Boeken / Fictie

De grillige poëzie van afgelegen eilanden

recensie: Judith Schalansky (vert. Goverdien Hauth-Grubben) - De atlas van afgelegen eilanden

Bij Judith Schalansky is een eiland als een gedicht, maar niet van het zoete soort.

Eilanden spreken tot de verbeelding. We dromen van witte stranden met palmbomen en azuurblauw water, waar inheemse meisjes met bloemenkettingen ons cocktails aanreiken. We kijken massaal naar de Amerikaanse serie Lost, over een mysterieus eiland waar zwangerschap de dood betekent en ijsberen uit de jungle komen stormen. We denken aan het avontuur van het onbewoonde, afgelegen eiland – wat als je daar strandt en je moet zien te redden, zoals Robinson Crusoë? We stellen ons voor dat op eilanden nieuwe samenlevingen kunnen ontstaan die beter zijn dan wat we er op het vasteland van hebben gemaakt. We maken er spelprogramma’s over. Maar weinigen zullen zo naar eilanden hebben gekeken als Judith Schalansky.

Cartografie als kunst, het eiland als theater
Kan Schalansky, bekend van De lessen van mevrouw Lohmark, ergens over schrijven zonder er poëzie van te maken? In het voorwoord van De atlas van afgelegen eilanden. Vijftig eilanden waar ik nooit ben geweest en ook nooit zal komen beschrijft ze in een sierlijk font, zo groot dat je denkt dat je een kinderboek gaat lezen, hoe ze als Oost-Duits meisje door haar atlas bladerde, reizend met haar vinger door de landen waar ze niet kon komen. Ging het bij dit leunstoelreizen vooral om de fantasie hoe het elders zou zijn, later leerde Schalansky de kaarten zelf te waarderen. Het feit dat een kaart de werkelijkheid moet simplificeren, abstraheren en symboliseren, maakt cartografie in Schalansky’s ogen tot een kunst. De cartografie van een eiland vormt daarbij het perfecte meesterwerk, het weergeven van een plek die een wereld in zichzelf is.

Niet alleen de cartografie vergelijkt Schalansky met kunst, het eiland zelf ziet zij, door de natuurlijke afgrenzing en door de vreemde bezoekers die zij aantrekt, als ideale ’theatrale ruimte’, een plek die als vanzelf verhalen broedt. Of dat werkelijk voor alle afgelegen eilanden geldt is twijfelachtig, maar het geldt in elk geval voor de vijftig eilanden die Schalansky heeft uitgekozen voor haar atlas. Deze eilandverhalen zijn niet van het soort om rustig wat bij weg te mijmeren. Vaak staan de sensuele vormen van de eilanden, met hun baaien en lagunes, in schril contrast met gruwelen die hier zijn voorgevallen.

‘Het paradijs is een eiland, de hel ook’
De titel van Schalansky’s voorwoord geeft het al aan: ‘Het paradijs is een eiland, de hel ook’. Zo wordt op Tikopia, in wat vroeger de Stille Zuidzee werd genoemd, aan rigoreuze geboortebeperking gedaan, omdat het eiland te klein is meer dan haar 1200 inwoners te voeden. Het doden van baby’s of het plegen van zelfmoord om de hongerdood te voorkomen is hier niet uitzonderlijk. Op het inmiddels onbewoonde Schotse Saint Kilda is kindermoord nooit nodig geweest, maar dat maakt het eiland niet minder macaber. Hier stierf in een bepaalde periode maar liefst tweederde van alle pasgeborenen om onduidelijke redenen.

Het kan nog gruwelijker, zoals op Clipperton, waar begin twintigste eeuw na een uitbraak van scheurbuik alle mannen op de vuurtorenwachter na omkwamen, waarop de vuurtorenwachter de overgebleven vrouwen en kinderen begon te terroriseren, tot zij hem uiteindelijk de schedel insloegen.

Zulke verhalen, van kleine groepen kolonisten of schipbreukelingen die elkaar ombrengen, komen meer voor op de afgelegen eilanden. Elke keer weer is het shockerend om te horen hoe beperkte ruimte en beperkte middelen het wreedste in de mens naar boven halen. Lichtpuntje in de duisternis is het eiland Pukapuka, een paradijselijk uitziend atol, waar de inheemse bevolking op vrijzinnige manier met seksualiteit omgaat, ‘schaamteloos maar onschuldig’.

Geen catalogus, geen reisgids
Als je wat gaat googelen, zie je al snel dat ook Pukapuka’s geschiedenis niet geheel gespeend van ellende is, en dat Saint Kilda ook gelukkiger perioden heeft gekend. Schalansky heeft bij haar eilanden telkens een klein verhaal uitgekozen om een sfeer te schetsen, soms gaat ze vele eeuwen terug, soms enkele decennia. Ze had het ideaalbeeld van onbewoonde eilanden in stand kunnen houden, maar in plaats daarvan heeft ze de meest opzienbarende, de meest poëtische verhalen verteld, in zinnen waar je vaak zelf de verbanden tussen moet vinden.

Het maakt het lezen van haar Atlas van afgelegen eilanden tot een ontdekkingsreis, waarbij je je niet al te veel moet bekommeren om de grens tussen feit en fictie en niet moet verwachten dat je naïef mag wegdromen. Schalansky’s verzameling van vijftig eilanden is geen reisgids, geen catalogus waarin je mooie plaatjes kunt kijken. Het is een dichtbundel, in woord en in beeld.

Kunst / Achtergrond
special: een kunstschat op Nederlandse bodem

TEFAF 2014

The European Fine Arts Fair in Maastricht is een van de beste kunstbeurzen ter wereld. Internationale galerieën tonen kunstwerken van de hoogste kwaliteit en prijs. Menig kunstverzamelaar kan hier zijn hart ophalen. Maar ook voor wie niets wil of kan kopen is een bezoek aan de TEFAF meer dan de moeite waard.

De zevenentwintigste editie van de TEFAF heeft 275 deelnemers in de meest uiteenlopende disciplines. Van oude meesters tot hedendaagse kunst en van antieke objecten tot chique juwelen, bijna alles is te vinden op de beurs. Het resultaat is een uitzonderlijke verzameling van kunstwerken waarvoor normaal de hele wereld over gereisd moet worden.

<em>Le Moulin de la Galette</em> van Vincent van Gogh is te zien bij Dickinson. De waarde van dit kunstwerk uit 1887 wordt geschat op 10 miljoen euro en het is dan ook een van topstukken van de beurs. Foto: Dickinson London

Le Moulin de la Galette van Vincent van Gogh is te zien bij Dickinson. De waarde van dit kunstwerk uit 1887 wordt geschat op 10 miljoen euro en het is dan ook een van topstukken van de beurs. Foto: Dickinson London

Topstukken
Een kleine greep uit de topstukken die dit jaar op de TEFAF te bewonderen zijn geeft weer dat het aanbod op de markt nog steeds kwalitatief goed is. Kunstwerken van Vincent van Gogh, Damien Hirst, Pieter Brueghel de Jonge en Anthony van Dyck maar ook een tweede druk van Vasari’s Vite uit 1568 zijn op de beurs te koop.

Een stand op de beurs is niet zomaar beschikbaar, er wordt een strenge selectie gemaakt en handelaren betalen hoge bedragen om überhaupt op de beurs te mogen staan. Ook voor aanvang van de beurs wordt nog uitgebreid gecontroleerd op authenticiteit, kwaliteit en conditie door een comité van experts. 

De zware selectie toont aan dat de TEFAF er alles aan doet om haar exclusieve karakter te behouden; alleen dan kan ze haar toppositie bewaren. Ook dit jaar is dat weer gelukt. Afgelopen donderdag tijdens de openingsavond speciaal voor VIPS, werd al voor een vermogen aan kunst verkocht en het openingsweekend leverde een record-aantal bezoekers op.

Vergelijkbare werken
Er is echter geen sprake van volledige exclusiviteit. Er heerst een algemeen idee over kwalitatieve kunst, wat toch tot gevolg heeft dat veel handelaren vergelijkbare werken tonen in hun stands. Een ieder wil immers dat hoge kwaliteitsniveau kunnen laten zien. Zo vinden we in de ‘fine arts’ hoek in bijna elke stand een Isaac Israels en Willem de Koekoek en hangt er bij verschillende moderne kunsthandelaren een Anish Kapoor aan de muur.

De stand van Vanderven Oriental Art. Foto: Harry Heut

De stand van Vanderven Oriental Art. Foto: Harry Heut

Het is dan ook juist leuk dat er op de TEFAF verschillende disciplines te zien zijn. Wandel bijvoorbeeld eens binnen bij de stand van Vanderven waar eeuwenoude Aziatische objecten te zien zijn of droom even weg bij de schitterende diamanten in de vitrines van Graff.

Een kaartje mag dan wat kosten maar al met al vind je nergens in Nederland zoveel mooie kunst bij elkaar. Er is voor ieder wat wils en de sfeer is gemoedelijk. De beurs is nog open tot en met zondag 23 maart in MECC Maastricht en is goed te combineren met een bezoek aan de historische stad.

Film / Films

Bijtende Familiekroniek

recensie: August: Osage County

Een warm samenzijn is het niet, wanneer Violets familie bijeenkomt na de begrafenis van haar man Beverly. Waarheden en familiegeheimen komen op vileine wijze aan het licht. Met Meryl Streep als opper-bitch en een verrassende rol van Julia Roberts als hardvochtige dochter.

~

De film opent met de woorden ‘Life is very long…’ afkomstig uit het gedicht The Hollow Men van T.S. Eliot. Het is dichter Beverly Weston die de woorden uitspreekt en daarbij aangeeft dat het eerder gezegd is, maar dat T.S. Eliot tenminste de moeite nam om het op te schrijven. Vervolgens introduceert hij zichzelf en zijn vrouw: ‘My wife takes pills and I drink’.

Zijn vrouw Violet (een aftakelende en meedogenloze Meryl Streep) heeft mondkanker (‘It burns like a bullshit’) en is verslaafd aan allerlei pillen die ze voorgeschreven heeft gekregen. Daarbij is ze ook nog eens een cynisch monster. Het motto ‘lang en gelukkig samen’ is dan ook niet van toepassing op het echtpaar. Het doet Beverly zelfs besluiten een einde aan zijn leven te maken. Tot zover ‘Life is very long…’.

Vileine uitspraken aan tafel


~

Na de begrafenis komt Violets familie samen. Hoe de verhoudingen liggen wordt prachtig geëtaleerd tijdens een ruim twintig minuten durende scène aan de eettafel. In plaats van een warme
get-together, mondt het diner uit in een ware crisis. Aan het hoofd van de tafel vuurt Violet vileine woorden af op haar drie dochters Barb (Julia Roberts), Karen (Juliette Lewis) en Ivy (Julianne Nicholson). Een scène vol pijnlijke waarheden, maar ook gedragen met zwarte humor (‘I thought we were having a funeral dinner, not a cockfight’).

De film is een bewerking naar het toneelstuk van Tracy Letts. Letts schreef het script voor de film en John Wells (bekend als producent van de series The West Wing en Mildred Pierce) nam de regie voor zijn rekening. Het oorspronkelijk drie en een half uur durende toneelstuk, waarvoor Letts de Pulitzer Prize won, is ingekort tot twee uur. Een risico, want met de vele tragedies en verwikkelingen komen de dramatische momenten kort op elkaar te liggen. Gelukkig zit er veel humor in de dialogen, wat de intriges de nodige ontlading geeft. De zwarte, cynische humor was ook al terug te zien in Letts scriptbewerking van Killer Joe, waarvoor hij samenwerkte met William Friedkin (die eveneens de filmbewerking van Bug, ook naar een toneelstuk van Letts, voor zijn rekening nam).

Sterke vrouwelijke rollen


~

Maar, waar het droge cynisme in
Killer Joe ingehouden is, is die in August: Osage County hysterisch. Het gezelschap bijt elkaar heel wat toe, culminerend in een heftige confrontatie tussen Violet en Barbara, waar Barb laat zien dat zij net zo’n vals kreng als haar moeder kan zijn (‘eat the fish, bitch!’). De vrouwelijke rollen komen overigens een stuk sterker en met meer inhoud naar voren dan de mannelijke. Ewan McGregor speelt de wat zouteloze echtgenoot van Barb en Benedict Cumberbatch is als neef ‘Little Charles’ de ultieme sul.

August: Osage County is gelukkig meer dan een luidruchtige en aanvallende  familieklucht. Op subtiele wijze, na al die heen en weer gesmeten ellende, vinden er persoonlijke ontboezemingen plaats.

De film laat op geslaagde wijze zien dat families niet altijd een eenheid vormen. En hoe moeilijk en pijnlijk het is om je van je familie los te maken. Dat het nergens te zwaarmoedig wordt, is te danken aan de scherpe cynische toon en het meeslepende acteerwerk van Streep en Roberts. Hysterisch, hardvochtig, maar ook met gevoel, dat pas later, wanneer er niets meer te redden valt, iets ontrafelt van de ware emoties en intenties.  

Boeken / Achtergrond
special: Rob Wijnberg - Lezing 'Freedom of speech and expression'

Onze wens naar veiligheid is een bodemloze put

Wees alert, waarschuwt Wijnberg zijn toehoorders. Want onze bodemloze wens naar veiligheid laat geen ruimte meer voor privacy, terwijl ieder mens privacy nodig heeft om een mening te kunnen vormen. En of we hier iets tegen kunnen doen, blijft nog maar de vraag.

‘If civilization is to survive, we must cultivate the science of human relationships – the ability of all peoples, of all kinds, to live together, in the same world at peace,’ aldus de Amerikaanse president Franklin D. Roosevelt in 1941. Voorwaarden voor een gezonde samenleving zijn volgens hem vier vrijheden: freedom of expression and speech, freedom from fear, freedom of worship en freedom from want. Deze vrijheden staan centraal in de vier Vrijheidscolleges, georganiseerd door Forum en Bevrijdingsfestival Utrecht, waarin bekende opiniemakers ingaan op het spanningsveld tussen vrijheid en veiligheid.  

 

Een kwestie van grenzen

 

Rob Wijnberg, filosoof en oprichter van De Correspondent, trapt de colleges op 12 maart af met een lezing over de vrijheid van meningsuiting. Met de metadata van minister Plasterk en het nieuws dat de ING betalingsgedrag gaat gebruiken om reclame te maken in ons achterhoofd, komt de lezing precies op het juiste tijdstip. Volgens Wijnberg, die zich in In Dubio al afvroeg waar de grenzen van vrijheid van meningsuiting liggen, is deze vrijheid ‘de meest essentiële vrijheid en de voorwaarde voor alle andere vrijheden’.

Vrijheid van meningsuiting is volgens Wijnberg verbonden aan een besef van waar de grens ligt tussen goed en kwaad en het recht om daarover van mening te verschillen. Het lastige is dat we nooit tot een antwoord zullen komen op de vraag waar die grens ligt, wat volgens Wijnberg juist goed is. Wijnberg sluit zich aan bij de journalist Kustaw Bessems, die in 2013 pleitte voor een zo groot mogelijke openbare ruimte waar de vrijheid van meningsuiting absoluut is. Iedereen moet dus altijd alles kunnen zeggen wat hij wil, óók leden van de zogenaamde ‘pedopartij’, aldus Wijnberg. Een verbod op deze partij is volgens hem dus onrechtmatig. Het is namelijk levensgevaarlijk om grenzen die gebaseerd zijn op een overheersende moraal in steen te beitelen, want ‘grenzen en opvattingen over grenzen, veranderen door de tijd heen’.

Privacy als voorwaarde voor een mening
Voor het vrijelijk kunnen uiten van je mening bestaat volgens Wijnberg één belangrijke voorwaarde: privacy. Vrijheid van meningsuiting en privacy lijken op het eerste oog haaks op elkaar te staan. Het uiten van je mening betekent dat je iets deelt, terwijl privacy betekent dat je iets voor jezelf houdt. Maar volgens Wijnberg is privacy een menselijke eigenschap, de ‘basale privéruimte’ waarin ieder mens zijn gedachten vormt. Ieder mens heeft die ruimte nodig om in een bepaalde situatie te bepalen wat hij of zij doet of juist nalaat te doen. Hij komt tot de fascinerende uitspraak ‘jezelf zijn, is jezelf verbergen naargelang de situatie’.

Daarom moeten we privacy koesteren, prent Wijnberg ons in, maar ook om het ‘chilling effect’ tegen te gaan: het feit dat publieke opiniemakers steeds meer meningen achterhouden uit angst geobserveerd te worden. Maar ook gewone burgers die zeggen ‘niets te verbergen te hebben’, moeten oppassen. Volgens Wijnberg weet je namelijk zelf niet wat je laat zien aan het systeem dat al jouw sporen vastlegt. Zo kun je van bijna iedere burger een deels terroristisch profiel schetsen. Enkeltje New York geboekt en eerder onderzoek gedaan naar de oorlog in Syrië? Verdacht. ‘Je hoeft geen terroristische motieven te koesteren om toch de indruk te wekken dat je het bent,’ is zijn onheilspellende conclusie.

Onze wens naar veiligheid slaat dus enigszins door. Privacy legt het altijd af tegen het idee dat we de wereld nog een stukje veiliger kunnen maken. In plaats van een bestaande veiligheidsmaatregel terug te draaien omdat hij niet lijkt te werken, worden er nieuwe maatregelen bedacht. Veiligheidsmaatregel bovenop veiligheidsmaatregel: een bedreiging voor onze privacy, waarschuwt Wijnberg.

Naïeve Nederlanders

Dat we in de gaten gehouden worden, weten we inmiddels al veel langer: Wikileaks, de NSA, Snowden en sinds kort zelfs onze eerder zo onschuldige ‘minister van feesten en partijen’ Plasterk. Wat kun je als gewone burger nog doen tegen al dit antiprivacygeweld? Nederland is, volgens Wijnberg, uniek in de gelatenheid en naïviteit waarmee het de situatie accepteert. We moeten dus proberen dit níet te accepteren. In de praktijk betekent dat volgens Wijnberg vooral bewustwording en discussie. Bij de vraag welke concrete maatregelen je kunt treffen, valt hij stil. Apps om je telefoon mee op te schonen, de GBA bellen om te laten vastleggen dat niemand informatie over je mag opvragen; daar blijft het bij. Wijnberg zegt steeds cynischer te worden over de mogelijkheden. Hij sluit af met de onheilspellende woorden: ‘Uiteindelijk gaat dit ook over jou. (…) Je weet niet wat voor systeem het oplevert wanneer een bedrijf of overheid álles van iemand weet.’

Enigszins argwanend verlaat het publiek de zaal. Die tweet met foto van de lezing stond al klaar, maar kunnen we nu maar beter verwijderen. Of toch niet? Alert zijn blijkt een lastige opgave.

Theater / Voorstelling

Geld maakt wél gelukkig

recensie: Dette Glashouwer - Dette goes to Africa

.

In de Money Projects onderzoekt theatermaker Dette Glashouwer haar relatie tot geld. Het publiek wordt in haar voorstellingen, die zij betitelt als ‘stand-up economy’, deelgenoot gemaakt van haar zoektocht.
De tweede theatervoorstelling Dette goes to Africa start in sneltreinvaart met een samenvatting van het voorafgaande onderzoek naar geld. Het eerste deel van de voorstelling is oude koek voor het publiek dat MoneyMoneyMoney gezien heeft. Maar door de vloed aan informatie die Glashouwer toen over haar publiek uitstortte, is het begin van deze voorstelling geen vervelende herhaling maar een prettige opfriscursus voor het terugkerende publiek. Glashouwer demonstreert opmerkelijke inzichten, zoals de relatie tussen geld en geluk: ‘Here you see happiness and money. And the more money you earn, the happier you are, until you earn 75.000 dollars a year. Happier you cannot be.’

In het tweede deel van de voorstelling brengt Glashouwer haar publiek naar Afrika. De vraag naar wat geld is en de zoektocht naar alternatieve geldsystemen leidde de theatermaker naar dit continent. Hier maakte zij kennis met de succesvolle handel in belminuten, die in Kenia als alternatief voor geld dienen. Door de beeldende manier van vertellen wordt het publiek door Glashouwer meegezogen in het Afrikaanse leven en deelgenoot gemaakt van haar belevenissen. Videomateriaal van een Skype-gesprek met een jongeman die zij tijdens haar reis ontmoet heeft, illustreert de familierelaties die omgekeerd zijn ten opzichte van de verhoudingen in ons land. Niet de ouders ondersteunen de kinderen, maar de kinderen ondersteunen hun ouders. Middels de webcambeelden dringt het zo ver van ons afstaande leven daar onze realiteit hier binnen.

Naast het videomateriaal wordt weinig gebruik gemaakt van extra middelen. Zowel in het eerste als in het tweede deel van de voorstelling worden de spaarzame rekwisieten effectief ingezet in het eenvoudige decor. Deze rekwisieten zijn niet alleen deel van het toneelbeeld, maar vertellen eveneens een verhaal. In het eerste deel doen de koffer en de waslijn met enkele kledingstukken dit, in het tweede deel wordt de achtergrond gevormd door Afrikaanse doeken en speelt Glashouwer met een Afrikaans masker op. Het spaarzame gebruik van middelen is een slimme keuze, dit laat Glashouwers verhaal des te sterker overkomen. In een voorstelling die zich kritisch verhoudt tot geld zou overdaad alleen maar schaden en een verkeerd signaal afgeven.

Het publiek als aandeelhouder
In tijden van steeds forsere bezuinigingen op kunst en cultuur is Glashouwers boodschap op twee fronten zeer relevant. Allereerst geeft zij haar publiek inzicht in de mechanismen die achter geld verscholen liggen. Daarnaast toont zij hoe het publiek succesvol deelgenoot gemaakt kan worden van het financieel realiseren van voorstellingen.

De voorstellingen die deel uitmaken van de Money Projects zijn kenmerkend voor de werkwijze die Glashouwer gestart is na het einde van haar gezelschap Suver Nuver, dat door het wegvallen van subsidie veroorzaakt werd. De aandeelhoudersvergadering die aansluitend aan de voorstelling gehouden werd, schept meer inzicht in de afkomst van de gelden waarmee de voorstelling mogelijk gemaakt is. Op inventieve wijze wordt, naast de bijdragen die verkregen worden uit subsidies, gebruik gemaakt van privaat geld. Het publiek kan aandeelhouder worden en een financiële bijdrage leveren aan de volgende voorstelling. Het is aan het publiek om te kiezen in welke richting Glashouwer haar onderzoek naar geld voortzet.

Boeken / Achtergrond
special:

Klassieker: Simon Carmiggelt

Als één schrijver uit ons nabije verleden kans maakt klassiek te worden, dan Simon Carmiggelt (1913-1987). Ook hij raakte na zijn dood wat op de achtergrond – dat krijg je als je alleen nog op archiefbeelden staat. Maar toch: hij schreef over mensen zoals die, ondanks de vaak Amsterdamse setting, altijd en overal zijn, en dat in een stijl waarvan de nuances alleen in onze eigen taal uit de verf blijken te kunnen komen.

Sinds 1946 ondertekende hij iedere dag in Het Parool zijn ‘stukkie’ met Kronkel. Zonder hem zou de krant heel wat minder abonnees hebben geteld. Hij is de vader van het cursiefje – ze stonden cursief gedrukt. Intussen hebben kranten en tijdschriften legio columnisten, maar in vergelijking lijkt hij toch echt een uniek talent. Op zijn manier kwam de wat hardere, ogenschijnlijk minder weemoedige Martin Bril dicht in de buurt.

Weemoedige humor


Iedere dag ging Carmiggelt in Mokum de straat op en menige kroeg in om inspiratie op te doen en onderwerpen op te pikken. Beschrijving van gebeurtenissen mengde hij steeds meer in uitgewogen balans met zijn impliciete levensgevoel. Er is altijd de achtergrond van een niet zo vrolijke wereld. Zeker de stijl van zijn latere Kronkels raakt meer uitgebeend. De taalvondsten passen op de millimeter nauwkeurig en hebben meer een wat weemoedige humor. Zijn voelbare scepsis beperkt zich tot wijze ironie.

Het vroegere werk was echt niet zóveel minder dan door fijnslijpers wordt beweerd. Dat merk je als je om beurten een Kronkel van voor en van na 1958 leest, al schrijft hij omstreeks vanaf dat jaar wel meer verinnerlijkt. Dat kan ermee te maken hebben dat zijn eerste kleinkind, net als zijn eigen eerste kind een moetje, vaak kwam logeren. Tiny, zijn vrouw, zei ooit dat niet de stukjes van haar man veranderden, maar hijzelf, en de stukjes veranderden mee. Maar omdat de manier van observeren en schrijven in essentie niet veel verandert, blijken de verschillen bijkomstig. Stuk voor stuk bevatten de verhalen onnadrukkelijk een aangenaam historische couleur locale, die nog niet echt verklarende voetnoten vereist.

Terloopse situaties


Ook in de oorlog gaat het Carmiggelt om alledaagse, bijna terloopse situaties. Toch zijn het oorlogssituaties, al valt er geen schot en vloeit er geen bloed. Zoiets lees je niet in de geschiedenisboeken. Eigenlijk zijn de Kronkels uit de vredestijd hier qua opzet sterk aan verwant.

In een Kronkel uit 1951 is de ik (de auteur, nemen we voor het gemak aan) somber. Zijn zelfmoordplan wordt doorkruist doordat hij een vriend met een onbekende vrouw tegen het lijf loopt. Die vraagt zijn leeftijd. ‘Ik meldde bedroefd mijn leeftijd.’ Kennelijk al te lang geleefd. In een café verveelt de vriend met bekende verhalen en de auteur ‘lachte ten gepasten tijde’. Zo’n uitdrukking is geen gemeengoed meer, maar suggereert dat dat lachen hem veel moeite kostte. De vrouw ‘zat tevreden naar ons te kijken als een pas verschoond kind.’ De vergelijking geeft de vrouw iets moederlijks. Als de auteur bij de vrouw thuis mag blijven slapen, maakt de vriend ‘met besmuikte blijspelgebaren’ duidelijk ‘dat hij begeerde met haar alleen te zijn.’ Je ziet het voor je. De vrouw is dokter in een ziekenhuis en was net behulpzaam ‘geweest bij het afzagen van een been. Het lag nog in een mand.’ Later: ‘Hoewel zij met een aangenaam parfum besprenkeld was, bleek de doordringende adem van de operatiekamer toch niet geheel overwonnen, zodat het been me weer te binnen schoot.’

In 1983 maakte de 70-jarige zijn eigen keuze in Mag ’t een ietsje meer zijn, ‘eigenlijk een indirecte autobiografie’, schreef hij op de achterflap. Hij zag zijn vroegere ik ‘als een vrolijke jongen met wie hij wel eens kennis zou willen maken.’ Om de latere ik ‘valt nog maar zelden te schateren, al heeft hij, geloof ik, het oog én het oor voor het absurde in de meest tragische situaties nooit helemaal verloren.’

Hart onder de riem


Trekt Carmiggelt weer de aandacht die hem toekomt? Carmiggelt. Het levensverhaal (1999) werd opgetekend door Henk van Gelder, die chronologisch een serie Kronkels bloemleesde in Dwalen door Amsterdam met S. Carmiggelt (2013). Ooit fantaseerde Carmiggelt zich waarachtig ‘gedundrukt’ door Van Oorschot, wat in feite alleen de echt groten in de literatuur was vergund. Maar warempel, bij de 100ste geboortedag van de schrijver is het zover: honderd chronologische Kronkels, Gedundrukt. De eerste dateert van 1938, de laatste van 1980. Een kleinood van een boekje dat in je binnenzak past, voor onderweg als hart onder de riem.

Muziek / Album

Dagboekfragmenten

recensie: Sun Kil Moon - Benji

.

Mark Kozelek draait al even mee en heeft in meer dan twintig jaar veel mooie dingen gemaakt. Zijn indrukwekkende oeuvre wordt met Benji nog verder uitgebreid.

Kozelek is nooit het zonnetje in huis geweest en zal dat ook niet worden, maar de depressies die hem teisterden in zijn tijd als frontman van Red House Painters hebben in de loop der jaren plaatsgemaakt voor zoete melancholie. Een (auto)biografie van Kozelek zou overbodig zijn. Wie zijn discografie in chronologische volgorde beluistert, krijgt een volledig beeld van Kozeleks leven en persoonlijke ontwikkeling.

Jeugdherinneringen
Kozeleks teksten zijn altijd intiem en doen aan als dagboekfragmenten. De inmiddels 47-jarige singer-songwriter maakt de luisteraar ook op Benji deelgenoot van zijn leven. Dat leven lijkt op dit moment vooral in het teken te staan van jeugdherinneringen. Met een zekere weemoed kijkt Kozelek terug op jeugdliefdes, verloren familieleden en zijn eerste levensjaren.

Zo richt Kozelek zich in het schitterende openingsnummer ‘Carissa’ tot zijn achternicht, die op 35-jarige leeftijd overleed, en op ‘Truck Driver’ zingt hij over zijn overleden oom. Op ‘I Can’t Live Without My Mother’s Love’ en ‘I Love My Dad’ beschrijft hij op lieflijke wijze de liefde voor zijn ouders, terwijl hij op ‘Jim Wise’ een oude vriend van zijn vader bezingt, die zijn vrouw vermoordde en daarna zichzelf van het leven probeerde te beroven.

Het absolute hoogtepunt is echter het betoverende ‘I Watched The Film The Song Remains The Same’. In ruim tien minuten vergelijkt Kozelek het jongetje dat hij was op de basisschool met de man die hij nu is. Zo horen we de tekst: “For 46 years now I cannot break the spell / I’ll carry it throughout my whole life and probably carry it to hell / I’ll go to my grave with my melancholy / And my ghost will echo my sentiments for all eternity.”

Meditatief
Maar er is natuurlijk meer dan de verhalen die Kozelek zijn luisteraars voorschotelt. Hij begeleidt zijn teksten met akoestische gitaar, bass en xyolofoon, en wordt op enkele tracks bijgestaan door een drummer en pianist. Over het algemeen staat de muziek zodanig in dienst van Kozeleks verhalen dat je soms vergeet dat je niet met literatuur, maar met muziek te maken hebt. ‘Dogs’ en ‘Richard Ramirez Died Today Of Natural Causes’ zijn uitzonderingen op die regel. Doordat de instrumentatie wat meer uitgesproken is dan op andere nummers, vallen deze tracks direct op.

Toch zijn het vooral de minimale songs die na meerdere luisterbeurten indruk maken. De muziek werkt bijna meditatief en vestigt de aandacht op de mooie verhalen die Kozelek vertelt. Tel daar Kozeleks typische manier van zingen bij op, die zowel voor nonchalant als zeurderig door kan gaan, en je kunt enkel concluderen dat Mark Kozelek nog altijd een van de meest interessante en unieke muzikanten is binnen het singer-songwritergenre.

Muziek / Album

Album met een ziel

recensie: Noam Vazana - Love Migration

.

De in Israël geboren Noam Vazana verruilde haar geboortegrond voor Amsterdam. De zoektocht om zich hier thuis te voelen is de inspiratiebron voor haar tweede album dat ze opnam met geluidstechnicus Foppe Talman (bekend van Caro Emerald). Met een gelouterd eerste album zette ze een succesvolle crowdfunding campagne op, zodat ze inmiddels achthonderd exemplaren verkocht heeft van Love Migration voordat het in de winkels ligt.

Inspriratiebronnen
Dat Vazana grootheden noemt als Joni Mitchell, Regina Spektor en Tori Amos als inspiratiebron is hoorbaar op Love Migration, maar ook de stem van Kate Bush, in de lage regionen, mag genoemd worden. Vazana zingt samen met Arthur Adam het duet ‘Lost & Found’ dat uitgroeit tot een van de hoogtepunten op het album. Het liedje schreef ze samen met haar partner Asaf Lewkowitz, wat het extra bijzonder maakt omdat het gaat om elkaar verliezen en weer hervinden. De begeleiding op het album is stemmig: Gitaar, bas, drum en cello begeleiden Vazana die zelf ook piano en trombone speelt. Deze muzikale duizendpoot tekent bovendien voor de productie van het album.

Verfijning
Vazana speelde in september vorig jaar bij de Grote Prijs van Nederland al de albumopener ‘Moonlight’ met de aankondiging: “Volgens mij gaat het niet slecht met deze dame”. Op ‘Cum & Go’ benadert Vazana haar compositie als Tori Amos dat zou doen: met stevige pianoklanken. Hoe breed de vergelijkingen kunnen zijn bewijst ze op ‘Motek’ waarbij het pianothema doet denken aan een oud cabaretliedje waar niet direct de vinger achter te krijgen is. Vervolgens gaat ze in dat lied volledig de kant op van Vienna Teng. Love Migration van Vazana is een album dat bezieling uitstraalt en met verfijning is gemaakt, met referenties die gehoord mogen worden terwijl de eigenzinnigheid weerklinkt.

 

Muziek / Album

Kleine zonnestralen

recensie: Lost in the Trees - Past Life

Dat er licht aan het eind van de tunnel is, bewijst Ari Picker met Past Life, de opvolger van het donkere A Church That Fits Our Needs. Met Lost in the Trees maakt Picker melancholische en experimentele indie waarbij dramatiek de boventoon voert. Past Life is geen zonnig geheel, maar wel ‘vrolijker’ dan de voorganger.

Muziek die het meeste raakt wordt vaak gemaakt door mensen die zelf pijn hebben gehad. Op A Church That Fits Our Needs, de vorige plaat van Lost in the Trees, was dit ook het geval. Het emotionele leed door de zelfmoord van zijn moeder had Picker losgelaten op zijn muziek en die is prachtig geworden. Hoewel zijn pijn nog terug te horen is op het nieuwe Past Life zegt de titel van de plaat het eigenlijk al: het verleden is het verleden. Ook in de muziek is dit te horen: experimentele en lichtelijk opzwepende beats en fijne, zomerse synths.

Voorzichtig
Past Life is zeker niet de meest blije plaat, maar blijft in zijn geheel behoorlijk kalm. ‘Lady in White’ begint met een rustige beat en een mysterieus pianogeluid. De dromerige vocals van Picker passen goed bij de muziek. Het nummer springt er nergens enorm uit, maar is als een parel die net uit een oester is gekomen: voorzichtig en ongepolijst. Het volgende ‘Daunting Friend’ is muzikaal gezien het uiterste: het verwelkomt de lente met open armen en klinkt door het opzwepend ritme en de hoge vocals zowaar vrolijk. Hoewel ‘Rites’ en ‘Sun’ ook in dit lente-rijtje passen, is ‘Daunting Friend’ het meest verrassende nummer op de plaat.

Verstopt
Opener ‘Excos’ en afsluiter ‘Upstairs’ zijn nummers die de plaat goed samenvatten. De luisteraar maakt kennis met de nieuwe, verlichte Picker in ‘Excos’, maar wordt er in ‘Upstairs’ aan herinnerd dat de wonden op een goed plekje zijn verstopt. Dat lied is op het eerste gehoor niet duister, maar heeft wel donkere lyrics: “And where will I go now, when my world is cold and broken, will the sea part, when the moons blood falls, and opens up the earth, there’s a sun rise, don’t let me fall apart”. De pijn zal nooit helemaal verdwijnen, maar het verschil met het vorige album is dat het grote verdriet aardig verwerkt is.

Dat er na regen altijd, al dan niet kleine zonnestralen komen bewijst Picker met Past Life. Ook al is de plaat ietwat voorzichtig en klein, het resultaat mag er zijn. De vorige cd was mooi door het grote verdriet en het onbegrip, het nieuwe album is erg knap door de aanwezigheid van persoonlijke ontwikkeling vertaald in muziek.

Boeken / Fictie

Een uitverkoren schrijver

recensie: A.F.Th. van der Heijden - Uitverkoren

Het verhaal van Tonio van der Heijden moet een van de bekendste uit de hedendaagse Nederlandse literatuur zijn. In 2011 publiceerde zijn vader de ‘requiemroman’ Tonio, nu is het ‘noodzakelijke zusterboek’ Uitverkoren verschenen.

Om te beginnen met een nuancering: in 2012 verscheen Uitverkoren al in een kleine, bibliofiele oplage. Het boekje bevatte een essay/verhaal ‘in de toonaard van het requiem Tonio‘ en een zestal vaak lange schriftelijke interviews. Voor deze editie is daar Van der Heijdens dankwoord bij de aanvaarding van de P.C. Hooftprijs aan toegevoegd.

‘Uitverkoren’, waarmee de bundel opent, leest als een uitsnede van Tonio: hetzelfde verdriet, dezelfde twijfels, dezelfde motieven. Deze prozatekst bevat Van der Heijdens favoriete fragment uit zijn schrijfwoede na de dood van zijn zoon, dat echter niet in de roman terecht kwam. Het is een beeld van een onschuldige Tonio, een visser en een vader die zich schuldig voelt omdat hij tekort schiet. Het is een heel menselijk moment in het oeuvre van een schrijver die alleen Mulisch voor zich moet laten wanneer het om mystificeren en fabuleren gaat.

De mens en de schrijver

Dat de mens en de schrijver Van der Heijden elkaar nog wel eens in de weg zitten, komt ook naar voren in de titel van de prozatekst en het boek: Uitverkoren. Is een dood kind niet een zegen voor de schrijver, een unieke ervaring die hij nu doorleefd heeft? Van der Heijden schrijft:

Dien ik het als uitverkorenheid op te vatten, en er de opdracht aan te ontlenen ‘er iets mee te doen’? Als ik zelf van de mij opgedrongen kennis verschoond had willen blijven, moet ik me dan alsnog inspannen er anderen deelgenoot van de te maken? Voor de oningewijden zal het bovendien nooit echte wetenschap kunnen worden.

Van der Heijden heeft besloten ‘het verlies, in al zijn onherroepelijkheid, als een gave te beschouwen … en hiervan [te] getuigen.’ Zie Tonio, zie Uitverkoren, zie het boek dat hij vermoedelijk over enkele jaren zal schrijven. Het wrange is dat we Van der Heijden in dit boekje op zijn best tegenkomen: zijn krachtige en beeldende proza is zuiver en precies, waar hij over schrijft indringend. Het is zo rauw als een gepolijste diamant kan worden.

Voor de fan

Het heeft misschien iets te maken met het begrip dat Van der Heijden introduceerde toen hij de P.C. Hooftprijs aanvaardde: ‘verschaming’, of ‘schaamtevraat’. ‘Alles nutteloos, belachelijk, uit de toon vallend, de plank misslaand.’ Vanaf nu ligt de lat hoger, en de overleden Tonio is zijn muze. De helleveeg was daar vorig jaar een eerste, voorzichtig teken van.

Vermoedelijk werkt Van der Heijden aan meer; ten minste, dat is waar hij in de interviews op hint. Deze stukken zijn het zwakste onderdeel van Uitverkoren. Ze bieden inzichten in het werk en leven van de schrijver, maar bevatten ook meer dan eens herhalende vragen en antwoorden. Al met al is Uitverkoren vooral een boekje voor de fan van deze schrijver, die hopelijk nog lang niet uitgeschreven is.