Body Dysmorphic Disorder en Misofonie als nieuwe in het leven geroepen stoornissen.

Volgens Denys maken er mensen gebruik van de GGZ voor iets dat niet echt voldoet aan de criteria van een psychische stoornis. De cijfers laten daarbij zien dat 89% van de Nederlanders verklaart gelukkig en gezond te zijn. Tegelijkertijd laat 42% echter weten aan een psychische stoornis te lijden. Maken psychische klachten onderdeel uit van een gelukkig gezond leven? Hoe ontstaat eigenlijk een psychische hulpvraag? Wat is abnormaal? Wordt alles gemedicaliseerd? Verschaft het lijden ons menselijkheid? Het kan jaren duren voordat de zorgvraag wordt gesteld. Welk psychisch lijden moet door de samenleving worden gedragen en welk lijden is onze eigen verantwoordelijkheid? Normaal en abnormaal… Hoewel vaak gebruikt is dit een zeer rekbaar gegeven. Normaliteit is een visie, een manier van kijken naar anderen. De psychiatrie normaliseert de abnormaliteit.

De zorgvraag is niet vastomlijnd maar vluchtig als een wolk onbehagen. Abnormaliteit wordt niet door de psychiatrie bepaald maar door maatschappelijke normen en waarden. De westerse normaliteit wordt gekoppeld aan het ideaalbeeld van de mens als productief product waarbij de samenleving geen falen tolereert. De toenemende zorgvraag leidt tot beheersende overregulering waarop professionals het vak verlaten. Er ontstaan gevaarlijke negatieve spiralen.

De oplossing volgens Denys

Naast een analyse van het probleem probeert Denys ook een oplossing te genereren en dat is natuurlijk wel zo prettig. Een oplossing ontstaat volgens Denys als op alle drie de genoemde domeinen veranderingen gaan komen: de overheid moet het systeem in onderdelen splitsen, de psychiatrie moet haar discipline beperken, de mens moet zijn hulpvraag temperen.

Aanpassing van het zorgstelsel

Denys stelt voor het terrein van de GGZ te splitsen in vier gebieden:

  • Zingeving en geluk ligt op het terrein van de filosofie;
  • Sociale problematiek behoort slechts tot het sociale domein. Het domein van het maatschappelijk werk;
  • Het helen van normale psychische klachten binnen GGZ. Dat is het domein van de psychologie;
  • Het genezen van abnormale psychische stoornissen. Dat is het domein van de psychiatrie.

Wat de financiering betreft wil Denys marktwerking (inclusief extra eigen bijdrage) voor psychologische zorg en volledige financiële vergoeding voor de psychiatrische zorg.

Denys wil voor mensen met abnormale psychische stoornissen geoormerkte behandelcentra die carte blanche krijgen als nationaal embleem van uitzonderlijke goede zorg om trots op te zijn. Denys ziet de hier opgedane kennis ook als geschikt exportproduct waarbij hij naar ik verwacht ook een mooie rol voor zichzelf weggelegd ziet. Ik vraag mij af of de wat verwarde zorgmijder de bus zal nemen om daar op vrijdagmiddag ook even langs te gaan voor een portie uitzonderlijke zorg.

De overheid zal volgens Denys driedubbel voordeel trekken van genoemde splitsingen: de kwaliteit zal toenemen, de kosten zullen dalen en het zorggebruik zal op natuurlijke wijze worden afgeremd. Denys naast psychiater en filosoof in een nieuwe rol als nationaal financieel onderlegde organisatiedeskundige onderbouwt deze stelling nergens.

Dat filosofen als zingevers en geluksbrengers ingeschakeld gaan worden is misschien ook beter eerst even te overleggen met deze beroepsgroep, als zij zichzelf al als zodanig zouden willen bezien.

Verder stelt Denys voor een commissie van deskundigen te benoemen die niet oplossingsgericht en niet op de korte termijn redeneert. Doel is een alternatief zorgstelsel te bedenken waarin de relatie tussen de maatschappelijke rol van de GGZ, de psychiatrie als klinisch wetenschappelijke discipline en de hulpvraag van de burger worden onderzocht.

Aanpassing van de psychiatrische discipline

Beperk de psychiatrie tot de medische zorg. Denys: zolang perceptie, emotie en gedrag die aan de basis liggen van een psychische stoornis in de hersenen plaatsgrijpen en zolang de hersenen een orgaan van het lichaam zijn blijft een dokter noodzakelijk. De medische psychiatrie is aantrekkelijk volgens Denys juist omdat ze stigmatiserend werkt. De natuurlijke aversie tegen de psychiatrie moet juist worden gekoesterd. Denys laat zich ontvallen: “het is ons om de ziel te doen en niet om de mens.” Daar is dat woord weer, nu in een schokkende combinatie.

Veel psychiaters kunnen de druk en de breedte van de bij hen neergelegde taken binnen de GGZ niet meer aan. Denys wil de zorg splitsen of beter gezegd: hij wil de medische professie binnen de psychische hulpverlening uitbreiden:

  • Het benoemen van de “huisarts van de psyche”, een nieuwe medische discipline: “de GGZ arts”;
  • De psychiater als medisch specialist, die beter dan nu wordt opgeleid.

Welke toename in onkosten deze operatie met zich mee gaat brengen geeft Denys niet aan.

Denys pleit verder voor het herwaarderen van klinische expertise versus de nu in de mode zijnde Evidence-Based Medicine. Het individuele en creatieve psychiatrische reflecteren verarmde de afgelopen decennia tot collectief uitvoerend en registrerend handelen. Behandelen werd synoniem met het uitvoeren van zorgstandaarden en richtlijnen.

Diagnostiek werd het afvinken van criteria van de door Amerikaanse psychiaters ontwikkelde Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM) criteria. Veel professionals gebruiken de DSM-indeling niet als handleiding maar als de waarheid. Ze klampen zich eraan vast uit angst voor klachten of uit angst om af te wijken van de regels.

Het DSM handboek staat onder scherpe kritiek. Epidemiologen betwijfelen de geldigheid van ziektecategorieën. Psychiaters missen levensaspecten. Wetenschappers ontkennen de ziektecategorieën omdat ze hun hypotheses niet ondersteunen.

Denys houdt ondanks deze door hemzelf goed omschreven kritiek echter vast aan de DSM als classificatiesysteem. Met name klinische expertise is daarbij nodig om een goede diagnose te stellen. Denys is van mening dat zijn collega-psychiaters geen goede diagnoses stellen. Zou het goed gebeuren dan zou een derde van de diagnoses vereenvoudigen. Dat zou volgens Denys dan een derde in de kosten schelen voor de overheid en een derde aan verdriet voor de patiënt. Deze rekensom grijpt Denys wederom volkomen uit de lucht.

Aanpassing van de zorgvraag

Denys geeft aan dat we zullen moeten leren zelf te evalueren of ons lijden normaal of abnormaal is, aanvaardbaar of onaanvaardbaar, betekenisvol of betekenisloos. Waar komt de onzalige behoefte vandaan om psychische problemen bespreekbaar te maken, vraagt Denys zich af. Volgens Denys abnormaliseren we het normale psychisch lijden tot stoornissen als depressie, burn-out maar ook ADHD en autisme. We moeten ons gezamenlijk verzetten tegen dit abnormaliseren. Psychiater Denys roept ons op vooral normaal te doen, wat dan weer miljoenen aan besparingen zal opleveren. Of zouden het miljarden zijn? Denys rekent het ons niet voor.

Beschouwing van strikte grenzeloze verwarring

Denys spreekt graag over paradoxen. In zijn boek speelt echter een paradox die Denys over het hoofd ziet. Het is er een in de meest verontrustende vorm van de Double-Bind communicatie. Het is niet de bevolking die al die psychiatrische DSM-categorieën tot leven heeft gewekt. Het zijn de psychiaters die deze etiketten vanaf de jaren ’80 onophoudelijk zijn gaan plakken. Nu enkele decennia later gewone mensen deze taal zijn gaan overnemen, ongemerkt patiënten geworden zijn, en deze taal gebruiken om hun situatie en lijden te verhelderen, verwijt de psychiater het “de patiënt” om in deze ziekmakende begrippen te denken. “Doe eens normaal joh” wordt dan het credo van de psychiater in de 21e eeuw. In de op communicatie georiënteerde psychologie wordt deze Double-Bind communicatie gezien als verontrustende voorbode van grote psychische problemen als schizofrenie in families. Dat geeft te denken… Speelt dit proces van etikettering en overname daarvan door de bevolking een positieve rol in het laten toenemen van “psychische problematiek” of mensen die in dit soort termen spreken?  Deze stelling ligt redelijk voor de hand. Waarom noemt Denys deze invalshoek dan niet?

Als verantwoordelijken in de psychische zorg gebruikten psychiaters het DSM-stelsel in samenwerking met verzekeraars om zorg mogelijk te maken voor mensen met echte psychische klachten, of in Denys’ termen: abnormaal psychisch lijden. Het DSM-stelsel werd eind jaren ’80 in Nederland door psychiaters omhelsd juist om psychische zorg te kunnen afbakenen van welzijnszorg. Mensen die niet aan de criteria voldeden voor een stoornis kwamen niet in aanmerking voor behandeling. Punt. Zo eenvoudig was het. Dat was het model om toename van oneigenlijk gebruik en nodeloze kosten te beteugelen eigenlijk in een tijd dat de kosten de pan nog helemaal niet aan het uitrijzen waren. Er waren in de volksmond ook echt nog niet zo veel diagnoses in die tijd. Je had ze niet alle vijf op een rijtje, was depressief of overspannen, veel te bang of zo gek als een deur of zoals u wil: een bos juin. Denys ziet wat ervan gekomen is maar pleit desalniettemin voor voortzetting van hetzelfde model van strikte classificatie met de talloze DSM-categorieën waarbij hij dan iets strikter zal classificeren dan zijn collega’s in den lande, om het goede voorbeeld en besparingen te realiseren.

Denys betrekt de geschiedenis bij zijn uiteenzetting wat op zich interessante doorkijkjes geeft. Medio 1880 werd er al net zo zorgelijk aangekeken tegen de immer voortrazende maatschappelijke ontwikkelingen die zonder twijfel grootse psychische problematiek tot gevolg zou hebben. De zorgelijkheid is van alle dag.

Denys heeft dan merkwaardigerwijs weer geen oog voor de eerder genoemde interessante periode van de jaren 80 van de vorige eeuw. In die tijd werden in de ambulante GGZ de versnipperde hulpverleningsmogelijkheden samengebracht in een landelijk regionaal systeem van RIAGG’s (Regionaal Instituut voor de Geestelijke Gezondheidszorg). Een 50-tal RIAGG vestigingen waarbij geheel Nederland werd voorzien. Uitgangspunt was regionale bereikbaarheid voor cliënten. De in dat gebied statistisch op wetenschappelijke gronden voorkomende psychische problematiek werd vertaald in een budget waarmee de vestiging aan de slag kon. Geen financiering in de vorm van marktwerking of u vraagt wij draaien. Financiering op basis van onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek. Dit was een tijd waar wetenschappelijk onderzoek nog niet was verweven met allerlei maatschappelijke en commerciële belangen. Nog niet eens zo heel erg lang geleden dus.

Terugkijkend maakt het wel duidelijk waar dit hele gebied van de GGZ langs is afgegleden. Ook Denys spreekt in zijn boek over de teloorgang van de wetenschappelijke kennis door de zoveel mogelijk artikelen producerende machinerie die niet selecteert op inhoud maar op kwantiteit.  In de tijd van de RIAGG’s was er zelfs budget voor preventie. NB! Een  budget gericht op het verminderen van het ontstaan van psychische hulpvragen! Dat is nog eens het omgekeerde van marktdenken…

Concreet heeft het model van marktwerking diegenen die betrokken zijn bij de aanbodzijde van de markt bepaald geen windeieren gelegd. Verzekeraars spelen aanbieders tegen elkaar uit en versterken zodoende hun eigen positie op de markt. Hoe meer probleemgevallen hoe meer werk voor de verzekeraars. Het aantal mensen dat verkast van de ene naar de andere zorgaanbieder behoeft ook de nodige zorg van de verzekeraar dus da’s ook niet verkeerd, al vraagt het wat meer mankracht, administratie en onoverkomelijk een wat hogere premie natuurlijk. Wat het zorgaanbod betreft zijn net als in een warenhuis tal van subdivisies en gespecialiseerde teams ontwikkeld binnen een moderne GGZ-instelling wat natuurlijk ook prachtig is. Waar is tegenwoordig nog een warenhuis te vinden waar de mensen maanden in de rij gaan staan om uiteindelijk hun inkopen te doen. Qua marktwerking een geweldig commercieel succes… Toch? Helaas, de hulpvrager is de dupe van deze vercommercialiseerde op medisch model geschoeide versplintering binnen de GGZ die voor wachttijden zorgt voor kolonnes hulpvragers in het warenhuis die nog steeds niet bij de juiste afdeling zijn aangekomen… Shop till you drop… Slachtoffers van seksueel misbruik die hun nood moeten klagen in de Tweede Kamer en wachtlijstwachters die op het Binnenhof dagelijks aandacht vragen voor deze misstanden… Het moet niet gekker worden!

Is het eigenlijk wel erg dat er veel belangstelling is voor psychische ondersteuning door professionals?. Denys heeft het over een totaal gebrek aan kennis op het gebied van psychische klachten bij onze bevolking en de totale afwezigheid  van algemeen onderwijs op dit gebied op onze scholen. Het klopt dat gebrek aan verkeersles veel verkeersgewonden met zich mee kan brengen. Zo zou het ook kunnen dat heel wat Nederlanders op bepaalde momenten in hun leven bezig zijn met een inhaalslag van informatie op dit gebied? Ja dat kost geld. Onderwijs kost ook geld. We mogen kiezen waar we onze kinderen in willen onderwijzen en preventief zou dat heel wat zoden aan de dijk zetten. Hoeveel miljoen dat oplevert? Ik zou het niet durven zeggen… sowieso hoeven we ons geen illusies te maken. Als mensen zich niet meer bezig gaan houden met hun persoonlijk psychisch welzijn, waar gaan zij zich dan mee bezighouden? En wat gaat dat maatschappelijk gezien kosten?

Naast dat de door psychiaters ontwikkelde DSM-classificatie grote gevolgen heeft gehad voor het denken over psychische klachten zijn er dus ook gevolgen geweest voor het inrichten van zorginstellingen langs dezelfde lijntjes. Net als het algemeen ziekenhuis eigenlijk, want kennelijk is er een sterke drang onder professionals in de psychische zorg om ook “doktertje” te willen spelen. Tuurlijk, dat is de machtigste plek en dat willen we allemaal wel. Elke afdeling zijn eigen specialist klinkt lekker overzichtelijk maar heeft in de praktijk de uitwerking dat de ene specialist zich per definitie onkundiger zal moeten verklaren dan de andere specialist. Hier worden de handen in de lucht geheven en ontstaat systemisch gezien binnen korte tijd totale machteloosheid.

Dit alles bij elkaar maakte dat ook wetenschappelijk onderzoek naar wat werkte in behandeling eenzelfde opzet kende. Behandelingsprotocollen werden op geclassificeerde begrippen gericht en niet op personen met levenservaringen. Niet op een psychologische belevingswereld of levensfase maar op klachten sec. Therapieën ontstonden in de intellectuele wereld en zijn intellectuele puzzelwerkjes van mensen die denken dat psychische problemen rationeel op te lossen zijn. Zo vliegen ze als intellectuelen zelf immers problemen aan. Therapieprogramma’s worden gemaakt als “one size fits all” of computerprogramma’s. Het zijn therapieën voor gestandaardiseerde personen, voor geautomatiseerde personen oftewel: robotten. In uit de DSM psychobabble gegenereerde conversaties proberen mensen te voldoen aan robotalgoritmen en daarop “branden zij door”. Gemiddelde mensen hebben immers de neiging zich aan te passen of te onderwerpen binnen de heersende machtsverhoudingen. In onze tijd zijn dat robotten, computers en individualistische neo-liberalistische zelfverwerkelijkings-verkooppraatjes, protocollen en administratieve formularia en meetinstrumenten. Het gerapporteerd geluksgevoel en de toename aan psychische stress in eerder genoemde enquêtes is zodoende allebei waar! Hoe verknipt wil je het hebben? Het gaat er dus zeer zeker over dit lijden als lijden te herkennen… Zeker als de psychiatrie het (problematische) bewustzijn aanwakkerde en vervolgens cliënten met lege handen verwelkomt…

Coppola quote

Denys begint zijn boek met een quote van Francis Ford Coppola in relatie tot diens wereldberoemde film Apocalypse Now: “We were in the jungle. There were too many of us. We had access to too much money, too much equipment. And little bij little we went insane.” Ik denk dat Denys zich geïnspireerd voelt door het gedeelte dat beschrijft dat er te veel van alles was. Parafraserend is zijn boek getiteld: “Het (De) tekort(koming) van het teveel” en dat wijst in de richting van het probleem en de oplossing die Denys voor ogen ziet: er is van alles teveel en snoeien of bezuinigen is de remedie.

Wat mij betreft zit de moeilijkheid meer in wat in de eerste zin verwoord wordt: “We were in the jungle.” Deze jungle gekenmerkt door gebrek aan overzicht, wildgroei aan inzichten en een samenleving die mensen isoleert in afwijkendheid, consumentisme en prestatiedrang in combinatie met een psychische zorg die mensen vervreemdt van hun eigenheid in saamhorigheid en de klachten die dat geeft medicaliseert … ja dat is een jungle die zijn weerga niet kent en op zich krachtig genoeg is om beetje bij beetje zeer machteloos en gekmakend te maken… en dat is er dus ook van gekomen…

Maar gelukkig heeft deze jungle juist ook van alles heel veel in zich om  zich uiteindelijk te ontwikkelen naar een evenwichtiger niveau. Zeker als we dit met velen aanpakken en het vele geld goed besteden en dit doen samen met de mensen met psychische klachten. Vertrouwen op hoe goed zij dat kunnen aangeven. En trouwens… die film van Francis werd met al die mensen, al die apparatuur en centen, en al die gekte toch juist ook best wel een beetje heel erg ok?… Ja toch?! Dacht ik wel! Een meesterwerk…

Boeken / Fictie

Onmogelijke liefde van een half-heks

recensie: Grimmige avonturen van Sabrina, seizoen van de heks– Sarah Rees Brennan

Voor wie de Netflix-serie niet kent is het boek Sabrina van Sarah Rees Brennan gewoon een modern sprookje of beter nog: een verhaal van een onmogelijke liefde tussen een half-heks en een gewone sterveling. Het boek verhaalt over de worsteling van een jongvolwassene, die lijkt te moeten kiezen, maar waarbij de liefde lonkt en pronkt.

Persoonlijk is uw 8WEEKLY recensent een vreemde in de wereld van Netflix. Wie daar weleens op zoek is naar vermaak zal mogelijk de serie, waarvan dit boek een uitvloeisel is, wel kennen. Uw recensent duikt dit boek in zonder ook maar iets van deze serie te hebben gezien. Dat is de manier waarop je een boek normaalgesproken benadert dus.

Duistere wereld van magie

Voluit heeft het boek de titel: Grimmige avonturen van Sabrina – Seizoen van de heks, maar voor de titel moet volgens de schrijfster nog staan: De voorgaande geschiedenis, wat een vertaling is van “De prequel”, dat we op de kaft lezen. De schrijfster Sarah Rees Brennan suggereert met deze titel dat er mogelijk nog meer delen zullen volgen of al geschreven zijn. Het boek is de voorloper op de avonturen in de Netflix-serie

Het boek kent een bijzondere indeling, waarbij we verhaallijnen lezen op wit papier met zwarte letters en delen op zwart papier met witte letters. Deze laatste zijn de “duistere gedachten”, die een inkijkje geven in de zogenaamde duistere kanten van de heksenwereld. Het nadeel van de zwarte pagina’s is dat ze moeilijker lezen in verband met het lastige contrast tussen niet helemaal zwart maar gemêleerd zwart/wit en de witte letters. Toch is ondanks deze handicap het boek wel een boek dat je wenst uit te lezen en niet terzijde legt. Bovendien voegen de zwarte katernen wel degelijk wat toe aan het verhaal dat verteld wordt. Het kijkje in de duistere wereld van de magie geeft een extra draai aan het verhaal.

Liefdesverhaal met duistere spanning

Het verhaal gaat over Sabrina Spellman, die op het punt staat om haar heksenbestaan volledig te aanvaarden omdat ze zestien jaar zal worden. Sabrina is net als haar vader een half-heks, want haar moeder was een sterveling. Feitelijk zou ze dan zelfs kwart-heks zijn. Net als haar vader, die een beroemde, krachtige en invloedrijke heks was, voelt Sabrina liefde voor een sterveling: Harvey Kinkle. Deze jongen is ook dolverliefd op haar, al wil ze dat niet helemaal geloven en laat ze hem betoveren, nadat hij naar een ander meisje heeft gekeken. Die betovering maakt dat hij alleen maar haar ziet en niet meer naar anderen zal omkijken. Ondertussen trekken haar familieleden aan Sabrina om haar toch bij hen te houden. Op de achtergrond is neef Ambrose haar grote beschermer. Ambrose is door een betovering gekluisterd aan het huis, waar Sabrina met een aantal tantes woont en wat ze haar thuis noemt.

De verwikkelingen van Sabrina en Harvey vormen de kern van het boek, dat de spanning weet vast te houden. De duistere wereld van de hekserij vlecht prima tussen het verhaal door, zodat we een heerlijk inkijkje krijgen in de lastige liefdesgeschiedenis. Dat alles maakt voor iedereen die wel openstaat voor een modern sprookje Grimmige avonturen van Sabrina – Seizoen van de heks tot een boek waar je je vele uren in kan verliezen.

de drie albumcovers
Muziek / Album

Blues en Covid-19 omarmen elkaar

recensie: Bluesupdate volume 13: Johnny Mastro & Mama's Boys, Popa Chubby, Tiny Legs Tim
de drie albumcovers

Het is niet gek om de blues te krijgen van de Covid-19-toestanden, die de wereld nu al meer dan een jaar teisteren. Artiesten kunnen niet op tournee maar willen zich wel uiten. Dat doen ze dan in nieuwe muziek. Bij de pakken neer gaan zitten is geen optie! In deze elfde editie van de blues update gaat onze aandacht naar gruizig en soms heerlijk stevig werk van hoog niveau.

Natuurlijk kennen liefhebbers Popa Chubby en Tiny Legs Tim al. Johnny Mastro zal misschien minder bellen doen rinkelen. Voor uw 8WEEKLY-recensent is Mastro een volledig nieuwe naam, maar enig onderzoek leert dat het zeker geen onbekende in het bluesgenre is. Tijd dat hij ook wat breder bekend gaat worden.

Johnny Mastro & Mama’s Boys

Het album Elmore James for President dondert als een razende over de luisteraar heen. Met de gruizigheid waarmee we Ian Siegal associëren kunnen we gerust ook Johnny Mastro typeren. De voodooklanken waarmee Mastro en band zich bedienen waaieren allerlei kanten op van de bluesscene. En ook die kant kennen we van Siegal. Laten we er vooral voor waken om te beweren dat het een kopie zou zijn. Mastro heeft genoeg eigenheid in zijn muzikale benadering om het album snel te herkennen als je het na een tijdje weer zou opzetten.

In dertien tracks weet de band een verpletterende indruk achter te laten, die meteen de honger naar een live-optreden lijkt te verschroeien. Voordat dat kan plaatsvinden in deze coronatijd, zullen we het moeten doen met de formidabel ingeblikte enthousiaste ruwe bolster, die we Johnny Mastro & Mama’s Boys gerust mogen noemen. Of het met een blanke pit is, zoals het spreekwoord luidt, valt nog te ontdekken. De titels als ‘Child Wolf’, ‘Wildman Call’ en ‘Bottle Won’t Save You’ doen wat anders vermoeden, maar zoals zo vaak kan schijn anders uitpakken.

We leren uit de releasesheet dat dit het dertiende album van de band is en dat de band reeds vijfendertig tournees in Europa achter de rug heeft en daarbij in vijftien landen optrad. Het mag een wonder heten dat ze voor ons onder de radar zijn blijven vliegen. Met een klein zetje in de rug zou dit nieuwe album hen zomaar ineens ook in de lage landen bij de bluesliefhebbers op het podium brengen, of op een festival als het weer kan. Een feestje bouwen met deze band moet zeker lukken!

Popa Chubby

Op de hoes van het nieuwe album van Popa Chubby, Finfoil Hat, zien we de meester zelf met een mondkapje op, dat overigens op zijn kin hangt omdat hij een shagje rookt met zijn gitaar op schoot. Op deze manier is het een duidelijk tijdsdocument. Wie had ooit gedacht dat we het dragen van zo’n mondkapje als onderdeel van ons dagelijks leven zouden zien?

De muziek van Chubby laat over de periode waarin we zitten ook geen misverstand bestaan. Titels als ‘Baby Put On Your Mask’, ‘Someday Soon (Change Is Gonna Come)’ en ‘Another Day in Hell’ lijken allemaal terug te voeren naar de Covid-19-tijd waarin we leven. Vooral het eerstgenoemde lied gaat hier zeker over, maar – zoals het Popa Chubby betaamt – lijkt het mondkapje uiteindelijk ook het enige dat de dame in kwestie aan hoeft te houden.

De gitaarklanken van Eddie van Halen lijken model te hebben gestaan, als we luisteren naar het rockende bluesnummer ‘Another Day in Hell’. Het is geen kopie, maar de invloeden zijn wel overtuigend terug te voeren naar deze gitaargod en hier mooi verweven in de blues die Chubby ons voorschotelt. Dat is een heerlijke cocktail die staat als het spreekwoordelijke huis. Zwakke momenten zoeken is een hele klus. Of je zou de teksten te serieus willen nemen, zoals bij ‘You Ain’t Said Shit’, waar we eigenlijk heel luchtig over zouden moeten doen, maar voor de diepgewortelde tekstuitpluizer wordt het wel een dingetje om mee aan de slag te gaan.

Inhoudelijk is het titelnummer ‘Tinfoil Hat’ helemaal geënt op wat er in 2020 over de wereld raasde. Daarmee is het album een heel duidelijk tijdsdocument. Maar wel een heel erg lekker blues werkstuk met een stevige drive. Het spelplezier spat zoals gewoonlijk bij Chubby en zijn band uit de speakers.

Tiny Legs Tim

Het album Call Us When It’s Over verscheen alweer in november van 2020, maar krijgt in maart 2021 een re-release, omdat het album volledig was uitverkocht. Tijd om alsnog aandacht te schenken aan dit niet onverdienstelijke werkje van Tiny Legs Tim, dat tot op heden voor ons onopgemerkt is gebleven.

Na de twee eerder beschreven werken kunnen we rustig ademhalen met het album van Tiny Legs Tim, dat heel puntig klinkt, zeker de stevigheid van Johnny Mastro en Popa Chubby mist, maar door het heldere spel des te meer opvalt. De zes composities op deze nieuweling maken het album heel compact en bijna een EP.

Het album is een uitbarsting van de bandleden na een periode van drie maanden isolatie. De emotionele ontlading en energie die daarbij vrijkwam werd voor het zesde album van de band vastgelegd in The Yellow Tape studio in één weekend. De flow en spontaniteit van die live-opnames zullen we als luisteraar nog lang kunnen horen op dit nieuwe werk. Eén cover van R.L. Burnside, ‘Going Down South’, schittert tussen de eigen composities, maar past er prima tussen of beter gezegd: het zet de overige composities allerminst in de schaduw. Vier muzikanten in de standaardbezetting van gitaar, bas en drums ondersteunen de zang van Tiny Legs Tim. Door de nachtelijke opname klinken er zwoele beats en drums door in dit bluesy album, dat de muziek ook geschikt maakt voor de late uren als afdronk van een vette nacht aan muziek. Een opmaat voor een onrustige of onstuimige nacht zou je zomaar kunnen ontwaren. Toch sluit het album af met het lied ‘It’s All Over Now’, of moeten we dat interpreteren als een teken dat de muziek voorbij is en er wat anders kan beginnen?

Boeken / Non-fictie

Abraham Kuyper: bouwer of breker?

recensie: De zeven levens van Abraham Kuyper - Johan Snel & Abraham Kuyper: een biografie - Jeroen Koch

Het academisch jaar 2020/21 is het Kuyperjaar. 140 jaar geleden richtte Abraham Kuyper de Vrije Universiteit op en in 2020 was tevens zijn honderdste sterfdag. Onlangs verschenen ook twee boeken over de oud-premier. Wie was Abraham de geweldige?

Wie Abraham Kuyper (1837-1920) was, is ook na het lezen van twee boeken over hem lastig te zeggen. De vraag wát Kuyper was is eenvoudiger, hoewel het nog niet zo makkelijk is om volledig te zijn. Want Kuyper was vooral heel veel: oprichter van de eerste politieke partij (de ARP), oprichter van de VU, theoloog, predikant, premier, verantwoordelijk voor een kerkscheuring en oprichter en hoofdredacteur van dagblad De Standaard waarin hij dagelijks veel stukken schreef (hij was een alom gewaardeerd journalist).

Historicus Johan Snel heeft ervoor gekozen zijn boek De zeven levens van Abraham Kuyper op te delen in hoofdstukken die elk een rol van Kuypers leven behandelen (Kuyper de journalist, staatsman, wetenschappers, activist etc.). Snel, die aan het promoveren is op Kuypers visie op de journalistiek, beschikt door de digitalisering van oude kranten over meer door Kuyper geschreven artikelen dan eerdere biografen. Wellicht mede als gevolg daarvan weet Snel een heel ander beeld te schetsen van Kuyper dan tot nu toe gebruikelijk was.

De Kuyper van Snel is een heel kleurrijk figuur met idealen die vandaag de dag nog sympathiek in de oren klinken. Hij streed voor verbetering van het lot van het gewone volk, door Kuyper de kleine luyden genoemd (toen al een archaïsme). Hij was een radicale democraat en wilde het machtsmonopolie van de liberale elite – de mannen met dubbele namen, ‘de heren millioenairs’ zoals Kuyper ze noemde – breken. Zowel in de kerk als in de politiek.

Schoolstrijd

Het begon met de schoolstrijd, waarin Kuyper streed voor het recht op en gelijkstelling van bijzonder onderwijs. De orthodoxe protestanten wilden zich niet voegen naar het staatsonderwijs waar vanuit een soort algemeen liberaal christendom werd lesgegeven. Deze strijd verbond de (orthodoxe) protesten en katholieken (die eerder zo verdeeld waren) in hun strijd tegen de liberalen. Vrijheid van onderwijs moest ervoor zorgen dat katholieken katholiek onderwijs konden volgen en orthodoxe protestanten onderwijs dat op orthodox protestantse lees geschoeid was. Door het mobiliseren van de achterban slaagden zij daar uiteindelijk in.

De door hem opgerichte politiek partij (de eerste in Nederland) was met name voor die schoolstrijd in het leven geroepen. Voor wat traditionelere figureren binnen de partij zat hun taak er hiermee op. Niet voor Kuyper: de mobilisering van de achterban smaakte naar meer.

Door het zeer beperkte kiesrecht, waardoor alleen welgestelde heren mochten stemmen, was slechts een kleine bovenlaag van de maatschappij vertegenwoordigd in de Kamer. ARP’ers wisten wel in de Kamer te komen, maar hun achterban was in werkelijkheid veel groter dan het zetelaantal van de ARP deed vermoeden.

Kuyper, die zich eerder al hard had gemaakt voor democratisering binnen zijn kerk, wilde opnieuw de achterban gebruiken om de liberale macht te breken. Het algemeen kiesrecht was hiervoor een geijkt middel.

De ARP was verdeeld. Ook binnen zijn partij botste Kuyper met de mensen met dubbele namen. De aanvoerder van de tegenstanders was Alexander de Savornin Lohman. Uiteindelijk leidde het tot een breuk. De partij die Kuyper had opgericht viel uit elkaar: de groep rond Savornin Lohman ging verder in de Christelijk Historische Unie (samen zouden zij een halve eeuw later met de KVP fuseren tot het CDA).

Tweede Tachtigjarige Oorlog

Tot een breuk kwam het ook in de kerk. En ook daar zette Kuyper zich af tegen een liberale elite. Kuyper, begonnen als een modernist, had zich inmiddels ‘bekeerd’ tot de orthodoxie. De Hervormde Kerk, destijds de volkskerk van Nederland, ging volgens Kuyper aan vrijzinnigheid ten onder. De boel werd volgens hem slechts bij elkaar gehouden door onduidelijkheid over de leer. En als Kuyper ergens niet van hield, was het onduidelijkheid. In 1886 kwam het onder zijn leiding tot een kerkscheuring: hij en zijn volgelingen gingen verder als de Nederduitse Gereformeerde Kerk (die samen met de eerder afgescheiden Christelijke Gereformeerde Kerk samen ging en de Gereformeerde Kerken in Nederland vormden).

Kuyper zag ook dit als een vrijheidsstrijd. Hij noemde het de tweede Tachtigjarige Oorlog. De Hervormde Kerk was nu wat Spanje en de Kerk van Rome toen waren. Kuyper hield van historische vergelijkingen en van grootspraak. Hij vergeleek zichzelf met Luther en Mozes.

Calvinisme als oorsprong van de democratie

De oorsprong van vrijheid en democratie ligt volgens Kuyper ook in de tijd van de Reformatie en de Tachtigjarige Oorlog. In zijn lezingen over het calvinisme zet hij die leer in zes kernpunten uiteen: 1) geen enkele onderwerping van mens aan mens, 2) onderwerping van de mens aan God, 3) alle soevereiniteit bestaat bij de gratie Gods en wordt in toom gehouden door de soevereiniteit in eigen kring, 4) huismankiesrecht, 5) godsdienstvrijheid en 6) onderwijsvrijheid.

Het door hem verder uitgewerkte calvinisme, ook wel eens neocalvinisme genoemd, zette hij neer als een alternatief voor het liberalisme. Niet de Verlichting en de Franse Revolutie, maar de Reformatie enkele eeuwen eerder was de kraamkamer van de democratie. Kuyper voorzag hiermee het gereformeerde volksdeel van een ideologische basis.

Modern of anti-modern?

Een veel genuanceerder beeld van Kuyper komt naar voren in de biografie van Jeroen Koch. Ja, hij was een democraat, maar Koch benadrukt dat Kuyper daar lang ambivalent tegenover stond en het vooral uit opportunistische overwegingen was: het was slechts een middel dat goed van pas kwam om zijn doel(en) te bereiken.

Dat uiteindelijk doel van Kuyper was volgens Koch de herkerstening van Nederland. Het breken met de Hervormde Kerk ging niet om geloofsvrijheid, maar was een tijdelijk en noodzakelijk kwaad omdat de leiders binnen de Hervormde Kerk met hun modernistische ideeën de orthodoxie verkwanselden. Uiteindelijk moest heel Nederland weer op het pad van het ware geloof terugkeren. Evenzo verkwanselde de liberale politieke elite met hun modernistische ideeën de natie. Het mobiliseren van het volk gebeurde in eerste instantie omdat het volk in de ogen van Kuyper wars was van liberale en modernistische ideeën. Deze Kuyper valt nog het best te vergelijken met een hedendaagse aanhanger van de Moslimbroederschap.

Het beeld dat uit de biografie van Koch naar voren komt, is een Kuyper die zich vooral verzet tegen de moderniteit. Snel daarentegen, wijst erop dat Kuyper ondanks zijn bekering tot de orthodoxie, altijd deels de modernist is gebleven die hij in het begin van zijn leven was. En dat Kuyper uiteindelijk het calvinisme als politieke en levensbeschouwelijke visie, erg modern interpreteerde. Die moderne visie van zijn calvinisme bewoog hem tot oprechte inzet voor vrijheid, democratie en gelijkheid. Ondanks zijn verzet tegen de liberalen, was hij op sommige vlakken juist liberaler dan de liberalen.

Hoewel Kuyper veel heeft opgebouwd, heeft hij ook veel gebroken. Dat werd Kuyper in zijn tijd ook verweten, met name het feit dat hij de nationale volkskerk heeft gespleten (hoewel het aantal mensen dat hem volgde tot zijn teleurstelling beperkt bleef). Maar brak hij vanuit de overtuiging dat ieder zijn eigen geloof moest kunnen belijden of brak hij om uiteindelijk Nederland en de Hervormde Kerk weer samen op het rechte pad te brengen? Wie Snel leest, vermoedt eerder het eerste; wie Koch leest, het tweede.

Kuypers erfenis

Waar zowel Koch als Snel het over eens zijn, is dat de verzuiling waar Kuyper ontegenzeggelijk aan heeft bijgedragen nooit zijn bedoeling is geweest – zeker het sterk naar binnen gekeerde karakter van de gereformeerde zuil zal hij niet hebben voorgestaan. Kuyper zette zich niet af van de rest van het land, maar wilde het land veranderen.

Waar de verzuiling een onbedoeld gevolg is van Kuypers inzet, was hij juist op de doelen waar hij zich wel voor inzette niet altijd doorslaggevend. Uiteindelijk was niet Kuyper verantwoordelijk voor het doorvoeren van het algemeen kiesrecht. Op het sociale vlak had Kuyper de beste bedoelingen, maar hij slaagde er uiteindelijk niet of nauwelijks in het lot van de arbeiders en armen te verbeteren met concrete wetten.

Al met al is Kuyper een zeer fascinerende maar moeilijk te vatten figuur in een even zo fascinerende tijd in de Nederlandse geschiedenis. Kochs biografie geeft behalve een gedegen beeld van Kuyper ook een goed beeld van zijn tijd. Het boek van Snel dient meer als introductie, maar zijn kleurrijkere interpretatie van Kuyper maakt nieuwsgierig naar een volwaardige biografie van zijn hand. Wie weet komt dat er nog ooit van.

De zeven levens van Abraham Kuyper: portret van een ongrijpbaar staatsman        
Johan Snel
Prometheus
Prijs: € 25
400 bladzijden
ISBN 9789044645088
Sterren: 4
https://uitgeverijprometheus.nl/catalogus/de-zeven-levens-van-abraham-kuyper.html 

Abraham Kuyper: een biografie
Jeroen Koch
Boom
Prijs: € 44,90
676 bladzijden
ISBN 9789024434114
Sterren: 4
https://www.boomgeschiedenis.nl/product/100-213_Abraham-Kuyper 

Boeken / Non-fictie

De donkere kant van de wetenschap

recensie: Het blinde licht - Benjamín Labatut

Wetenschappelijke revoluties leiden niet altijd tot iets goeds. In het ambitieuze Het blinde licht – dat onlangs genomineerd werd voor de International Booker Prize 2021 – gaat de Chileense schrijver Benjamín Labatut op zoek naar de persoonlijke verhalen die schuilgaan achter enkele gruwelijke ontdekkingen.

Waar ligt de grens tussen genialiteit en waanzin? Valt het de onderzoeker altijd aan te rekenen wanneer die met zijn ontdekking een doos van Pandora geopend blijkt te hebben? Labatuts uitgangspunt is interessant en tot op heden vaak onderbelicht gebleven in de wereld van fictie. In een vijftal korte verhalen lezen we onder andere over de briljante wiskundige Alexander Gothendieck, die zo bang was voor wat zijn ontdekkingen zouden kunnen ontketenen dat hij alle banden met de wereld verbrak.

Dwarsverbanden

Labatut grijpt je meteen bij de lurven in het eerste verhaal ‘Pruisisch Blauw’. Zowel het mosterdgas dat in de Eerste Wereldoorlog werd gebruikt als Zyklon B (het middel dat Nazi’s in de gaskamers gebruikten) blijken hun oorsprong te hebben bij de kleurstof Pruisisch Blauw. In een razend tempo voert Labatut zijn grimmige personages op, waaronder alchemist Johann Dippel (die vermoedelijk Mary Shelley inspireerde voor Frankenstein) en Fritz Haber (die met zijn gasaanvallen in de Eerste Wereldoorlog tientallen duizenden soldaten doodde).

Of neem ‘De singulariteit van Schwarzschild’, over een beduimelde brief die Albert Einstein in 1915 toegezonden krijgt vanuit de loopgraven. Einstein is verbluft: de brief bevat de eerste exacte oplossing voor de vergelijkingen van de door Einstein geponeerde algemene relativiteitstheorie. De schrijver van de brief, Karl Schwarzschild, is wiskundige en tevens luitenant. Zijn oplossing zorgt voor het eerste begrip van het fenomeen ‘zwarte gat’. Helaas krijgt Einstein geen kans om hem te bedanken; vlak na het verzenden van zijn brief overlijdt Schwarzschild aan de gevolgen van een gasaanval.

Tussen feit en fictie

Het blinde licht houdt het midden tussen fictie en non-fictie. In zijn dankwoord gaat Labatut hier kort op in: ‘Pruisisch blauw’ bevat slechts één fictieve passage. De daaropvolgende teksten bevatten meer vrijheden, hoewel hij benadrukt de wetenschappelijke concepten wel zoveel mogelijk trouw gebleven te zijn.

Het past wellicht in de Zuid-Amerikaanse magisch-realistische traditie, maar desondanks is het soms frustrerend niet te weten welke delen fictie zijn en welke niet. Eigenlijk wens je iets op te steken van de leeservaring, maar Labatut dwingt je vervolgens Wikipedia erop na te slaan wil je écht weten hoe het zit. Het is de vraag of we in tijden van nepnieuws en deepfakes wel zo veel behoefte hebben aan nog meer vervagende grenzen.

Daarnaast zullen de complexe wetenschappelijke theorieën en concepten die voorbijkomen de pet van de meeste lezers te boven gaan. Enige explicaties zouden welkom zijn om de lezer bij de les te houden. Onduidelijk blijft vooral wat Labatut exact wil bewerkstelligen en hij laat de lezer hierdoor  achter met een wat onbestemd gevoel.

Boeken / Non-fictie

De geheimen van de Franse keuken doorgrond

recensie: Oui, Chef! - Bill Buford

Eerder stortte journalist Bill Buford zich op de Italiaanse kookcultuur, wat resulteerde in de bestseller Hitte. In Oui, Chef! zijn de Fransen aan de beurt, en wel in het bijzonder Lyon; de culinaire hoofdstad van Frankrijk.

Als er iets is waar je Buford niet van kunt betichten, dan is het wel een gebrek aan doorzettingsvermogen. Hij is erop gebrand te leren koken als een Franse topchef en dus zal hij een sterrenchef bereid vinden het hem te leren. Maar alleen al het gerucht dat de Lyonezen niet gesteld zijn op buitenstaanders, zou voor menigeen genoeg zijn om de handdoek in de ring te gooien. De voormalige New Yorker-redacteur laat zich echter niet zomaar uit het veld slaan. Alle bureaucratische rompslomp ten spijt, weten hij en zijn vrouw een Lyonees appartement te bemachtigen (dat ze als ware expats volstouwen met IKEA-meubels). Ook hun driejarige tweelingzoons moeten eraan geloven: de komende jaren ruilen zij hun donuts in voor chocoladebroodjes.

La vieille pâte

Buford doet verwoede pogingen een stageplek te bemachtigen in een sterrenrestaurant, maar de topchefs blijken – niet geheel verwonderlijk – niet zo happig op een vreemde in hun keuken. Gelukkig is daar bakker Bob, een zachtaardige man die het beste brood van de hele stad bakt. Ook al realiseren beide partijen zich dat de bakkerij slechts een tussenstation is, toch is Bob meer dan bereid om Buford de grondbeginselen van de Franse keuken bij te brengen. Waar zou een Franse maaltijd zijn zonder brood?

Bob blijkt niet veel affiniteit met hygiëne of structuur te hebben. Zijn werkwijze is briljant in zijn eenvoud: als gist gebruikt hij een enkel stukje deeg van de vorige dag. Maar het echte geheim zit in het meel dat Bob gebruikt. Lekker meel betekent lekker brood, maar helaas wordt het door Bob verguisde ‘fabrieksbrood’ steeds meer de norm in Frankrijk. Het maakt Bob oprecht triest dat er Fransen zijn die opgroeien zonder ooit ‘echt’ brood te eten.

Waar een wil is

De namen uit de Michelingids blijven lonken en dus gooit Buford het over een andere boeg: hij schrijft zich in bij L’Institut Bocuse, de enige koksopleiding in Frankrijk die er écht toe doet. Middels trial-and-error leert hij hier het echte werk: van een goede omelet bereiden (die zacht en veerkrachtig is) tot een vakkundig gefileerde zeebaars (iedere graat afzonderlijk eruit trekken).

De opleiding blijkt een gouden greep: uiteindelijk neemt topchef Mathieu Viannay Buford aan als stagiair in zijn met een Michelinster-bekroonde restaurant La Mère Brazier. Het is hier waar Oui, Chef! het meest boeit; op de werkvloer waar het allemaal gebeurt. Een harde wereld ook, waar een auto-ongeluk krijgen geen geldige reden is om de volgende dag niet op werk te verschijnen.

Dankzij Bufords zelfspot en zijn luchtige kijk op het leven beklijven toch vooral de grappige anekdotes. Zoals zijn hachelijke onderneming op een bergtop een klooster te bezoeken dat hij kent uit een boek van Brillat-Savarin. Ondanks zijn voorbereidingen en zijn verbazing over het feit dat niemand anders van de zonnige weekenddag gebruikmaakt om deze historische plek te bezoeken, is het pas bovenop de berg dat hij erachter komt dat het klooster al is afgebroken – enkele eeuwen geleden.

Oui, Chef! is zo’n boek ongecompliceerd boek dat heerlijk voortkabbelt en onderwijl steek je het een en ander op over de Franse keuken. Toch is het de vraag of het ook niet-foodies genoeg kan boeien, daarvoor is het aardige maar uiteindelijk toch niet wereldschokkende verhaal over iets te veel pagina’s uitgesmeerd.

Boeken / Non-fictie

Een dappere geschiedvertelling

recensie: De geschiedenis van mijn seksualiteit - Sofie Lakmaker

Open, onbevreesd en intiem: dát kenmerkt het debuut De geschiedenis van mijn seksualiteit van Sofie Lakmaker, dat gaat over haar coming out als lesbiënne. Met een grote mond, maar met een klein hartje raast ze door herinneringen heen die haar hebben gevormd op haar queeste. Een beminnelijke schrijfster, die je inpakt met haar stilistische vernuft.

Ongeveinsde dapperheid

Vol ongeveinsde dapperheid begint Sofie Lakmaker aan haar verhaal: “[…] ik ben gewoon iemand die heel graag vrouwen penetreert […].” En op die koers vaart haar openhartige debuutroman De geschiedenis van mijn seksualiteit voort. Het boek leest als één lange filosofische overpeinzing over de personen die komen en gingen – en soms zelf bleven – in haar leven en dat gaat gepaard met een flinke dosis zelfspot, frustratie en zo nu en dan een vlaag pure stoerdoenerij.

Met de titel De geschiedenis van mijn seksualiteit is geen woord teveel gezegd: in haar eerste boek is Lakmaker zelf onderwerp van (eigen) studie. Voor dit boek keert ze zichzelf binnenstebuiten. Behoorlijk persoonlijke dingen, zoals haar ontmaagding en haar ontmaagder (?), blijven niet onbesproken. Het is alsof ze op de troon van Oprah is gekropen en op een gewiekste wijze alle veel te gevoelige zaken uit zichzelf heeft getrokken en heeft opgetekend. Daarmee wint ze meteen de waardering van haar lezer. Het is haast een uitnodigend gebaar, waarmee ze lijkt te willen zeggen dat ze geen geheimen voor haar lezers heeft. Die geheimen zijn allemaal stukjes van haarzelf, die aan elkaar gelijmd zijn en worden gepresenteerd als een volwaardige roman.

Het boek heeft een blog-achtige lading, waarin haar ervaring als columniste voor De Groene Amsterdammer en Linda.meiden naar voren komt. Ze heeft een goed oog voor de details in haar omgeving en doet hiervan vervolgens een opmerkelijk verslag in de vorm van een grappige anekdote, die lang blijft spoken in je hoofd. Het heeft aan de ene kant ook iets rommeligs en het doet enigszins onaf aan. Het is immers geen chronologisch verhaal dat ze ten gehore geeft, zoals ze zelf al aangeeft, maar het is een fragmentarisch verhaal. Iedere anekdote die passeert, draagt herkenbare, terugkerende elementen in zich: humor gekoppeld aan mensen ‘roasten’ (afzeiken) ondersteund met aan de lezer gerichte zinnen als ‘Snap je?’ en ‘Weet je wel?’. Deze laatste vragen, die nogal als ‘cool’ overkomen, worden naar het einde van het verhaal toe haast ondragelijk vanwege de eindeloze herhaling ervan.

Filosofe aan het woord

Wat zeker niet ondragelijk wordt, is haar vermogen op humoristische wijze te reflecteren op situaties die voor iedereen herkenbaar zijn. Zoals het ‘feit’ dat mensen in de universiteitsbibliotheek niet komen om te werken, maar om te flaneren met een koffie in de hand (denkend aan al het scriptiewerk dat later verzet gaat worden). Ook weet Lakmaker net die woorden uit de kiezen, waardoor je hardop moet schaterlachen. Zo beschrijft ze menigmaal een studiereis, zoals de studiereis in Kalingrad, waar ze met haar studiegenoten eindigde voor een verkeerd gebouw: “Je voelt dan gewoon hoe dat gebouw zijn lachen inhoudt.” Overigens heeft Lakmaker genoeg levenslessen voor haar lezers, vooral als het over de liefde gaat, want dáár draait dit boek ook grotendeels om.

Neem nu haar advies om te checken of je echt, maar dan ook écht verliefd bent: “Dat is ook een manier om te controleren of je last hebt van hevige verliefdheid: je bent opeens al je ideeën kwijt.” Deze levenslessen worden afgewisseld met rake observaties over seks, maar dan wel overgoten met een ‘filosofisch sausje’: “In feite is seks net zoiets als een waterleiding: heel vervelend als je er gedoe mee hebt, en je kunt ook eigenlijk niet zonder. Maar dat betekent niet dat het hele leven om waterleidingen draait.” Vervolgens legt ze, als de filosofe die in haar huist, een verband tussen mensen die zich bezighouden met verbanden waar de rest van de wereld het nog niet over eens is en met eenzaamheid en depressie.

Soms raakt ze ook zo verwikkeld in een discussie met andere mensen uit haar leven die hier dienst doen als personages, dat Lakmaker allemaal zijpaden inslaat en het zo voor elkaar weet te krijgen om verwijzingen naar de literatuur te verweven in haar eigen boek. Door de intertekstuele verwijzingen naar David Copperfield, J.D. Salinger, Simone de Beauvoir, Arnon Grunberg, Frida en nog een handjevol (woord)kunstenaars, krijg je goed in de gaten dat Lakmaker zich voorheen al heeft ingespannen om zelf een ‘Grote’ te worden.

Die kans wordt haar nu geboden door haar halfbroer, Daniël van der Meer, die samen met Toine Donk in 2011 uitgeverij Das Mag oprichtte. Zij twee hebben Lakmaker naar eigen zeggen lang lastig gevallen om haar verhaal te delen met de wereld in de vorm van een boek, terwijl Lakmaker zelf nogal sceptisch was over hun idee om ‘de reis’ die zij maakte als achttienjarige in boekvorm de wereld in te brengen: “Weet je wat ze almaar zeiden, over die reis die ik maakte toen ik achttien jaar oud was? ‘Hier zit een roman in.’ Het is niet zo vriendelijk om te zeggen, maar bij mijn uitgeverij zeggen ze dat ongeveer bij alles.” Dit soort passages doen vermoeden dat Das Mag een ongeredigeerde Lakmaker aan het woord laat, precies zoals ze door het leven banjert: steevast lak hebben aan alles en iedereen.

Ontiegelijke schijt of pure stoerdoenerij?

Het feit dat Lakmaker zo’n ontiegelijke schijt heeft aan alles, maakt van haar een sterke protagonist. Aan de andere kant lijkt ze ook een persoon te zijn die maar weinig kan dulden. Kom niet bij Lakmaker aanzetten met een verhaal van even grote lengte als dat van haar zelf; het gezeik van anderen kan ze maar in zeer kleine mate tot zich nemen. Daardoor plaatst ze zich – onbedoeld – boven anderen. Toch is het niet alleen pure stoerdoenerij die haar van het hart moet: Lakmaker laat ook inzien hoe ontzettend kwetsbaar ze is. Al meer dan eens bleek dat anderen ook geen blad voor de mond namen: zo namen enkele personen haar fysieke veranderingen kritisch onder de loep. Dat ze haar lange, blonde lokken verwisselde voor een kortgewiekt hoofd, benadrukte voor sommigen dat ze ‘aantoonbaar lesbisch’ is geworden. Op zulke momenten komt – pas op, dit is misschien too much information voor je – bij Lakmaker de diarree naar boven gekropen en krijgt ze moeite met slikken.

Waar je als lezer moeite met slikken van krijgt, is het droevige einde van dit boek. In het laatste, derde deel van het boek ‘Elias Welverloren’, vertelt Lakmaker over de ziekte en het verlies van haar moeder. Op het moment van lezen, realiseer je je dat zo’n ingrijpende gebeurtenis iedereen boos en verdrietig achterlaat en dat dát misschien het overheersende gevoel was toen Lakmaker alle voorgaande hoofdstukken schreef. Dit maakt de betrokken lezer nieuwsgierig: is dit één groot, hetzij chaotisch gestructureerd verhaal waarin Lakmaker alles als een razende millennial in één keer van zich heeft afgeschreven of wordt zij dadelijk de ‘Grote’ die ze wil zijn en waarvan anderen denken dat ze het kan worden?

Wat de uitkomst ook mag zijn, Lakmaker heeft bewezen dat ze stilistisch scherp uit de hoek kan komen en genoeg heeft om een boek te vullen. De vraag is nu of ze ook een gelaagd boek kan schrijven dat niet gegrondvest is op autobiografische gronden (al maakt het boek je hongerig naar het vervolg: lukt het haar om meer te gaan leven als jongen en minder als meisje, zoals ze zich voorneemt?). Het is te hopen dat Lakmaker naast het bakken van pizza’s, een tweede hobby heeft gevonden in het schrijven.