Kunst / Expo binnenland

Surrealistische modefotografie

recensie: Viviane Sassen - In and out of fashion

.

Viviane Sassen, Carven campagne, Femme été 2012

Viviane Sassen, Carven campagne, Femme été 2012

Sassen (Amsterdam, 1972) drukt al 17 jaar haar stempel op de internationale modefotografie. Met haar eigenzinnige taal van verstrengelde lichamen, sculpturale composities en abstracte vormen heeft ze een onmiskenbare eigen stijl ontwikkeld. Dit is te zien in In and out of fashion in Huis Marseille.

Viviane Sassen begon al vroeg in haar carrière met het onderzoeken van het lichaam, getuige de fotoserie Nude. A Journey. Deze experimentele serie bestaat uit foto’s waarin lichamen dermate met elkaar verstrengeld zijn, dat haast niet te zien is hoe het in elkaar zit. Dat levert soms surrealistische composities op. Die verstrengeling is een terugkomend element in Sassens werk.

Schilderen met lichamen
In een van de zalen is een continue projectie van meer dan 300 foto’s uit diverse advertentiecampagnes te zien. De beelden zijn als een filmrol aan elkaar geplakt en worden in een verticale flow op zowel de muur als de grond geprojecteerd. De kijker wordt omsingeld door de foto’s. De voortdurende stroom van beelden maakt het mogelijk Sassens werk goed in je op te nemen en te analyseren.

Viviane Sassen, Carven campagne, Femme été 2012

Viviane Sassen, Carven campagne, Femme été 2012

Sassen combineert lichamen met abstracte achtergrondvormen. Ze speelt met middelen als schaduw, zonlicht en reflectie. Soms doen de composities denken aan een kubistisch schilderij. Ook werkt ze met lijnen. De wijsrichting van een been wordt gekopieerd in een lijnenspel op de achtergrond. Het lichaam van het model is altijd onderdeel van de compositie, nooit speelt het de hoofdrol. Sassen benadrukt het lichaam; gezichten zijn vaak onherkenbaar of zelfs geheel niet in beeld. Ze roteert haar opnamen soms, zodat de modellen de zwaartekracht lijken te negeren. Sassens eigenzinnige en niet-commerciële aanpak stelt haar in staat de grenzen van de modefotografie op te zoeken en te overschrijden.

Voorspel
Voor Sassen is de samenwerking met stilisten en modellen belangrijk. Dit komt in de fraai vormgegeven serie Foreplay tot uiting. Deze serie vormt een intiem kijkje in de keuken van de modefotografie. Er zijn momenten vastgelegd vlak voor of vlak na de daadwerkelijke fotoshoot. Een visagiste legt de laatste hand aan de make up van het model, een mouwtje wordt rechtgetrokken, een model wordt in de juiste positie gezet. Het levert een zekere mate van concentratie op, er wordt gewerkt naar het perfecte fotomoment. Als kijker voel je de spanning opbouwen, maar tegelijkertijd is er een bepaalde verstilling in de foto te bespeuren. Dit alles wordt vormgegeven met het voor Sassen kenmerkend spel van abstractie en afstandelijkheid. De serie vormt een intrigerend onderdeel binnen haar oeuvre. 

Viviane Sassen, Roxane Danset in Cardin (For Fantastic Man), 2009

Viviane Sassen, Roxane Danset in Cardin (For Fantastic Man), 2009

De tentoonstelling in Huis Marseille geeft een overzicht weer van de modefotografie van Sassen. De verzameling is te waarderen, alleen al vanwege het feit dat het een overzicht van 17 jaar werk behelst. Het is echter jammer dat er nergens verdieping op haar werk wordt gegeven. De series worden gepresenteerd zonder begeleidende tekst of uitleg. Het enige moment dat de beschouwer een kijkje in het brein van de fotograaf kan nemen, is bij het geëtaleerde dagboekje waarin Sassen een aantal inspirerende momenten uit haar jeugd beschrijft. Het is te gemakkelijk dit gebrek aan duiding te wijten aan het modegenre, dat door de buitenwacht vaak als oppervlakkig wordt beschouwd. Juist bij een genre-overschrijdende fotograaf als Sassen zou het goed mogelijk moeten zijn context en duiding aan het werk te geven. Het voelt als een gemiste kans dat dit bij deze tentoonstelling niet is gedaan.

 

Kunst / Expo binnenland

Beklemmend en onheilspellend

recensie: Carel Willink, Pyke Koch, Dick Ket, Wim Schuhmacher e.a. - In de schaduw van morgen. Neorealisme in Nederland

Het Museum voor Moderne Kunst Arnhem (MMKA) gaat terug in de tijd met de tentoonstelling In de schaduw van morgen. Neorealisme in Nederland. Deze indrukwekkende verzameling magisch realistisch werk is een reprise van de spraakmakende tentoonstelling De bange jaren dertig uit 1960.

De keuze van het MMKA voor een reprise van deze tentoonstelling is niet zo vreemd. Ten eerste vertoont de sfeer van naderend onheil die het neorealisme oproept opvallend veel overeenkomst met de huidige tijd. Ten tweede heeft het MMKA sinds zijn oprichting in 1920 al een warme band met het Nederlandse neorealisme.

Zaalfoto 'de bange jaren dertig' (1960)

Zaalfoto ‘de bange jaren dertig’ (1960)

In een tijd waarin andere musea de stroming vaak associeerde met cultuurpessimisme en oorlog, erkende het museum in Arnhem het belang van het werk en begon met het opbouwen van een collectie. In 1960 was het voor het museum echter niet mogelijk om alle beoogde kunstwerken te tonen. Zo weigerde Wim Schuhmacher om met nazisympathisant Pyke Koch geëxposeerd te worden. Anno 2012 spelen deze sentimenten geen rol meer. Het is het MMKA deze keer wel gelukt om een vrij compleet beeld van het neorealisme te geven.

Naderend onheil
De neorealisten worden niet gezien als een groepering en de schilderijen verschillen iconografisch vaak sterk van elkaar. Wat het neorealisme vooral kenmerkt zijn de verfijnde, figuratieve tekeningen en een onheilspellende stemming. Er schuilt iets ongrijpbaars achter de werken, wat zorgt voor een indringend effect.

Het MMKA is zich bewust van dit effect en in de opstelling van de werken is hiermee rekening gehouden. In de entreehal zien we kleinere werken van onder andere Carel Willink en Dick Ket. Deze stukken bevinden zich aan de binnenzijde van een wand waar de bezoeker eerst omheen moet lopen alvorens het werk te kunnen zien. Vervolgens zijn de schilderijen tegen een zwarte achtergrond geplaatst. Dit zorgt voor een beklemmend gevoel en geeft een goede introductie op het werk van de neorealisten.

Dick Ket. <em>Zelfportret</em> (1939)

Dick Ket. Zelfportret (1939)

Het unheimische gevoel voert de gehele tentoonstelling de ondertoon. Zo ook bij De schiettent (1931), het meesterwerk van Pyke Koch dat in de tweede zaal te zien is. Het veristische schilderij geeft een vervreemdend gevoel doordat de vormen sterk overdreven zijn. Door het raadselachtige onderwerp en de gebruikte iconografie is het een fascinerend werk om te zien.

Vanitas en verhalen
In de overige zalen zijn de werken gesorteerd op naam van de kunstenaar. Sommige kunstenaars komen echter in meerdere zalen voor, waardoor hun werk uit elkaar is gehaald. Dit voelt willekeurig aan en geeft een rommelig effect. Het wordt niet duidelijk waarom werken gesplitst of juist bij elkaar geplaatst zijn. Desalniettemin blijven de kenmerken van het neorealisme herkenbaar.

De iconografische elementen verschillen soms sterk van kunstenaar tot kunstenaar. De precieze, realistische werken van Ket staan in contrast met de karikaturaal uitvergrote vormen van Koch. In de stillevens van Hynckes komt duidelijk de vanitasthematiek naar voren en het werk van Willink is juist meer verhalend.

Werk van Willink zoals De jobstijding (1932) kan op vele manieren worden geïnterpreteerd. Het werk is een eindeloze bron van verhalen. Als kijker kan je er veel interpretaties op loslaten. Hierdoor is Willink vandaag de dag nog steeds intrigerend en actueel. Ook aan de individuele ontwikkeling van de schilder is aandacht besteed. Zo is in de werken van Hynckes een verschuiving van kubisme naar realisme te zien.

Het MMKA is erin geslaagd om een omvangrijk beeld van het Nederlands neorealisme samen te stellen. Er wordt veel werk van de individuele kunstenaars getoond, wat ervoor zorgt dat de tentoonstelling een gedegen overzicht van de stroming geeft. De opstelling van de werken en de bijschriften doen het werk recht en plaatsen het in een duidelijke context. Het tijdsbeeld van het interbellum voltrekt zich voor de ogen van de kijker. De vergelijking met de huidige tijdgeest is tastbaar en maakt de tentoonstelling relevant. Het MMKA toont daarmee aan dat het neorealisme een belangrijke schakel vormt in de ontwikkeling van de Nederlandse moderne kunst.

Boeken / Non-fictie

Och, arme ik

recensie: Sanne Bloemink - Happy Me. Verdwaald in de New Yorkse geluksindustrie

.

Sanne Bloemink lijdt onder ‘white man’s problems‘: ze woont in New York, heeft alles wat ze wil (droombaan, liefde, gezin), en toch is ze niet gelukkig. Op zoek naar een remedie verdiept ze zich in hedendaagse zelfhulphypes: van sapkuren tot The Secret, van doe-het-zelf tot yoga. Maar tegen elke oplossing trekt ze onmiddellijk ook ten strijde: al dat groen doen is maar opschepperige statusverhoging, en yoga is een elitehobby waarmee zogenaamd spirituele mensen zich willen onderscheiden van het voetvolk. ‘Niet elke tegenslag is een bron van mogelijkheden’, schrijft ze geërgerd.

Honderd pagina’s eenzaamheid


Er is toch niets mis mee, om gelukkig te willen zijn? Bloemink gelooft van niet, maar anderzijds gelooft ze het toch ook weer wel – typerend voor het boek, waarin elke alinea een ‘ja, en nee, en toch, en misschien’ bevat. Zij meent namelijk dat geluk een last is geworden. Iedereen moet maar tegen wil en dank verantwoordelijkheid nemen voor zijn eigen lot. Dat is zo’n zware taak, dat men geen energie meer heeft om oprechte interesse te tonen voor het ongeluk van de ander. Gaat het niet goed? Dan doe je daar toch iets aan?

Het maakt Bloemink nu en dan tot een behoorlijk klagerige verteller. Wat de passages over haar eigen leed, gefaalde remedies en kritiek van diverse kenners met elkaar verbindt, is de weeklacht van iemand die zich onbegrepen voelt door de maatschappij en de ‘neppe’ vrienden die ze in New York heeft opgedaan. Tegelijkertijd doet ze weinig moeite die vrienden te begrijpen. Hun gedrag zet ze steevast neer als achterhaald en oppervlakkig, niet zo belangrijk als haar eigen problemen en gedachten.

Klagen, ook een elitaire hobby


Door te klagen verheft Bloemink zich zowel boven mensen die geen problemen zeggen te hebben, als boven mensen die de oplossing vinden in een goeroe of meditatietechniek. Tegelijkertijd wordt het Bloemink langzaam duidelijk dat dit de wortel van haar eenzaamheid is: ze zet zichzelf apart, sluit zichzelf af van de buitenwereld. Af en toe zou je tegen haar willen roepen: stel je niet zo aan, doe gewoon mee!

Maar Bloemink verwacht dat de maatschappij haar geluk gaat brengen. Omdat ze niet de enige is met ‘white man’s problems’, meent ze dat haar onvrede een cultureel verschijnsel is. Niet zijzelf, maar de hele westerse maatschappij is verantwoordelijk voor haar ongeluk. Bloemink heeft een hoge pet op van gemeenschapszin (‘community‘): ze haalt verschillende onderzoeken aan die uitwijzen dat geluk samenhangt met een gedeeld, gezamenlijk leven. Dus bespreekt ze Bhutan, Costa Rica en een sloppenwijk in India als voorbeelden van gemeenschappen waar mensen nog wél gelukkig zijn.

De Nederlandse

Eat, Pray, Love


Deze focus op exotische en oosterse culturen is niet nieuw in het zelfhulpgenre, dat grotendeels gestoeld is op mindfulness en spiritualiteit. Het probleem met Happy Me is dat het de ambities lijkt te hebben van een Nederlandse Quiet: een kritische blik geven op de manier waarop de dominante cultuur inwerkt op onze individuele psyche. Dat wordt duidelijk wanneer Bloemink betoogt:

De geluksindustrie zou moeten worden gezien als een signaal van onvrede en van een reusachtig maatschappelijk tekort. En daarop zou moeten worden ingespeeld.

Waar Susan Cain echter de psychologie induikt, en duiding probeert te geven aan de hand van tastbare wetenschappelijke bevindingen, verzandt Happy Me maar al te vaak in kleinzielig geweeklaag en zweverig oriëntalisme. Bloeminks betoog rust op vermoedens en aannames. Wat zou het fijn geweest zijn als ze nog een paar jaar op haar gedachten had gebroed, om pas later met een boek van werkelijk toegevoegde waarde te komen. Dan had ze misschien nog een echte geluksgoeroe kunnen worden.

Theater / Voorstelling

Je maakt wat mee als je niet dood bent

recensie: Theatergroep Carver - Café Lehmitz

Vier personen staan rondom de formica tafeltjes van Café Lehmitz. De wollen jassen geven het idee dat ze ‘maar even blijven, hoor’. Waarschijnlijk zijn ze er al een tijdje en blijven ze lang. De eerste en laatste reprise van Carver.

We vallen na aanvang meteen in een ruzie. Het zweterige en plakkerige mannetje wordt zonder al teveel woorden meegetrokken door zijn maat naar de vrouw waarbij hij kennelijk iets goed mis heeft gedaan. Plotseling horen we het geluid van een camera. Het viertal schrikt op, kijkt eerst wantrouwig in de richting van het geluid, maar gaat langzaamaan steeds meer poseren. Wie staat er vooraan, wie achteraan? De hiërarchie wordt meteen duidelijk. Geen idee wie deze mensen zijn, maar het trefzekere spel doet een hele wereld aan vrolijkheid en verdriet achter de personages vermoeden.

Portretten

~

Carver gaat met Café Lehmitz in reprise met de voorstelling waar ze zich 21 jaar geleden definitief mee vestigde. Met bijna dezelfde bezetting, voor en achter de schermen. De basis van het stuk zijn de foto’s die de fotograaf Petersen eind jaren zestig maakte in een café in Hamburg. Petersen won het vertrouwen van de stamgasten en kreeg zodoende de mogelijkheid om een bijzondere fotoserie te maken. Toen hij na acht jaar nog eens terugkeerde kreeg hij te horen dat de cafébezoekers bijna allemaal waren gestorven. Behalve eentje. Die had de loterij gewonnen.

De foto’s van Petersen werden ruim twee decennia geleden gebruikt om vier personages te ontwikkelen. Op basis van improvisaties creëerden Carver karakters die even vast lijken te zitten in hun leven als in hun jassen. Geen vrolijk gegeven, maar het bijzondere aan de voorstelling is dat het bitterzoete er vanaf druipt zonder dat het ergens alleen maar zielig of mistroostig wordt. Het is toch vooral een voorstelling waar veel te lachen valt. Al is het soms met pijn in je buik. Die pijn komt dan meestal niet van het feit dat je medelijden hebt, maar vooral omdat een bepaalde woordenwisseling net iets te herkenbaar wordt.

Treffend

~

De personages zijn zo perfect uitgewerkt. De ogenschijnlijk stijve dame (Beppie Melissen) die zich af en toe schaterend verlaagt tot waanzinnig platte grappen. De luidruchtige en emotionele Max (René Groothof), die nauwelijks verstaanbaar op zijn open sandalen niet weet of hij boos is of moet huilen. Mae (Leny Breederveld), die met haar te strakke hoofddoekje en plompe laarzen zich toch laat verleiden om weer eens een dansje te doen.

En Loe (Rene van ’t Hof) het onderdeurtje, die overal weggeschoven wordt, maar met broeierige blikken de boel in de gaten houdt. Tenzij hij volledig geconcentreerd een gevulde koek eet. Ze maken onderling ruzie, drinken te veel, worden boos, sussen elkaar en leggen het bij. Of niet. Een herhaling van wat er waarschijnlijk gister gebeurd is en morgen zeker weer gaat plaatsvinden. Alleen Max lijkt nog dromen te hebben, een vermoeden van een mogelijk leven buiten het café, maar je voelt aan alles aan dat hij ook nooit meer wegkomt. Tenzij hij de loterij wint.

Nog één keer
De combinatie van het bewegingstheater, de dialogen, de muziek en het decor, maar zeker ook de wetenschap dat het een herhaling is van 21 jaar geleden dragen allen bij aan het gevoel dat je naar iets zit te kijken wat hoewel gedateerd, tijdloos is. Alsof je er zelf ook nooit meer wegkomt. Een beetje erin blijven hangen doe je ook wel.

De voorstelling staat garant voor dagen later rollende tranen over je wangen omdat er weer een scene in je hoofd opduikt. Onmogelijk om uit te leggen wat je nou zo grappig vond. Vrienden, die samen zijn geweest vormen zich tot een soort geheime clubjes, die lang elkaar nog oneliners uit de voorstelling toeroepen. ‘Wat doe je nou typisch’, ‘Ik loop niet weg ik loop ergens anders naartoe’ en ‘Je maakt wat mee als je niet dood bent’ zijn voorbeelden van zinnen die nog vaak herhaald gaan worden.

En voorlopig moet daar op geteerd worden. Ondanks een positieve beoordeling stopt de subsidie en valt ook het doek voor Carver. En daar word je dan toch een beetje mistroostig van.

Boeken / Achtergrond
special: Genomineerden voor de VSB Poëzieprijs in Café De Nieuwe Liefde

Op naar de Poëzieweek!

De week waarin de poëzie landelijk in het schrale winterzonnetje wordt gezet nadert weer met rasse schreden. In Café De Nieuwe Liefde te Amsterdam ontving Daphne Bunskoek alvast de genomineerden voor de VSB Poëzieprijs aan haar praattafel. Alleen H.H. ter Balkt (Vliegtuigmagneet) ontbrak.

Voor een mooi gedicht kun je onder je leeslamp een bundel openslaan, maar poëzie is sinds al sinds jaren – de happening ‘Poëzie in Carré’ vond plaats in 1966 – ook steeds meer een sociaal gebeuren geworden. Het zaaltje in De Nieuwe Liefde puilde uit. Kon je aan de aanwezigen hun gedeelde liefde voor gedichten aflezen? Hoe dan ook, ook zij trapten je weinig fijnzinnig op de tenen en kletsten zo verstaanbaar mogelijk door zanger Phatt heen.  

Effectbejag


Eerst kwamen om de beurt de genomineerden een welgekozen voorleesgedicht voorlezen, waarna ze gezamenlijk bevraagd werden door de presentatrice. Alleen good old Sybren Polet (Virtuali. Teletonen) hield het bij voorlezen. Gewoontegetrouw grinnikte of lachte het publiek opgelucht zodra een passage passeerde die begrepen kon worden als grappig, of in ieder geval als verrassend. Ester Naomi Perquin (Celinspecties), Menno Wigman (Mijn naam is Legioen) en Luuk Gruwez (Wijvenheide) selecterdeen hun gedichten dan ook enigszins op voordracht, gaven ze zelf toe. Dus toegankelijk genoeg. Gruwez: ‘Je moet niet helemaal vies zijn van enig effectbejag.’

Te herkennen in de voordrachten was in ieder geval wat de VSB-jury al meldde over de ingezonden bundels van 2012: ‘Zeer persoonlijke verzen zijn in het aanbod even sterk vertegenwoordigd als publieke poëzie die met twee benen in de actualiteit staat.’

Zelfkastijding


Veel gedichten zijn te gelaagd om meteen gevat te kunnen worden. In Duitsland wordt vaak de voordracht twee keer gedaan, wat in ons landje, vreest Wigman, een beetje schoolmeesterachtig zal staan. Maar het helpt wel enigszins. Perquin waardeert voorlezen het meest. Gruwez ervaart dichten en voorlezen als ‘een plaatsvervangende erotische daad’, iets tussen zwijgen en spreken, niet te strak en niet te los. Wigman sombert opgewekt dat poëzie gekken aantrekt (dixit Rawie), zich genadeloos in de marge afspeelt en niets anders is dan zelfkastijding.

Bettine Vriesekoop schoof aan omdat ze straks de Leonardoleerstoel aan de Universiteit van Tilburg bekleedt. Daar gaat ze met studenten aan de slag over de emancipatie van de vrouw in China. Met het boek daarover is ze al drukdoende. Ze ontdekte Pearl S. Buck (1892-1973) als de eerste vrouw die zich diepgaand in de Chinese problematiek had verdiept en ziet haar als een voorbeeld. Rob Schouten vertelde waarom hij de nagelaten roman Onbewaakt ogenblik van J. Bernlef een interessant boek vindt. Arts, schrijver, filosoof Bert Keizer las tot slot een magnifieke column voor.

Muziek


Vrijdag 30 januari weten we wie van de genoemde dichters de prijs van 25.000 euro plus een glaskunstwerk van Maria Roosen in de wacht sleept. Daarna barst de week los met de her en der in het land opduikende genomineerden. Muziek is dit jaar het thema. Het bundeltje Kooi van klank van Anna Enquist krijg je cadeau bij aankoop van een echte bundel. Heb je weer wat te lezen onder je intiem licht verspreidende leeslamp.

Boeken / Achtergrond
special: 'Mediaboefjes' in De Balie

Boeven op de buis

.

‘Het lijkt mij verschrikkelijk altijd als knuffelcrimineel door het leven te blijven gaan’, zei Özcan Akyol, schrijver van Eus, tijdens een debatavond in De Balie over ‘mediaboefjes’. Over onze fascinatie voor criminelen en de verantwoordelijkheden die journalisten daarbij hebben.

Het interview met Akyol opende de debatavond. Zijn boek, gebaseerd op zijn criminele verleden en met veel bombarie gelanceerd in De Wereld Draait Door, is een groot succes. Waarom? ‘Mijn achtergrond als crimineel zijnde’, dacht Akyol. ‘Het is een authentiek verhaal over een sexy onderwerp; de meeste debutanten schrijven over hetzelfde.’ Beroering in het publiek. ‘Hoezo schrijven de meeste debutanten over hetzelfde?’, vroeg iemand. En: ‘Moet iedereen dan crimineel zijn om een authentiek boek te kunnen schrijven?’ Akyol antwoordde, helder en welbespraakt, dat hij maar een kruimeldief was geweest die zijn straf heeft uitgezeten. In de gevangenis ontstond zijn liefde voor de literatuur waarmee hij nu goed geld verdient. Niet meer, niet minder.

Kakofonie aan meningen
Het podium van De Balie was voor de gelegenheid in maffia-huiskamerstijl ingericht. Een verhoortafel voor het interview met Akyol, daarnaast een piano, twee pompeuze, bruinlederen banken en een fles whisky. Het aantal opgetrommelde commentatoren loog er evenmin om. Op het podium zaten als panelleden Auke Kok (journalist en schrijver van Holleeder, de jonge jaren), Gerlof Leistra (misdaadverslaggever bij Elsevier) en Jort Kelder (eens in conflict met ‘maffiamaatje’ Bram Moszkowicz). Verder kwam Erik Noomen (hoofdredacteur Nieuwe Revu) toelichten waarom hij Holleeder een column had gegeven (‘nieuwsgierigheid en platvloers opportunisme’). Kees Sietsema, die als inspecteur het onderzoek naar de ontvoering van Freddy Heineken leidde, vond dat we Holleeder niet als toffe vent mogen afficheren.

Foto: Jan Boeve / De Balie

Foto: Jan Boeve / De Balie

En dan legde filosoof Robin Brouwer nog uit dat we in een ‘nihilistische’ en ‘postmoderne’ conditie leven. De meningen van een Nelson Mandela en een Willem Holleeder zijn voor kijkers immers evenveel waard, mochten die twee bij DWDD aan één tafel zitten. Volgens Brouwer kun je journalisten daar niet op afrekenen. Rein Gerritsen, eveneens filosoof, vroeg zich af waarom media zoveel meer aandacht besteden aan lastercampagnes tegen vermeende misdadigers dan aan de al even talrijke rechterlijke dwalingen. Ook het massaal uitgetrokken publiek liet van zich horen. In die kakofonie aan meningen zou je het doel van de avond – uitzoeken of wij onze criminelen al dan niet verheerlijken – haast uit het zicht verliezen.

Moraal en journalistiek
Dat neemt niet weg dat de vraag naar de wenselijkheid van stercriminelen en de verantwoordelijkheid van journalisten interessant is. Moet de journalistiek een moraal hebben of is het aan het publiek te bepalen wat wel en niet kan? Leidt de platte sensatiezucht van dat publiek Holleeder naar College Tour van Twan Huys? Of is het nieuwsgierigheid naar de levens van ongrijpbare boeven?

‘Van mij mag bijna alles’, stelde Auke Kok over de grenzen die journalisten in acht zouden moeten nemen. En verwijzend naar zijn Holleeder-biografie: ‘ik wilde geen begrip tonen, maar wel begrijpen hoe hij geworden is wie hij is.’ Gerlof Leistra: ‘Elsevier zou Holleeder nooit een platform geven.’ ‘Als het maar echt is’, voegde Jort Kelder toe, ‘de journalistiek moet nieuws verschaffen’. Leistra en Aykol hadden de fles whisky inmiddels geopend.

Roem als resocialisatie
Eerder concludeerde Aykol dat mensen nu eenmaal behoefte hebben aan boefjes als hijzelf. Maar bij zo’n crimineel imago hoeft het niet te blijven. ‘Ali B verkocht en snoof eerst drugs, dat is nu ook geen probleem meer.’ Aykol gaf aan dat ook te willen: zijn tweede boek zal een heel ander onderwerp hebben. Toen schrijver Stephan ter Borg in een afsluitende column de draak stak met zijn literaire kwaliteiten, keek Aykol moeilijk weg. Morele verwijten over zijn populariteit als ex-crimineel glijden van Aykol af, maar beschikt hij ook over het kritische, zelfrelativerende vermogen om een boek te schrijven dat meer is dan een ‘authentieke’ schelmenroman? Het valt te bezien.

‘Omroepen hebben de taak van de reclassering overgenomen’, reciteerde Ter Borg. ‘Roem is de ultieme vorm van resocialisatie.’ De vraag is wat na resocialisatie van die roem resteert. 

Boeken / Non-fictie

Verhalen van een insider

recensie: Peter Kee - Het briefje van Bleker

.

Kee, die eerder bij Buitenhof en De leugen regeert werkte en vanaf het begin bij P& W betrokken is,  is als politiek redacteur op meerdere manieren een insider. Hij weet wat er op  redactievergaderingen gebeurt en hoe Pauw en Witteman zelf zich voorbereiden op een uitzending. Aan de andere kant reist hij continu heen en weer tussen Amsterdam en Den Haag, en beslaan zijn avonturen op het Binnenhof een aanzienlijk deel van het boek. Hij doet de bijnaam die hem wel is gegeven – ‘de koning van het Binnenhof’ – af als onzin, maar het wordt wel duidelijk dat hij overal lijntjes heeft en die soms flink moet aantrekken om ervoor te zorgen dat de juiste gasten op de juiste avond aan de tafel van P&W belanden.

Ontploffende Rutte
Erg leuk voor ons natuurlijk, want zo krijgen we niet alleen inzicht in hoe een politiek redacteur te werk gaat, maar ook in de manier waarop politici te werk gaan. Kee verhaalt met veel sjeu over Rutte die ontploft aan de telefoon (“nou, nou, Mark, mag het iets kalmer?”), Henk Bleker die Mauro Manuel een briefje toeschuift over de P&W-tafel, Femke Halsema die aan haar eigen tafel thuis uitlegt waarom ze de politiek verlaat, en wat er gebeurde nadat Hero Brinkman aankondigde te hebben gebroken met Geert Wilders en de PVV:

Hij neemt plaats achter zijn computer. Voor mij is er een stoel schuin achter hem. Hij stuurt met een autoritair gebaar zijn medewerkster de kamer uit om koffie voor ons te halen. Voor iemand die jaren onder het juk van een despoot heeft gezucht gaat het leidinggeven hem eigenlijk best goed af. (…) Dan gaat zijn telefoon. Het is de griffie met de vraag of en hoe hij zich wil aanmelden. Een historisch moment: ik ben getuige van de geboorte van een nieuwe partij. ‘Eh ja, doe maar de Groep Brinkman.’ Zo gaan die dingen dus – een beetje tussen de bedrijven door.

‘The real thing’
Er kleven ook nadelen aan die insider-status. Het briefje van Bleker is geen objectieve ontleding van de werkwijze van P&W, de keuzes die door de redactie worden gemaakt, of de ethische en morele paden die er bewandeld worden. Kee geeft fouten grif toe, maar hij is en blijft een lid van de P&W-club. (Over concurrent Knevel & Van den Brink: ‘Zij zijn Pepsi, wij zijn the real thing’). Kee bevindt zich in de positie Jeroen Pauw, Paul Witteman en eindredacteur Herman Meijer exclusief aan het woord te kunnen laten, maar is niet erg kritisch over hun uitspraken. Als Meijer een oordeel heeft geveld, dan is de kous af. En Kee wijdt dan wel een hoofdstuk aan het ‘moslims & vrouwen treiteren’ waar P&W zo vaak van beschuldigd wordt, maar zijn verdediging weet niet te overtuigen.

Het briefje van Bleker biedt een uniek perspectief op de Nederlandse politiek van de afgelopen jaren, inclusief zaken die alweer heel lang geleden lijken: de drama’s rond PVV’ers als Dion Graus, de val van Ella Vogelaar en het mislukte fractievoorzitterschap van Job Cohen. Daarnaast is het een fascinerend kijkje in de keuken van het televisieprogramma waar elke politicus (behalve Wilders dan) maar wat graag verschijnt. Maar toch blijft het gevoel hangen dat je Pauw, Witteman, Meijer – en Kee – toch nog graag zelf een keer aan de tand zou willen voelen.

Film / Films

Geen kraker

recensie: Stolen

Criminelen die banken overvallen, artefacten stelen of auto’s jatten kunnen een filmpubliek meestal wel bekoren. Het valt nog te bezien of dat bij Stolen, waar de originaliteit al van de titel afdruipt, ook het geval is.

Stolen opent sterk, met een kraak. De dieven Will (Nicholas Cage), Vincent (Josh  Lucas) en Riley (Malin Akerman) staan midden in de nacht te wachten terwijl een liedje van CCR draait. Het wachten is op de vierde man, die aan een slot zit te peuteren. Pas nadat CCR klaar is, is Will volledig gefocust en komen de opgevoerde Makita’s tevoorschijn waarmee moeiteloos een kluis wordt gekraakt. Geen punt, bij Will. Totdat ze via de achterdeur naar buiten gaan.

Knullige criminelen

~

Twee dingen vallen op. Ten eerste dat de FBI het verkeerde pand aan het bewaken is en ten tweede de enorme knulligheid van Vincent en Will wanneer ze zich buiten hun natuurlijke habitat, de kluis, bevinden. Een akkefietje – meer is het niet – net buiten het pand, maximaal honderd meter verwijderd van de vluchtauto, gooit roet in het eten. Een schoonmaker ziet Vincent, die deze vervolgens wil omleggen. Will houdt Vincent echter tegen, er ontstaat een worsteling en Vincent schiet zichzelf in zijn been.

Geen slimme actie, als je ook gewoon die schoonmaker een mep kunt verkopen en met de buitgemaakte 10 miljoen in de vluchtauto kan stappen. Will tilt Vincent uiteindelijk in de auto en de chauffeur vlucht. Daar is ‘ie voor, tenslotte. Will blijft achter met de 10 miljoen, maar wordt op de hielen gezeten door de FBI, die Will al snel weet te arresteren. Will draait de bak in en als hij jaren later vrijkomt, begint de ellende pas, want Vincent wil wraak. Met zijn been is het niet goed afgelopen en het geld is hij misgelopen, dus hij kidnapt Wills dochter Alison (Semi Gayle) en vraagt 10 miljoen losgeld. Deze 10 miljoen heeft Will echter niet meer en binnen 12 uur aan zo’n bedrag komen is maar op één manier mogelijk.

Incompetente FBI
Nog vreemder dan bovenstaande actie is het team van de FBI waar het publiek naar zit te kijken. Dit team, dat op hun beurt Will en cohorten monitoren, wordt geleid door een van de meest incompetente rechercheurs uit de geschiedenis van Hollywood: Tim Harlend (Danny Huston). Deze man heeft namelijk de vreemde eigenschap – zeker voor een rechercheur – om steeds te wachten met toeslaan. Hij wil graag de dieven op heterdaad betrappen en snijdt daarbij zichzelf een keer of vier in de vingers. Sprake van professionele ontwikkeling is er dan ook niet, want hij komt werkelijk overal te laat. En niet omdat de dieven hem te snel af zijn, maar gewoon omdat hij in zijn oneindige wijsheid steeds besluit dat het verstandiger is om de situatie nog even aan te kijken. In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst, al zijn deze resultaten op één vinger te tellen. De toekomst ziet er dan ook somber uit voor Tim Harlend.

~

Stolen is een regelrechte, vrij slechte kopie van Gone in Sixty Seconds. Een kraak gaat fout, een familielid is de sigaar en een gepensioneerde misdadiger die nu eerlijk werk doet, moet nog een laatste keer zijn kunsten vertonen om het familielid te redden. Cage wordt een ultimatum gesteld en vraagt hulp van oude, tevens gestopte, partners. Toentertijd fijne acteurs als Angelina Jolie en Vinnie Jones, nu Malin Akerman die naast wat blonde lokken niets toevoegt aan de film. Gone in Sixty Seconds is een van de laatste succesvolle films van Cage, terwijl hij nu tekent voor dit soort projecten. Stolen is niet best, maar nog veel pijnlijker om te zien is de voortdurende teloorgang van de ooit alom gerespecteerde Nicholas Cage.

Film / Films

Prachtige ellende

recensie: The Impossible

Een gezin gaat op vakantie in Thailand. Eenmaal aangekomen wordt hen verteld dat dit vakantieseizoen het beste seizoen ooit is. Ze krijgen een bungalow met uitzicht op zee, maar als je weet wat er staat te gebeuren, is een kamer met uitzicht op zee verre van ideaal.

Het is namelijk 2004 en de verwoestende tsunami is in aantocht. The Impossible toont nog een paar vakantiekiekjes, zoals snorkelen en zwevende lampionnen, maar je hoort het water reeds op de achtergrond. Dan wordt het opeens doodstil en begint het hard te waaien. Vrijwel direct daarna volgt de ramp en de nasleep ervan. Erg indrukwekkend. Het gezin van vijf wordt door de vloedgolf uit elkaar geslagen. Maria (Naomi Watts) en haar zoontje Lucas (Tom Holland) worden weggevaagd door de golven en bevinden zich op grote afstand van manlief Henry (Ewan McGregor) en hun andere zoontjes, Thomas (Samuel Joslin) en Simon (Oaklee Pendergast), wier lot onbekend is.

~

De kijker wordt niet gespaard. De onvoorstelbare impact van zo’n tsunami wordt realistisch en tragisch verfilmd zodat je je goed kan inleven en binnen mum van tijd grote empathie ontwikkelt voor Maria en Lucas. Maria raakt door het watergeweld zwaargewond aan haar been en is hulpeloos. Zelf weet ze donders goed wat er aan de hand is, want ze is arts. Haar zoontje van tien ziet zijn moeder lijden en neemt haar vervolgens op sleeptouw. Een scène waarin Maria en Lucas in een boom klimmen om een derde of vierde golf te overleven is zeer ontroerend en een voorbode van een prachtige film.

Chaos en verbroedering
The Impossible besteedt weinig aandacht aan de situatie van voor de ramp. Het is ook onnodig, want na een tsunami verandert alles. De nadruk ligt op de verwarring en chaos die volgt, op de lichamelijke pijn van Maria en de zoektocht naar hun familie. Een zoektocht die wordt gekenmerkt door radeloosheid: het is zoeken naar een naald in een hooiberg, tussen puin en drijvende lijken. Maar er zijn ook mooie dingen, zoals de verbroedering die ontstaat tussen de weggespoelde toeristen en de lokale bevolking, of het grote hart van Lucas, die andere mensen begint te helpen zodra zijn moeder, weliswaar zwaargewond, in veiligheid is gebracht.

Daarnaast heeft The Impossible veel oog voor detail. Langdurige shots die steeds verder uitzoomen geven een imponerend overzicht van de ravage die de tsunami heeft aangericht. Het zijn de beelden die ook de wereld over gingen. Maar naast grootschalige ellende weet de film ook op persoonlijk vlak te raken. Omdat er werkelijk niets meer overeind staat is het roeien met de riemen die je hebt. Er wordt geïmproviseerd, er worden noodziekenhuizen aangelegd en (bijna) iedereen probeert elkaar te helpen. Maria komt bijvoorbeeld op een deur te liggen. Brancards zijn er niet.

Leuke gedachten

~

Slachtoffers krijgen de ene na de andere tegenslag te verwerken – en de kijker daarmee ook – maar Maria weet niet van opgeven. De vertolking van Naomi Watts is ijzersterk, omdat ze zich erg kwetsbaar opstelt. Ook Tom Holland speelt knap en bij Ewan McGregor is de radeloosheid zichtbaar in zijn ogen. Mocht je niet al emotioneel worden van het acteerwerk, dan zijn er nog de trage lange symfonieklanken onder de longshots en de opzwepende cellostukken tijdens de zoektocht die daar ruim de gelegenheid voor geven.

Rampenfilms zijn vaak te dramatisch of juist romantiserend. Bij een verschrikking als een tsunami is het de vraag of je te dramatisch kunt zijn, zolang je het overtuigend brengt en dat gebeurt hier voortreffelijk. Van romantisering is geen sprake. Net voordat Maria onder narcose gaat zegt de zuster: ‘Think of something nice.’ De beelden die volgen hebben niets, maar dan ook helemaal niets met nice te maken.

Film / Films

Ex-slaaf ontketent slachtpartij

recensie: Django Unchained

Quentin Tarantino kan zijn nieuwste spaghetti-western met trots aan zijn opvallende oeuvre toevoegen. Django Unchained is een lange zit vol bloed, humor en dialogen waarin wraak als een rode draad door het verhaal kronkelt.

Django Unchained speelt zich af in het verre zuiden van de VS in 1858, twee jaar voor het uitbreken van de burgeroorlog. Premiejager Schultz (Christoph Waltz) doet zich voor als de tandarts Dr. King en koopt de vrijheid van de slaaf Django (Jamie Foxx), omdat hij Django de enige is die de criminele gebroeders Speck kan identificeren. Nadat hij deze taak volbracht heeft en Django vrij man is, gaat hij samen met Schultz op zoek naar zijn vrouw Broomhilda von Shaft (Kerry Washington). Zij is als slaaf gekocht door slavendrijver Calvin Candie (Leonardo DiCaprio). Het plan om haar te bevrijden uit Candies plantage Candyland wordt gedwarsboomd door Candies huisslaaf Stephen (Samuel L. Jackson).

Meer dan alleen een woord

 

Opnieuw weet de getalenteerde Tarantino een controversiële doch zeer amusante film neer te zetten. Met de herkenbare mix van meerdere genres, geestige en lange dialogen, vergeten muzieknummers en aangedikte karakters krijgt hij het weer voor elkaar om een taboe onderwerp aan te snijden. Slavernij is een zwarte bladzijde in de geschiedenis van de VS maar wordt door Tarantino redelijk historisch-maatschappelijk correct neergezet. Iets wat niet iedereen kan waarderen. Het herhaaldelijk voorkomen van het woord ‘nigger’ heeft voor veel ophef gezorgd in de VS en zou te racistisch zijn. Regisseur Spike Lee, bijvoorbeeld, was een uitsproken criticaster. Hoewel het woord pijnlijk is, schotelt Tarantino de kijker niet iets voor wat niet geweest is. Het zou juist hypocriet zijn geweest om blanke slaveneigenaars zoals Candie hun slaven iets anders te laten noemen. Het woord ‘nigger’ krijgt daarnaast een extra lading omdat niet alleen de blanken het woord in de mond nemen, maar ook de slaven zelf. De machtsverhoudingen en spelletjes onderling komen hierdoor beter uit de verf en voegen toe aan de gelaagdheid van het verhaal.

Schare bekende acteurs

 

Het succes van Tarantino blijkt uit de schare bekende acteurs die in de rij staat om een rol in zijn films te kunnen spelen, hoe klein die rol ook is. Hoofdrolspeler Foxx zet een mysterieuze, gesloten en explosieve Django neer, maar het is de Oostenrijkse Waltz die de show steelt met zijn charismatische voorkomen en zijn droge humor. Ook DiCaprio en Jones spelen de sterren van de hemel en passen perfect in het plaatje dat Tarantino creëert. Hoewel de opbouw van de film sterk is en, onder het toeziend oog van de meester, tot in de kleinste puntjes is uitgewerkt, kent Django Unchained ook een paar kleine schoonheidsfoutjes. Een aantal onnodig lange en soms onsamenhangende scènes zwakken het verhaal hier en daar af, terwijl sommige korte, sterke scènes beter uitgewerkt hadden kunnen worden. De 165 minuten hadden op die manier dik kunnen worden ingekort.

Django Unchained is desondanks toch een film die de moeite waard is om te kijken.  Tarantino maakt er op zijn eigen karakteristieke manier een schouwspel van dat, ondanks de schoonheidsfoutjes en de controverse, van begin tot eind entertaint.