Boeken / Non-fictie

Licht in de donkere bovenkamer

recensie: Michael Madeja (vert. Jan Bert Kanon) - De kortste route door het brein

Het zijn de ontdekkingsreizigers van onze tijd: uitgerust met de nieuwste technieken reizen hersenonderzoekers af naar de verre en onbekende streken van ons brein. Zo ook Michael Madeja, die deze wondere wereld voor leken in kaart heeft gebracht.

deze wondere wereld voor leken in kaart heeft gebracht.

In De kortste route door het brein stelt Madeja, een Duitse hersenonderzoeker, dat wij leven in de hoogtijdagen van de neurowetenschap. Na een eeuw van verkenningsreizen naar de kleinste bouwstenen van onze wereld, de weidsheid van het universum en het mysterieuze land van het onbewuste, staat de eenentwintigste eeuw vooralsnog in het teken van ons brein. In plaats van kruiden en specerijen brengen de moderne Marco Polo’s ons steeds nieuwe verhalen over de geheimzinnige wetten die ons denken bepalen. Intussen hangt het volk aan hun lippen: hersenfeiten vullen de kranten en controversiële boeken als Dick Swaabs Wij zijn ons brein vinden gretig aftrek.

Lekengids
Anders dan zijn Nederlandse collega’s houdt Madeja zich afzijdig van discussies over de filosofische en religieuze vraagstukken rond hersenonderzoek. Bescheiden stelt hij dat hersenonderzoekers niet moeten pretenderen dat hun werk andere wegen tot kennis en inzicht overbodig maakt. Met De kortste route door het brein wil hij de lezer slechts een kaart bieden, waarbij hij zich houdt bij de feiten, vakjargon uitlegt, en de lezer wegwijs maakt in de hersenen. In acht helder opgebouwde hoofdstukken beschrijft hij wat we onder meer weten over ‘hoe de hersenen zich ontwikkelen en leren’ en ‘wat er gebeurt bij alzheimer, epilepsie of een beroerte’.

Om zijn boek zo toegankelijk mogelijk te maken, heeft de schrijver ervoor gekozen zijn hier en daar droge boodschap royaal te besprenkelen met metaforen en analogieën. Een alinea begint over het algemeen met enkele droge feiten – ‘zenuwceluitlopers kunnen bij de mens maximaal twee meter lang zijn en in breedte variëren van een duizendste tot een paar millimeter’ –, waarna de lezer geholpen wordt door een analogie van het type ‘dit is te vergelijken met’. In bovengenoemd geval: ‘Wanneer je een zenuwceluitloper zou uitvergroten tot een flatgebouw, zou hij nog altijd veel dunner zijn dan een haar’.

Heldere, maar kleurloze kaart
Hoewel deze methode helpt om de complexe wereld van onze hersenen aanschouwelijk te maken, ontspruiten er ook enkele bizarre uitwassen uit Madeja’s beeldende brein. Zo ontaardt een uiteenzetting over de interactie tussen zenuwcellen, kaliumdeeltjes en gliacellen in een vergelijking van welhaast homerische proporties, waarbij nietsvermoedende bierdrinkers met bussen naar verschillende biertenten gebracht worden. Wellicht dat dit zinnebeeld voor de oorspronkelijke lezer van Das kleine Buch vom Gehirn herkenbaar en verhelderend werkt, maar in de Nederlandse vertaling is de kans groot dat hij of zij verdwaalt tussen de vele aanlokkelijke biertenten – en zo de zenuwcellen uit het oog verliest.

Bovendien maakt de rigide structuur van uiteenzetting-analogie op den duur een erg schoolse indruk, een bezwaar dat De kortste route door het brein als geheel treft. Zo wordt de eindeloze reeks feitjes steeds onderbroken door tussenkopjes die de lezer met grote uitroeptekens attent maken op kennelijk belangrijke zaken als ‘in de spier schuiven bij activiteiten staafjes over elkaar’. Door zijn schoolse insteek lijkt Madeja hier en daar te vergeten dat ook zijn lezer hersenen heeft. Zo schiet De kortste route door het brein, ondanks de lovenswaardige bescheidenheid en duidelijkheid, als leesboek uiteindelijk tekort. Het is een heldere, maar kleurloze kaart, een bleke afspiegeling van het werkelijke belang van de vreemde, complexe en fascinerende wereld die neurologische ontdekkingsreizigers voor ons ontsluiten.

Film / Films

De apocalyps in schitterend zwartwit

recensie: The Turin Horse (A Torinói ló)

In deze zwanezang van Béla Tarr, de Hongaarse grootmeester van de trage cinema, luiden een wild paard, een storm en jankende cello’s het begin van het einde in. In prachtige takes toont hij het leven van een vader en dochter en de ondergang van Gods schepping.

~

3 januari 1889. De stevig gebouwde, besnorde Friedrich Nietzsche kan het niet langer aanzien dat een paard wordt afgeranseld door zijn meester, springt het dier om de nek en vervalt in waanzin. Twee dagen later uit hij zijn laatste woorden: ‘Mutter, ich bin dumm‘. Hoe het met het paard afgelopen is, hebben we lange tijd niet geweten. The Turin Horse, naar verluidt Tarrs laatste film, vertelt het verhaal van het paard.

In dertig takes wordt deze ondergangsparabel verteld door de Hongaarse grootmeester van de trage cinema. Gewapend met cameratalent Fred Kelemen opent de film met een prachtige take, waarin een wild paard, de storm en jankende cello’s het begin van het einde inluiden. In de van Tarr bekende zwartwitpracht ploetert de film gestaag verder. De film handelt over het einde der tijden, de aanstaande apocalyps en toont ons de laatste zes dagen van vader, een palinkastoker, en dochter Ohlsdorfer die op een afgelegen platteland een vervallen boerderij bewonen. Uiterst minimaal, in tekst, handelingen, personages en gebeurtenissen. Zes dagen had God nodig om de aarde te scheppen. Zes dagen, samengevat in 146 minuten, heeft Béla Tarr nodig om de schepping ongedaan te maken. God is dood zei Nietzsche, maar nu deze gek geworden is, is het de beurt aan de mens. Die ondergang wordt op een prachtige subtiele manier, met bovennatuurlijke verschijnselen weergegeven. Zo stoppen de houtwormen met eten, evenals het paard, wil het vuur niet meer branden en blijft het voor eeuwig nacht.

Ondergang

~

T.S. Elliot zei het al, de mens gaat niet ten onder in een groots cataclysme, maar in eindeloos gedrein. Uiteindelijk verstommen we op een uitgeputte planeet. ‘This is the way the world ends, this is the way the world ends, not with a bang, but a whimper‘. Zo ook Tarrs einde-der-tijdenfilm. We krijgen nauwgezet de dagelijkse beslommeringen van een eenzijdig gehandicapte likeurstoker en zijn dochter te zien. Zij kleed hem aan, haalt water uit de put, kookt de aardappels, helpt mee met het paard en kleedt pa weer uit voor het slapen gaan. En buiten stormt het maar en stormt het maar. Een gast klopt aan, om nog wat palinka te kopen. In een lange monoloog vertelt hij van het dorp dat niet meer bestaat en over de gedegenereerde mens wiens dagen geteld zijn. Niet God, maar de mens is schuldig aan zijn eigen ondergang. En buiten stormt het, en ook deze vernietigt.

Met zijn film Damnation (Karhozát) uit 1988 brak Tarr met de sociaal-realistische filmstijl die hij daarvoor hanteerde. De daarop volgende films lijken allemaal hetzelfde thema van de menselijke conditie als uitgangspunt te hebben, waarbij de mens meer en meer afglijdt tot onverschilligheid. Een overlevingskunstenaar die, zoals Tarr in vele interviews noemt, ondanks alles recht heeft op een menswaardig bestaan. Dat dit niet altijd dramatisch hoeft te zijn, bewijst de subtiele humor in zijn films. In The Turin Horse komt dit in de vorm van de enige lange monoloog die voorzien wordt van kort wedercommentaar en de af en toe gortdroge voice-over, die ons vertelt over onder andere kapotvallende dakpannen.

Uitdovend hoogtepunt

Met The Turin Horse nemen we afscheid van een eigenzinnig en visionair cineast. Zijn ‘handtekening’ van lange shots in statig zwartwit met een minimalistische soundtrack en universeel thema als de menselijke conditie heeft na vijf films zijn hoogtepunt bereikt in The Turin Horse. De film dooft langzaam uit in zwart en buiten lijkt de storm te gaan liggen. Net als bij Elliot, not with a bang, but a whimper.

Boeken / Strip

Fabuleus viertal in één boek(je)

recensie: Hervé Bourhis (vert. Peter de Raaf) - Het kleine boek van de Beatles

.

In Het kleine boek van de Beatles worden namelijk bekende en minder bekende feitjes over de band op een verfrissende wijze onder de aandacht gebracht. Het boek is een overzicht van de geschiedenis van de band en zijn leden … in stripvorm!

Een kritische fan

~

Hervé Bourhis woont in Bordeaux en werkt als illustrator en cartoonist voor diverse bladen (waaronder Spirou en Pilote). Hij heeft verschillende titels op zijn naam staan en ontving daar verschillende prijzen voor. Zo werd Bourhis in 2002 bekroond met de Goscinny Prijs en ontving hij in 2010 de Prix Jacques Lob voor zijn complete oeuvre. Maar wat in dit geval belangrijker is: hij is Beatlesfan.

Het feit dat hij fan is, betekent overigens niet dat Bourhis alleen maar oog heeft voor de hoogtepunten en de positieve kanten van band en leden. Hij behandelt alle aspecten van hun bewogen bestaan: vanaf de geboorte van de muzikanten tot aan 2009 begeleidt hij ons door dit stuk popgeschiedenis. En daarbij schuwt hij het niet de minder goede kanten van de band te belichten. Als een album wat minder geslaagd is, dan zal Bourhis het zeker niet nalaten dat te benoemen, het (overmatig) drugsgebruik wordt niet onder het tapijt geschoven en interne strubbelingen zijn in volle glorie te bewonderen. De schrijver laat het allemaal zien, letterlijk.

~

Consequent, van begin tot eind

Alles, maar dan ook echt alles, heeft de auteur in tekeningen omgezet. Oud beeldmateriaal van de Beatles, albumhoezen, anekdotes, filmstills: Bourhis heeft alles op zijn eigen wijze grafisch geïnterpreteerd. Hierdoor is Het kleine boek van de Beatles niet alleen een redelijk compleet, maar vooral ook een heel consequent boek geworden. De liefde voor de band spat van iedere illustratie. Van begin tot eind, in goede en in slechte tijden.

Een mooi voorbeeld van deze totale omzetting van de Beatlesgeschiedenis naar stripvorm zien we als Bourhis oud fotomateriaal voor zijn boek gebruikt. Zo staat er bijvoorbeeld bij een tekening van een situatie in 1960 bij het Heiligengeistfeld in het Hamburgse St. Pauli keurig netjes tussen haakjes vermeld wie deze gebeurtenis heeft vastgelegd: ‘(Foto’s: Astrid Kirchherr)’.

Voor ieder wat wils

Het kleine boek van de Beatles is een ideale kennismaking voor iedereen die nog weinig van de band weet, voor zover die mensen bestaan. Maar daarnaast is het ook voor de doorgewinterde fan een lust voor het oog. Die laatste groep ziet alle bekende feiten weer eens voorbij komen, maar dan wel op een nieuwe verfrissende manier.

En dat is een grootse prestatie voor een ‘klein’ boek over een band waarover eigenlijk alles al gezegd en geschreven is. Dit boek is een ideale manier om kennis te maken met een groep die een onuitwisbare indruk maakte op de (pop)geschiedenis. Lees het boek, zet een Beatlesalbum op en verdwijn in je gele onderzeeër in een heldere blauwe lucht van diamanten. De Beatlesfans zitten daar al op je te wachten na hun eigen Magical Mystery Tour.

Inkijkexemplaar op YouTube:

8WEEKLY MediaPlayer
Boeken / Fictie

Een dolfijnvormig appartementencomplex en vallende sprinkhanen

recensie: Merijn de Boer - Nestvlieders

Merijn de Boer is een relikwie uit voorbije tijden. Vroeger ontwikkelde iedere auteur zich eerst een tijdje in de coulissen van de literatuur – in literaire tijdschriften met gezag. Dat hoeft al lang niet meer.

Beter is het tegenwoordig om op de televisie te verschijnen met een tragisch (‘heftig’) verhaal over je eigen leven, en dat vervolgens als een vorm van psychotherapie op papier te kwakken. Of een niet onaantrekkelijke vrouw van onder de veertig zijn, dat kan ook helpen.

Hetzelfde zwembad
De Boer (1982) bewandelde de al lang verouderde weg naar Rome. Hij publiceerde verschillende verhalen in De Gids en Passionate, werd redacteur van Tirade, werd ‘ontdekt’ en schreef een boek. Dat boek, Nestvlieders, is een verzameling van twee novellen en twee korte verhalen, die niets met elkaar te maken hebben, behalve dat ze behoren tot het beste wat De Boer tot nu toe schreef.

De bundel begint met het futuristische verhaal ‘Overal leegte’. In nauwelijks twintig pagina’s geeft De Boer al blijk van een veelomvattend register dat zich kenmerkt door de woorden vervreemding en onheilspellendheid. Het verhaal over drie mensen die in een reusachtig, dolfijnvormig wooncomplex wonen is een verhaal over echte mensen, gesitueerd in een groteske setting. Het is een verhaal over over de onbegrijpelijkheden van de ander. Een verhaal over een afstand die onoverbrugbaar blijft, ook al deel je hetzelfde zwembad. De schrijver geeft weinig weg, de lezer moet zoeken, teruglezen, peinzen.

In het tweede verhaal (of: de eerste novelle) van Nestvlieders gaat het over Balthasar Tak. Ook hier draait het voor een groot deel om vervreemding: een op het eerste gezicht vrij normale reis ontaardt al vlug in een soort nachtmerrie, waarin seks, wagenziekte in een hoed en vallende sprinkhanen een rol spelen. Een helvakantie met een vleugje Magnolia.

Antoon
Het derde verhaal, over de ex-kogelstootkampioen Prince, bezit ook die De Boers verhalen kenmerkende ondertoon van surrealisme. Prince woont inmiddels in Parijs, en als Ronja, zijn beste vriendin en de enige vrouw die nooit voor hem viel, hem op daar opzoekt, blijkt al zijn perfectie slechts vernis, en alleen zijn favoriete wedstrijdkogel in zijn Parijse appartement herinnert nog aan betere tijden.

Het slotverhaal is het kortste, maar tevens het beste uit Nestvlieders. In ‘Kraaien in de schoorsteen’ treurt de ik-persoon om zijn overleden kat Antoon. Het verhaal blinkt uit in subtiliteit en in beknoptheid, waardoor veel impliciet blijft. Met name de twee langere verhalen tonen de lezer soms iets meer dan noodzakelijk.

Langzaam gerijpt
Het lijdt geen twijfel dat De Boer al op jonge leeftijd zijn eigen stem gevonden heeft. Het verraadt talent en vakkennis om absurde fantasieën zo beheerst en vanzelfsprekend op te dissen als hij doet in Nestvlieders. Zijn stijl is secuur, al ontbreekt het hier en daar soms nog aan een vaste hand: een metafoor als ‘druppelend licht’ leidt af, en De Boer heeft dat soort barokke vondsten nergens voor nodig. Juist waar zijn verhalen kort en zijn zinnen sober zijn, wordt de fantasie van de lezer pas echt geactiveerd.

Als Merijn de Boers debuut iets bewijst, dan is het wel dat het langzaam laten rijpen van je talent in de kolommen van literaire tijdschriften nog altijd zijn vruchten afwerpt. De verhalen in Nestvlieders zijn als vier goede wijnen; daar moet je de tijd voor nemen.

Muziek / Album

Buckingham vs. Nicks

recensie: Lindsey Buckingham / Stevie Nicks - Seeds We Sow / In Your Dreams

Met Fleetwood Mac maakten Stevie Nicks en Lindsey Buckingham een reeks klassieke platen, maar hoe relevant is hun nieuwe werk nog? Een vergelijkend warenonderzoek.

Tristan en Isolde, Romeo en Julia, Bonny en Clyde, Buckingham en Nicks. Al zijn de twee al vijfendertig jaar uit elkaar, in de muziekgeschiedenis zullen ze altijd met elkaar verbonden blijven. Zet ze samen in een studio en vuurwerk is gegarandeerd. Haal ze uit elkaar en de resultaten zijn grilliger.  

De solocarrières naast elkaar

~

Nadat de albums Rumours en Tusk supersterren van Fleetwood Mac hebben gemaakt, wagen Lindsey Buckingham en Stevie Nicks zich in 1981 aan solo-albums. De eerste slag is voor Nicks: Buckinghams Law and Order moet het zowel commercieel als artistiek afleggen tegen Nicks’ Bella Donna. Nicks werkt in de jaren tachtig het hardst aan haar carrière, maar foute productie en matige songs zetten een neerwaartse lijn in. In Your Dreams verschijnt tien jaar na het matige Trouble in Shangri-La.

Buckingham verlaat Fleetwood Mac na de comebackplaat Tango in the Night uit 1987. Van een solocarrière komt echter bar weinig terecht: afgezien van het sterke Out of the Cradle uit 1991 verschijnt er lange tijd niets. De machtigste man ter wereld weet hem zo ver te krijgen zich weer bij Fleetwood Mac aan te sluiten. De manier waarop Fleetwood Mac achter Bill Clinton gaat staan is ook een eerste teken van sociaal engagement. Op Fleetwood Macs comebackplaat Say You Will uit 2003 haalt Buckingham uit naar hebberige kapitalisten die de wereld kapot maken. Dat doet hij met een cynisme dat hij in het verleden alleen voor Nicks bewaarde: ’take no prisoners, only kill’, heette het in ‘Peace Keeper’. Say You Will is het begin van een productieve periode: Seeds We Sow is Buckinghams derde soloalbum in vijf jaar.

Alle dertien Nicks
Voor haar jongste album heeft Nicks de productionele hulp van Dave Stewart (Eurythmics) ingeroepen. Het feit dat Nicks alleen met vijftigplussers werkt verklaart het gladde, gedateerde geluid van dit album. Een ander punt van ergernis vormen Nicks’ teksten. Ze heeft nog al eens de neiging gemeenplaatsen voor diepzinnige wijsheden aan te zien. Het serieus bedoelde ‘Cheaper Than Free’ slaat wat dat betreft alles:   

What’s cheaper than free? You and me.
What does money not buy? You and I!
What is faster than a fast car? A beating heart
More exciting than high fashion? High passion!

Wat kost minder dan een cent? Sentiment! Eerlijk is eerlijk, er staan best een paar behoorlijke nummers op dit album,  zoals ‘In Your Dreams’, ‘Moonlight (A Vampire’s Dream)’ en ‘Soldier’s Angel’, een duet met Lindsey Buckingham. Net te vaak echter lijkt Nicks de scheidslijn tussen kunst en kitsch niet duidelijk meer waar te nemen. Kortom, het wordt tijd dat Nicks met pensioen gaat.

Beetje gek, beetje geniaal
Buckingham doet op Seeds We Sow wat hij het liefste doet: helemaal zijn eigen ding. Buckingham maakt zijn solo-albums praktisch in zijn eentje, door eindeloze lagen gitaren en vocalen over elkaar te dubben. Of dit nu de beste manier is om een album op te nemen is natuurlijk de vraag. Een behoorlijke ritmesectie zou op zijn minst geen kwaad kunnen. Feit is wel dat Buckinghams methode vaak tot zeer originele resultaten leidt. Zo ook weer op Seeds We Sow. Voorganger Gift of Screws was vooral een lekker gekke plaat. Seeds We Sow laat vooral horen dat Buckingham niet alleen een beetje gek is, maar vooral ook een beetje geniaal. Die kwalificatie verdient het nummer ‘Illumination’, zijn meest poppy nummer sinds ‘Peace Keeper’, maar tegelijk zo’n nummer dat alleen door Buckingham gemaakt kan zijn.

‘Stars are Crazy’ en ‘When She Comes Down’ zijn sfeervolle kampvuur ballades. ‘One Take’ is een hoekige rocker, waarin Buckingham fel uithaalt naar zakenmensen die achter de schermen aan de touwtjes trekken en de kloof tussen arm en rijk in de Verenigde Staten vergroten. Zou hij zijn tentje al op Wall Street hebben opgezet?

I’m just another madman
I turn it off, I turn it on
And I won’t be denied
No I won’t be satisfied
Til the middle class is gone

Dan weer stevig rockend, dan weer ingetogen weet Buckingham de spanning lang vast te houden. Pas bij de laatste drie nummers verslapt de aandacht een beetje. Daarmee is Seeds We Sow een verrassend sterke plaat geworden, misschien wel Buckinghams beste. In hun hoogtijdagen waren Buckingham en Nicks aan elkaar gewaagd; anno 2011 laat Buckingham zijn ex ver achter zich.

Boeken / Fictie

Virtuoos moralisme

recensie: Dimitri Verhulst - De intrede van Christus in Brussel

In het eindeloze gepalaver over maatschappelijke betrokkenheid van de moderne literatuur en de terminale toestand van de roman als kunstvorm, viel tot nog toe zelden de naam van Dimitri Verhulst – ten onrechte.

Verhulst, voor het grote publiek nog altijd de schrijver van één boek – het sociaal-realistische, stilistisch verbluffende en bijzonder grappige De helaasheid der dingen – betoont zich echter al ruim een decennium een geëngageerde auteur, eentje die bovendien geen schrik heeft van een experimentje meer of minder.

Zijn engagement met de wereld bleek uit het niet geheel geslaagde (maar daarom niet minder gedurfde) Godverdomse dagen op een godverdomse bol. Enige jaren daarvoor kwam zijn betrokkenheid bij zijn vaderland (in Dinsdagland) en de asielproblematiek (in Problemski Hotel, vermoedelijk nog altijd zijn meest indrukwekkende werk) al aan het licht. Voor wie de auteur nog altijd beschouwde als de komische en ongevaarlijke chroniqueur van de Vlaamse onderklasse is er nu De intrede van Christus in Brussel.

21 juli
Op een tamelijk willekeurige dag in 2011 verschijnt er plotseling, tussen de alledaagse faits divers over een kanarie die kan hoofdrekenen en een huwelijkscrisis van een musicalster, een bericht op internet. Christus keert terug op aarde. Zijne Heiligheid heeft voor deze eenmalige comeback Brussel, de hoofdstad van Europa, als bestemming gekozen. De afzender van het bericht is onbekend, maar de bron is betrouwbaar.

Wat volgt, is een koortsachtig aftellen naar de grote dag, 21 juli. Brussel, broedplaats van talloze conflicten en problemen waar de taalkwestie er maar een kleintje van is, knapt zienderogen op van het vooruitzicht van de komst van de Messias. Na al die talloze keren dat de maagd Maria in de afgelopen eeuw ieder gehucht in Vlaanderen met haar onaangekondigde visites heeft aangedaan, is het nu de beurt aan de Koning zelve.

De hoop
De roman is onderverdeeld in veertien staties, verwijzend naar de even zovele plaatsen waar men in de katholieke kerk stilhoudt om de lijdensweg van Christus te gedenken. In het geval van Verhulsts roman is het een omgekeerde lijdensweg – de getourmenteerde hoofdstad van een land en een continent vol politieke onmacht, decadentie en zuivere stupiditeit transformeert in een stad met een zonnige, zorgeloze toekomst, tenminste tot de 21ste juli.

Verhulsts roman is een minutieuze en virtuoze beschrijving van die zomerse dagen vol hoop. En passant veegt hij de vloer aan met de politieke wantoestanden in zijn vaderland, de spektakelzucht van de moderne mens, de commercie en natuurlijk trekt hij ook de beerput van priesterlijk kindermisbruik nog even open. Ook Bart de Wever, partijleider van de conservatieve Nieuw-Vlaamse Alliantie, komt er in deze smoorhete adventsperiode bepaald niet ongeschonden vanaf.

Doorheen het verhaal van de feestelijke voorbereidingsweken, weeft Verhulst de petit histoire van een naamloze ikpersoon, wiens op knappen staande relatie van een wisse dood wordt gered door het aanstaande hoog bezoek. Tegelijkertijd overlijdt zijn dementerende moeder, die er geen been in ziet te blijven leven voor een vluchtig bezoekje van de Heer, terwijl zij Hem na haar dood nog eindeloos zal kunnen bewonderen. Hier zegeviert dus de hoop.

De Grote Belgische Roman
De intrede van Christus in Brussel is een experiment waar weinigen in het Nederlands taalgebied zich aan zouden durven wagen. De absurditeit van het uitgangspunt en de serieusheid waarmee dit verder wordt uitgewerkt, vormen een paradox die werkt. Tegelijk is het, net als in Verhulsts vorige literair experiment Godverdomse dagen, toch weer zijn onnavolgbare stijl die veel van de aandacht opeist. In lange, ritmische zinnen vol vet-Vlaams en archaïsche uitdrukkingen, toont Verhulst zich in de eerste plaats een uitstekend stilist, op de voet gevolgd door zijn rol van cultuurkritische essayist. De minder interessante persoonlijke beslommeringen rond de Brusselse ik-verteller dragen aan deze boeiende vertelling daarentegen relatief weinig bij.

Rest nog slechts de vraag of Dimitri Verhulst eens drie jaar uittrekt voor de Grote Belgische Roman. Alle aspecten van zijn schrijverschap en zijn persoonlijk leven (opgegroeid in Vlaanderen, woonachtig in Wallonië) doen vermoeden dat Het Verdriet van het 21ste-eeuwse België zich nog in zijn pen verborgen houdt.

Film / Films

Lichtvoetige familiekroniek

recensie: Almanya - Willkommen in Deutschland

‘We vroegen arbeidskrachten, er kwamen mensen.’ Met dit citaat van de Duitse schrijver Max Frisch eindigt de hartverwarmende familiekroniek Almanya, Willkommen in Deutschland. Een luchtig kijkje in het leven van een Turkse gastarbeidersfamilie.

Schlagermuziek, tweemaal per week varkensvlees, aangelijnde honden die lijken op reusachtige ratten, je behoefte doen in een grote witte vaas op het toilet en elke twee jaar op vakantie naar Mallorca. Hoezo cultuurshock? Het meest verontrustende aan die westerlingen is misschien wel hun gewelddadige godsdienst met een aan een kruis gespijkerde man. Ieder weekend moet je een stukje van hem eten en wat van zijn bloed drinken.

Mannschaft of Turks elftal?

~

Het is behoorlijk wennen voor een immigrant in Duitsland. Soms ook nog voor een lid van de derde generatie. ‘Als Duitsland tegen Turkije voetbalt, voor wie moet ik dan zijn?’, vraagt de zesjarige Cenk die een Turkse vader en een Duitse moeder heeft. Zijn klasgenootjes pesten hem. Als zijn schooljuf de kinderen de kaart van Europa laat zien, blijkt de geboorteplaats van zijn vader er tot zijn spijt niet op te staan. Zijn wortels liggen namelijk in Oost-Turkije.

Tante Canan vertelt Cenk het verhaal van zijn opa Hüseyin Yilmaz die in de jaren zestig vanuit Anatolië naar Duitsland kwam om bij te dragen aan het Wirtschaftswunder. Na enkele jaren heeft hij genoeg geld verdiend om zijn vrouw en kinderen te laten overkomen. Regisseur Yasemin Samdereli, die samen met haar zus Nesrin het draaiboek voor deze integratiekomedie schreef, schetst op grappige wijze de eerste stroeve stappen van de nieuwkomers. Ze geeft het taalprobleem weer door Duitsers een niet te begrijpen soort Jiddisch te laten spreken.

Ongehuwd zwanger

~

Tijdens het opgroeien van de kinderen en kleinkinderen komen geen hardnekkige integratieproblemen aan bod. Ook geen Turks-Duitse identiteitscrisis zoals in

~

Almanya, Willkommen in Deutschland is heerlijk herkenbaar voor immigranten en zeker ook onderhoudend voor autochtonen. De keuze voor een lichtvoetige familiekroniek in plaats van een zwaarmoedig integratiedrama is gewaagd, maar geslaagd. Geheel in stijl is de sentimentele slotconclusie van de vertelster: ‘We zijn de som van alles wat voor onze tijd is gebeurd. Wij zijn alles wat gebeurt als we er niet meer zijn. En wat niet was gebeurd als we niet waren gekomen.’ 

Theater

Nightmare bezorgt meer hilariteit dan kippenvel

recensie: Nightmare

Het is een gewaagde stap: de eerste horrormusical van Nederland. Dick van den Heuvel neemt de uitdaging aan met zijn nieuwe productie Nightmare. Die productie moet het vooral hebben van de donkere, volle muziek en hoge grapdichtheid. Nightmare gaat voor horror op zijn Nederlands: eerder gezellig dan angstaanjagend.

. Die productie moet het vooral hebben van de donkere, volle muziek en hoge grapdichtheid. Nightmare gaat voor horror op zijn Nederlands: eerder gezellig dan angstaanjagend.

Nightmare vertelt het verhaal van Craven, een stokoude schrijver van griezelverhalen. Hij dreigt te sterven en zo zijn personages mee te nemen in het graf. Zijn personages laten dit echter niet zomaar gebeuren. Zij starten een zoektocht naar het bloed van een maagd om hun meester nieuw leven te schenken. Dan staat er ineens een jong, blond meisje voor de kasteeldeur. Het perfecte offer aan hun trouwe bedenker…

Onafgewerkte projecties

Foto: Andy Doornhein

Foto: Andy Doornhein

Dick van den Heuvel’s horrorverhaal speelt zich af op een kaal ogend toneel. Enkele panelen in kasteelprint en twee kleine projectieschermen vormen de achtergrond van de gehele productie. De projectieschermen worden op creatieve wijze gebruikt: pratende schilderijen, mooie tussenscènes en een fraai vormgegeven, geanimeerde pop worden getoond om het toneelbeeld tot leven te brengen. Niet alle projecties zijn echter even afgewerkt. Her en der valt zelfs nog een stukje blue screen te spotten: pijnlijke momenten voor het oplettende publiek. En ook de stoffen raaf die meermaals in de voorstelling voorbij komt oogt twijfelachtig, zelfs amateuristisch. Het gebrek aan budget lijkt grote gaten te slaan in de ambitieuze plannen.

Zodra de muziek (gecomponeerd door Fons Merkies) wordt ingezet, zijn deze tekortkomingen echter tijdelijk vergeven. De op Danny Elfman geïnspireerde nummers knallen de zaal in, in een verpletterende meerstemmigheid. Met slechts vier zangers wordt een vol geluid geproduceerd dat de productie muzikaal gezien op de kaart zet. Als het publiek al met kippenvel naar huis gaat, dan is het om de muziek in plaats van de horror.

Grapdichtheid verslaat horror

Foto: Andy Doornhein

Foto: Andy Doornhein

Veel spanning valt er in de productie namelijk niet te bekennen. Door de hoge grapdichtheid en de slecht afgewerkte special effects neemt de musical zijn eigen genre, wellicht bewust, niet serieus. Aangezien de grappen voor het grootste deel goed werken, treft dit geen blaam. De humoristische teksten worden pakkend en met enthousiasme de zaal in geslingerd. De vier acteur hebben zichtbaar plezier in deze ongewone productie – en dat werkt aanstekelijk. Het gebrek aan echt enge momenten is echter een gemiste kans voor een musical die zich durft te branden aan het horrorgenre. Horror is nooit Nederlands sterkste genre geweest en het had van durf getuigd om dit gemis met lef aan te gaan.

Aan het eind van de avond blijft er van de horror weinig over. De grote hoeveelheid grappen voelen aan als cabaret en de slecht uitgewerkte projecties lijken vooral de in de zaal aanwezige kinderen te bereiken. Toch is deze musical niet geheel onder de mislukte experimenten te scharen. Er wordt veel gelachen, er wordt goed gespeeld en er wordt nog beter gezongen. De geoefende theaterbezoeker zal wellicht struikelen over de uitwerking, maar voor families kan dit zeker een leuke avond uit zijn. De jongste bezoekers verlieten lachend de zaal. Wellicht dat Nightmare zich in dit opzicht beter als kindermusical had kunnen profileren.

Nightmare is nog tot 2 november te zien in diverse theaters in het land.

 

Boeken / Fictie

Niemand die niet beseft dat hij het niet weet

recensie: Julian Barnes (vert. Ronald Vlek) - Alsof het voorbij is

‘Als je het uit hebt, wil je meteen opnieuw beginnen.’ Laat dat in dit geval nu eens géén cliché zijn. Je doet het, na het lezen van die slotzinnen als mokerslagen, meteen opnieuw beginnen. En je wordt meteen beloond.

De voor de Man Booker Prize genomineerde korte roman Alsof het voorbij is door Julian Barnes is een kleinood, maar dan wel een zwarte diamant. Hard, schitterend en met een schijn van transparantie. In de openingszinnen – een soort opsomming van beelden – resoneert het hele verhaal, in de eerste scène resoneert de laatste zin. Of in de laatste zin de eerste scène.

Het grootse van de middelmaat
Het verhaal is eenvoudig, en die eenvoud is meteen waar het verhaal om draait. Drie vrienden, onder wie ik-verteller Tony Webster, krijgen op de middelbare school gezelschap van de wat zonderlinge nieuwkomer Adrian Finn. Ze zijn zestienjarigen van een specifiek type: vervuld van grote woorden, grote verwachtingen, ontleend aan Grote Literatuur. Onderling en in de les schermen ze met citaten en filosofische ideeën.

Natuurlijk weten ze dan nog niet dat het leven hoogstwaarschijnlijk niet groots en meeslepend zal uitpakken. Iedere zestienjarige meent immers de uitzondering te zijn op de regel, op het gemiddelde, de middelmaat. Maar ze weten ook niet hoe ontzettend gelijk ze hadden, tegelijkertijd. Dat grote woorden wel degelijk van toepassing zijn, alleen niet op de manier waarop je denkt of hoopt. De middelmaat van het gewone leven kan even ernstig lijden opleveren als een groots en meeslepend leven middelmatig kan zijn.

Opeenstapeling van feiten
Lezers die houden van actie en heilig geloven in de stelregel show don’t tell, zijn bij Barnes aan het verkeerde adres, net als in de eerder dit jaar verschenen verhalenbundel Polsslag. Tony Webster maakt je deelgenoot van zijn twijfels en overwegingen, niet zozeer van zijn ervaringen. Het verhaal moet daar tussendoor, een beetje terloops, afgewerkt worden lijkt het: ‘Inmiddels was ik het huis uitgegaan en als stagiair begonnen in de kunstensector. Toen kwam ik Margaret tegen; we trouwden en drie jaar later werd Susie geboren.’ Daar was bij elk schrijfklasje een dikke rode streep doorheen gegaan.

Het is een middelmatig leven, niet de moeite van het vertellen waard. Vriendschap die verwatert, het eerste vriendinnetje, huwelijk, kind, scheiding, pensioen. Een opeenstapeling van feiten, niets meer niets minder. Als Tony in het tweede deel van het verhaal het leven van dat eerste vriendinnetje weer in wordt getrokken, komt er een innerlijke exegese op gang die alles op zijn kop zet. Een opeenstapeling van feiten – moet je het daar maar mee doen? Waar schuilt in een rijtje feiten van het leven de verantwoordelijkheid voor dat leven? Het is een exegese die bepaald niet louterend werkt.

Verontrustend goed
Uiteindelijk is alles onbetrouwbaar: de tijd, het geheugen, de geschiedenis en bovenal jezelf, als punt waarin deze abstracte begrippen concreet tot uiting komen. We zijn allemaal onbetrouwbare vertellers, daar blijft Barnes in al zijn boeken steeds op hameren. Wat blijft er dan nog over om te weten? In de eerste scène en in de laatste zinnen – of eigenlijk andersom, in de laatste zinnen en dan weer in de eerste scène – staat het er even terloops als treffend. Er is onrust, dan wel grote onrust. Of wellicht kun je alleen stellen: ‘Er heeft iets plaatsgevonden.’ Maar wat? Niemand die het weet of kan achterhalen. Niemand die niet beseft dat hij het niet weet. Dat is verontrustend, ja. Verontrustend goed.

Film / Achtergrond
special: Amsterdam Turkish Filmfestival 2011

Breed aanbod maar geen heldere lijn

De tweede editie van het Amsterdam Turkish Filmfestival (ATFF) bracht uitersten samen: commerciële kaskrakers en experimentele nichefilms. Als brede kennismaking met de hedendaagse Turkse cinema was het festival geslaagd, maar de artistieke pretenties werden niet helemaal waargemaakt.

~

Oude tijden herleven in Turkije: na jaren sluimeren levert de Turkse filmwereld weer tientallen titels per jaar. Net als in de jaren zestig en zeventtig wordt het aanbod in de bioscopen inmiddels weer bepaald door films van eigen bodem. Ook in artistiek opzicht is er sprake van bloei. Sinds een paar jaar is de term Young Turkish Cinema in zwang, een verzamelnaam voor onafhankelijke filmmakers die op zoek zijn naar een eigen, Turkse, filmtaal. Die ontwikkeling wordt ook buiten Turkije opgemerkt. In Nederland is inmiddels meer te zien dan het werk van Nuri Bilge Ceylan, de Turkse grootmeester van de minimalistische stijl. Toch blijft het aanbod beperkt. Speciale aandacht voor de Turkse cinema is dus welkom, zoniet nodig. Veel Nederlanders met Turkse wortels oriënteren zich immers (ook) op de culturele scene in Turkije. Die is goeddeels onbekend onder andere Nederlanders. Een mooie gelegenheid om over en weer kennis te maken.

Prijswinnende arthouse versus mainstream succes

<i>Av Mevsimi/The Hunting Season</i>

Av Mevsimi/The Hunting Season

Het driedaagse programma in De Balie bestond uit een hoofdselectie en een onderdeel ‘avantgart alaturka’, plus twee panels:18 films in totaal waarvan de meeste van de afgelopen anderhalf jaar. Een dwarsdoorsnede dus zowel qua genre als bereik in Turkije – prijswinnende arthouse versus mainstream succes. Een voorbeeld van het eerste is Zephyr, het gevoelige en verfrissende speelfilmdebuut van Belma Bas over de relatie tussen de jonge Zephyr en haar afwezige moeder. Verfrissend vanwege de genuanceerde familieverhoudingen, vrouwelijke hoofdrollen, en de prachtige natuur van het Zwarte Zeegebied. Of Kosmos, de excentrieke en zwaarmoedige laatste film van de eigenzinnige regisseur Reha Erdem. Aan de andere kant van het spectrum: de stijlvolle thriller Av Mevsimi/The Hunting Season van het magisch duo Yavuz Turgul en zijn favoriete hoofdrolspeler Sener Sen, (hele) grote namen in Turkije. The Hunting Season was afgelopen winter een enorme hit en met recht: kosten nog moeite zijn gespaard voor het fraai vormgegeven broeierige verhaal met uitstekend ensemblespel.

Daartussen zitten echter beduidend mindere titels als het high society melodrama Bir avuc deniz/A handful of sea en de openingsfilm Cinar agaci/The plane tree. Het familiedrama van Handan Ipekci over vier broers en zussen die niet weten wat te doen met hun bejaarde moeder, stelt op alle fronten teleur. Dat ligt niet aan het thema: in Pandora’s Box (2009) van Yesim Ustaoglu, vorig jaar te zien op ATFF, is de emotionele worsteling tussen tradities en het moderne leven van drie veertigers overtuigend en invoelbaar. The plane tree laat zich echter nog het beste beschrijven als een lang uitgerekte Turkse sitcom, zowel wat betreft de kluchterige plot als de per definitie ontbrekende spanningsboog. Dat kan aardig zijn ter ontspanning, maar is ongeschikt om een nieuw publiek mee te verleiden.

<i>Kosmos</i>

Kosmos

Daarin schuilt de uitdaging voor het festival: hoe sla je een brug tussen Turkse films en het beoogde Nederlandse publiek? Waarom deze films nu in Nederland? En wat vertellen ze ons over Turkije? Meer dan alleen de weerspiegeling van artistieke ontwikkelingen, waar de organisatie in haar inleiding aan refereert, is cinema immers bij uitstek een venster op een samenleving en hoe die verandert. Zeker in een land dat zo in beweging is als Turkije. Een heldere lijn die juist de Turkse eigenheid van de films uitlicht ontbrak helaas, en daarmee ook de samenhang die een landenfestival nodig heeft.

De sectie ‘avantgart alaturka’ kwam wat dat betreft beter uit de verf. Vijf films die de grenzen opzoeken van hoe eigenzinnig je kunt zijn in Turkije. Het bijzondere eenmansproject Kanatsiz taklalar/Somersaults without wings bijvoorbeeld van Savas Baykal, een docufictie over kinderen in een sloppenwijk van Istanbul die met een kapotte gitaar een band beginnen. Geen lichte kost vanwege de experimentele vorm, maar wel een integer portret van mensen in de marge van de samenleving. De roadmovie Gitmek: Benim Marlo ve Brandom over letterlijk onbereikbare liefde maakte een paar jaar geleden al indruk op het Istanbul filmfestival. Hoeveel ruimte en vooral steun krijg je in Turkije als je iets maakt wat buiten geijkte kaders valt, en wie stelt die vast?

Conservatief ministerie

In een panelgesprek over ‘Rebels in Turkish Cinema’ kwamen die vragen uitgebreid aan de orde. Conclusie: het valt niet mee. Om nog maar te zwijgen van een publiek dat je werk apprecieert. Daarin is Turkije niet heel anders dan Nederland, maar de infrastructuur waarbinnen filmmakers opereren is dat wel. In Turkije bestaat bijvoorbeeld geen onafhankelijk filmfonds, maar beslist een conservatief ministerie over ondersteuning van je project. Gezien de snelle ontwikkeling en groei van de Turkse cinema zijn dit relevante kwesties, en is het ook interessante context voor de Nederlandse bezoeker. Juist voor die uitwisseling van kennis en ervaring kan het ATFF een platform bieden. Volgend jaar, zo maakte de organisatie al bekend, wordt de diasporafilm belicht. Een ideaal thema om de Turks-Nederlandse connectie verder uit te diepen. Op naar de derde editie.