Boeken / Kunstboek

Duitse documentaire fotografie

recensie: Robert Capa & Dirk Alvermann

.

Recent verschenen twee boeken die het engagement van oorlogsfotografen laat zien. Fotografen die hun oorsprong hadden in politiek activisme. De Tweede Wereldoorlog door de ogen van een toen al legendarische Robert Capa. De vrijheidsstrijd in Algerije door een bril van politiek verzet van Dirk Alvermann.

Stern Fotografie is een serie die al enkele jaren de hoogtepunten van grote fotografen uitbrengt in overzichtelijke boeken. De meest recente publicatie laat de bekendste Capa-foto’s de revue passeren. Capa, de oorlogsveteraan die vijf oorlogen fotografeerde. Maar de naam van Capa is natuurlijk vooral verbonden aan de historische foto’s uit de Tweede Wereldoorlog.

Onzichtbare werking van oorlog


Foto: Robert Capa

Foto: Robert Capa

In de Tweede Wereldoorlog durfde Capa dichter bij de frontlinie te fotograferen dan huidige fotografen doen. Het ging hem in zijn werk echter niet slechts om een registratie van grof geweld. In tegendeel zelfs. Bij Capa’s foto’s is vooral sprake van een vermoeden van destructie. Hij neemt altijd de menselijke schaal waar. Veel meer dan de registratie van geweldshandelingen legt hij in ieder beeld een klein stukje van de onzichtbare werking van oorlog bloot. De door rede verlaten omgevingen, het gevangen nemen van een Duitse soldaat en vluchtende Duitse vrouwen die over een groot weiland lopen.

Het grote verhaal van oorlog is natuurlijk altijd aanwezig in het werk van Capa. De D-Dayfoto’s die de wereld rondgingen zijn daarvan het belangrijkste voorbeeld. De bewogen beelden van de landing op het strand brengen niet alleen nieuwswaarde, maar ook de chaotische ervaring van de Geallieerde soldaat over. Dezelfde betrokkenheid is aanwezig bij foto’s van de bevrijding van Parijs, zowel in de uitspattingen van vreugde als in die van haat.

Aanklacht tegen kolonialisme


Foto: Dirk Alvermann

Foto: Dirk Alvermann

Alvermann vertrekt als idealistische twintiger naar Algerije om de strijd tegen het kolonialisme in beeld te brengen. Hij steekt begin jaren vijftig samen met een FLN groep, het Algerijnse bevrijdingsfront, de Tunesisch-Algerijnse grens over om daar de ontwikkelingen in de strijd vast te leggen. Het boekje dat hieruit voortkwam was te netelig voor West-Duitse publicatie, dus werd het in de jaren zestig in Oost-Duitsland uitgebracht.

Alvermanns eerste hoofdstuk uit Algerien, nu uitgebracht onder de titel Algeria, is een aanklacht tegen het kolonialisme en laat beelden van de opstand zien die zich richten op armoede en gebrek. Een kind kijkend naar zijn eigen lege handen. Daarnaast een Franse hand met een sigaret. Weer verder een grote groep wachtende kinderen met omhoog gestoken vuisten. De fotograaf kiest nadrukkelijk voor een gebrek aan afstand van de situatie en zet in het tweede hoofdstuk de boosheid naast de beleving van de Islam. Het boek is opgedeeld in hoofdstukken met quotes als titel, zoals By the people for the people, om de legitimiteit van de strijd nog extra te benadrukken.

Actisme vs fascinatie

Beide fotografen willen een bijdrage leveren aan de discussie over geweld. Het bewust maken van de massa komt bij Capa nog het beste naar voren in zijn vroege werk. Het sterven van een strijder in Spanje in 1936 is het duidelijkste voorbeeld. Een beeldtaal die zonder omhaal het destructieve doel van oorlog toont. De onrechtmatige dood die nu nog als geuzenpenning gebruikt wordt voor vrijheidsstrijd.

Foto: Dirk Alvermann

Foto: Dirk Alvermann

Waar Capa’s betrokkenheid voort lijkt te komen uit een fascinatie voor oorlog is Alvermann de activist. Zijn Algerien was bedoeld als pamflet en moest daarom van de fotograaf ook uitkomen als paperback die gemakkelijk van hand tot hand kon gaan. Alles is erop gericht om de lezer te overtuigen. Alvermann kan in contrast met Capa gemakkelijk als te uitgesproken activistisch worden betiteld. Toch raakt de serie foto’s de lezer in de ziel. Zeker met de beelden van de Arabische Lente in het achterhoofd kunnen ook Alvermanns beelden zich meten met de legendarische foto’s van Capa.

Robert Capa • Stern Fotografie Portfolio 66 • teNeues Verlag • 99 pagina’s • ISBN: 978-3-652-00007-9 • 22,90 euro

Algeria • Dirk Alvermann • Steidl • 224 pagina’s • ISBN: 978-3-86930-255-3 • 24 euro

Film / Films

Moord en doodslag bij een pinautomaat

recensie: ATM

.

Opgesloten in een pinautomaat, terwijl buiten een psychopaat de wacht houdt met een moordwapen. ATM volgt de weg van andere low-budget horrorfilms. Maar is een pinautomaat nu echt zo’n enge locatie?

De film ATM gaat over drie twintigers (Alice Eve, Josh Peck, Brian Geraghty) die geld willen pinnen in een overdekte pinautomaat. Dan worden ze opgesloten door een moordenaar die een kat en muisspel begint te spelen. Onverwachte bezoekers op de parkeerplaats rondom de pinautomaat worden bruut afgeslacht. Ontsnappen lijkt onmogelijk.

Vingeroefening
Misschien was ATM een vingeroefening voor scriptschrijver Chris Sparling (Buried)? Dat zou goed kunnen. Hij is gevraagd om mee te schrijven met M. Night Shymalans The Night Chronicles project. Een trilogie aan low-budgetfilms, waarvan Devil als eerste deel in 2010 verscheen. Ook ATM is met een beperkt budget van drie miljoen dollar gemaakt en speelt zich af op één locatie en hangt om één enkel gegeven. Maar wat een mislukte vingeroefening. Dit is geen beste generale voor de film Reincarnate, deel 2 uit de trilogie.

~

ATM is een flinterdunne slasherfilm die met moeite de 90 minuten haalt. De scènes zijn niet spannend gefilmd. Het bevat zwakke plotwendingen. Het einde is niet origineel en slecht gebracht. De jonge acteurs doen aardig hun best om er nog wat van te maken, maar het is niet genoeg om de film te redden.

Pinautomaat?
Het uitgangspunt van de makers was om de vraag op te werpen: ‘Wat zou jij doen als je opgesloten zit in een pinautomaat, terwijl Freddy Krueger buiten de wacht houdt?’ En daar gaat het al mis.

Een pinautomaat… Het is het gewoon niet. Een onderzeeboot, een kampeerplek in de bossen, een kapotte auto in de woestijn, een stilstaande boot midden op de oceaan, het oude slecht onderhouden landhuis van je oma, het donkere washok in de kelder.

Alles klinkt meer horror dan een pinautomaat. ATM is te vergezocht. Jammer, de gezichtloze moordenaar, verscholen onder een capuchon ziet er nog best eng uit.

Muziek / Album

Volwassen en serieuze muziek

recensie: Lawrence Arabia - The Sparrow

.

Nieuw en toch meteen vertrouwd, zo klinkt het derde album van de singer/songwriter en producer Lawrence Arabia (James Milne) uit Nieuw Zeeland. Volwassen, serieus en pretentieus is het eerste wat opkomt bij het beluisteren van de negen nummers.

Het hele album klinkt relaxed, melodieus en minimalistisch maar grijpt ook terug naar de geestige aanpak die kenmerkend was op zijn eerste twee albums. Duidelijk zijn de invloeden te horen van de  symfonische muziek van Scott Walker en Serge Gainsbourg uit eind jaren zestig. Ook na het herhaaldelijk luisteren verveelt de muziek geen moment maar klinkt steeds beter en ontdek je steeds meer diepgang in tekst en muziek.

Melodisch en melancholisch
Het album opent met ‘ Travelling Shoes’ dat begint als een achtergrondstrijkje en melodisch het verhaal vertelt van de herinnering van een jonge man ( James Milne zelf?) die zich afzet tegen de verstikkende cultuur van zijn burgerlijke opvoeding. ‘The 03’ mijmert in staccato van drum en gitaar voort over dezelfde persoon die uiteindelijk terugkeert naar geboorteplek en zijn dromen niet heeft waargemaakt.

‘Early Kneecappings’ vervolgens klinkt onheilspellend en somber waarna de draad van het album weer wordt opgepakt met een soort tango in ‘The Bisexual’.
Relaxed is de ‘Dessau Rag’ als instrumentaal en geestig tussendoortje; het album sluit af met ‘Legends’, een sterk en melancholisch samenspel tussen piano, gitaar, zang en strijkers, eindigend in trompet en viool. Met melodieën die in je hoofd blijven hangen, complexer zijn dan ze bij het eerste beluisteren klinken en teksten die ergens over gaan, is het een volwassen en serieus album geworden.

Genieten van beperkingen
Lawrence zelf zegt over zijn muziek: “Ik had genoeg van de eindeloze mogelijkheden van productieprogramma Pro Tools  tijdens het maken van mijn vorige album. Ik werd totaal verliefd op de mystieke en esthetische beperkingen van platen uit eind jaren zestig en begin jaren zeventig van de vorige eeuw waarin zoveel ruimte zit in de arrangementen en je werkelijk kunt genieten van het geluid van ieder instrument.”

Het materiaal voor The Sparrow werd bijeengebracht gedurende 2010, toen Lawrence en zijn band The Prime Ministers optraden in het kader van Chant Darling. De basistracks werden opgenomen in Surrey in oktober 2010 met een band bestaande uit Elroy Finn en Connan Mockasin. In Auckland zijn vervolgens begin 2011 de strijkers en blazers toegevoegd. Het geheel is geproduceerd en gemixt door Lawrence Arabia zelf.

“As one man findeth shelter under the eaves of his neighbour’s wife, so shall he be plagued by the sparrow. And lo, where fields of wheat once grew lush upon the soil, lies now the infernal desert of the pestilential sparrow.” – Lawrence Arabia, 2011.

Lawrence Arabia treedt 7 september op in Paradiso.

Boeken / Fictie

De dood van een tienermeisje

recensie: Tom Wright (vert. Barbara de Lange) - Wat de zomer niet overleeft

.

In de eerste plaats is daar zijn enige nichtje Lee Ann, ook wel L.A., die op een koude zaterdagochtend bij Biscuit en zijn oma arriveert en zonder verdere uitleg bij hen intrekt. Het is al snel duidelijk dat L.A. en Biscuit niet van weelde bij hun oma wonen. Biscuit heeft weliswaar een moeder die van hem houdt, maar die op geen enkele manier is opgewassen tegen de drang van haar tweede echtgenoot om zowel haarzelf als haar zoon de nodige bokslessen te geven. En L.A., zo vermoedt Biscuit direct, is van haar ouders weggelopen omdat ‘die behoorlijk gemeen konden worden als ze aan de drank waren. En dat waren ze, als puntje bij paaltje kwam, altijd.’

Daders en slachtoffers
Het is opvallend, en ook een tikkie ongeloofwaardig, dat oma en Biscuit er zo lang over doen om te ontdekken wat L.A. nu precies is overkomen. Maar, zo wil Wright ongetwijfeld suggereren, geen van beide wil dan ook echt weten hoe de vork in de steel zit. Vooral oma, zo zal later blijken, heeft nogal een geschiedenis van de waarheid niet onder ogen willen zien. Hoewel Wright de confrontatie tussen haar en haar dochters over hun tragische familiegeschiedenis wel erg zwaar en melodramatisch aanzet, stipt hij hier toch knap een gevoelig thema aan: de medeplichtigheid van het slachtoffer en hoe die maar al te vaak tot een herhaling van het trauma in de volgende generatie leidt.

Kunnen L.A. en Biscuit die spiraal doorbreken? Hoe komen zij de lange, zinderende zomer in hun plattelandsstadje in het zuiden van de VS door? Met deze kernvraag als leidraad, zorgt Wright paradoxaal genoeg voor een tweedeling in het boek. Het eerste deel is een klassieke coming-of-age roman. L.A. en Biscuit trekken samen op, quasi ongehinderd door oma en de maatschappelijk werkers en psychiaters die zich het lot van dit problematische gezin aantrekken, en leren haast spelenderwijs de voor- en nadelen van het volwassen worden kennen. Dit gedeelte is een wat anekdotisch en traag op gang komend geheel met desondanks hier en daar een essayistisch pareltje. Vooral Biscuits bemoeienissen met dr. Kepler, een holocaustoverlevende die langzaam aan kanker sterft, zijn zeer de moeite waard. 

Tussen The Lovely Bones en Lolita
L.A. en Biscuits ontdekking van een verminkt, verkracht, vermoord tienermeisje, vlak voor de plotselinge openbaring van hun moeders’ tragische familiegeschiedenis, zorgt echter voor een tempoversnelling. De rest van het verhaal ontvouwt zich als aan thriller a la Alice Sebolds The Lovely Bones.

Die vergelijking met The Lovely Bones vindt men trouwens in wel meer reacties op deze roman terug; en terecht. Men kan zich daarbij trouwens wel afvragen waarom zich zoveel perverselingen in het zuiden van de VS ophouden en waarom ze vooral actief zijn tijdens hete zomers. Door het thema van de medeplichtigheid van slachtoffers en Biscuits ontluikende seksualiteit heeft het verhaal daarnaast ook wat van Nabokovs Lolita.

Tom Wright’s debuut hinkt op twee gedachten en komt, ook door de wel erg korte hoofdstukjes, vaak fragmentarisch over. Maar met zijn fraaie beschrijvingen van hoe Biscuit leert omgaan met dood, liefde en seks toont hij zich toch een talentvol schrijver. Hopelijk brengt hij zijn volgende roman uit bij een uitgever die hem wel dwingt tot een keuze en hem behoedt voor hier en daar een kleine misstap.

Muziek / Achtergrond
special: Matt the Electrician

Een act met z’n tweeën

Matt the Electrician verzorgde op 29 april samen met Scrappy Jud Newcomb een optreden in Roepaen. 8WEEKLY heeft voor het optreden een ontmoeting met Matt Sever, de man achter Matt the Electrician.

Austin is niet je geboorteplaats; waar groeide je op? Ik groeide op in Southern Oregon en Northern California en verliet ruim zestien jaar geleden mijn geboortegrond om me in het artiestengedruis van Austin, Texas te storten.Met de release van je laatste album Accidental Thief lever je inmiddels je zevende studioalbum af.

Ik groeide op in Southern Oregon en Northern California en verliet ruim zestien jaar geleden mijn geboortegrond om me in het artiestengedruis van Austin, Texas te storten.

Met de release van je laatste album
Accidental Thief lever je inmiddels je zevende studioalbum af. In welke landen heb je een schare fans opgebouwd en toer je?
Ik toer nu door Japan, Denemarken, Duitsland, België, Engeland, Ierland en natuurlijk Nederland.

Ben je vaak en lang van huis?
Ik doe de genoemde landen zo elk jaar aan en ben eigenlijk een half jaar van huis.

Reis je meestal alleen of neem je het gezin ook wel eens mee?
Mijn gezin met twee kleine kinderen gaat nooit mee. Mijn gezelschap bestaat uitsluitend uit Scrappy, als ik al niet alleen op pad ben.

Weet je nog wanneer je je eerste compositie schreef?
Jazeker, ik schreef die op high school toen ik een gedicht moest schrijven. Ik heb toen gevraagd of dat ook een liedje mocht zijn en kreeg toestemming. Bij het inleveren van mijn opdracht werd me verteld dat liedjes ook gedichten zijn.

~

Je speelt veel instrumenten lees ik in het boekje bij je nieuwste album. Wanneer heb je dat geleerd?

In de tijd op high school leerde ik ook trompet spelen, een van de vele instrumenten die ik speel. (De lijst met instrumenten die Sever speelt op zijn laatste album is dan ook indrukwekkend lang: gitaar, banjo, trompet, althoorn, percussie, piano, klokkenspel, Wurlitzer, bas, drum en euphonium.)

Waar gaan je composities over?
De liedjes zijn over het algemeen autobiografisch of gaan over gebeurtenissen waarover ik hoor of lees.

Ga je er voor zitten of gaat het anders?
Ik krijg soms op de meest onverwachte momenten en plekken inspiratie voor een nieuw liedje. Zo maak ik bijvoorbeeld vaak liedjes tijdens lange autoritten. Op een kleine recorder vindt een nieuwe compositie dan zijn eerste opname. Soms komt er eerst een tekst, de andere keer is er juist eerst een melodie. Eigenlijk is er geen vast patroon hoe mijn muziek tot stand komt.

Luister je veel naar de muziek van nu?
Ik luister meestal in shuffle mode naar mijn iPod, waar zo’n negen- tot tienduizend tracks op staan. Zo kan het gebeuren dat heavy metal en het geluid van Taj Mahal elkaar afwisselen.

Wat is het laatste wat je kocht?
Het laatste album dat ik kocht is van Thomas Mapfumo. Mijn brede belangstelling voor andere muziek is voor de aandachtige luisteraar terug te horen in mijn (folk)muziek.

Koop je echt nog cd’s of vinyl of doe je dat digitaal met je iPod?
Het gemak van de CD staat als een paal boven water, maar het geluid van vinyl vindt ik veel warmer. Het lijkt dat vinyl meer frequenties en vibraties kan weergeven dan het spectrum dat een CD herbergt. Dat maakt het aantrekkelijker om naar vinyl te luisteren. Het nadeel is dat vinyl na een groot aantal draaibeurten slijt en dus deze extra’s verliest. Maar ik ben een echte verzamelaar, net als mijn vader.

De act

~

Een vreemd gevoel bekruipt je als je Matt Sever gesproken hebt en daarna Matt the Electrician aan het werk ziet. The Electrician speelt duidelijk een act en is minder zichzelf. Sommige verhalen die hij op het podium vertelt komen ook niet overeen met die van het interview. Blijkbaar heeft hij een alter ego ontwikkeld voor op het podium.

Sever speelt voornamelijk op zijn in Nederland gebouwde akoestische gitaar van waaibomenhout. Newcomb speelt de elektrische gitaar. Het mooie van beide gitaristen is dat ze geen akkoorden, maar voornamelijk losse noten spelen. Deze manier van spelen geeft een intens muzikaal gevoel van veel details in de begeleiding. Slechts bij twee composities verruilt Sever de gitaar voor een banjo. Het is jammer dat Matt the Electrician niet wat vaker van instrument wisselt; dat zou de afwisseling in de show ten goede zijn gekomen. De spanning ontbreekt nu zeker niet, maar als je bedenkt welke instrumenten Sever allemaal kan bespelen, ben je als publiek toch een beetje teleurgesteld.

De nadruk tijdens het optreden ligt vooral op de liedjes van zijn nieuwste album. Zo krijgen we een fraaie uitvoering van ‘I Will Do The Breathing’, waarin Sever zijn hart en ziel lijkt te verliezen, en ook het titelnummer ‘Accidental Thief’, dat op het album opvalt door zijn pakkende melodielijn, zit in de set. Scrappy Jud Newcomb speelt een eigen lied en laat zo horen dat hij als zanger aardig zijn mannetje staat. Toch is het stemgeluid van Sever van een aparter hout gesneden en past dat van Newcomb beter als een tweede stem. Sever speelt ook nog een nieuwe en nog niet opgenomen song.

Wie de albums van Matt the Electrician kent, zal na dit optreden zeker niet teleurgesteld zijn. Toch hoort de kenner in gedachten ook de rijkere invulling van het album. Wat dat betreft is het spelen met één begeleider een beperking. Desondanks zet Matt the Electrician een goede en aanbevelenswaardige show neer. Hij weet het publiek aan zich te binden en te boeien met zijn verhalen. De zeggingskracht van de composities en zijn teksten blijven overeind in de kale setting van slechts twee gitaren, bespeeld door getalenteerde gitaristen die meer spelen dan een paar standaard akkoorden.

Boeken / Non-fictie

Achtendertig kilometer soldaat

recensie: Patrik Ouredník - Europeana

Patrik Ouredník’s Europeana is een zeer korte geschiedenis van de twintigste eeuw en laat zien dat er zoiets bestaat als een midden tussen humor en historie. Op een uitglijder na.

Je kunt een auteur als Judt lezen en je overladen met historische feitelijkheden, het ene nog schokkender dan het andere, het andere nog verbazingwekkender dan het ene, maar geen geschiedkundig boek over de twintigste eeuw is zo prangend en absurdistisch als dat van Ouredník.

Rollarcoaster
Strikt hyperbolisch gezien, verschilt de compositie weinig van Jeroen Mettes’ impressionistische N30. Het is weliswaar samenhangender, wat de betekenisoverdracht ten goede komt, maar Europeana blijft een associatieve rollarcoaster, een anachronistische kruising tussen estafetteloop en Monty Pythons funny walks.

Zo begint het boek met de landingen in Normandië, springt een twintigtal jaar terug de tijd in naar WOI, om vervolgens via de eeuwwisseling van 1900 en de vrouwenemancipatie van begin 20ste eeuw naar de eeuwwisseling van 2000 te gaan. Ouredník’s werk biedt een rijke schakering aan wat zich voornamelijk in de marge van de grote gebeurtenissen van de 20ste eeuw heeft afgespeeld. ‘Natuurlijk’ komen in dat proces ook de Joodse kwestie, de jehova’s, het einde van de wereld, Cultural Memory, neuroses, depressies en de oorlog in Kosovo aan de orde. Het boek is daarmee een must voor weetjesvorsers en beoogde quizkampioenen.

Achtendertig kilometer
Alsof een schooljongen aan zijn ouders uitlegt wat hij op school geleerd heeft, stipt Ouredník zijn onderwerpen aan. Zoals het boeddhisme en het taoïsme, twee stromingen die in de twintigste eeuw veel aanhangers kregen en ‘die op de gong sloegen en via het middenrif ademhaalden en over yin en yang spraken en mystieke boeken schreven en zeiden dat de wereld voor raadselen zat, maar dat was slechts schijn, omdat in werkelijkheid alles in harmonie met elkaar was’.

Het zal niet verwonderlijk klinken dat het lezen regelmatig een een lach uit je strottenhoofd kan doen opklinken. Soms is Ouredník geestig tegen het flauwe af, soms hanteert hij een tot op het bot snijdend cynisme en een sarcasme dat Malaparte naar de kroon stoot. Zo opent hij met dat als je de in 1944 te Normandië gesneuvelde Amerikanen (met hun gemiddelde lengte van 1.73cm) achter elkaar zou leggen, ze samen een lengte van achtendertig kilometer hebben. Of dat militairen in WOI dankzij de vlooien hun leven in gevaar brachten, omdat de vijand ze kon horen krabben.

Danig uit de bocht
Het anekdotische gehalte van Europeana en de absurdistische wijze waarop Ouredník met de feiten omspringt, laat zien dat het hem vooral te doen is om het geven van een scherp kritisch, maar aanstekelijk commentaar. De combinatie echter tussen het bovengenoemde cynisme en zijn niet geannoteerde historische verhaal heeft echter niet altijd een gelukkige uitkomst. Die combinatie leidt soms tot zeer boude uitspraken die met een notensysteem beter tot hun recht waren gekomen.

‘Het aantal slachtoffers van de Armeense genocide werd geschat op anderhalf tot twee miljoen, maar volgens de Turken was de Armeense genocide geen echte genocide, en de meeste joden vonden dat ook’. Hoewel het mogelijk een uitspraak is geweest van het Joodse Wereldcongres van 1985 dat bij een soortgelijke uitspraak elders in het boek wordt genoemd, heeft er teveel ellende plaats gevonden om iets op een dergelijke generalistische wijze stellen. De uitspraak kan evengoed zeer sarcastisch bedoeld zijn, maar zij is grof en nietszeggend; zónder met onweerlegbaar bewijs te komen. Het is jammer dat Ouredník, die regelmatig het afschuwelijke Joodse lot in én rondom WOII in beeld brengt, hier niet zorgvuldiger mee is omgesprongen, in zijn verder zeer kritische doorloop van de 20ste eeuw.

Boeken / Non-fictie

Pelgrimeren met Van Agt

recensie: Dries van Agt en Frans van Agt - Op weg naar Alpe d’Huez. Wielerverhalen.

.

Toegegeven, Van Agt’s bildungsdrang en karakteristiek taalgebruik komen vaak wat pedant over. Het is niet voldoende wanneer de lezer snelweg voor fietspad verruilt – zó slecht voor je, dat autorijden! – hij dient ook zijn kennis van de, vooral Franse, geschiedenis bij te spijkeren. Zo leert Van Agt je dat het stadje Aubigny sur Nère, waar je volgens hem alleen per fiets kunt komen, een Château des Stuarts kent met een Musée de la vieille alliance Franco-Ḗcossaise:

Dit monument van de voormalige alliantie tussen Frankrijk en Schotland, uiteraard tegen de Engelsen gericht, is een boeiende reminiscentie aan de Honderdjarige Oorlog tussen Frankrijk en Engeland, toen grote delen van het huidige Frankrijk door de Engelsen veroverd waren en het boerenmeisje Jeanne d’Arc moest opstaan om de trotse Franse ridderschap in ere te herstellen.

Een ‘reminiscentie’! Het is bijna net zo mooi als zijn deftige oplossing voor het wollige ‘op bedevaartstocht gaan’. Want Van Agt fietst niet zomaar; hij ‘pelgrimeert’.

Jeugdzonden
Wat Van Agt’s pedanterie zo draaglijk maakt is dat hij niet is gespeend van een flinke dosis zelfspot. Met dezelfde oprechtheid waarmee hij tegenwoordig voor de Palestijnse zaak strijdt en toegeeft dat hij zich tijdens zijn jaren als minister en minister-president schromelijk vergist heeft, biecht hij nu ook zijn jeugdzonden in de fietserij op. Er zijn weinig auteurs, laat staan (ex-)politici die zich zo eloquent kwetsbaar durven op te stellen.   

Zoon Frans lijkt zowel die integriteit als de kwajongens-fratsen te hebben geërfd. Met een aardje naar zijn vaartje raakt ook hij halverwege zijn toertochten veelvuldig platzak. Nu eens geven ze te snel te veel uit aan wat ze nu eenmaal leuk vinden; vaker nog laten ze hun portemonnee bij de herberg liggen. Niet iedereen wordt op zo’n moment door het Nederlands consulaat gered, maar de Van Agts proberen nochtans vaak eerst op creatieve wijze uit de penarie te komen. Frans’ manier op onder het plakken van zijn band uit te komen verdient zeker navolging.

Ode aan de onthaasting
Op weg naar Alpe d’Huez is ook, zelfs vooral, na afloop van de Tour de France zeer lezenswaardig. Hoewel Nederlandse tourhelden als Jan Janssen en Joop Zoetemelk de revue passeren is dit namelijk geen boekje over wielrennen, maar over de liefde voor het fietsen.

Dries en Frans fietsen niet om als eerste over de meet te komen. Integendeel, zij fietsen om te genieten. Op dezelfde manier kijken ze ook naar de Tour, ongeacht of ze nu achter de buis zitten of in de ploegleiderswagen van Peter Post. Het is het ultieme vakantiegevoel. Zelfs als je voor de Tour een kabinetsformatie moet laten schieten. Een beetje politiek leider kent immers zijn prioriteiten.

Het plezier van vader en zoon Van Agt werkt aanstekelijk. Frans heeft er wel wat minder dure woorden voor nodig dan Dries. En beide ronden hun verhalen nogal abrupt af, hetgeen hopelijk aanduidt dat ze nog lang niet klaar zijn met fietsen en erover schrijven. Al met al is dit een kostelijk niemendalletje dat bovendien makkelijk mee te nemen is als leesvoer tijdens een pelgrimage. 

Muziek / Album

Een album om lang te koesteren

recensie: Sean Taylor - Love Against Death

Met zijn vorige album Walk With Me oogstte Sean Taylor veel lof en werd hij zelfs vergeleken met grootheden als John Martyn en Nick Drake. Zijn tweede album is van een andere orde en zal waarschijnlijk door een kleiner aantal fijnproevers worden gewaardeerd.

Het is natuurlijk lastig een debuutalbum te evenaren als de muzikale lat zo hoog wordt gelegd. Taylors nieuwste album Love Against Death ontvangt dan ook niet louter positieve kritieken. Maar de nieuwe luisteraar die onbevangen naar het album luistert, hoort al snel dat Taylor goede liedjes combineert met een doordachte en gevarieerde uitvoering.

In de mix

Na een paar liedjes die de luisteraar nog even laten wennen, verrast Taylor bij ‘Western Intervention’ met een snelle ‘rap’. Het lijkt wel of hij hier het erfgoed van Johnny Cash mixt met de oerrappers van Sugar Hill Gang. Taylor houdt dan ook absoluut van mengen. Bij ‘Cassady’, een van de mooiste liedjes van het album, lijkt het alsof Damien Rice Gram Parsons ontmoet. Dat is een fijne combinatie die vraagt om meer, maar Taylor tapt met ‘Sixteen Tons’ alweer uit een ander vaatje. De mix van rock-‘n-roll en country lacht ons toe en ‘Ballad of a Happy Man’ doet een gooi naar het predicaat van beste onvervalste meezinger in country en western.

Toch kan Taylor ook heel fijnzinnig zijn. Het warme geluid en de voordrachtwijze van ‘Raglan Road’ met al zijn tekstuele details laat je direct grijpen naar het tekstvel bij het album. Gek genoeg is dit het enige lied waarvan de tekst niet is afgedrukt. Het blijkt dat het lied is geïnspireerd door een gedicht over een onbeantwoorde liefde van Patrick Kavanagh. Wellicht dat het daarom niet mag worden afgedrukt. Jammer, want een tekst luisteren en geheel bevatten is makkelijker met het tekstvel in de hand.

Sean Taylor en een vleugje van…

Taylor roept bij critici veel vergelijkingen op, maar slaagt er desondanks altijd in om zichzelf te blijven. Bij de albumopener ‘Stand Up’ klinkt hij met zijn hese praatstem eerst als G. Love and Special Sauce, maar daarna geeft hij toch een geheel eigenzinnige draai aan het nummer. Bij Taylor is het nooit ‘een kopie van’, maar altijd ‘Sean Taylor met een vleugje van…’ Dit vraagt natuurlijk veel veerkracht van de luisteraar, waardoor de groep die dit zal waarderen mogelijk wat kleiner zal zijn.

Het album ademt een stijl die tussen blues, folk, roots en Americana in ligt. En dan in de genoemde volgorde. Een hokje zoeken voor Love Against Death is daarom lastig. Het album zal door deze rijke mengeling van stijlen niet snel vervelen. De CD wordt bovendien nergens schreeuwerig, waardoor het een album geschikt is voor vele luistermomenten. Al met al heeft Taylor een knap stuk vakmanschap afgeleverd dat we lang mogen koesteren.

Boeken / Fictie

Het kokovorisme

recensie: Christian Kracht - Imperium

.

Maar weinig mensen weten dat het Nederlandse Koninkrijk en het Duitse Keizerrijk niet alleen in Europa, maar ook in de Oost buren waren en wel in Papoea-Nieuw-Guinea. Daar lag  in de Bismarck-Archipel het twee kilometer lange eilandje ‘Kabakon’, waar op een dag in 1902 August Engelhardt een kokosplantage begint. Uit Kakabon wil hij de zegeningen van deze heilsnoot verspreiden en zo bereiken Australië en Europa Engelhardts brochures over het uitgeroepen ‘kokovorisme’.

Deze door Engelhardt bedachte levenshouding, godsdienst welbeschouwd, behelst niet alleen een algehele onthouding van dierlijke producten en alcohol, maar prijst de kokosnoot aan als enige voedselbron, ja als de enig ware levensbron! Op grond van een paar obscure hindoeïstische geschriften meent Engelhardt dat ‘de mens het dierlijke evenbeeld van god is en de kokosnoot het plantaardige evenbeeld van de mens’. Er is immers geen andere vrucht die zo sterk op een behaarde mensenschedel lijkt en aldus wordt iedereen die zich louter met kokosnoten voedt godgelijk; hij drinkt zogezegd uit dé theosofische graal. Overigens is de ware kokovorist ook nudist.

Eclectisch kolonialisme

~

Dat het medisch gezien niet zo goed afloopt met mensen die alleen kokosnoten eten, behoeft tegenwoordig geen betoog. Een verkondiging van een eclectische, syncretische, proto-socialistische levenswandel met verering van de kokosnoot heeft waarschijnlijk nu dan ook geen succes meer. De afgelopen 110 jaar is niet alleen de schaal-van-vijf ontworpen, maar ook vele maatschappijvormen; hopelijk is de mens nu iets wijzer. Toen, in het fin-de-siècle was het allemaal onontgonnen wetenschap. Een vergelijking met het experiment Walden van Frederik van Eeden ligt dan voor de hand: net als Engelhardt wilde ook Van Eeden een kolonie opbouwen, waarin er geen geld bestaat, waarin de volgelingen autonoom zijn en waar uiteindelijk de nieuwe, betere mens opstaat.

Kracht slaagt er in om dit fragiele en wonderlijke scharnierpunt tussen nieuwe en oude inzichten te toonzetten, waarin nog een nieuwe godsdienst op basis van de kokosnoot uitgeroepen kon worden. Het is deze geestelijke cultuur, deze atmosfeer van vóór de wereldoorlogen, als het Duitse Keizerrijk, zich afficherend met zijn eeuwenoude feodale voorlopers, in moderne stoomvaart nieuwe koloniën inricht in gebieden waar andere Europese landen allang hun vlag geplant hebben. Een plek in de zon voor het moderne keizerrijk! Ein Platz an der Sonne! Nog even flikkert Duits Papoea-Nieuw-Guinea, deze onbeduidende kruimel naast Nederlands-Indië, op als een hippie-kolonie, totdat de autoriteiten er een eind aan maken. August Engelhardt sterft ‘in het echt‘ na de Eerste Wereldoorlog, berooid en ziek op een onbekende plaats. In de roman gloort nog een vergezicht – over een nieuw imperium, een Amerikaans imperium. 

Lyrisch en geestig anti-totalitarismeschrift
Kracht herschept het verleden: het historische kerngegeven van Kabakon vat hij in kundig gecomponeerde zijverhalen met sprekende karakters – het had zo kunnen zijn. Krachts stijl kenmerkt zich door een buitengewoon groot en lyrisch idioom, ook voor Duitse begrippen, en toch blijft hij elegant, in geestige bijgedachten en ironische observaties. In die zin scheert hij langs Thomas Mann; Kracht zelf grapt in het literaire programma Druckfrisch dat Erich Kästner in hem gevaren was. Een voorbeeld, waarin Kracht Engelhardts meditatievermogen schetst:

In einem Hohlraum des Selbst versinkend, erlaubte ihm das Saugen am Daumen, die Umwelt beinahe lückenlos auszublenden, ja, sich derart in sich selbst zurückzuziehen, daß jegliche an den Gestaden seinen Bewußtseins anbrandende Irritation von ihm abgehalten wurde wie eine gefräßige Motte durch ein besonders fein gewebtes Mückennetz.*

Vlak nadat de roman in Duitsland gepresenteerd was, schreef een criticus dat het een lofzang was op het totalitarisme. Met de vuilste wil van de wereld is dat er niet van te maken. Waarschijnlijk had de man het boek niet uitgelezen, want het is juist het tegenovergestelde van een lofzang op totalitarisme of een verheerlijking van kolonialisme. Zo wordt het antisemitisme bekritiseerd, zo faalt de techniek van westerse stoomvaartwereld in het geweld van de natuur en de wereldoorlogen, uit welker chloorgasdampen een nieuwe wereldorde met een nieuw imperium opstaat. Uiteindelijk blijken de oorspronkelijke bewoners van Kabakon, leden van een Papoea-stam, het wijst: zij brengen het er levend van af. Zij deden al niet mee met de fratsen van het kokovorisme.

De uiterst geslaagde vertelling is niet louter schoonschrijverij over een aandoenlijk experiment met kokosnoten: dit is ook duiding en uitleg van en kritiek op de esoterische cultuurgeest van die dagen, die langzaam op drift raakt en voedingsbodem wordt voor die ene, overbekende ‘hakenkruiser van het Duitse volk die tot in het onverdraaglijke groot kon worden’.

Als er nu nog geen Nederlandse uitgever wakker is geworden voor een vertaling – een Engelse is al in de maak – dan moet hij het nu worden: Kracht vermaakt en ontroert en verdient het om gelezen te worden achter de dijken: het Nederlandse en Duitse taalgebied waren én zijn buren, ook in Insulinde.

————————-

*vertaling:

In een holle ruimte van het eigen ik afzinkend, verschafte het duimzuigen hem de mogelijkheid om bijna naadloos de buitenwereld te doen verstommen, ja, hij kon zich zo goed in het eigen ik terugtrekken dat elke irritatie die aan de oevergronden van zijn bewustzijn de kop opstak, afgeslagen werd, zoals een uitzonderlijk fijn gewoven klamboe gulzige motten tegenhoudt.

————————-

Theater / Voorstelling

Julidans brengt fysieke dubbelvoorstelling

recensie: Double bill: Oggi Niente & In Between

In de performanceachtige voorstelling Double bill: Oggi Niente & In Between komen dans, zang en verhaal samen. Het werk van de Turkse choreografen Asli Bostanci en Ilyas Odman is onderdeel van festival Julidans en in het kader van de viering van 400 jaar betrekkingen tussen Nederland en Turkije te zien bij Podium Mozaïek.

Voor de pauze is de twintig minuten durende solo van Bostanci te zien. Geïnspireerd door haar eigen innerlijke staat maakte ze in 2007 In Between. Haar depressieve gemoedstoestand diende daarbij als uitgangspunt. In het verslag Europe in Motion, voor het Springdance festival van 2011 geschreven door Ingrid van Frankenhuyzen, is te lezen dat Bostanci zichzelf bekijkt ‘als een groot kind met veel fantasie dat haar demonen verdrijft met verhalen en theater’. En dat zien we. In haar voorstelling beweegt ze heen en weer tussen verschillende persoonlijkheden, van naargeestig en demonisch tot schuchter en onschuldig. Dit levert soms akelige beelden op.

Een vrouw en haar schoenen

~

Bij opkomst draagt Bostanci rode schoenen, die ze in een bundel licht achterlaat. Meteen daarna lijkt ze van persoonlijkheid te veranderen en haalt ze uit haar tas een tiental speelgoeddieren. Ze zet de dieren op een rij en prevelt onverstaanbare woordjes tegen ze. Ondertussen begint haar lichaam steeds meer te kronkelen, alsof de demonen langzaam bezit van haar nemen. Plotseling verstopt Bostanci haar hoofd in de tas die ze bij zich heeft. Een naargeestig beeld, dat versterkt wordt door de vreemde geluiden die ze maakt die het midden houden tussen ademnood en zacht gekrijs. Al gauw lijkt Bostanci echter weer een ander karakter aan te nemen wanneer ze opstaat en er bloem blijkt te zitten in de tas op haar hoofd. Al springend laat ze witte wolken en een spoor van bloem achter wanneer de bloem uit de tas langs haar lichaam naar beneden dwarrelt. Als toeschouwer blijf je door deze wisselingen continu heen en weer gaan tussen een naar en beklemmend gevoel enerzijds en een bepaalde frivoliteit anderzijds.

Na nog een serie kronkelingen van haar lichaam en een gesprek met haar eigen voet die ze langs haar gezicht houdt, keert ze terug naar haar rode schoenen. Ze trekt ze aan en verzamelt haar dieren. Zo lijkt ze te vertrekken als de persoon die ze was toen ze opkwam. Alsof de gebeurtenissen in de tijd daartussen daadwerkelijk in een andere wereld hebben plaatsgevonden en er met haarzelf niets gebeurd is. Als publiek blijf je enigszins vertwijfeld achter.

Een man en zijn schoenen

~

Meer fysieke kwelling en nog veel meer bloem zien we na de pauze in het stuk van Ilyas Odman. In Oggi Niente (‘Vandaag is niks’) vertelt en verbeeldt Odman het verhaal van een man die rouwt om zijn geliefde. In slechts enkele zinnen (‘There’s a sun. There’s a tree. There’s a couple, standing next to each other. One says to the other, “we are the happiest couple in the world”. The other says nothing.’), waarvan hij steeds stukken herhaalt, krijgen we het verhaal te horen. In een rechthoek van bloem beweegt Odman zich op vier verschillende plaatsen in bundels van licht. Het gaat er heftiger aan toe naarmate de kwelling van de herinnering aan iets dat niet meer is, groeit. Odman werkt zich als een bezetene door de bloem en laat zich keer op keer op zijn rug vallen terwijl hij de woorden en zinnen probeert uit te spreken.

In de laatste lichtbundel zien we wederom een paar schoenen staan. In een poging deze te reanimeren alsof het om een persoon gaat komt de wanhoop van de man nogmaals tot uitdrukking. Een mooie metafoor ontstaat wanneer Odman de schoenen naast elkaar voor zich houdt en zegt ’there’s a couple’, waarna hij de schoenen van elkaar af beweegt. Tot slot tapet Odman zichzelf woedend in, van zijn buik met daartegenaan de schoenen, tot zijn hoofd en arm. Een ultieme poging de herinnering levend te houden. Net als voor de pauze levert dit akelige beelden op en de frustratie en pijn zijn bijna voelbaar.

Double Bill


In Between en Oggi Niente vormen een mooi geheel: er zijn subtiele overeenkomsten en meer dan genoeg verschillen om geboeid te blijven en verrast te worden. Ook qua gevoel passen de twee stukken goed bij elkaar. Ergens in het schemergebied van iets dat zowel hard en wreed als onschuldig is zorgen beide voorstellingen voor enige twijfel over de aard van dat wat ze bij het publiek teweegbrengen. Ook hierdoor is het een zeer geslaagde combinatie, met zelfs na de voorstelling nog een verrassende extra voor het publiek. DJ Broky B en dansers Donna en Angelo van Solid Ground Movement zorgden voor een spectaculaire after met hun hiphop dans Story of Two en er was vermaak met de Dance Engine, een interactieve dansgame die de gamers tot uiterste inspanning dreef.