Muziek / Achtergrond
special: Ontmoeting met Fernando Lameirinhas & Nynke Laverman

Vijftig jaar op de planken

Het vijftigjarig jubileum van Fernando en Toni Lameirinhas wordt gevierd met een tournee die zich uitstrekt over 2013 en 2014. Tal van gasten delen afwisselend de planken met de broers. Nynke Laverman is tweemaal te gast.

~

advies zo’n tien jaar geleden heel positief, zodat we alweer een decennium lang genieten van de bijzondere Friese benadering van zowel fado als muziek uit andere windstreken. Tijdens het interview na afloop bevestigen beiden dat dit verhaal geheel naar waarheid is. “Ik vond het heel gedurfd waarvoor ze heeft gekozen. Je moet risico’s durven nemen. Ik had er nooit aan gedacht om Friese fado te doen.” Laverman vertelt dan: “Ik was op zoek naar mijn eigen geluid en helemaal niet op zoek naar de fado. Het was een onderzoek naar wat ik zou kunnen combineren. Dat doet Fernando ook, daarom heb ik hem de vraag gesteld.”

Het ultieme moment
Tijdens het concert zingt Lameirinhas een paar keer in het Nederlands. Zo zingt hij het door Stef Bos geschreven ‘Hier is mijn huis’ op zijn aandoenlijke wijze in onze taal. Hoewel Lameirinhas al vele jaren in ons land woont en werkt is zijn taal nog altijd doorspekt met de Portugese tongval. Een tweetal liedjes van Toon Hermans passeert eveneens de revue. ‘Lieverd’ krijgt de Nederlandse aanpak, maar het andere lied heeft een Portugees jasje gekregen.

Natuurlijk zingen Lameirinhas en Laverman ook samen. Een samenspel tussen Fries en Portugees. ‘Aftereach’ is een compositie van het nieuwe album Alter van Laverman dat in De Kom in Nieuwegein begeleiding krijgt van Lameirinhas op gitaar. Heel fraai is de Leonard Cohen-compositie ‘Hallelujah’ dat ook in het Fries niets heeft ingeboet aan kracht. Laverman en Lameirinhas zijn hier samen vocaal in te horen. Het slaapliedje ‘Eline’ draagt de naam van zijn dochter die in de pauze zijn cd’s verkoopt. Eline zelf vond het fijn het liedje weer te horen, vertrouwt ze ons na afloop toe in de foyer.

Het ultieme moment van de samenwerking van Laverman en Lameirinhas ontstaat als ze samen het Toon Hermans-lied ‘Als de liefde niet bestond’ zingen. Deels door Lameirinhas in het Portugees vertaald en deels vertolkt in het Fries door Laverman. Lameirinhas zet het nummer alleen in terwijl de rest van de band vertwijfeld naar hem kijkt, omdat ze menen dat hij vergeet om Nynke Laverman op het podium te roepen. Maar de twee zangers hebben een onderlinge afspraak zodat Laverman tijdig het podium deelt als haar partij is aangebroken. Ze houden samen het nummer van Hermans klein, maar warm en vol emotie zodat alle kracht alleen maar groter wordt. 

“We voeden elkaar”

~

Er is ambitie om het album van Nynke Laverman ook in andere landen uit te brengen. Gaat ze nu naar Portugal? “Dat heeft nog niemand genoemd. Het gaat goed in Engeland en in Spanje vanwege de producer Javier Limon. Misschien dat Alter het wel zal doen in Portugal. Beter dan mijn eerste album dat niet echt fado is. Ik heb het er wel eens in een kroeg gezongen en dan kijkt men wel omdat het op fado lijkt maar het niet is.” Fado is populair in Nederland en Portugal. Waarom niet in ander landen? “Fado was een tijd populair zodat er vele grote namen steeds weer terugkwamen. Mariza speelde ook in Amerika maar nu is de Fado minder populair en komen artiesten maar mondjesmaat en dan heeft mijn muziek het voordeel dat het veel breder is dan de pure fado.”

We spraken al even over de dochter van Fernando. Maar Nynke is ook moeder geworden. Heeft dat invloed op haar muziek en neemt ze hem nu ook mee op tournee? “Ja, ik heb er op mijn album Alter over gezongen. Zoals in het lied dat ik vanavond zong, waar je weet dat er twee harten in je kloppen. Het is heel bijzonder om dat te beseffen. Maar hij gaat niet mee als ik aan het werk ben. Ook naar het buitenland is dat geen optie. Het is fijn als ik weet dat hij het goed heeft want dan kan ik korte periodes weg. Ik kan gelukkig ook veel thuis doen als muzikant.”

Op dat moment komt Eline binnen en vertelt over het live spelen van ‘Eline’: “Ja, ik heb het natuurlijk heel vaak op cd gehoord maar nu een keer live.” Lameirinhas: “Ik heb dit nummer zeker twaalf of vijftien jaar niet gespeeld en dat is nu het leuke van deze tournee: dat ik dit soort liedjes ook kan zingen.” De tournee is pas begonnen en gaat in 2014 verder vanwege het jubileum.

Live in Nederland:
5 februari De Rijswijkse Schouburg, Rijswijk
7 februari Schouwburg Orpheus, Apeldoorn
14 februari CC Cascade, Hendrik Ido Ambacht
21 februari De Oosterpoort, Groningen
27 februari Beauforthuis, Austerlitz

Boeken / Non-fictie

Zuur wil glans

recensie: Jonathan Franzen (vert. Nelleke van Maren en Barber van de Pol) - Het Kraus-project

.

Karl Kraus
Karl Kraus

Het citaat pareert het gratuite verwijt van negativisme. En pareren is nodig, want het cultuurpessimisme smaakt ons niet; cultuurpessimisten serveren wij graag en direct af als azijnpissers die improductieve gevechten leveren met de een of andere onvermijdelijkheid. Maar het cultuurpessimisme van Karl Kraus (1874-1936) was niet enkel afbrekend, maar in zijn doorwrochtheid en satirische kracht juist zeer vruchtbaar. Hij haatte uit liefde; hij polemiseerde omdat hij de verregaande aantasting van zijn geliefde cultuur wilde tegengaan. Deze aantasting van taal en verbeeldingskracht zag hij als een ‘ontmenselijking’. Voor hem was de ontmenselijking niet een gevolg, maar juist de oorzaak van de Eerste Wereldoorlog. Dit perspectief zette hem aan tot zijn polemische kruisvaart. En de unieke, gestileerde én actuele wijze waarop hij zijn heilige strijd voerde, rechtvaardigt Franzens Het Kraus-project.

1:5
Een waarschuwing: Het Kraus-project is een rommelig boek. Jonathan Franzen, auteur van de nieuwste ‘Great American Novels’ De correcties en Vrijheid, vertaalde en becommentarieerde twee essays van Kraus. In het eerste essay, ‘Heine en de gevolgen’ (1910), kraakt Kraus de gezwollen Weense journalistiek. De oorzaken van het journalistieke falen voert hij terug op de romanticus Heinrich Heine, die de cultuurpagina beroemd maakte en de lichtheid in de Duitse literatuur introduceerde. En in ‘Nestroy en het nageslacht’ (1912) bespreekt Kraus de satiricus die hem voorkomt als Heines antithese: de Oostenrijkse theaterschrijver Johann Nestroy (1801-1862).

Daarnaast biedt het boek broodnodig, overvloedig commentaar op Kraus. Niet alleen van Franzen, maar ook van Kraus-kenners Paul Reitter en de bekende Weense schrijver Daniel Kehlmann. Verhouding Kraus en commentaar 1:5. Voor een deel ligt dit aan Kraus’ opzettelijk moeilijke stijl: ‘Ik wil dat de vrucht van mijn zwoegen is dat er met scherper oog wordt gelezen.’ En dus is een interpretenteam nodig om Kraus begrijpelijk te maken. En dan nog merkt Kehlmann sporadisch op: ‘Wie weet in godsnaam wat Karl Kraus hier bedoelt?’ De voetnoten worden verder gevuld met de parallellen die Franzen trekt tussen Wenen 1910 en Amerika 2013 trekt én zijn eigen ervaringen toen hij als 22-jarige aspirant-schrijver in Berlijn studeerde (en daar Kraus ontdekte). Dit is interessant voor Franzenfans – al is de bleue Jonathan soms wat ergerlijk. In ieder geval klopt Franzens persoonlijke tekst wat lucht in het boek.

Fonkelingen in de chaos
De lezer die de strijd aandurft wordt beloond: Kraus is zo scherp als mogelijk, en zijn tirades fonkelen zowel boven als onder de oppervlakte. Zijn polemiek richt zich vooraleerst op versuikerd en uitgehold taalgebruik. Maar voor Kraus zijn taal en ethiek nauw verbonden. Dit verklaart de causale relatie die hij ziet tussen de taalerosie en de catastrofe van 1914. Zo schrijft hij:

Lijfelijk aanwezig, geestelijk weerzinwekkend, perfect zoals hij is, hoopt deze tijd te worden ingehaald door komende tijden en dat de kinderen die verwekt zijn door de verweving van sport en machine en met krant zijn gevoed, dan nog beter kunnen lachen.

Franzen benadrukt: dergelijke citaten passen naadloos op onze tijd. Sowieso is Franzen steeds het kippetje dat inpikt om de actuele parallel te benadrukken, al is hij een veel suffiger en voorspelbaarder pessimist dan de immer schurende en verbazende Kraus. Maar of je bovenstaande citaten nu wel of niet op onze tijd betrekt – het kán wel –, huiveren zal je.

In hetzelfde huiveringwekkende verband past een van Kraus beroemde apocalyptische aforismen: ‘We waren ontwikkeld genoeg om machines te bouwen, maar te primitief om er voor te zorgen dat ze ons dienen.’ Dit is de ook nu nog geldige these; machine, technologie en puur utilitarisme komen op; taal, literatuur en ethiek gaan neer. Het gevolg hiervan is, bijt Kraus de lezer toe, dat het in zijn geestelijke vermogens aangetaste publiek niet in staat is zich te weren tegen de nationalistische krantenleugens die de Eerste Wereldoorlog inleidden. En een actueel gevolg hiervan, doceert Franzen, is bijvoorbeeld dat wij niet in staat zijn de huidige digitale technologie – van het dwangmatig Facebook checken tot de wereldwijde dataroaming van de spionagediensten – onder controle te houden.

Die Fackel
Wanneer Kraus ageerde tegen de woordenmishandeling, formuleerde hij in essentie ‘het verband tussen mishandelde woorden en mishandelde lichamen’. Zijn project kreeg vorm in Die Fackel, het door hemzelf uitgegeven en tussen 1911 en 1936 ook helemaal zelf volgeschreven (bijna-)wekelijkse tijdschrift. In Die Fackel bekritiseerde hij vaak de mix van esthetiek en de Weense ‘impressionistisch’ geworden journalistiek:

Een zanger terwijl ze alleen boodschapper moet zijn, rapporterend waar ze zou moeten zingen, het oog te veel op het doel gericht om te zien waar een kleur brandt, verblind voor haar doel uit vreugde om het schilderkunstige, vloek van de literaire utiliteit, geest van de utiliteratuur.

In deze stijl gaat hij door en door. De laakbare hybride van de ‘utiliteratuur’ voert hij terug op Heines erfenis: 

Het meeste profijt heeft ze gehad van die Heinrich Heine, die de Duitse taal zo uit het keurslijf heeft bevrijd, dat iedere kantoorbediende aan haar borsten kan frunniken. Het afgrijselijke aan het schouwspel is het verwisselbare van deze talenten, die op elkaar lijken als rotte eieren.

Cultiveer uw taalgebruik
Kraus hanteert vaak dit soort satire. De populariteit van Heine is jeugdsentiment: ‘Je had mazelen, je had Heine, en je wordt warm bij de herinnering aan iedere koorts uit je jeugd.’ Verder bedoelt hij: of de journalistiek nu over een tramongeluk of een kroning rapporteert, ze beschrijft alles op dezelfde manier, hooguit na wat adjectievengehussel: ‘Alles past altijd op alles.’ Overgeheveld naar onze tijd treft deze kritiek de alomtegenwoordige meninkjes in de inwisselbare blogs en columns. (Even grappig als gruwzaam is dat ook de achterflap van Het Kraus-project een best staaltje hiervan toont: daar staat dat het ‘een geweldig, en zelfs zeer persoonlijk boek van de grootste schrijver van deze tijd’ is – even los van de goedkope superlatieven, maar het is alleszeggend dat ‘zeer persoonlijk’ boven ‘geweldig’ gaat.)

Als Franzen of ik dit zegt, klinkt het al snel vitterig. Maar bij Kraus is dit, mede dankzij zijn gecodeerde stijl, nooit het geval. Hij bijt en rafelt en blijft zo ver weg van standaarduitingen, dat zijn scherpzinnige kritiek levendig blijft, ook honderd jaar na dato. En sindsdien heeft de versuikerde middlebrow-cultuur – zeg maar: de ‘De Wereld Draait Door’-cultuur – enkel meer terrein op de hoogcultuur gewonnen. En al is de cultuur weerbaarder gebleken dan Kraus dacht, zijn waarschuwing blijft van belang: met de neergang van taal en verbeeldingskracht, vergruist onze verdediging tegen de veelvormige barbarij.

Film / Films

Waar een klein land groot in kan zijn

recensie: De Nieuwe Wildernis

.

 

In dit natuurgebied in Flevoland, nog geen veertig kilometer van Amsterdam, leven vossen, verschillende soorten exotische vogels en een grote kudde wilde konikpaarden. Deze laatste groep dieren kunnen gerust de sterren van de film genoemd worden. Tevens is er aandacht voor fauna die beter bekend is bij het Nederlandse publiek, zoals kikkers, ganzen en vlinders. De crew, onder leiding van regisseurs Mark Verkerk en Ruben Smit, heeft twee jaar lang opnames gemaakt in het gebied. Het beeldmateriaal is uiteindelijk teruggebracht tot een film van ruim anderhalf uur waarin elk shot prachtig is.

 

Inzicht en overzicht

~

De Nederlandse wildernis is adembenemend gefilmd in HD-kwaliteit. Hierbij wordt goed gebruik gemaakt van slow motion, versnellingen, close-ups en wide shots, waardoor het bij vlagen aparte gedrag van de dieren duidelijk in beeld komt. Zo is bijvoorbeeld te zien hoe de vossen hun prooi begraven en hoe de sociale structuur van een kudde paarden in elkaar steekt. Dit wordt begeleid door de kalme stem van Harry Piekema (ook wel bekend als het gezicht van de Albert Heijn-reclames), die uitlegt wat er op het scherm gebeurt. 

 

De film beslaat de vier seizoenen. Het opent dus met schattige lentebeelden van jonge eendjes en eindigt met de brute winterkou die alleen de sterksten kunnen overleven. Deze leidraad blijft op de achtergrond en van verdere samenhang is vrijwel geen sprake. De film springt continu heen en weer tussen de verschillende dieren: van het konikpaard naar de strontvlieg en van de watermijt naar de vos. Af en toe is er wel een connectie tussen deze dieren te vinden (de strontvlieg komt bijvoorbeeld in beeld na een stuk over de invloed van poep bij de paardenhiërarchie), maar bij veel andere overgangen is dit verband tussen de shots ver te zoeken, waardoor de film soms nogal van de hak op de tak springt.

 

Leven en Dood

~

De overkoepelende moraal van De Nieuwe Wildernis is dat de natuur bestaat uit leven en dood. Het is eten of gegeten worden. Deze twee uitersten zijn constant in beeld, soms vrijwel naast elkaar. Die leuke jonge gansjes moeten het leven laten, maar ze worden vervolgens gegeten door net zo leuke jonge vosjes. De scènes die direct met de dood te maken hebben, worden eerlijk getoond, zonder ontwijkend camerawerk en soms zonder commentaar. Zo nu en dan probeert de film echter ook een bepaald gevoel bij de kijker op te roepen, wat vreemd is gezien de eerlijke, objectieve stijl van de rest van de film. Zo worden sommige scènes bijvoorbeeld erg treurig of opgewekt gemaakt door middel van de vaak te sturende bombastische muziek.

 

De dvd komt met een extra uur aan making-of materiaal. Hierin worden netjes alle verschillende aspecten van het filmen aangekaart en getoond. Af en toe levert dat interessante inzichten op. Wist u bijvoorbeeld dat de makers werkten met onder andere ingegraven camera’s, onderwatercamera’s en vliegende camera’s? Of dat strontvliegen eigenlijk geen geluid maken en dat de desbetreffende scène dus muzikaal moest worden begeleid door een strontvliegimiterend koor? Het enige stuk dat eigenlijk nogal buiten de boot valt, is het interview met DJ Don Diablo, die de titelsong maakte. In de film is dit al een opvallende keuze, maar aangezien zijn nummer mooi samengaat met de rest van de muziek valt dat niet erg op. Bij deze extra komt echter een ander lied van hem onaangekondigd over de beelden van paardenfilmende cameramannen. Zijn keiharde beatmuziek past absoluut niet bij deze beelden of de rest van de film en de making-of.

 

Triomf

De Nieuwe Wildernis maakt de posterzin ‘Nederland zoals je het nog nooit zag’ meer dan waar. Het is een film die het werk van de Britse documentairegrootheid David Attenborough (Frozen Planet, Earth, One Life etc.) evenaart. Door het grote aantal dieren dat behandeld wordt, prikkelt de film soms meer de interesse dan dat hij informeert. Er blijft vaak het gevoel hangen dat je over sommige beesten graag meer had willen weten. Het is echter niet meer dan een kanttekening bij een documentaire die verder geweldig is om te kijken en zelfs met de scènes over de dood geschikt blijft voor kinderen. Het is werkelijk een Nederlandse film zoals die nooit eerder is gemaakt, een absoluut genot.

Boeken / Fictie

Poëzie als cultuurkritiek

recensie: Piet Gerbrandy - Vlinderslag

Met de bundel Vlinderslag heeft Piet Gerbrandy een eigenzinnig commentaar op de verhouding tussen dichter en maatschappij geschreven, waarvan het programma is vervat in een laat-antieke dialoog over de rol van poëzie. Beelden, taalvondsten en invoelbare poëtische indrukken vormen een prachtig tegenwicht voor zijn soms cerebrale engagement.

De vlinderslag is een zwemtechniek waarbij gelijktijdig de armen boven het water naar voren worden gebracht. Een licht woord voor een vermoeiende bezigheid. Water en zwemmen spelen een grote rol in deze meerstemmige gedichten – een beurtzang van zeer verschillende beelden. Maar bij een gedicht mag de lezer associëren. En dan is vlinderslag, wie weet, de bijna onhoorbare roep van de vlinder, naar analogie van de vinkenslag. Er is meer vlinderachtigs in deze teksten. Gerbrandy fladdert van de ene fragmentarische verhaallijn naar de andere in een mooi, soms traditioneel taalgebruik.

Bodemloze vergissing
Een man onderneemt een fietstocht door het noorden van Groningen (een verwijzing naar het werk van C.O. Jellema?) en brengt een Proustachtige, halfdoorwaakte nacht door in een hotelkamer. Gedesoriënteerd komen herinneringen boven als ‘kruiden waarvan de smaak na het stoven niet meer herkenbaar zijn’. En toch droomt hij van een knie in zijn bed ‘het scharnier van een vrouwmens dat zich blijkbaar bodemloos vergiste’.

De man en de vrouw lopen elkaar voortdurend mis. Toch brengen ze een zomerdag door in een ouderwetse natuurbadinrichting in een bos. Maar de idylle duurt kort, daarna is sprake van aardbeving, bouwput, dierproeven – is de vrouw archeologe of werkt ze bij een laboratorium? – en hij is weer alleen. De man, de dichter, lijdt. ‘Boort zich een pin door je wuifhand’, hij identificeert zich met de gekruisigde en verderop ook met Odysseus:

Wil je je stem horen zingen
klamp je dan vast aan de mast vriend
en wil je de klapklippen mijden
stuur een sneeuwwitte duif die ze mis leidt rakelings.

Let op, de dichter wil zijn eigen stem horen, niet die van de sirene. En de klapklippen Scylla en Charybdis worden misleid met de duif uit Noahs ark.

Later zit hij in een trein die op een brug over een van de grote rivieren stil komt te staan en met sardonisch plezier observeert hij de medepassagiers. ‘Het meisje tegenover mij heeft haar apparatuur uitgeschakeld maar de dopjes in haar oren laten zitten.’

Een klopboor naar de oudste sterren
De opbouw van de bundel is wat mechanisch, net als een vlinderslag. Op de linkerpagina staan beschrijvingen, observaties en filosofische gedachtes. Op de rechter worden indrukken in een vloeiende taal gegoten. Nederland is het land waar alles zich afspeelt, maar ‘nergens een witrode zwam’ te bekennen als je hem nodig hebt. De opening naar inspiratie, ‘ruisen ver voorbij de oudste sterren’ is gewoon door een man met een klopboor in de wand van zijn huis aangebracht.

Alledaagsheid en romantische vervoering vormen één geheel. Onder aan iedere bladzijde heeft Gerbrandy citaten uit een sociologisch rapport of een toeristenbrochure gezet. Dit werkt als ironisch commentaar op de taalbelevenissen. Zo ontstaat een antithese, een conflictmodel.

Oesterdichter
Gerbrandy heeft een door hem bezorgde en vertaalde tekst ingelast, geschreven door een vijfde-eeuwse auteur genaamd Macrobius. Een interessant maar enigszins overbodig intermezzo. Twee dichters praten over de functie van poëzie. Gedichten zijn er niet om behaaglijk van te genieten maar om de lezer wakker te schudden. Of juist te verlammen, zodat hij alles uit zijn handen laat vallen en niet meer op de oude voet door kan gaan. Ze dienen de vurige onderstroom van het leven aan het licht te brengen, ’tot op de bodem kijken, waar kolkend water uit spleten opborrelt’. Ze moeten hun ‘inspiratie niet vergooien aan onleesbare nonsens’ en politieke controverses niet uit de weg gaan.

Dit is een moeilijke opdracht in een tijd dat de commercie zich van alles meester heeft gemaakt, tot de intieme ervaringen van mensen aan toe. Niet alleen kunst en literatuur zijn vermarkt, ook de lichtste, vlinderachtige bewegingen van het menselijk gevoelsleven, de onbewuste ervaringen. De erudiete classicus Gerbrandy is terecht verontwaardigd over alles wat plat en voorgevormd is. Is het mogelijk buiten die eendimensionale wereld te treden? Welke strategie: terugtrekken in jezelf of openen naar al het onbekende en onbeheerste?

Is je huid de schelp van een stille oester. […]
Of ben je veeleer een stof op zoek naar vorm. Een vorm op zoek naar vrijheid of bestendiging. Een willen dat iets zoekt om zich aan te hechten.

Aan het slot van de bundel loopt een vrouw de zee in, maar het kan ook de oesterdichter zelf zijn die zich voorgoed wil onttrekken aan de prozaïsche en platvloerse maatschappij uit de stompzinnige commentaarregels onderaan iedere bladzij. De zee: ultieme vrijheid.

Muziek / Concert

Montage van gokverslaafden: Brecht in Roulettenburg

recensie: De Nederlandse Opera

De Nederlandse Opera brengt De speler van Sergej Prokofjev in een wat statische, moralistische regie, die afbreuk doet aan het menselijk drama. Dynamiek is te vinden in de opzwepende, ritmische muziek en de buitengewone prestaties van orkest en zangers.

Regisseur Andrea Breth heeft De speler, over de ondergang van een gokverslaafde huisonderwijzer, willen neerzetten als een metafoor voor de huidige op geld gerichte wereld. Egoïstische individuen, die geen enkele emotionele band met elkaar hebben, bekvechten op felle, ritmische muziek in de lounge van een hotel. Er is weinig karakterontwikkeling, en handeling ontbreekt. Dat levert in de eerste drie akten van De speler een montage op die identificatie onmogelijk maakt. Wel levert het een paar komische scènes op. Hilarisch is grootmoeder Baboelenka (een mooie rol van Renate Behle), die na telegrammen over haar naderende dood plotseling topfit arriveert in het hotel. Ze verspeelt haar vermogen in plaats van dood te gaan. Als ze is afgedropen om voor haar goklust te boeten met een religieuze bekering, zijn de erfgenamen uiteraard wanhopig.

SM-relatie


20131218_despeler.jpgBreths interpretatie doet denken aan de theorie van de Duitse toneelschrijver Bertold Brecht, die de destructieve macht van kapitalisme en fixatie op eigenbelang aanschouwelijk wilde maken. De handeling op het toneel nam de vorm aan van instructie in plaats van een uitnodiging tot meeleven. Het probleem is dat bijna honderd jaar later iedereen inmiddels is doordrongen van de kwade kanten van gokverslaving, de opwinding van extreme risico’s en het nauwe verband met de ineenstorting van de financiële markten. Dat eigenbelang en fixatie op geld mensen vernietigt, is op zich geen boeiend drama. Spanning en identificatiemogelijkheid liggen daarentegen in de sadomasochistische verhouding tussen Aleksej (John Daszak) en Polina (Sara Jakubiak). Ze spelen letterlijk met elkaar in een constant uitdagen, aantrekken en afstoten. Daszak en Jakubiak zetten een geweldige prestatie neer en weten zich, vooral in de slotscène, te onttrekken aan het programmatisch moralisme van de regie. Polina wil onafhankelijk worden en heeft daarvoor geld nodig. Haar innerlijke kracht wint het uiteindelijk van de berg bankbiljetten die Aleksej voor haar gewonnen heeft.

Alles draait


In de vierde akte komt er leven in de brouwerij met een grote speeltafelscène. Een ronddraaiend toneel en een spiegelwand geven maximale vaart aan de opgewonden commentaren van de roulettespelers op de winnende Aleksej. De daaropvolgende echt Russische koorpassage is mooi en inventief neergezet. Alles draait ten slotte: de tafels, de roulettes, de spelers en vooral de muziek van Sergej Prokofjev, die ruim dertien jaar moest wachten tot zijn opera in première ging in 1929. Het Residentie Orkest onder leiding van Marc Albrecht geven consequent dynamische impulsen aan deze mooie scène met een uitstekende blazersgroep. Jammer genoeg kunnen speeltafels en een ultrakort liefdesduet van het destructieve paar de eerste anderhalf uur voor de pauze niet compenseren.

De volgende voorstellingen vinden plaats op 20, 23, 26 en 29 december.
Kaartverkoop via: www.dno.nl

Film / Achtergrond
special: Paradies Trilogie

Geen Genade

Geloof, hoop en liefde. De pijlers van het christendom en de afzonderlijke titels van de Paradies trilogie van Ulrich Seidl. Van een verfilming van paradijselijke situaties is echter geen sprake.

~

De Paradies trilogie vertelt drie verhalen over drie vrouwen. In Liebe zien we de nachtelijke avonturen van sekstoeriste Teresa, die in Kenia op zoek is naar liefde en affectie. Zolang ze betaalt, vervullen de Kenianen al haar behoeften. Teresa’s zuster, Anna Maria, is de vroomheid zelve, in Glaube toont Seidl de katholieke missionaris die aan zelfkastijding doet en haar liefde voor Jezus op aparte manieren uit. Teresa’s dikke dochter Melanie wordt door Anna Maria naar een dieetkamp gebracht, hetgeen in Hoffnung wordt verfilmd. In afvallen heeft ze geen trek, maar de dokter vindt haar om op te vreten.

~

Seidl, al eerder grensoverschrijdend met Import/Export, hanteert een sobere stijl, hij gebruikt nauwelijks muziek en kent een statische cameravoering. Als kijker is het soms even doorbijten, maar meer dan eens zit je vol verbazing te kijken. Teresa’s avonturen zijn expliciet in beeld gebracht en zowel ongemakkelijk als confronterend. Volslanke vrouwen op middelbare leeftijd worden door de Kenianen ‘sugarmamas’ genoemd en de naïeve Teresa voorziet haar minnaars maar wat graag van geld. Plaatsvervangende schaamte maakt zich meester van de kijker als die de geveinsde compassie van Anna Maria aanschouwt. ‘Heb uw naaste lief als uzelf?’ Anna Maria leest liever andere Bijbelteksten. Het minst indrukwekkend is slotdeel Hoffnung, waar de controverse vooral zit in de puberale relatie tussen Melanie en haar arts.

Realistisch drieluik

~

De thema’s hoop, geloof en liefde beperken zich niet tot de desbetreffende film, met name hoop en liefde zijn sterk aanwezig in elk deel. Daarnaast speelt verlangen een grote rol. Verlangen naar een man, of het nu een Keniaan, Jezus of de dokter is. Alle vrouwen zijn momenteel vrijgezel en, ondanks de soms wat complexe burgerlijke staat, is de hunkering naar het andere geslacht sterk aanwezig. Zelfs bij Anna Maria, die de artefacten van Jezus ook voor minder reine doeleinden gebruikt.

De Paradies trilogie bevat slechts enkele professionele acteurs. Een groot deel van de bijrollen wordt gespeeld door amateurs, zo staan de Kenianen in de film in het echt ook kettingen te verkopen op het strand. Het draagt ongetwijfeld bij aan de authentieke sfeer die in alle films terug komt. Seidl kent geen genade, filmt alles zonder opsmuk, toont zijn vrouwen van hun kwetsbaarste kanten en creëert een bijzonder realistisch drieluik. Zaligmakend is het niet en vrolijk evenmin, maar het is zeker de moeite waard. 

Film / Achtergrond
special: IDFA 2013

IDFA: Deel 6

In dit laatste deel van IDFA blikt 8WEEKLY terug op een feministische actiegroep in Oekraïne met een patriarchale twist, het leven van de Argentijnse zangeres Mercedes Sosa, een snowboarder die na een val een hersenbeschadiging oploopt en narcocorridos in een door drugs bepaald Mexico.

DEEL 1 | DEEL 1| DEEL 3 | DEEL 4 | DEEL 5 | DEEL 6

Inhoud: Ukraine Is Not a Brothel | Mercedes Sosa, The Voice of Latin America | The Crash Reel | Narco Cultura

Paradox van een patriarch

Ukraine Is Not a Brothel
Kitty Green • Australië, 2013
3.5

~

In Greens film draait het om de Oekraïense vrouwenbeweging Femen. Verschillende vrouwen die lid zijn van Femen vertellen over de acties en de gevolgen daarvan. Acties die in beeld worden gebracht, waarbij de vaak mooie vrouwen niet schromen hun bovenlijf te ontbloten en kreten als ‘Ukraine is not a Brothel!’ verspreiden. Hun verzet leidt steevast tot interventies met de politie.

Ondertussen heeft Femen een geduchte reputatie opgebouwd. De vrouwen vertellen over hun eigen positie en de posities van vele andere vrouwen in Oekraïne. Als zij geen lid waren geweest van Femen, had hen wellicht een perspectief van prostitutie boven het hoofd gehangen. Maar Femen heeft ook een keerzijde. Het brein erachter is namelijk een man, Victor, wat een behoorlijk andere draai aan het hele gegeven van de vrouwenbeweging geeft. Want in hoeverre is er sprake van feminisme, met een man aan het roer?

Green toont het brein achter de organisatie, die in een confronterend interview toegeeft een patriarch te zijn. En een patriarch tegen een patriarchale samenleving is op zijn minst paradoxaal. In haar documentaire brengt Green die paradox aan het licht door zowel Victor, het brein achter Femen, als zijn vrouwen te interviewen. Het leidt tot schokkende onthullingen, waarbij duidelijk wordt dat Oekraïne in zijn strijd om onafhankelijkheid voor de vrouw nog een lange weg te gaan heeft.

Ukraine Is Not a Brothel is een documentaire die geen sluitende antwoorden geeft. Dat bleek ook uit de verhitte Q&A na de vertoning. Is het echt zo zwart-wit als in de documentaire gesteld wordt? En is er sprake van waar feminisme, of zijn de vrouwen van Femen slechts marionetten in de handen van Victor? Al met al een film die tot nadenken stemt, maar een treurige indruk achterlaat over het lot van de vrouw in een door mannen bepaald land. (Suzan Groothuis)
Terug naar boven

Rotsvast in de branding

Mercedes Sosa, The Voice of Latin America
Rodrigo H. Vila • Argentinië, 2013
4.0

~

Mercedes Sosa was een Argentijnse folkzangeres die in 2009 overleed na een roerig bestaan. In Latijns-Amerika verwierf zij bekendheid met haar warme, unieke stem en haar protestliederen. Maar door haar protestliederen tegen het Argentijnse dictatoriale regime werd Sosa verbannen en mocht ze langere tijd niet optreden. De film toont beelden uit haar jeugd, hoe ze haar roeping als zangeres vond en hoe ze haar dromen op een betere samenleving in haar muziek verwezenlijkte.

Sosa had het niet makkelijk. Hoewel ze een groot publiek had, werkte de regering haar in alle opzichten tegen. Ze kreeg ondermeer brieven met doodsbedreigingen en het verzoek het land te verlaten. In Parijs, waar ze altijd van gecharmeerd was, vond ze een onderkomen. Een thuis werd het echter niet – dat was Argentinië, het land wat ze altijd als het hare zag – haar lief en leed.

Mercedes Sosa, The Voice of Latin America toont aan de hand van interviews met familie, muzikanten en haar eigen overpeinzingen het leven van een bijzondere vrouw. Er zijn veel livebeelden van Sosa te zien, waaronder prachtige opnamen in haar beginperiode. Hoewel Sosa doordrongen was van het feit dat ze een mooie stem had, en daarmee ook een gave had, bleef ze dicht bij de aarde en bij haar volk staan.

Haar stem gold niet alleen voor Argentinië, maar voor heel het Zuid-Amerikaans continent. Letterlijk verbeeldt dat zich op het podium, waar de enorme gestalte van Sosa een groot publiek weet in te pakken. Verlegen als ze was sloot ze eerst haar ogen, om vervolgens het publiek in zich op te nemen en haar stem het over te laten nemen. Een stem met een magische werking, waar je ook als kijker door geraakt wordt. Een buitengewoon prachtig en roerend document, waar de invloed van Sosa als voorvechtster van democratie tot ver buiten de grenzen van Argentinië gaat. (Suzan Groothuis) 
Terug naar boven

Boarden of brein

The Crash Reel
Lucy Walker • VS, 2013
3.5

~

Het jaar 2009 kende een keerpunt voor de toen 22-jarige Kevin Pearce. Als kanshebber voor de Olympische Spelen maakte de topsnowboarder tijdens een training een val, waarbij hij ernstig hersenletsel opliep. Na een aantal dagen in coma te hebben gelegen overleeft Kevin het wonderwel, maar hij zal nooit meer de oude zijn.

Walker, ook bekend van Waste Land (2010) die eerder op een IDFA-editie te zien was, had beschikking over uren aan footage. Het begin van haar documentaire laat duizelingwekkende beelden zien van snowboarden op hoog niveau. Pearce, die al vanaf kleins af aan op een snowboard stond, bokst uiteindelijk op tegen snowboardlegende Shaun White. Een jongen die onoverwinbaar leek op de half pipe, totdat Pearce – gedreven en gedisciplineerd om de beste te worden – hem zowaar inhaalt.

Tot dat vreselijke ongeluk, waarvan ook materiaal te zien is. Na een hoge sprong en een misberekening zien we Pearce met ongekende snelheid plat op zijn gezicht vallen. De documentaire staat vervolgens in het teken van Pearces herstel. Zijn uiteindelijk doel (en drijfveer) is weer op een  snowboard te staan. Iets wat de arts hem ten zeerste afraadt, evenals zijn bezorgde familie. Zo vindt er een worsteling plaats tussen een jongen die niets liever wil dan het gevoel van adrenaline en uitdaging op een snowboard en zijn hersenen die herstellende zijn.

The Crash Reel toont zowel die adrenaline en de schoonheid van het snowboarden, als de gevaren die de sport met zich meebrengt. Kevin Pearce brengt het er nog goed van af ten opzichte van anderen die ten gevolge van een val hersenbeschadiging hebben opgelopen. Ofwel de val is fataal, ofwel er is sprake van zo’n beschadiging dat het totaal onherkenbare mensen worden – voor zowel zichzelf als de omgeving.

Hoewel Walkers documentaire naar het eind toe wat aan de lange kant is en vooral stilstaat bij de gevolgen van een hersenbeschadiging en de lange weg die patiënten te gaan hebben, is The Crash Reel een duizelingwekkende ervaring, waarbij Kevins worsteling met zijn wensen en drijfveren en zijn gezondheid voelbaar en tragisch is. De snelle montages (knap gedaan uit al die uren footage) en indringende soundtrack van onder andere Grizzly Bear, Bon Iver en M83 vullen de sfeer van de film goed aan. (Suzan Groothuis) 
Terug naar boven

Verval en verheerlijking van de kartels

Narco Cultura
Shaul Schwarz • VS/Israël, 2013
3.5

~

De drugsoorlog in Mexico leverde eerder de beklemmende documentaire El Sicario (2010) op, waarin een huurmoordenaar vertelt over een Mexico beheerst door drugskartels. Narco Cultura borduurt daar deels op voort, door beelden te laten zien van hoe een forensisch onderzoeksteam te werk gaat in Ciudad Juárez, een van de gevaarlijkste steden ter wereld.

Dagelijks worden er lijken ontdekt, danwel verbrand in een auto, danwel onthoofd of in mootjes gehakt. Het onderzoek naar de moorden levert naar verhouding niets op. Sinds 2006 zijn er 60.000 mensen vermoord, een aantal dat alleen maar oploopt. 97% van de moordzaken wordt niet opgelost. Dat de kartels verantwoordelijk zijn is zeker, maar wie en binnen welk kartel, is een groot vraagteken.

Terwijl onderzoeker Soto wordt gevolgd tijdens zijn werkzaamheden, blijkt dat de forensisch onderzoekers hun eigen leven niet zeker zijn. Diverse collega’s van Soto zijn al doorzeefd met kogels, op weg naar werk of terug naar huis. Het weerhoudt Soto er niet van zijn werk te doen; iemand moet het doen.

Tegenhanger van de oneindige moordpartijen en wrede situaties in Juàrez vormen de narcocorridos. Liederen, een soort mix van mariachi en rap, waarin de levens van de Mexicaanse drugsbazen bezongen en verheerlijkt worden. Terwijl de artiesten een steeds grotere populariteit krijgen, met name net over de grens in het Texaanse El Paso, heeft het forensisch onderzoeksteam dagelijks te stellen met bedreigingen en moordzaken.

Prijswinnende fotograaf Shaul Schwarz brengt dit alles zonder opsmuk in beeld. De vraag die zijn documentaire oproept, is wat de toekomst brengt met de drugsoorlog in Mexico. Het beeld van Juàrez is grauw en uitzichtloos. Als de narcocorridos het enige is wat Mexico overeind houdt, dan wordt het tijd dat over de grens de ogen geopend worden. De narco-cultuur overheerst, zoveel is duidelijk, en afschuw en verheerlijking bestaan naast elkaar.

Waar in El Sicario woorden genoeg kracht hadden om de ernst van de situatie te schetsen, doet Schwarz daar een schepje bovenop door de gruwelijke en levensechte beelden van de moordzaken met de kijker te delen. Interviews met betrokkenen zeggen echter al genoeg, zoals een vrouw die alle pijn en onmacht van zich af schreeuwt nadat haar zoon levend onthoofd is. Desalniettemin levert Narco Cultura wel een indringende en moedige kijk in een onteerde samenleving, waarin de hoop op een normale en leefbare situatie steeds kleiner wordt. (Suzan Groothuis)
Terug naar boven

Muziek / Album

Bijzonder project

recensie: Leyla McCalla – Vari-Colored Songs

.

Vari-Colored Songs heeft als ondertitel A Tribute to Langston Hughes. Langston Hughes was dichter en McCalla kreeg als kind van haar ouders boeken van hem te lezen. Hughes maakte diepe indruk op de jonge McCalla. Nu grijpt ze de kans om de gedichten van Hughes op muziek te zetten. Dit zijn dus liedjes om tekstueel te ontleden.

Amerikaanse muziekhistorie

~

De benadering die McCalla kiest wortelt diep in de Amerikaanse muziekhistorie van New Orleans en Louisiana. Met haar Cajun en Creoolse muzikale omlijsting en melodieuze ondersteuning van de teksten roept ze een heel puur gevoel op. De instrumentatie bestaat uiteraard uit cello, maar dan heel beperkt, met banjo, bas, viool en gitaar. McCalla zingt niet alleen in het Engels maar ook in het Afrikaans. Dit past bij de geëngageerde teksten van Hughes, die voorvechter was van de vrijheid van de Afrikaanse bevolking en tegen de rassendiscriminatie. Deze onderwerpen zijn nog altijd actueel. De sfeer van het album wordt onderstreept door de verpakking van de cd waarop McCalla poseert in kleding uit de laatste helft van de negentiende eeuw. Ook het boekje ademt de sfeer uit van weleer.

Traditioneel rootsalbum van het jaar
McCalla heeft een aantal jaren in Ghana gewoond en zingt op dit album in de taal van dat land. Zo horen we ‘Mesi Bondye’, ‘Kamèn sa w fè?’, ‘Manma Mwen’ en ‘Latibonit’, waarvoor we naar het tekstboekje moeten grijpen om de teksten te doorgronden. Het is knap hoe McCalla de gedichten op muziek heeft gezet: nergens klinkt het gekunsteld. De soms gortdroge begeleiding is smaakvol. Vaak zorgt de banjo voor de belangrijkste klankbeleving in de begeleiding. Maar de stembanden van de van oorsprong Haïtiaanse Leyla McCalla is de belangrijkste troef van Vari-Colored Songs. Ze heeft de tijd die ze overhoudt naast Carolina Chocolate Drops een prima invulling gegeven.

Het album is tot stand gekomen via een moderne manier om budget te verzamelen: via het internet heeft een kickstarter-project de basis gelegd voor dit bijzondere album. McCalla heeft met dit debuut misschien wel het mooiste traditionele rootsalbum van het jaar afgeleverd.

Muziek / Achtergrond
special: Nick Cave & The Bad Seeds - Live from KCRW

Live ook meesterlijk

Met Push the Sky Away maakte Nick Cave voor velen al het album van het jaar. Met Live from KCRW rondt hij het Cave-jaar af.

Officiële live-albums van Nick Cave zijn er niet veel. Met Live from KCRW staat de teller op vier. Maar als Cave met een live-plaat komt, kun je rekenen op kwaliteit. Voor dit album, opgenomen voor een radio-uitzending, is dan ook niets aan het toeval overgelaten.

Voor de productie tekende niemand minder dan Bob Clearmountain, wat resulteert in een haarzuiver geluid. Het materiaal van Cave is voornamelijk van een rustig kaliber. Cave’s stem en de piano zijn al voldoende om te overtuigen in composities als de opener ‘Higgs Boson Blues’ en het prachtige liefdesliedje ‘No More Shall We Part’. Ook het titelnummer van zijn jongste studioplaat ‘Push The Sky Away’ krijgt een live-bewerking. Het publiek probeert met verzoeknummers invloed uit te oefenen op de setlist, waarop Cave zegt “Als jullie doorgaan met zoveel verzoekjes te roepen, staat een aantal van hen sowieso op deze kleine setlist!”

De volledige bezetting van The Bad Seeds is vooral in een ondersteunende rol aan het werk. Pas bij de albumafsluiter ‘Jack The Ripper’ gaan even alle remmen los. Cave heeft met dit radio-optreden andermaal een fraai hoofdstuk aan zijn live-repertoire toegevoegd. Wie vinyl koopt, krijgt er twee extra tracks bij.

Boeken / Fictie

Lolbroek

recensie: Marten Mantel - Invasie op het eiland

.

Generaal Betty denkt van haar vrije dag te kunnen genieten, Angelique verheugt zich op haar trouwerij en Vincent en Marieke verheugen zich iets minder op de trouwerij van Vincents zus Angelique. Deze dagelijkse beslommeringen worden echter ruw verstoord wanneer een UFO op Texel landt. Betty wordt opgetrommeld om deze crisissituatie te controleren en schiet de eerste reusachtige worm die de moed heeft de UFO te verlaten dood. Het gevolg is dat Texel binnen no time belegerd wordt door destructieve wormen die geen vierkante centimeter van het eiland heel lijken te willen laten.

De pretentie hilarisch te zijn
Het is altijd bewonderenswaardig wanneer schrijvers de pretentie laten voor wat ze is en een verhaal schrijven dat zo vermakelijk is dat de afwezigheid van enige diepgang nergens gemist wordt. Het lijkt erop dat ook Mantel dit heeft willen proberen met deze ‘sciencefiction-streekroman’, de treffende omschrijving die op de achterflap van het boek prijkt. Maar al vrij vlot wordt duidelijk dat Mantel met Invasie op het eiland de pretentie heeft gehad niets minder dan een hilarisch boek te schrijven. Een boek dat je niet in de trein durft te lezen omdat je niet anders kan dan hardop lachen om de ene na de andere goeie grap.

Een boek waarvan de mensen zeggen: ‘Weet je wat ik nu gelezen heb? Een boek over buitenaardse wormen die de wereld kapot komen maken. Het klinkt misschien vergezocht, maar het is ge-wel-dig. Nog nooit zo hard gelachen om een boek.’

Een ergerlijk trucje
Invasie op het eiland gaat helaas gebukt onder die pretentie. In bijna iedere zin probeert Mantel iets grappigs te schrijven en ieder personage moet een grappige, vergezochte eigenschap hebben. Dat is de eerste pagina nog wel vermakelijk. Zo wordt de lezer met een zin ‘Vincent ging rechtop in bed zitten en keek hongerig naar de korst van tomatensoep op het slapende gezicht van zijn vrouw’ wel op scherp gezet en nieuwsgierig gemaakt. Doordat iedere zin echter zo raar en absurdistisch is, verwordt Mantels stijl al snel tot een trucje dat niet meer interessant, maar ergerlijk is.  Een trucje ook dat het vertellen van een verhaal in de weg staat. Een spanningsboog in het verhaal blijft afwezig en de lezer blijft uiteindelijk zitten met een leeg verhaal dat nergens leuk wordt. 

Invasie op het eiland is daarom een kwelling om te lezen. Telkens hoop je dat Mantel toch nog ergens een écht goede grap vandaan weet te toveren, dat het verhaal toch nog ergens een interessante wending neemt. Die hoop blijkt na 190 pagina’s echter ijdel te zijn geweest.