Boeken / Non-fictie

Groepsgevoel bindt en verblindt

recensie: Jonathan Haidt – Het rechtvaardigheidsgevoel - Vert. Karl van Klaveren en Indra Nathoe

Waarom zijn conservatieven en progressieven zo verdeeld en waarom is iedereen overtuigd van zijn eigen gelijk? In Het rechtvaardigheidsgevoel onderzoekt Jonathan Haidt de aard van het morele oordelen.

Het rechtvaardigheidsgevoel werd al meerdere malen bejubeld als een boek dat hard nodig is in het licht van politieke verdeeldheid en florerende complottheorieën. Het belangrijkste punt: blind geloof in het eigen gelijk komt voort uit evolutionair verklaarbare overlevingsmechanismen. Het besef dat niemand hieraan ontkomt, of je nu links of rechts stemt, zou een eerste stap richting depolarisatie zijn. Hoe waterdicht is Haidts verhaal?

De olifant en de berijder

Het rechtvaardigheidsgevoel verscheen al in 2012 als The righteous mind. Het is verdeeld in drie delen en steunt op een aantal metaforen voor menselijk functioneren. De eerste is die van een olifant en zijn berijder, die de intuïtie en de rede representeren. Morele intuïties zijn gebaseerd op de wens om iets te mijden of te naderen ten behoeve van overleven, zegt Haidt. Dingen die walging oproepen, zoals het eten van hondenvlees, keuren we moreel af. Om die afkeuring kracht bij te zetten verzinnen we er een verhaal bij, dat honden te intelligent zijn bijvoorbeeld, of dat ze ziekten bij zich kunnen dragen, maar eigenlijk keurden we het al af voordat we hierover nadachten.

Iemands politieke voorkeur hangt vooral af van de ‘receptoren’ die hij gebruikt, als een tong met verschillende smaakreceptoren. Vind je loyaliteit bijvoorbeeld een belangrijk fundament, dan reageer je op de ‘adaptieve uitdaging van het vormen en onderhouden van coalities’. Een sterke visie op eerlijkheid en bedrog komt weer voort uit het willen tegengaan van uitbuiting.

Groepsgevoel

Onze overlevingsstrategieën zijn niet alleen gericht op onszelf. Volgens de psycholoog zijn mensen voor 90% te vergelijken met egoïstische chimpansees, maar gedragen ze zich daarnaast voor 10% als bijen. Ze zijn namelijk ook heel bedreven in grootschalig organiseren en samenwerken.

Een belangrijke bijdrage van Haidt is zijn herintroductie van een verdrongen nuance uit Darwins theorie van natuurlijke selectie. Die manifesteert zich namelijk niet alleen tussen individuen, maar ook op groepsniveau. De implicatie hiervan is dat ons vermogen tot groepsvorming zowel verbindt als verblindt. Polarisatie is volgens de auteur geen product van individualisme, maar juist van deze groepsvorming: we beschermen de belangen van onze groep, maar creëren daarbij blinde vlekken voor de belangen van andere groepen.

Interpretatie

Haidts verhaal leest zelf ook als een intuïtieve woordenstroom en daar maakt hij dan ook geen geheim van. Wat je leest is de weg die hij zelf binnen de academische wereld heeft afgelegd en wat hij daarbij ontdekte. Hierbij gebruikt hij talloze voorbeelden uit de psychologie, maar verzaakt daarbij de interpretatieve aard van de bevindingen te benoemen. Conclusies uit psychologisch onderzoek zijn interpretaties gegoten in een verhaal, maar Haidt presenteert ze iets te veel als empirisch verkregen waarheden. Zo wordt het bestaan van de een bevestigingsbias ‘aangetoond’ aan de hand van een studie met cijferreeksen. Het is nogal een sprong van cijfers naar morele overtuigingen, die toch meer conceptuele complexiteit moeten bevatten.

Haidts uitspraken zijn vaak generaliserend en overmatig relativerend: hij is niet geïnteresseerd in de verschillen tussen individuen of gradaties van ontwikkeling van culturen. Ondanks alles is Het rechtvaardigheidsgevoel een belangrijke publicatie. Haidt laat zien dat het een bedwelmende illusie is dat of links, óf rechts gelijk zou moeten kunnen krijgen door moreel te redeneren. Hij pleit voor meer bescheidenheid, pluralisme en begrip voor het streven van anderen, en sluit daarmee mooi aan op de behoefte aan verbinding.

Boeken / Non-fictie

Reconstructie van een hoofdpijndossier

recensie: Zo hadden we het niet bedoeld. De tragedie achter de toeslagenaffaire. - Jesse Frederik

Hoe had de toeslagenaffaire voorkomen kunnen worden? En wie is verantwoordelijk voor hoe het zo ver heeft kunnen komen? In Zo hadden we het niet bedoeld reconstrueert Correspondent-journalist Jesse Frederik een tragische geschiedenis.

Het boek zou oorspronkelijk begin december verschijnen, maar de publicatie is tot twee keer toe uitgesteld omdat verscheidene ontwikkelingen rondom de affaire nog in volle gang waren. Zo kwam de parlementaire commissie in december met haar vernietigende rapport waarin veel kritiek wordt geuit op het handelen van zowel kabinetsleden en Tweede Kamerleden als op het Ministerie van Financiën en de Belastingdienst. Er volgde een strafrechtelijk onderzoek, maar uiteindelijk werd besloten de betrokkenen niet te vervolgen. Wel trad het kabinet-Rutte III begin dit jaar af als direct gevolg van het toeslagendrama.

Schering en inslag

In februari werd Zo hadden we het niet bedoeld alsnog uitgebracht, maar eigenlijk kan het alwéér herzien worden. Nog altijd komen er lijken uit de kast bij de Belastingdienst. Zo zouden ook duizenden zelfstandigen huurtoeslag, zorgtoeslag en kindgebonden budget moeten terugbetalen – terwijl ze er wél recht op hadden. Tegelijkertijd blijken sommige arbeidsmigranten duizenden euro’s teveel aan toeslag ontvangen te hebben.

Toch zijn bovenstaande nieuwsberichten wel illustratief voor Frederiks betoog. Hij laat zien dat de toeslagenaffaire helaas geen incident is maar onderdeel van een ver doorgevoerde automatiseringsdrang van beleidsmakers. De menselijke maat raakt hierdoor volledig zoek; er wordt op de koop toegenomen dat maatregelen om de slechten te raken ook de goeden zullen treffen.

Afpakjesdag

Zoals het een Correspondent-uitgave betaamt, wordt ook met deze publicatie getracht de onderste steen boven te krijgen. In zijn reconstructie ontkracht Frederik tevens een aantal hardnekkige misverstanden. Zo had de befaamde ‘afpakjesdag’ geen betrekking op de gedupeerde ouders, maar op een frauderende belastingadviseur. Nog steeds een smakeloze bewoording, maar het is een behoorlijk nuanceverschil waar al snel aan voorbij gegaan wordt in de eindeloze keren dat hiernaar verwezen wordt door kamerleden en columnisten.

Ergens is het jammer dat Frederik niet meer slachtoffers aan het woord laat. Hij focust zich vooral op de gang van zaken binnen het kabinet en de Belastingdienst. Maar juist wat voor verstrekkende gevolgen hun acties hadden, komt slechts sporadisch aan bod. Desalniettemin is Zo hadden we het niet bedoeld een noodzakelijk werk dat laat zien hoe er uiteindelijk niet één schuldige is aan te wijzen maar wel een hele hoop verliezers.

Boeken / Fictie

Van een tijdloze schoonheid

recensie: Het onzichtbare leven van Addie LaRue - V.E. Schwab

Welke krachten zou jij willen hebben als je een superheld zou zijn? De meeste mensen wedijveren tussen de volgende opties: kunnen vliegen óf onzichtbaar zijn. Schrijfster V.E. Schwab maakt met haar nieuwe young adult Het onzichtbare leven van Addie LaRue duidelijk dat deze laatste mogelijkheid pure horror is. Het is een van die boeken die je qua plot en verteltrant kunt vergelijken met de ‘groten’ onder de YA’s: Harry Potter, Twilight en The Hunger Games.

Zoveelste vampierenromance?

Als je begint aan de dikke pil die Het onzichtbare leven van Addie LaRue is, dan weet je nog niet meteen waar je aan toe bent. Het is 29 juli 1714 en de 23-jarige Addie LaRue rent voor haar leven. Wie is toch die duivel die haar op de hielen zit? Vervolgens ontwaakt dit meisje in New York, in het jaar 2014… De eerste gedachte die door je heen schiet, zou de volgende kunnen zijn: is dit de zoveelste roman over vampiers? Het blijkt echter te draaien om een vernieuwend concept: Adeline (ze prefereert zelf ‘Addie’) LaRue wordt in 1691 geboren in het Franse dorp Villon-sur-Sarthe en verveelt zich daar stierlijk. Ze wil niets liever dan reizen over de hele wereld. Als haar ouders haar uithuwelijken aan een weduwnaar met een grote schare aan moederloze kinderen, bidt ze tot de Goden die haar oude buurvrouw Estele Magritte aanhangt. Tot haar vreugde – die van korte duur zal zijn – wordt er gehoor gegeven aan haar wens: “Ik wil niet aan iemand anders toebehoren.” In ruil voor deze vrijheid, belooft ze haar ziel te geven aan deze duivelachtige God, als ze deze niet meer hoeft.

Be careful what you wish for

Al snel blijkt haar wens een grote vloek te zijn. Geen enkele persoon die ze ooit heeft gekend, weet nog wie ze is. Van de ene op de andere dag verliest ze alles. Iedere keer als ze een nieuwe persoon ontmoet, een nieuwe geliefde, vergeet dit wezen haar bestaan. Op deze manier is het onmogelijk voor Addie om zich aan een ander te kunnen binden. Toch kent haar onzichtbare bestaan ook voordelen: Addie leert zichzelf de kunst van het stelen aan en komt na ieder conflict ongeschonden uit de strijd, omdat niemand haar aanwezigheid opmerkt. Hoewel ze jaren, decennia, zelfs eeuwen de tijd heeft om te reizen, te ervaren en te leven, blijft de God die haar wens accepteerde, haar achterna zitten. Om de zoveel jaren komt deze God, die zijn uiterlijk heeft gemodelleerd naar een schets van Adeline en de naam Luc heeft aangenomen, haar teisteren en dwingt haar om haar ziel aan hem te overhandigen. Iedere keer weet Addie hem af slaan, maar na iedere ontmoeting met haar kwelgeest, begint ze zich holler te voelen.

“Ik herinner me je”

En plots verdwijnt dat lege gevoel op een dag die lijkt op alle voorgaande dagen. Op 13 maart stapt ze een boekwinkel binnen, waar ze eerder een Griekse versie van de Odysseus heeft ontvreemd en ze vraagt aan de boekverkoper, Henry Strauss, of ze het boek kan omwisselen voor een ander boek. De jonge verkoper met zijn hoofd vol zwarte krullen en groene ogen (wat van hem haast een exacte kopie van Luc maakt) is met stomheid geslagen: hij heeft het meisje pas geleden betrapt op het stelen van dat boek en ze is ook nog zo brutaal om het te komen inwisselen tegen een ander? Na deze blik van herkenning, begint het in Addie’s hoofd te duizelen. Niemand heeft haar gezicht in de afgelopen driehonderd jaar langer dan enkele uren weten te onthouden… Als Henry de woorden “Ik herinner me je” uitspreekt, betekent dit dan ook het startpunt voor een nieuw leven met nieuwe kansen. Henry en Addie tuimelen in een liefdesromance. Hun onvoorwaardelijke liefde kunnen ze echter met niemand delen, aangezien iedereen vergeet dat Addie bestaat. Dat kan het verliefde stel niet deren. Iemand die zich wel verkneukelt aan de prille liefde, is Luc. Het is echter voor deze wrede God een kwestie van tijd, voordat hij Addie’s ziel kan claimen. Henry verbergt namelijk een geheim dat hem en Addie voorgoed zal scheiden…

Ontelbare pluspunten

Er zijn ontelbare zaken die dit boek zo fantastisch maken. Om te beginnen het plot: het idee is niet alleen compleet nieuw, maar het verhaal is ook heel spannend. Je vraagt je continu af hoe het zal eindigen met Addie; verliest ze haar ziel of gaat ze nog drie eeuwen tegemoet? En is de liefde tussen Addie en Henry gedoemd om te mislukken? Tot aan de laatste pagina blijf je geboeid. Dat komt ook door de afwisseling in historische periodes. Van de Franse Revolutie tot aan de Eerste- en Tweede Wereldoorlog: via de ogen van Addie maken we alles mee. Iedere keer verras je je weer over haar moed en kracht om zich door al die eenzame jaren heen te slaan en het biedt een verrassende kijk op periodes, die we allemaal uit de schoolboeken kennen. Ook is het boek opgedeeld in zeven delen, die allemaal beginnen met een verwijzing naar een kunstwerk, dat te maken heeft (gehad) met Addie. Voor menig kunstenaar heeft ze gediend als muze en is ze vereeuwigd in de kunst (haar enige voetafdruk op de aarde). Daarnaast is de schrijfstijl sierlijk te noemen en de prachtige beschrijvingen loodsen je door de pagina’s heen:

“Dat is het punt met leven in het heden, en alleen in het heden: het is een zin die 

 eindeloos doorgaat. En Henry was de volmaakte pauze in het verhaal. Een kans om 

op adem te komen. Ze weet niet of het liefde was of slechts een kort respijt. Of 

tevredenheid zich kan meten met hartstocht, of warmte ooit zo sterk zal zijn als hitte.”

Dit soort zinnen blijven je gedurende het boek aantrekken. Tot slot is het Schwab gelukt om van een meisje dat, ondanks het feit dat ze van vlees en bloed is, eerder een geest is geworden, een écht individu te maken. Een persoon die je gaandeweg leert kennen en in wiens emoties je kunt meegaan. Ook de andere personages hebben iets eigens en zijn goed uitgewerkt: Henry raakt verscheurd door een eerdere verbroken relatie en worstelt met zijn identiteit als biseksueel; zijn eerdere vriend Robbie is een groot talent op het podium, maar worstelt om zijn gevoelens voor Henry en hun gezamenlijk vriendin Bea, is een lesbische kunsthistorica met een grote mond, maar met het hart op de goede plek. Naast verzonnen geliefden, zoals Remy en Toby, komen er ook werkelijk bestaande figuren langs in het boek. Theedrinken met verlichte denkers als Voltaire zijn een doodnormale zaak in het boek en wat blijkt? Ook Beethoven heeft zijn ziel verkocht aan ‘God’ Luc. Door al deze verrassingen blijf je lezen, lezen, lezen. Dit boek mag zich daarom met recht meten aan de eerder genoemde wereldberoemde verhalen. J.K. Rowling, eat your heart out.

Boeken / Fictie

Help! Brieven op de deurmat…

recensie: In weerwil van de woorden - Dimitri Verhulst

Wie is er bang voor het geschreven woord? Dat is niemand minder dan het nieuwe personage dat uit de pen van Dimitri Verhulst vloeide en die er een soortgelijke naam op nahoudt: Pol Verholst. In de korte roman In weerwil van de woorden lees je over de eigenaardige angst voor de post, in al zijn soorten en maten.

Geabstraheerde typetjes

Dimitri Verhulst zou zichzelf niet zijn als hij op de proppen zou komen met een doodnormaal personage in een alledaagse setting. Zijn oeuvre is zo merkwaardig, vanwege het grote scala aan diverse hoofdpersonages dat hij verzint. Hij abstraheert ieder typetje zodanig, dat je weet dat ieder verhaal alleen maar op fictie kan berusten. Zo ook Pol Verholst, die zijn eigen brievenbus hekelt en niet durft te openen. Als je erover nadenkt, is dit nog niet eens zo irreëel, want wie houdt ervan om de blauwe enveloppen op de deurmat open te scheuren? Toch gaat Verholst (het personage dus) iets te ver in zijn fobie voor de post. Het boek begint met de mededeling dat ze hem straks komen ‘halen’, daarmee doelend op de hulpverleners van de psychiatrie. De angst voor de brieven heeft een zodanige grootte aangenomen, dat Verholst voor zichzelf en zijn omgeving een gevaar is geworden. En helaas, zo constateert het personage zelf, is er geen enkele andere oplossing:

“Een oneerlijke ziekte is het. Iemand met hoogtevrees kan gans z’n leven in

 Nederland wonen en soepborden vermijden, maar voor iemand met postvrees 

 bestaan er eigenlijk geen oplossingen.”

De enige oplossing die hij uitvoert, is het opeten van zijn brieven. Het was een Britse vrouw, die na haar zwangerschap toiletpapier oppeuzelde, die hem hiertoe inspireerde. De ene keer marineert hij de brieven in rode wijn en gooit hij er ui, look, tomaten en kruiden bij en een andere keer verwerkt hij de volgeschreven papieren in aardappelkroketten. En hoewel dit geen strafbaar feit is, maakt het wel een ding volkomen duidelijk: we hebben hier te maken met een personage dat rijp is voor het gesticht. Gelukkig heeft Verholst ook betere tijden gekend, toen hij zijn eigen tandartspraktijk oprichtte. Helaas kwam hij snel ten val en werd hem alles afgenomen. Hij houdt zichzelf nog zoet met goede herinneringen, maar berust ook in zijn lot: de post is de uiteindelijke overwinnaar en hij blijft achter als de verdwaasde verliezer.

Omhuld door ironie

Dit hele verhaal is omhuld door ironie: zul je net zien dat de zoon van een postbode bang wordt voor hetgeen zijn vader dag in, dag uit met zich meetorste. Post. Het hele boek kenmerkt zich door de humoristische vergelijkingen. Van een vergelijking tussen de postfobie en andere fobieën tot vergelijkingen tussen andere gekke vreters en Verholst. Toch houdt het verhaal niet heel lang stand: hoeveel pagina’s vallen er ook te wijden aan één vreemde fobie? Het verhaal in woorden proberen te vangen, is een lastig karwei. Mijmeren over de prachtige schrijfstijl daarentegen, is gemakkelijk. Opmerkelijk is het feit dat Verhulst zo rap vertelt en tegelijkertijd in zulke mooie bewoordingen een levensbiografie op papier weet te zetten. Zijn charmante taal, niet zelden aangevuld met neologismen en vernieuwende zinsconstructies (“louter uit fabuleerzucht”), maakt dat je dit boek met plezier uitleest.

Muziek / Album

Americana-diversiteit uit eigen land

recensie: Americana update volume 10: Sunshine Cleaners, The Tibbs & Tip Jar

Voor deze tweede lustrumeditie van de Americana update blijven we in Nederland, maar doorkruisen we het land. Voor Sunshine Cleaners gaan we naar Middelburg, voor The Tibbs naar Amsterdam en voor Tip Jar naar Nuenen. Wat hebben we toch een kwaliteit en diversiteit in ons land!

Voor kwaliteitsmuziek hoeven we vaak niet naar het buitenland. Het is meer dat je het moet willen horen. Als de bands en artiesten de verhoogde aandacht krijgen die ze verdienen, dan gaat de belangstelling van het publiek zeker groeien. Voor veel stijlen zijn we in ons eigen land al snel bij het juiste adres. Ook voor Americana is dat ondanks de naam van de stijl ook in hoge mate het geval.

Sunshine Cleaners

De Middelburgse band Sunshine Cleaners verraste ons vorig jaar met het album Silent Voices, rond de teksten van de gedichten van Dietrich Bonhoeffer. Ook live liet de band met Sjef Hermans op gitaar en zang, Jacqueline Heijmans’ zang en Geert de Heer op mandoline en dobro zich van de mooiste kant zien. Natuurlijk ontstaat na zo’n mooi album even de angst dat het bij dit samenwerkingsverband rond deze dichter zou blijven, maar we worden al snel verrast met een tweede album: Sad Songs For Us To Bear. Opnieuw zijn het liedjes rond een centraal thema, maar nu niet gebaseerd op de teksten van een dichter. Deze keer zijn het teksten over gewone mensen, die onder ongewone omstandigheden tot bijzondere dingen in staat zijn geweest. Een heel fraai uitgangspunt om liedjes mee te larderen.

Bijna alle liedjes zijn van de hand van de band zelf. Slechts een cover telt het album en dat is een liedje van Blaze Foley: ‘Our Little Town’. Blaze Foley zelf is tevens onderwerp op het titelnummer van het album. Dit gaat over Foley, die vooral een zwervend bestaan leidde en zo goed als straatarm stierf. Van de opbrengst van de verkoop van concertopnames op cassette werd zijn begrafenis betaald. Toch heeft Foley later nog veel muzikanten beïnvloed en geïnspireerd.

De meest actuele gewone persoon, die op het album een eerbetoon ten deel valt, is de klimaatactiviste Greta Tunberg in het liedje ‘Little Girl’. We horen tenslotte opnieuw een lied over Bonhoeffer voorbijkomen in de albumafsluiter ‘Shut Down The Doors Of Woe’. Het nieuwe album van Sunshine Cleaners is zeer authentiek en wordt zeer warm aanbevolen. Het album gaat niet snel vervelen, maar dan moet je het eerst  bij de band zelf aanschaffen want ze hebben ervoor gekozen om het niet op streamingdiensten te plaatsen. Een alternatief is natuurlijk de band live gaan zien als het weer kan!

The Tibbs

De Amsterdamse band The Tibbs debuteerde in 2016 met het full length-album Takin’ Over en kon direct rekenen op internationaal succes. Na het aantrekken van zangeres Roxanne Hartog werd het gat dat Elsa Beckman – die op het debuut zong – achterliet, ruimschoots opgevuld. Hartog tekende naast alle zanglijnen ook voor de teksten op Another Shot Fired. De stijl van de band vinden we terug in de Motown-hoek, maar ook zeker richting Booker T and the MG’s. De drive en kleur van de muziek van The Tibbs mag dan wel retro klinken, maar is zeker van deze tijd. De heerlijke blazerssectie van het soulcollectief voelt regelmatig aan als een warme deken.

Het album gaat meteen lekker van start met het uptempo ‘The Main Course’ en legt daarmee de lat heel hoog voor wat er komen gaat. Het daaropvolgende ‘Not a Begger’ laat direct de verleidelijke kant van Hartog horen, als ze wat zwoeler zingt dan in het openingsnummer. Het nummer heeft daarnaast een heerlijke groovy sound, die aanvoelt als een nachtclubsound, waarmee The Tibbs je om hun vinger winden. Direct daarna gaat het tempo alweer omhoog met ‘Damaged Heart’. Opvallend is dat de meeste liedjes van het album rond de drie minuten of korter klokken en meestal met een krachtig slot aan de compositie. Slechts twee composities duren iets meer dan vier minuten. De heren en dame van The Tibbs houden van lekker pakkende, kort en bondige liedjes. Meestal met echte kop en kont aan de compositie. Luister bijvoorbeeld eens naar het innemende ‘Get Us Through The Night’, dat een van de langere nummers van het album is en laat je helemaal inpakken door de charmes van Hartog en haar geweldige band. Dit zijn The Tibbs op zijn allermooist.

Tip Jar

Het vijfde album One Lifetime van het duo Tip Jar is tot stand gekomen tijdens de COVID-19 pandemieperiode, waardoor het is opgenomen op verschillende plekken op de wereld en is samengebracht in de mixage. Op 29 januari was de online releaseshow van het album. Door de beperkingen was er geen andere optie dan dat Bart de Win en Arianne de Knegt vanuit de huiskamer het album geheel als duo speelden, zonder de rijke instrumentatie die we op het album horen met medewerking van vele gastmuzikanten en als vaste kern Harry Hendriks op snaren. Natuurlijk spelen ook Bill Small en Walt Wilkins uit Texas mee op het album. Sommige van de liedjes zijn ook in deze samenwerkingen tot stand gekomen. De eerste single van het album ‘Go On To Get Lucky’ ligt lekker in het gehoor en is tevens de opener van het album. Tijdens de releaseshow vertelt Arianne dat ‘Dreamer’s Dream’ haar favoriet van het album is. Een blik op de credits leert dat het liedje door Bart en haarzelf is geschreven. Hetzelfde geldt voor de single ‘Kiss Me’. Of je de liedjes nu in duoformaat of op het album hoort, ze blijven fijn overeind.

De rijke instrumentatie, die we horen op dit album is natuurlijk niet te versmaden. Hier horen we viool, banjo, dobro, mandoline, klarinet, bas en drums naast het piano- en gitaarspel van Bart de Win. Eric van der Lest heeft in Eindhoven alle onderdelen van het album bij elkaar gemixt tot een waardig nieuw album van Tip Jar. ‘Tell Me Something’ is zoals ze zeggen een full-bandsong geschreven door Bart, Walt en Ron Flynt. Tijdens de releaseshow speelt De Win zeer verdienstelijk piano, terwijl ze als duo de song recht doen. Bij deze sobere uitvoering horen we de echo van de albumversie, die rijk voorzien is van instrumenten, maar een goede compositie als deze blijft ook in een sobere uitvoering helemaal overeind. Een van de kroonjuwelen van het album, ‘Falling Angel’, is bedoeld als een soort Crosby, Stills & Nash-song en voelt ook zo aan. Het nummer is samen met Wilkins en het duo zelf geschreven. Op het album horen we Baer Traa en Walt Wilkins in samenzang met Tip Jar. Dit album tilt Tip Jar andermaal tot een hoger plan dan ze reeds bekleedde.

 

Boeken / Non-fictie

Lichtbaken in de duisternis

recensie: Vuurtorenberichten - Jazmina Barrera (vert. Joep Harmsen en Merijn Verhulst)

De Mexicaanse schrijfster Jazmina Barrera (1988) is geobsedeerd door vuurtorens. Ze is zich ervan bewust dat de aantrekkingskracht die ze voelt niet uniek is, maar eigenlijk doet dat er niet toe. In Vuurtorenberichten bieden zes vuurtorens de aanknopingspunten voor meeslepende essays.

Niet enkel de vuurtorens en hun geschiedenis zijn wat Barrera fascineert; ook het afgezonderde bestaan van de vuurtorenwachter en de verbeelding van vuurtorens in literatuur en cultuur legt ze onder de loep. Virginia Woolfs To the lighthouse komt uiteraard aan bod, evenals Jules Vernes De vuurtoren aan het einde van de wereld en Arcade Fires The Well and the Lighthouse, om er slechts een aantal te noemen. Horrorfilm The Lighthouse schittert hierbij in afwezigheid. Deze ijzersterke film met Willem Dafoe en Robert Pattinson kwam pas uit nadat Berrera haar bundel voltooid had, maar illustreert wel exact datgene waar vuurtorens volgens de schrijfster altijd mee geassocieerd worden: eenzaamheid en waanzin.

Aanknopingspunten

De essays zijn gesitueerd rondom een zestal reizen die Barrera ondernam om specifieke vuurtorens te bezichtigen. Ze onderdrukt de neiging van menig reisverhaalschrijver om zaken te romantiseren. Soms is het simpelweg een opgave bij een vuurtoren te komen, zoals in het geval van Montauk Point Lighthouse. Vertraagd door opeenvolgend de wasserette, het autoverhuurbedrijf en een file, blijft er uiteindelijk slechts een kwartier over om de vuurtoren te bezoeken.

Jammer voor Barrera natuurlijk, die er een stel vrienden voor optrommelde en er een heus dagje van wilde maken. Voor de lezer is het echter om het even. Die zit als stille getuige op de achterbank en verbaast zich net zo hard als Barrera over het fenomeen pumpkin picking: Amerikaanse gezinnen die uren in de file staan om vervolgens op een veld een pompoen uit te kiezen en weer terug naar huis te rijden.

Literaire belofte

In haar stukken laveert Barrera moeiteloos tussen eigenschappen van vuurtorens en herinneringen die ze oproepen. Zo voert de witte ruis die in vuurtorens te horen is haar terug naar de omgevingsgeluiden van de verschillende huizen waar ze heeft gewoond, om het essay te concluderen met een overpeinzing over stilte. In dit vermogen om op aanstekelijke wijze de lezer mee te nemen, van ogenschijnlijk onbenullig detail tot grootse beschouwingen, ligt het talent van Barrera besloten.

Ongetwijfeld gaan we nog meer van deze schrijfster horen. Met haar debuut Cuerpo extraño won ze in 2013 reeds de Latin American voices-prijs. Vuurtorenberichten is haar internationale doorbraak. Barrera’s diepzinnige overpeinzingen zijn origineel, oprecht, maar nooit pretentieus. Dit maakt Vuurtorenberichten tot een klein pareltje dat een groot leespubliek verdient.

Boeken / Fictie

Het moeras en zijn geheimen blootgelegd

recensie: Daar waar de rivierkreeften zingen - Delia Owens

Welke geheimen slokt de drassige ondergrond van het moeras op? In Daar waar de rivierkreeften zingen wordt een buitenstaander van het dorp, de vreemdaardige Kya, aangewezen als de koelbloedige moordenares van Chase Andrews. Schrijfster Delia Owens neemt de lezer ver mee in het wilde moeraslandschap om de waarheid te ontrafelen.

Het moerasmeisje

Wat voor beeld doemt er voor jouw ogen op als je het woord ‘moeras’ hoort? Deze drassige velden, die de overgang van zoet water naar land vormen, staan erom bekend dat ze lastig begaanbaar zijn. Het is waarschijnlijk geen plek die we meteen associëren met zaken als geborgenheid en warmte. Toch bood het moeras ten tijde van de Amerikaanse Burgeroorlog een veilig oord voor gevluchte slaven. Zo verbleven er naar verluidt maar liefst 1000 slaven in de Great Dismal Swamp, een moerasachtige regio op de kustvlakte van zuidoost Virginia en noordoost North Carolina in de Verenigde Staten. In een van die vele moerassen langs de kust van de Atlantische Oceaan, groeit het hoofdpersonage van Daar waar de kreeften zingen (in 2018 reeds al uitgegeven als Het moerasmeisje door The House of Books) op. Niemand is zó verwant met het moeras als de kleine Kya Clark, afkorting van het chiquere ‘Catherine Danielle Clark’. Ze wordt aan het einde van de Tweede Wereldoorlog (1945) geboren in een kansarm gezin aan de oevers van het dampende moeras. Op zesjarige leeftijd geniet ze van de liefde van haar moeder, die haar laat kennismaken met de vreugden van de natuur, maar van haar aan alcohol verslaafde vader hoeft ze niets te verwachten. Verbitterd door de oorlog en door zijn eigen onkunde, kleineert en slaat hij zijn eigen vlees en bloed. Als Kya’s moeder voor de derde – en definitieve – keer haar koffers pakt, treden haar twee broers en twee zussen al snel in diens voetsporen.

Door de afwezigheid van haar eigen vader, groeit Kya al snel toe naar Jumpin’, een zwarte man die met zijn schamele winkel de bevolking voorziet van benzine voor de boten. Diens vrouw Mabel, een moeder in hart en nieren, zorgt ervoor dat Kya afdankertjes draagt van ‘gekleurde mensen’. Kya leert al vanaf jongs af aan voor zichzelf te zorgen. Dagelijks trekt ze eropuit om mosselen te vangen, die ze in groten getale doorverkoopt aan Jumpin’ om daarmee kaarsen en andere levensmiddelen te kunnen kopen. Die bieden haar het licht om zich te kunnen verliezen in de sprookjesboeken, waaruit haar moeder haar vroeger voorlas. Tot haar eigen verdriet kan ze niet lezen of schrijven. De pogingen van de kinderbescherming om haar naar school toe te brengen, zodat de letteren voor haar betekenis kunnen krijgen, zijn gedoemd om te mislukken. Hoewel haar honger naar kennis én sociale contacten groot is, voelt Kya zich een te grote eend in de bijt om zich te acclimatiseren aan het schoolse milieu. Steeds meer en meer ontstaat er een contrast tussen haar (leef)wereld en die van de mensen in Barkley Cove, die haar met beschimpende ondertoon ‘Het moerasmeisje’ noemen.

Dodelijke affectie

Er is op den duur maar één persoon die de afstand probeert te overbruggen en dat is de bioloog in spé Tate. Hij introduceert haar op vijftienjarige leeftijd in de wereld van de letteren en vanaf dat moment verslindt Kya het ene na het andere (geïllustreerde) boek over het moeras waarin ze leeft. Het liefst treffen ze elkaar ‘daar waar de rivierkreeften zingen’, oftewel: diep in de wildernis, waar de dieren zich nog als dieren gedragen. Gestaag groeit ook Kya’s verzameling van de dieren die daar wonen, van veren van vogels (en niet zelden zit daar een zeer bijzondere bij) tot schelpen en andere natuurgerelateerde vondsten. De sprankjes van hoop die de dappere Tate Kya geeft, zijn van korte duur als hij gaat studeren. Vijf jaar na zijn afwezigheid, laat Kya zich in met de knappe Tate, dé ‘geliefde zoon’ van het dorp. De gevierde quarterback en de vreemdeling groeien naar elkaar toe, maar ook deze man zit vol met beloftes die hij niet waar kan maken… Enkele weken na hun laatste ontmoeting ligt het levenloze lichaam van Chase in de modderpoel voor de oude brandweertoren. Meerdere vingers van dorpsgenoten wijzen in de richting van Kya: wie anders heeft er zo’n baat bij zijn dood? Wie anders kan haar sporen zo goed uitwissen als deze vrouw die één is met het drasland waarin ze woont?

Overgedramatiseerd?

Op dat moment wordt er een spanning opgebouwd, die de lezer tot aan het laatste hoofdstuk van dit boek gekluisterd houdt. Niet dat de voorgaande hoofdstukken de lezer onberoerd laten: het precieze oog van de schrijfster, de biologe Delia Owens, maakt dat je je onderdompelt in een omgeving die voor menig persoon zoveel geheimen heeft. Via Kya kan de lezer stilstaan bij de wonderen die het waterachtige terrein niet zomaar braak legt voor het blote oog. De wijze waarop Kya eerbiedig met de natuur omgaat, is leerzaam én intrigerend. Zo kan ze niet zonder de meeuwen, die ze iedere avond een hand kruimels toe gooit en om haar huis rondcirkelen. Via dit personage kan de auteur haar eigen opgedane kennis uiteenzetten. Dit maakt het personage ook zo levensecht. En dat terwijl het eerste hoofdstuk nog zo’n ander beeld schept van de vrouwelijke protagonist. De barre huissituatie van Kya komt enigszins geromantiseerd over, alsof de misère iets te veel wordt aangedikt. Herinneringen aan een lachende, dansende moeder komen dan nog ietwat zoetsappig over en de schuwe Kya net iets té overdreven, maar deze hele introductie van dit eenzame wezen schept een goed beeld van de lijdensweg die Kya aflegt. Hoezeer het leven haar ook tegenzit; ze weet uit iedere situatie sterker naar voren te komen.

Verrassing!

Hoofdstuk na hoofdstuk wordt Kya steeds beminnelijker. Ze is, in tegenstelling tot de rokende en hakken dragende jongedames uit het dorp, tenminste trouw aan zichzelf gebleven én dat is waarom mannen als Tate en Chase als een blok voor haar vallen. Owens heeft een goede balans gevonden tussen het aanduiden van de gedachtes en gevoelens van Kya en de reacties van de mensen op haar om haar heen. Het verhaal had zich niet aantrekkelijker aan ons kunnen voordoen: de zinnen die voortvloeien uit Owens pen doen niet gekunsteld voor (zoals je wellicht zou verwachten bij een debuut), maar zijn weloverdacht en raken je. De prachtige metaforen die Owens introduceert, de sterke, stilistische zinnen en het tempo waarin dialogen zijn geschreven, zorgen voor een perfecte cadans. Wat echter jammer is, is dat er maar vluchtige happen uit het leven van Kya worden genomen en getoond. Hoewel de karakterontwikkeling die ze doormaakt, duidelijk wordt opgetekend, was het interessant geweest om net iets meer te lezen over haar wijze van overleven tussen haar zesde tot 24ste levensjaar. Ook is het maar de vraag of Owens op de valreep – in het laatste hoofdstuk – zo gedetailleerd had moeten vermelden hoe het leven van Kya eindigt. Het antwoord daarop lijkt toch ‘ja’ te zijn, aangezien de schrijfster op het laatste moment nog een verrassing voor de lezer heeft. Al met al, kan dit debuut in het lijstje van de meest indrukwekkende debuten worden geplaatst. Het verhaal heeft iets ongekend ‘eigens’ en biedt een verhaal, zoals er maar weinige van zijn…

Boeken / Non-fictie

Ode aan een magisch decennium

recensie: Negentig - Corinne van der Velden

De Spice Girls, GTST, Big Brother, Gabbers, TMF: óf je vindt het wansmaak, óf deze en andere nineties-fenomenen hebben een plekje in je hart veroverd. Het laat zich raden bij welk kamp Corine van der Velden hoort. In Negentig neemt de journalist en docent de ninetiesnostalgie onder de loep.

In coronaloze tijden vormen nineties-feestjes een beproefde succesformule. Voor veel mensen belichamen de jaren ’90 dan ook een magische periode; een tijdperk om door een roze bril te doorzien. Frank Pels, schrijver van jaren ’90-anthem 15 miljoen mensen, omschrijft het tijdperk als de meest zorgeloze tijd die hij ooit heeft meegemaakt, ‘een periode van ongebreideld optimisme’. Volgens Anouk Smeekes, die onderzoek doet naar nostalgie, voelden de jaren ’90 voor veel mensen aan als simpel en overzichtelijk. Het speelt zich af vóór het globalisatie- en digitaliseringstijdperk, ‘waarin de wereld opener en groter werd, maar ook een stuk ingewikkelder’. Geen wonder dus dat het tijdperk twee decennia later nog altijd zo’n aantrekkingskracht heeft.

Nederlandse insteek

Het vrolijke decennium wordt chronologisch doorgenomen; voor elk jaar één hoofdstuk. In vrolijke overzichtspagina’s geeft Van der Velden van ieder jaar een impressie, om vervolgens in het hoofdstuk op één thema verder te gaan. Zo staat 1992 volledig in het teken van eurodance, het commerciële antwoord op dance. Formaties van eigen bodem, zoals 2 Unlimited en 2 Brothers on the 4th Floor, domineerden in één klap de Top 40 met hun opzwepende en makkelijk in het gehoor liggende muziek.

Van der Velden bekijkt de jaren ’90 vanuit een Nederlandse invalshoek. Het 1993-hoofdstuk staat bijvoorbeeld volledig in het teken van populaire kinderboekenschrijvers als Paul van Loon en Carry Slee. De Griezelbus en Dolfje Weerwolfje, maar ook zwaardere jeugdboeken als Spijt! en Afblijven zijn voor Nederlanders onlosmakelijk met de jaren ’90 verbonden.

Klein maar fijn

Door menig jaren ’90 BN’er zelf aan het woord te laten, is dit boek meer dan enkel een nostalgische ‘trip down memory lane’. Vooral het persoonlijke relaas van Sabine Wendel geeft te denken. Als deelneemster van het eerste seizoen van Big Brother was ze onvoorbereid op alle media-aandacht die haar zou achtervolgen nadat ze uit het huis was weggestemd. Ook dat waren de jaren ’90: doodnormale mensen maakten hun entree in het medialandschap, met alle gevolgen van dien.*

Toch voert lichtheid de boventoon en dat maakt Negentig bovenal een ode aan een tijdperk van onbegrensde mogelijkheden. Een wellicht net iets te klein maar wel fijn boekje over een periode waar menigeen linksom of rechtsom wel een zwak voor heeft ontwikkeld.

* Desalniettemin bleek het format een gigantisch (internationaal) succes. Na een pauze van vijftien jaar is begin 2021 zelfs een nieuw seizoen van Big Brother van start gegaan in Nederland.

Boeken / Fictie

Lelijkheid in mooie woorden

recensie: De ballade van Reading Gaol - Oscar Wilde - Vert. Maarten Asscher

De ballade van Reading Gaol is nog altijd één van Oscar Wildes bekendste werken. Maarten Asscher schreef de twaalfde Nederlandse vertaling, mét een kleine studie over het ontstaan van het gedicht.

In 1898 verscheen De ballade van Reading Gaol: een aanklacht tegen het gevangeniswezen en de doodstraf. Oscar Wilde schreef de ballade na twee jaar gevangenisstraf met dwangarbeid vanwege ‘grove onzedelijkheid’, lees: homoseksuele liefde. Pas in 1967 werd de Engelse wetgeving aangepast en was homoseksualiteit niet langer strafbaar.

Doodvonnis

Het 654 regels tellende gedicht gaat voor een groot deel over de doodstraf op Charles Thomas Wooldridge. Wooldridge zou uit jaloezie zijn vrouw om het leven hebben gebracht, waarna hij zichzelf direct aangaf bij de politie. Petities werden opgesteld om hem vrij te krijgen, maar zonder resultaat. Op 7 juli 1896 werd het doodvonnis voltrokken.

Oscar Wilde, die toen in de gevangenis van Reading verbleef en al ruim een jaar vastzat, was gechoqueerd door het gebeuren. ‘Yet each man kills the thing he loves,’ is een zin die ritmisch door de ballade heen terugkomt. Het is een omdraaiing van Shakespeares ‘Do all men kill the things they do not love?’ uit zijn Merchant of Venice. Wooldridge wordt ter dood veroordeeld omdat hij zijn vrouw om het leven brengt. Wilde wordt opgesloten omdat hij van een man houdt. Beiden zijn slachtoffer van het kille, onmenselijke gevangeniswezen van die tijd.

Kleurloos

Wilde vervat in een mooie, lyrische en ontroerende ballade de lelijkheid, kleurloosheid en doodsheid van Reading Gaol (gaol verwijst naar het Engelse woord voor gevangenis: jail). Die tegenstelling tussen schoonheid van vorm en woorden en lelijkheid van het beschrevene, maakt dat de aanklacht stevig binnenkomt.

Voor Wilde, een modieuze Londense schrijver met een extravagante levensstijl, moet de tijd in de primitieve gevangenis verschrikkelijk zijn geweest. Dat blijkt ook uit deze regels:

Something was dead in each of us,
And what was dead was Hope

Slecht eten, zinloze dwangarbeid, eenzame opsluiting en de afwezigheid van hygiëne zorgen ervoor dat hij sterk verzwakt raakt, niet slaapt en voortdurend diarree heeft. Intussen worden ook nog al zijn spullen verkocht en wordt hij failliet verklaard. Het enige waar Wilde zich aan vast kan houden, zo blijkt uit de ballade, is de buitenlucht, de wolken en de zon.

He only looked upon the sun,
And drank the morning air

[..]

With open mouth he drank the sun
As though it had been wine!

Maar dat is niet genoeg om je menselijkheid te behouden als je elke dag zinloze dwangarbeid moet verrichten, vuil bent, uitgehongerd en uitgeput. Hiertegen richt zich de aanklacht. In een ontroerende passage wordt dit duidelijk. Of de wetten kloppen of niet, deze manier van opsluiting en bestraffing is onmenselijk.

I know not whether Laws be right,
Or whether Laws be wrong;
All that we know who lie in goal
Is that the wall is strong;
And that each day is like a year,
A year whose days are long.

De ballade van Reading Gaol is nog altijd een prachtig en tragisch gedicht. De kleine studie van Maarten Asscher waar het boekje mee afsluit is verhelderend en interessant. Het zoomt niet alleen in op Wildes tijd in de gevangenis, maar ook op het moeizame schrijfproces. Alsof het voor Wilde bijna onmogelijk was om zijn ervaring in de ‘gaol’ in woorden te vatten.

 

Boeken / Fictie

Door de ogen van de slavin

recensie: Het lied van de goden - Reggie Baay

Nooit eerder voelde een levensgeschiedenis zó tastbaar. In Het lied van de goden geeft Reggie Baay een inkijkje in het leven van een slavin in de achttiende eeuw.

Het is 1602 en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden staat aan het beginpunt van een glorieuze tijd, die ook wel wordt aangeduid als de Gouden Eeuw. Het ging Nederland voor de wind, of beter gezegd: de Vereenigde Oostindische Compagnie, kortweg de VOC. Tijdens haar gloriedagen heeft de VOC zich schuldig gemaakt aan de meest inhumane handel van de wereld: de slavernij. Er bestaan helaas geen egodocumenten, een schriftelijke bron waarin iemand een persoonlijke getuigenis aflegt, die zijn geschreven vanuit de slaven zelf. Wie zich wil inlezen in deze tijd, zal zich moeten beroepen op gerechtelijke verslagen van de rechtszaken die zijn aangespannen tegen voortvluchtige en/of ‘misdadige’ slaven. Op deze manier trachtte de auteur, Reggie Baay, een volledige levensgeschiedenis van een Aziatische (Indonesische) slavin bloot te leggen. Over een vrouw die – tegen wil en dank – volkomen ontheemd van haar roots, zorg moet dragen voor verscheidene ´meesters´.

Een ongekende levensgeschiedenis

Deze specifieke levensgeschiedenis, waarvan er helaas zovele zijn, gaat over de tot slaaf gemaakte Flora van Makassar. Zij is de dochter van LaMadoekelleng, een vorst op Zuid-Celebes, een provincie van Indonesië op het eiland Sulawesi. Haar eigenlijke naam is Saromê, dat staat voor ‘Onbevlekte bloem van Wadjo’. In 1734 wordt zij geroofd door slavenhandelaars en ze wordt via Makassar vervoerd naar Batavia, alwaar ze een wrede Nederlander moet dienen. Als ‘ata’ (slaaf) wordt ze meteen als de mindere gezien ten opzichte van de ‘poeté’s’ (de witten). Het lot valt haar zwaar. Ze voelt zich gesterkt door haar vriendschap met een andere, vrouwelijke ata: Halîma, die zich iedere avond bij het bed van haar meester moet melden.

Maar na een ongelukkig geval, wordt Flora doorverkocht aan meester Robyn, een van de belangrijkste mannen van Batavia. Met hem hervindt ze het levensgeluk, al is die prille vreugde maar van korte duur. Door – wederom – een akelige speling van het lot, belandt ze uiteindelijk in Batavia, waar ze zorg moet dragen voor de vrouw van meester Michiels. Die laatste doet haar een grote belofte: als Flora met hen meegaat naar Amsterdam, krijgt ze haar vrijheid terug. Eenmaal op Nederlandse bodem, blijkt het maar een loze belofte. Flora is in tweestrijd: moet ze haar vrijheid opeisen of moet ze voor altijd gekluisterd blijven aan de onzichtbare ringen die haar tot het bezit van een ander maken?

Controversieel thema

Op het einde van haar leven zet Flora haar levensverhaal op papier, met als doel om de Nederlandse handelaar in verboden middelen (opium en edelmetaal), heer Van der Elst, te ruïneren. Ook zijn perspectief komt uitvoerig naar voren in dit boek, maar dan in de vorm van een briefwisseling met zijn zoon Godfried. De brieven die Van der Elst stuurt naar zijn zoon, die zich bevindt in de ‘Oost’ (Batavia), worden afgewisseld met de hoofdstukken, waarin Flora vanuit het ik-perspectief haar verslag doet. Die afwisseling geeft het boek een interessante, extra dimensie. Deze twee totaal verschillende personages geven tezamen een volledig beeld van de omgang met de mensen die in de ogen van de Nederlands ‘anders’ waren. De Almachtige God, tot wie de poeté’s dagelijks hun gebed richten, zou hebben bepaald dat mensen buiten Europa tot het inferieure ras behoren. Een gedachte waar Flora hard tegen strijdt, met alle kosten van dien. In Amsterdam is Flora niet zelden het mikpunt van spot én zelfs diepgegronde haat en wordt ze uitgemaakt voor ‘duivelin’ en ‘zwarte aap’. Daarmee snijdt dit boek een – tot op de dag van vandaag – controversieel punt aan. Hoewel slavernij niet meer op zo’n grote schaal plaatsvindt als vroeger (en ook niet meer helemaal van dien aard), is rassenongelijkheid nog een belangrijk onderwerp van discussie. Dat maakt dat dit boek, zelfs met zijn ‘oude historie’, juist nú zo urgent is.

Niet alleen de inhoud van het boek spreekt aan, maar ook de sierlijke schrijfstijl van Baay. De openingszin van de roman geeft al meteen aan op welke voet zijn taal zich voortzet: “De taal van mijn jeugd is rank en lenig als jonge aanplant in de ochtendwind.” De taal die Baay hanteert hoort bij de tijd waarin het verhaal zich afspeelt. Zowel de inhoud als de stijl zijn treffend: het gedachtegoed van twee werelden wordt samengebracht in één roman. Baay laat inzien dat door het demoniseren van de ander, de échte demonen hun ware masker laten zien, namelijk de Nederlanders die zichzelf superieur achten. En dat maakt dat hun slachtoffers, onder wie Flora, zegevieren als de uiteindelijke helden van het verhaal.