Film / Films

THIS! IS! MEDIOCRE!

recensie: 300: Rise of an Empire

Zack Snyders 300 was een over the top, maar verfrissend actiespektakel dat excessief geweld in een zorgvuldig uitgedachte stijl presenteerde. Het vervolg probeert het origineel groter en bloediger maken, maar laat daarbij bijna alles wat er interessant aan was achterwege.

300: Rise of an Empire speelt zich af rond hetzelfde moment als 300 (beiden zijn gebaseerd op comics van Frank Miller). In 480 v.C. marcheert het Perzische leger Griekenland binnen. Zij stuitten daarbij al snel op driehonderd halfnaakte Spartanen, maar ook de andere Griekse volken leverden een felle strijd. De film volgt Themistokles (Sullivan Stapleton), die Griekenland probeert te verenigen en de Perzen op zee trotseert.

Minder dan het eerste deel

~

Het verhaal is een passende en leuk bedachte uitbreiding van de eerste film, maar de verhaalstijlen tussen de twee delen komen absoluut niet overeen. Dat de film niet over koning Leonidas gaat (de hoofdpersoon van het eerste deel) is best te begrijpen. Er zijn echter nog een aantal veranderingen die dit vervolg steeds meer vervreemden. Zo is de hele Spartaanse cultuur teruggebracht tot een bijrol en volgen we nu een groep Grieken die fysiek en op het slagveld niet zo imposant zijn als de volgers van Leonidas. Net als de Perzen vallen de Grieken deze keer bij bosjes, wat ze verhaalsgewijs tot kanonnenvoer reduceert. De kracht van het Spartaanse leger in 300 was voelbaar doordat elke soldaat een oorlogsmachine was en elke gevallene honderd Perzen met zich meenam. Hier komt dat gevoel totaal niet over en je begint je rond het einde af te vragen of die Griekse soldaten inmiddels niet een beetje op moeten zijn.

Naarmate de film vordert wordt het steeds duidelijker dat regisseur Noam Murro heeft geprobeerd om 300 in zoveel mogelijk opzichten na te maken. Hierbij slaat hij echter telkens de plank volledig mis. Het waren Snyders gedurfde originele trucjes die het eerste deel tot zo’n bioscoopervaring maakten, met vreemd misvormde monsters, effectieve slow motion, dialogen die knap balanceerden tussen episch en knullig en een cast die met volle overgave speelde. Daarnaast hielp het ook dat de hoofdrol werd vertolkt door de uitstekend gecaste Gerard Butler. Stapleton mist Butlers charisma en komt over als een dertien-in-een-dozijn actieheld. In de actiescènes vloeit het bloed ditmaal rijker en op allerlei nieuwe manieren (en natuurlijk in 3D), maar het heeft een fractie van de impact die het had in de eerste film. Ook is de strijd veel onduidelijker in beeld gebracht, met obscure camerahoeken en veel ‘shaky cam‘-beelden. In 300 diende de slow motion om je een goed beeld te geven van alle rondvliegende ledematen, hier voelt het meer als een slechte poging om de actie te intensiveren.

Zonde

~

Het zijn de memento’s aan het eerste deel die het meeste indruk maken, zoals de enkele keer dat het Spartaanse leger wel in beeld komt. Ook Rodrigo Santoro keert terug in een fijn gespeelde rol als godenkoning Xerxes. Hij blijkt echter een achtergrondfiguur. De echte vijand is ditmaal de Perzische marinegeneraal Artemisia (Eva Green). In het script is haar personage erg over the top geschreven, maar Green weet er een leuke draai aan te geven en de aandacht naar zich toe te trekken.

300: Rise of an Empire is geen al te vreselijke actiefilm. Het is echter jammer dat het uitkomt als vervolg op een film die zoveel origineler en vermakelijker is. Deze keer valt er te genieten van een enkele geslaagde vechtscène, vermakelijke slechteriken en speeches met een minimale epische inslag. Verwacht dus geen ‘THIS! IS! SPARTA!’ of ‘Tonight we dine in hell!’ 300: Rise of an Empire durft geen risico’s te nemen en dat is eigenlijk bovenal zonde.

Muziek / Achtergrond
special: Shearwater - Fellow Travelers

‘Tussendoortje’

Het is voor een band als Shearwater onmogelijk een tussendoortje te maken dat als zodanig klinkt. Fellow Travelers klinkt dan ook als een volwaardig album. Toch bevat het louter covers.

Het moet toch een eer zijn om als band gecoverd te worden door de band waar je in het voorprogramma van mocht staan. Die eer valt een groot aantal van de bands waarmee Shearwater in de loop der jaren het podium deelde in de schoot. Met Fellow Travelers heeft Shearwater een bijzonder album gemaakt. Volgens mij zijn er geen voorbeelden bekend in de popgeschiedenis waar dit eerder is gedaan door een artiest.

Als de luisteraar onbevangen luistert naar deze nieuwe van Shearwater zal er niets bijzonders opvallen. Toch speelt de band hier nummers van anderen. Om het rijtje even te benoemen: St. Vincent, Wye Oak, Sharon van Etten, Jesca Hoop, Xiu Xiu, Coldplay, Smog, Folk Implosion, David Thomas Broughton, Clinic en the Baptist Generals. Op ‘A Wake for the Minotaur’ zingt van Etten mee met Shearwater. Stuk voor stuk trekt de band de nummers volledig naar zich toe. Het maakt Fellow Travelers tot een fijn Shearwater album dat zeker niet afgedaan mag worden als tussendoortje.

Live in Nederland:
28 april Bitterzoet, Amsterdam

Muziek / Album

Portugese Britpop

recensie: The Weatherman - The Weatherman

Het is maar zelden dat een band uit Portugal klinkt alsof hij zo uit de UK komt. De onmiskenbare Britpop van The Weatherman zet de luisteraar op het verkeerde been.

Al bij het eerste nummer ‘Unite The People’ is de vergelijking met Oasis onverdraaglijk. Zelfs het beetje zeurderige zingen en net niet vals op de toon zitten van voorzanger Alex Monteiro is vergelijkbaar en aandoenlijk.

Verkeerde eiland
Het album van The Weatherman ademt een mengeling van Oasis met de elektronica van Visage en Soft Cell uit. Dat bekruipt de luisteraar al bij het eerste nummer en wordt naargelang het album vordert alleen maar sterker. Dat de band ook goed in een stevige doorstappende Britpopcompositie kan uitblinken, is niet alleen te horen in ’15 Days’ maar ook op de single ‘Fab’. Dat nummer heeft een lekkere drive meegekregen die zo bekend is van de bandjes van het eiland voor de kust van het Europese vasteland. Het rustpuntje ‘It Took Me So Long’ wordt opgelicht met de stem van de eveneens Portugese ster Emmy Curl. Haar stem is een uiterst fijne aanvulling op het liedje dat daarmee boven de andere uitsteekt.

Klippen ontwijken
Dat The Weatherman met ieder liedje referenties blijft oproepen met andere bandjes uit Groot-Brittannië die niet te duiden zijn, zoals bij ‘Double Trouble’, kan hen niet aangerekend worden maar moet juist toegejuicht worden. Blijkbaar klinkt een en ander zo fijn en toch origineel dat het overal en nergens op lijkt. Het zijn dan uiteindelijk toch gewoon liedjes van de mannen zelf die een goede neus hebben om de klippen te ontwijken van het plagiaat.

Dat deze band van het Iberische schiereiland afkomstig is, is niet aan de muziek te horen. Er is geen enkele invloed van de traditionele Portugese muziek te horen. De heren zijn wat dat betreft geboren op het verkeerde plekje. Of zouden ze geboren zijn met een koptelefoon op met daarop The Beatles en alles wat daarna kwam?

Boeken / Fictie

Een melancholische geschiedenis

recensie: Ljoedmila Oelitskaja (vert. Arie van der Ent) - Een Russische geschiedenis

In 2010 publiceerde Ljoedmila Oelitskaja, één van Ruslands bekendste schrijvers, Een Russische geschiedenis, een roman over de kracht van kunst.

Ljoedmila Oelitskaja is één van Ruslands bekendste schrijvers, die op bijna 50-jarige leeftijd debuteerde met de novelle Sonjetsjka. De Sovjet-Unie was verleden tijd, en misschien was dat een vereiste voor haar werk om gepubliceerd te worden. Een Russische geschiedenis, haar grote roman die door Arie van der Ent prachtig vertaald is, is in ieder geval kritisch over het Sovjetbewind.

De roman gaat, simpel gesteld, over drie vrienden die opgroeien tijdens de Sovjet-Unie. We ontmoeten Sanja, Micha en Ilja voor het eerst in 1953, tijdens de dagen van de dood van Stalin en volgen ze tot 1996, rond Brodsky’s dood. Twee Josefs, maar elkaars antithese: de een politiek, de ander literair; de een autoritair, de ander vrijheidslievend; de een blijft in Rusland, de ander emigreert. Dit contrast loopt door het hele verhaal.

Een hele wereld

Rondom de drie vrienden heeft Oelitskaja een hele wereld van moeders en andere familieleden, docenten en collega’s opgetrokken. Middels verhalen en anekdotes laat ze zien hoe de drie jongens het hun hele leven moeilijk hebben in een totalitair land dat zo uitermate tegen kunst en vrijheid is gekant. Ze zijn communisten, maar misschien meer in theorie dan in praktijk. Micha formuleert het in 1968, wanneer de Sovjets Tsjecho-Slowakije binnenvallen om de Praagse lente in de knop te breken, zo:

[H]et was een grandioze leugen, cynisme, onvoorstelbare wreedheid, een schaamteloze manipulatie van mensen die hun menselijke aanblik en waardigheid verloren door de angst die het hele land in een donkere wolk hulde.

De harten van de jongens gaan sneller kloppen door de kunst, door het grandioze verleden van Rusland – en Europa. Aan zo ongeveer alle schrijvers uit de Russische Gouden Eeuw wordt gerefereerd – Tolstoj, Poesjkin, Gogol, etc. –, als ook aan latere en hedendaagse schrijvers als Achmatova, Mendelstam, Brodsky en Nabokov. Oelitskaja en haar personages staan via hen in verbinding met het Russische verleden – ze zijn een houvast, gids en vereerde.

Kunst, politiek en vrijheid

Een Russische geschiedenis is diep melancholisch, die emotie waar de grote Russen het patent op  lijken te hebben. Zoals de titel aangeeft is de roman zowel een geschiedenis van (de tweede helft van de twintigste eeuw in) Rusland als een geschiedenis die op deze manier alleen in Rusland kan zijn gemaakt. Rusland: dat kunstige land, van kraanvogels, de Hermitage en Grote Literatuur; Rusland: dat wrede land, van Stalin, goelags en terreur.

De roman opent met de dood van Stalin en eindigt met de dood van Brodsky. Het effect hiervan is ook melancholisch: de ene leider mag dood en begraven zijn, de ander komt ervoor in de plaats (Chroeststjov, Brezjnev, Andropov, Tsjernenko, Gorbatsjov), maar wanneer de dichter sterft, is er niemand meer zoals hij. De roman gaat verder na de dood van Stalin, de roman eindigt met de dood van Brodsky: het zet je aan het nadenken over de relatie tussen kunst, politiek en vrijheid.

Diep treurig?

De roman geeft het idee dat kunst uiteindelijk minder macht heeft dan kunstenaars zichzelf nog wel eens willen toedichten. Zonder politieke besluiten gebeurt er niets. Dat is misschien niet slechts melancholisch, maar ook diep treurig. In deze geëngageerde en vermakelijke roman van Ljoedmila Oelitskaja is het hoe dan ook een krachtig besef.

Boeken / Non-fictie

Een buitenstem

recensie: H.W. von der Dunk - Voordat de voegen kraakten

.

Historicus Hermann Walther (H.W.) von der Dunk (1928) is emeritus hoogleraar contemporaine en cultuurgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Dat is tevens de universiteit waar hij zes decennia geleden studeerde. Nu is Von der Dunk al tijden beroepsmatig gepensioneerd, maar dat wil niet zeggen dat hij zijn pen heeft neergelegd. Het nu verschenen Voordat de voegen kraakten is deel twee van zijn memoires, na het in 2008 verschenen Terug bij strijklicht. Denk verder aan zijn indrukwekkende tweedelige Europese cultuurgeschiedenis De verdwijnende hemel en het recente historiografische werk De glimlachende sfinx.

Wie hetzelfde anders zegt..

Von der Dunks schrijfdrift is reden tot opgetogenheid. Om te beginnen met een wat verbleekte, maar onvermijdelijke waarheid: historici presenteren tijdsbeelden en houden ons zo een spiegel voor. Bij Von der Dunk speelt bovendien nog een extra dimensie: hij schrijft op een volstrekt eigenaardige en prettige manier die zowel vertrouwd als vreemd aandoet. En ook deze toon zet de besproken zaken en tijdsbeelden in een nieuw licht. Het effect is tegelijkertijd gewoon en wonderlijk. Het is zoals de tekst die prijkt boven de Oudemanhuispoort van de UvA: ‘Wie hetzelfde anders zegt, zegt iets anders’. Dat is precies Von der Dunks charme: hij zegt alles anders, slim en mooi anders.

Uit de kracht van zijn Nederlands rijst automatisch een argument op tegen de academische verengelsing van een verhalende geesteswetenschap als geschiedenis. Von der Dunk zal dit met me eens zijn. Zo verwijst hij in de inleiding naar ‘de momentele afbraak van cultuur en wetenschappelijk ethos’ met heel dat ‘bezweringsformulier van de concerndirecteur’, van efficiëntie en transparantie tot de infantiele eis van hoge scores in de vele ranglijsten.   

Het is een soort buiten-stem die Von der Dunk vertolkt. En inderdaad komt hij niet alleen uit een andere tijd, maar eveneens uit een andere cultuur. Vlak voor de oorlog is hij met zijn ouders – vader tekenaar, moeder joodse – vanuit Duitsland naar Nederland gekomen. Zijn vader ging werken op de Werkplaats van onderwijsvernieuwer Kees Boeke in Bilthoven – mede befaamd omdat ook prinses Beatrix en haar zusjes daar schoolgingen –, waar Von der Dunk zelf naar school ging. Zo groeide hij dus allesbehalve op in een sfeer van spruiten, maar juist in een sfeer van vrijzinnigheid en artisticiteit.

Hoe saaier de jaren vijftig, des te spannender de jaren zestig

Deze memoires richten zich op zijn studententijd, puur persoonlijke gebeurtenissen stipt hij enkel in één of enkele zinnen aan. Veel aandacht besteedt Von der Dunk aan zijn hoogleraren Hans Boogman en Pieter Geyl. Beiden relatief bekend, de laatste nu nog vooral door zijn excentrieke Groot-Nederlandse stamgedachte. Deze kwam erop neer dat de Nederlandse, Vlaamse én Zuid-Afrikaanse volken – allen loten aan de Nederlandse stam – herenigd zouden moeten worden in één staatsverband.

Aangenaam keuvelt Von der Dunk over koffietijd op het instituut (tussen tien en elf uur) en de tentamens die studenten deden bij de hoogleraren thuis (die destijds veelal rondom het Utrechtse Wilhelminapark woonden). In zijn twintiger jaren overwoog Von der Dunk ook nog serieus een carrière als operaregisseur, waarvoor hij zelfs even zijn geschiedenisstudie onderbrak. Daarbij was hij een verdienstelijk zanger en pianist. Tientallen pagina’s wijdt hij dan ook aan optredens met een studentengezelschap. Ze voerden bijvoorbeeld Donizetti’s Don Pasquale en Rossini’s Barbier van Sevilla op.

Natuurlijk is de historicus Von der Dunk geschikt om die jaren en het student-zijn destijds op te roepen. Juist omdat hij zijn eigen ervaring kan meten aan de verschillende historische beelden die er van de jaren vijftig bestaan. Veelbepalend voor die ervaring is dat Von der Dunks generatie volgde op de jaren veertig en voorafging aan de jaren zestig. Dit is minder flauw dan het klinkt. Want de herinnering aan de oorlogsjaren maakte Von der Dunks generatie tot de ‘skeptische Generation’, ‘geponst door de achter hen liggende ervaringen en de snelle ineenstorting van de mooie toekomstverwachtingen bij de bevrijding’. Ze waren wel idealistisch, maar het was een ‘getemperd, versoberd, minder hoogvliegend idealisme’. Bovendien leefden deze pragmatici onder Koude Oorlog-schaduwen. Tegen deze gematigdheid wisten de hoogvliegers – idealistische icarussen – van de jaren zestig zich dankbaar af te zetten. Ook zó werkt geschiedenis: hoe saaier je de jaren vijftig presenteert, hoe enerverender de jaren zestig worden.

Faust of de hotelreceptie

Dit memoiredeel herbergt verder nog veel interessants. Zo doet Von der Dunk uitvoerig verslag van zijn verblijf in Mainz in 1957, dus in een wederopbouwend en met de nazi-erfenis worstelend Duitsland. Verder vertelt hij over ‘archiefreisjes’ voor zijn scriptie en latere promotieonderwerp over de Duits-Vlaamse betrekkingen in de Vormärz begin 19e eeuw. Verder klust hij bij als leraar Duits, onder andere op zijn oude school de Werkplaats. Ook zijn docentschap levert sympathieke (en van realiteitszin getuigende) passages op:

Ik dreunde vóór, de kinderen dreunden na en betraden zo de weg die leidde naar Faust en Also sprach Zarathustra, maar vermoedelijk voor de meesten in een supermarkt of bij hotelrecepties eindigde. 

Als gezegd schermt Von der Dunk zijn persoonlijk leven af. Nu wordt Von der Dunk af en toe wat oubollig, en opvallend genoeg is dat telkens in de iets persoonlijker passages. Bijvoorbeeld als slotsom na verteld te hebben over een heftige discussie: ‘Dankzij de Nederlandse wet op de wapenvergunning kwamen er nog net geen pistolen aan te pas.’ Maar gezien al het andere moois, in stijl zowel als inhoud, zal de lezer hier niet over vallen.

Muziek / Concert

Vakmanschap

recensie: Camel

Camel heeft het afgelopen jaar het legendarische album Music Inspired by The Snow Goose opnieuw opgenomen, als voorbode voor een nieuwe tournee. De kans om deze band live te zien laten fans niet lopen.

In een bijna uitverkocht Muziekgebouw in Eindhoven speelt Camel een vakkundige symfonische rockshow. Met Andrew Latimer als oer-bandlid aan het roer en virtuoos op gitaar brengt de band in een eerste set integraal het album The Snow Goose, om vervolgens een bloemlezing uit hun andere werk toe te voegen in nog eens bijna anderhalf uur.

Adembenemend

~

Latimer herstelde van de vreselijke ziekte van deze tijd. Zijn maatje Peter Bardens had dat geluk niet. Deze tournee draagt Latimer op aan de nagedachtenis van Bardens. Onder luid applaus neemt de band plaats op het schaars verlichte podium, om vervolgens, tijdens het geluid van de sneeuwganzen, hun muziek te laten spreken. Het volledig instrumentale werk rond het boek van Paul Gallico is adembenemend. Na de pauze opent de band met een onversterkte setting waarbij drummer Denis Clement de bas speelt terwijl tweede toetsenist Jason Hart, Colin Bass en Andrew Latimer de akoestische gitaren hanteren. Halverwege gaan ze in een break over naar de elektrische gitaren en klimt Clement weer achter zijn drumkit. Het volgende nummer is een ruige uitvoering van ‘Echoes’ dat de band in al zijn hevigheid laat horen. Helaas heeft Latimer wat problemen met zijn soundboard-pedalen, maar hij laat zich niet van stuk brengen. Fijn om het vuur te zien tussen Latimer en Bass die elkaar regelmatig in een duel opzoeken met hun gitaren.

Emotionele muziek
‘Foxhill’ wordt voorafgegaan door een verhaaltje, verteld door Colin Bass, en past goed bij het carnaval dat in de stad rondwaart op dat moment. Die link wordt ook door Bass gelegd. Het is het meest vermakelijke en lichtvoetige moment van de bijna tweeënhalf uur durende show, maar zeker geen hoogtepunt. Het nummer ‘The Hour Candle’ draagt Latimer op aan Guy LeBlanc, die vanwege ziekte niet mee op tournee is. Hij wordt vakkundig vervangen door Kayak’s Ton Scherpenzeel die al eerder deel uitmaakte van de band en in 2003 met Camel op tournee ging toen ze afscheid namen van hun publiek. Gelukkig was dat afscheid dus niet voor altijd.

Camel oogst na afloop een staande ovatie en komt terug voor een toegift. En ook daar maakt de band zich niet met een jantje-van-leiden van af. Het prachtige ‘Lady Fantasy’ stuurt de liefhebbers met een flinke dosis emotionele muziek, zoals Latimer het zelf graag noemt, huiswaarts.

Boeken / Fictie

Steeds dieper de begeerte in

recensie: Tommy Wieringa - Een mooie jonge vrouw (Boekenweekgeschenk 2014)

Dit jaar was de eer aan Tommy Wieringa, winnaar van de Libris Literatuur Prijs en onlangs boven aan een schrijversranglijst geplaatst, om het Boekenweekgeschenk te schrijven. Een verhaal over begeerte, trouw en lust.

In de mediastorm die elk jaar begin maart losbarst, zijn we al veel te weten gekomen over Tommy Wieringa. Zijn geschenk, Een mooie jonge vrouw, een titel die als je hem vaker uitspreekt steeds meer bedwelmt, bouwt voort op een column van enkele jaren geleden. De stof voor de novelle heeft Wieringa ontleend aan zijn eigen omgeving.

Op de eerste pagina van het verhaal ontmoeten we een dan nog naamloos koppel op bezoek bij een ander stel. Hoe heeft dat eerste koppel elkaar ontmoet? Het antwoord omvat iets met haar kont en een terrasje in Utrecht. Zij heet Ruth Walta, hij Edward Landauer. Zij, 27, heeft moeite haar studie sociologie af te maken. Hij, 42, is een gevierd viroloog. Hij wil van hun ontmoeting een sprookje maken: ‘Lang geleden, in een ver land –’, maar zij kapt hem af. ‘Oké, geen sprookje dan,’ concludeert hij.

Geen sprookje

Hun verhaal is ook geen sprookje, zo veel laat Een mooie jonge vrouw wel zien. Edwards fascinatie voor de billen van het meisje dat later zijn vrouw wordt, lijkt een romantisch detail, een simpele verleiding. Wieringa legt echter zo ook genadeloos het seksisme van zijn hoofdpersoon bloot. Edward valt voor een buitenkant, een overwinning die ‘nooit kon worden opgeëist’ – we worden allemaal ouder en dan is zijn mooie jonge vrouw niet mooi en niet jong meer.

Het eerste deel van Een mooie jonge vrouw is het paradijs, gevuld met oneindige, warme zomerdagen. Edward en Ruth roeien geruisloos en kopen jam, maar van wie vermeldt Wieringa niet. Ze zijn alleen op de wereld. Maar het kwaad roert zich in deze tuin van Eden: ‘Een wezen dat ongeluk brengt voor wie haar gezang volgt, steeds dieper het woud in,’ noemt Edward zijn vrouw, en even later stelt hij zich voor hoe zij zich met soortgenoten, ‘nimfen zoals zij, [verzamelt] rond het spiegelende zwarte water.’ Kort daarna stelt Ruth de retorische vraag: ‘Dat het dus ook nooit meer beter zal worden dan dit?

Begeren

Het wordt inderdaad nooit meer beter. Op een gegeven moment besluiten Edward en Ruth te gaan trouwen. Niet lang daarna krijgen ze een zoon. Onmiddellijk begint het huwelijk te desintegreren. De tuin is verlaten, dit is de wereld. Het is geen nieuw materiaal waar Wieringa mee werkt, de midlifecrisis van zijn hoofdpersoon is zelfs voorspelbaar te noemen, maar onder zijn handen ontstaat er wel een nieuw verhaal. Zijn taal is altijd goed: sterk en verzorgd, en met mooie beelden die subtiel weergeven hoezeer we in Edwards hoofd zitten, hoezeer hij (ver)kleurt wat hij ziet. Hoe weinig hij zijn leven eigenlijk op orde heeft. Lees de novelle in Wieringa’s gedragen, lage stem en het wordt nog mooier.

Edward Landauer begeert iets wat hij niet kan krijgen: een mooie jonge vrouw. Om haar te behouden, moet hij de tijd stilzetten. Onmogelijk. Wat overblijft is een voorstelling van hoe het zou kunnen zijn, met af en toe prikken uit de pijnlijke realiteit: ‘hij werd niet jonger van haar, zij werd ouder van hem.’ Je kan je afvragen of hij Ruth wel begeert: is zijn doel niet jeugdigheid?

Succes

Het is een hachelijke onderneming, zo’n Boekenweekgeschenk. Wieringa vertelde bij Matthijs van Nieuwkerk in De Wereld Draait Door dat Adriaan van Dis hem had gezegd dat de novelle moeite heeft om ‘in je oeuvre te landen’. De lijst (halve) mislukkingen is dan ook lang, maar dit jaar lijkt de CPNB raak te hebben geschoten: in hetzelfde tv-optreden werd bekend gemaakt dat Wieringa’s novelle al aan zes landen is verkocht. Dat roept gelijk Cees Nootebooms Het volgende verhaal (1991) in herinnering, het boek dat zijn definitieve internationale doorbraak inluidde.

Of Wieringa dat succes ook ten deel zal vallen, moet nog blijken. Zijn Een mooie jonge vrouw is in ieder geval ijzersterk, het beste geschenk in jaren. In de nog geen honderd pagina’s die hem gegeven waren, vertelt Wieringa een volwaardig verhaal. Met zijn eerdere bestsellers – vooral Joe Speedboot (2005) en Dit zijn de namen (2012) – bewees hij al zijn literatuur aan de man te kunnen brengen. Met het zeer leesbare Een mooie jonge vrouw vindt hij waarschijnlijk echter zijn grootste publiek.

Deze novelle, zeker in het begin romantischer dan we van Wieringa gewend zijn, markeert misschien een nieuwe stap in zijn oeuvre. Toch zijn er zeker verbindingen aan te wijzen met eerder werk, voornamelijk met de prijswinnende roman Dit zijn de namen. Zo zoomen beide boeken in op wat oudere mannelijke hoofdpersonen die hun leven van betekenis willen voorzien, maar moeite hebben dat goed vorm te geven. Zwierig en zelfverzekerd leidt Wieringa zijn lezers naar een einde waar het buiten weer zomer is, maar Edwards wereld ingestort is. Het is pijnlijk accuraat. Beter dan dit kan het misschien niet worden – maar laten we het hopen. Meer van deze, graag.

Boeken / Fictie

Armoedige Egyptische middenklassen

recensie: Nagieb Mahfoez (vert. Djûke Poppinga) - De dag dat de leider werd vermoord

Van de eerste Afrikaanse Nobelprijswinnaar, schrijver van de imposante Caïro-trilogie, is nu De dag dat de leider werd vermoord vertaald. Een goede politieke gids, maar met saaie personages.

Het is inmiddels naar de achtergrond verdreven door andere nieuwsfeiten, maar het moderne Egypte is al een paar jaar lang niet bepaald het toonbeeld van stabiliteit. Tijdens de Arabische lente werd president Mubarak afgezet, vervangen door Morsi. Vorig jaar is hij, na amper een jaar het land te hebben geleid, van de troon gewipt en sindsdien leidt legerleider al-Sisi samen met president Mansour het land aan de Nijl.

Nagieb Mahfoez’ kleine roman, of wellicht kunnen we beter spreken van een novelle, De dag dat de leider werd vermoord werd gepubliceerd in 1985 en belicht een eerdere episode van maatschappelijke onlusten in Egypte. Het is 1981. Sinds 1970 is Anwar Sadat president. Het land zucht en steunt onder de door hem doorgevoerde economische liberalisering, de infitaah.

Hoop en beven

In deze moeilijke economische tijden vinden we de personages van De dag dat de leider werd vermoord: Moehtasjemi Zajid, een oude soefi, zijn kleinzoon Alwaan Moehtasjemi en diens geliefde Randa. In afwisselende hoofdstukken vertellen zij over hun leven. De soefi leeft met de Koran, citeert daar vaak uit en reflecteert op het moeilijke leven van de jeugd. Hij woont in een middenklassengezin met zijn zoon, diens vrouw en hun zoon Alwaan. Ze hebben het moeilijk: ondanks zijn pensioen en hun drie banen redden ze het maar net. Bij Randa is het net zo. De verloving van Alwaan en Randa staat door hun armoede op het spel. 

Alwaan en Randa, de toekomst, de nieuwe generatie, zien weinig licht. Tegen het einde – de leider is dood – vertelt Alwaan:

Ik loop terug naar mijn plaats, heen en weer geslingerd tussen gevoelens van angst, verdriet en blijdschap. Dan voel ik een vage hoop in me opkomen. Ik zie nieuwe, onbekende mogelijkheden, die de apathie en de routine zullen doorbreken en ons naar onbegrensde horizons zullen voeren.
Morgen kan niet erger worden dan vandaag.

Tobben

De leider en de slechte economische toestand tekenen de levens van de personages. Er wordt terug verlangd of uitgekeken naar betere tijden, maar in het heden moet hard gewerkt worden: zo hard, dat grootvader de andere leden van het huishouden bijna niet meer ziet en vooral aangewezen is op de Koran. Een mooi, indringend en treurig beeld.

Het is echter moeilijker sympathie te hebben met zijn kleinzoon en Randa. Zij tobben veel over geld en voedsel en de toekomst, maar dat blijft bij het tobben, zo zeer dat het soms richting zeuren gaat. Het is duidelijk dat Alwaan en Randa verlamd zijn door de situatie, te zeer opgeslokt door hun werk, om er wat aan te doen, maar als lezer hunker je toch een beetje naar de daadkracht die een voormalige docente en studiegenoot van Alwaan aan de dag leggen. Hijzelf is echter een apathisch, futloos personage.

Het persoonlijke verhaal

De dag dat de leider werd vermoord slaagt er daarentegen wel goed in het persoonlijke verhaal achter de economische cijfers in beeld te brengen. In die zin doet het wat alle goede literatuur doet: de waarheid middels de leugen van de fictie laten zien. De roman kan dan ook uitstekend gelezen worden als een beknopte gids voor het hedendaagse Egypte, waarin pijnlijk duidelijk wordt gemaakt hoe vernietigend economisch wanbeleid is en hoe weinig Egypte in dertig jaar is veranderd. Het zou echter fijner zijn geweest als de centrale personages wat meer handelden.

Kunst / Expo binnenland

Leed zal leed blijven

recensie: Anne Wenzel - The Opaque Palace

Moeten monumenten van functie veranderen? In The Opaque Palace veranderen de beklemmende beelden van Anne Wenzel de zalen van TENT in een plaats van beangstigende herdenking.

Zonder titel (Edelhert), 2005, keramiek, metaal, collectie S.M.A.K. Gent. Foto: Joris Killian

Zonder titel (Edelhert), 2005, keramiek, metaal, collectie S.M.A.K. Gent. Foto: Joris Killian

De beelden van Anne Wenzel (1972, Schüttorf, Duitsland) zijn niet vies van iconische elementen. Het zijn geen sculpturen, het zijn standbeelden, monumenten en trofeeën van vergane glorie. Wenzel is niet bang om zware symbolen te gebruiken en te veranderen. Dit is te zien aan een beeld van een gevallen hert (Zonder Titel (Edelhert), 2005). Het beeld staat centraal in de zaal. Het is een machtig dier met een groots gewei dat ver achter hem weer verdwijnt in de museumzaal. Het dier is niet meer zo sterk als het ooit geweest is, maar op de grond gedrukt en stervende.

Attempted Decadence (blossoms; lying), 2013, keramiek, collectie dhr. De Heus (voorgrond), Attempted Decadence (blossoms; lying), 2013, keramiek, collectie dhr. De Heus (achtergrond). Foto: Joris Killian

Attempted Decadence (blossoms; lying), 2013, keramiek, collectie dhr. De Heus (voorgrond), Attempted Decadence (blossoms; lying), 2013, keramiek, collectie dhr. De Heus (achtergrond). Foto: Joris Killian

Angst voor het verleden


De glorie is vergaan in The Opaque Palace. Monumenten richten zich vaak op verheerlijking: ze laten een held zien op het moment waarop de zege grijpbaar wordt. In de werken van Wenzel zijn deze helden gewond. Het is niet duidelijk of ze aan flarden geschoten zijn, of dat ze verteerd zijn door hun geweten. Het zijn beangstigende beelden die de bezoeker sterk ontmoedigen om voor het martelarenpad te kiezen.

De werken laten gevolgen zien; trauma’s opgelopen door een oorlog. In die zin hebben de werken veel gemeen met het boek Krieg dem Kriege (Ernst Friedrich, 1924), waar Wenzel zich zeker door heeft laten inspireren. Maar niet alleen het geweld van de oorlog vormt een inspiratiebron, ook andere vormen van herdenking worden op de schop genomen. Het ceremoniële boeket in de laatste zaal wordt afgebeeld in de vorm van grote, massieve bakken met zware, verlepte bloemen (Attempted Decadence (blossoms; large/blood red), 2013). De bloemen hebben last van een geweten. Stil staan bij het verleden is niet goed genoeg: we moeten herdenken, afkeuren en voelen.

Damaged Goods (Bust #11), 2013 keramiek, courtesy Galerie Suzanne Tarasieve Paris. Foto: Joris Killian

Damaged Goods (Bust #11), 2013 keramiek, courtesy Galerie Suzanne Tarasieve Paris. Foto: Joris Killian

Museumstuk, geen monument


The Opaque Palace heeft echter een keerzijde. Waar monumenten vaak eenzaam op een open plek in de stad staan, zijn de zalen van TENT rijkelijk gevuld. De werken lijden hieronder. Om de werken te ervaren is het van belang ze als monument te kunnen zien, maar zo staan de beelden helaas niet opgesteld. De hoeveelheid waarmee de werken in een ruimte staan doet denken aan een historisch museum. Het zijn objecten geworden om naar eigen keuze te bekijken, als artefacten uit een oude beschaving. Ooit hadden de beelden betekenis, nu zijn ze verzameld.

Het enthousiasme dat de tentoonstelling uitstraalt is duidelijk voelbaar. De statige beelden van Wenzel vervullen de functie van monument beter dan menig origineel. Ze voorkomen het ontstaan van een tweede reden tot herdenking (oorlog, moord, revolutie en ander geweld). Muurtekeningen vullen de beelden goed aan met een passend sfeerbeeld. Hoewel de werken meer op een verzameling dan op echte monumenten lijken, is het geweldig om zulke gruwelijke voorstellingen zo direct mee te maken. De tentoonstelling spreekt een duidelijke taal die de kunstwereld zeker zal horen.

Prospects of Perception ● Ex, Sjarel; Beauvais, Daria de; Dölle, Mariette ● Lecturis in samenwerking met TENT ● 32,50 euro ● 9789462260573

Muziek / Album

Rock in de maalstroom

recensie: Blood Red Shoes - Blood Red Shoes

Na het horen van de eerste twee platen van Blood Red Shoes zou je ze als advies meegeven: ‘Blijf boos en blijf spelen!’ Op het nieuwste album, Blood Red Shoes, blijkt de band weer de energie gevonden te hebben die ze op het album In Time to Voices waren verloren.

De band verschiet met de eerste drie nummers al zijn kruid, maar raakt wel alle doelwitten. Van de agressieve gitaarmaalstroom van het instrumentale openingsnummer ‘Welcome Home’ beukt het met een pompende riff voort naar ‘Everything All at Once’ en het diepe en aanvallende ritme van ‘An Animal’. Je hoort er wat van de Queens of the Stone Age in terug met staccato-riffs die je een uppercut geven, om vervolgens weer wat gas terug te nemen.

Agressief en gevoelig

De sound van Blood Red Shoes was altijd al rauw, met een gevoeligere kant dankzij de zang van Laura Carter tegenover de woedeaanvallen van zanger en drummer Steve Ansell. Voor het nieuwe album verhuisde de band naar Berlijn, op zoek naar een back to basics-geluid, en het album werd ook door Carter en Ansell geproduceerd. Blood Red Shoes is zeker back to basics te noemen, maar heeft ook rustigere momenten tussen al het gitaargeweld door. Die afwisseling zorgt voor een dynamische plaat die beluisterbaar blijft.

Zo wordt het na de drie agressieve openingssalvo’s rustiger met de nummers ‘Grey Smoke’ en het ingetogen en langzaam opbouwende ‘Far away’. Maar veel tijd om weg te zakken is er niet, want de hartslag loopt weer op met ‘The Perfect Mess’. Het is perfect pompend single-materiaal waar het tweetal hun creatieve tweestrijd lijkt te bezingen, en geldt als brandstof voor de rauwheid van hun sound. Hart van het album vormt het mooie en dromerige ‘Behind a Wall’, dat langzaam en sierlijk rijst door Carters vocalen, om te eindigen in een heftig crescendo. Dezelfde dynamiek komt ook terug bij de afsluiter ‘Tightwire’ die wordt ingeleid door een piano, waarna Ansell een bittere tirade begint die wordt beantwoordt door Carters sensuele zang en hoekige gitaarspel

Uiteindelijk is Blood Red Shoes een wervelwind van een plaat die je die krachtstoot geeft waar rock voor bedoeld is. Voor de luisteraar is het een maalstroom van aanstekelijke riffs en heftige emoties die door de boze energie van de band dynamisch blijft. Blood Red Shoes heeft het nog steeds.