Boeken / Achtergrond
special:

Klassieker: Simon Carmiggelt

Als één schrijver uit ons nabije verleden kans maakt klassiek te worden, dan Simon Carmiggelt (1913-1987). Ook hij raakte na zijn dood wat op de achtergrond – dat krijg je als je alleen nog op archiefbeelden staat. Maar toch: hij schreef over mensen zoals die, ondanks de vaak Amsterdamse setting, altijd en overal zijn, en dat in een stijl waarvan de nuances alleen in onze eigen taal uit de verf blijken te kunnen komen.

Sinds 1946 ondertekende hij iedere dag in Het Parool zijn ‘stukkie’ met Kronkel. Zonder hem zou de krant heel wat minder abonnees hebben geteld. Hij is de vader van het cursiefje – ze stonden cursief gedrukt. Intussen hebben kranten en tijdschriften legio columnisten, maar in vergelijking lijkt hij toch echt een uniek talent. Op zijn manier kwam de wat hardere, ogenschijnlijk minder weemoedige Martin Bril dicht in de buurt.

Weemoedige humor


Iedere dag ging Carmiggelt in Mokum de straat op en menige kroeg in om inspiratie op te doen en onderwerpen op te pikken. Beschrijving van gebeurtenissen mengde hij steeds meer in uitgewogen balans met zijn impliciete levensgevoel. Er is altijd de achtergrond van een niet zo vrolijke wereld. Zeker de stijl van zijn latere Kronkels raakt meer uitgebeend. De taalvondsten passen op de millimeter nauwkeurig en hebben meer een wat weemoedige humor. Zijn voelbare scepsis beperkt zich tot wijze ironie.

Het vroegere werk was echt niet zóveel minder dan door fijnslijpers wordt beweerd. Dat merk je als je om beurten een Kronkel van voor en van na 1958 leest, al schrijft hij omstreeks vanaf dat jaar wel meer verinnerlijkt. Dat kan ermee te maken hebben dat zijn eerste kleinkind, net als zijn eigen eerste kind een moetje, vaak kwam logeren. Tiny, zijn vrouw, zei ooit dat niet de stukjes van haar man veranderden, maar hijzelf, en de stukjes veranderden mee. Maar omdat de manier van observeren en schrijven in essentie niet veel verandert, blijken de verschillen bijkomstig. Stuk voor stuk bevatten de verhalen onnadrukkelijk een aangenaam historische couleur locale, die nog niet echt verklarende voetnoten vereist.

Terloopse situaties


Ook in de oorlog gaat het Carmiggelt om alledaagse, bijna terloopse situaties. Toch zijn het oorlogssituaties, al valt er geen schot en vloeit er geen bloed. Zoiets lees je niet in de geschiedenisboeken. Eigenlijk zijn de Kronkels uit de vredestijd hier qua opzet sterk aan verwant.

In een Kronkel uit 1951 is de ik (de auteur, nemen we voor het gemak aan) somber. Zijn zelfmoordplan wordt doorkruist doordat hij een vriend met een onbekende vrouw tegen het lijf loopt. Die vraagt zijn leeftijd. ‘Ik meldde bedroefd mijn leeftijd.’ Kennelijk al te lang geleefd. In een café verveelt de vriend met bekende verhalen en de auteur ‘lachte ten gepasten tijde’. Zo’n uitdrukking is geen gemeengoed meer, maar suggereert dat dat lachen hem veel moeite kostte. De vrouw ‘zat tevreden naar ons te kijken als een pas verschoond kind.’ De vergelijking geeft de vrouw iets moederlijks. Als de auteur bij de vrouw thuis mag blijven slapen, maakt de vriend ‘met besmuikte blijspelgebaren’ duidelijk ‘dat hij begeerde met haar alleen te zijn.’ Je ziet het voor je. De vrouw is dokter in een ziekenhuis en was net behulpzaam ‘geweest bij het afzagen van een been. Het lag nog in een mand.’ Later: ‘Hoewel zij met een aangenaam parfum besprenkeld was, bleek de doordringende adem van de operatiekamer toch niet geheel overwonnen, zodat het been me weer te binnen schoot.’

In 1983 maakte de 70-jarige zijn eigen keuze in Mag ’t een ietsje meer zijn, ‘eigenlijk een indirecte autobiografie’, schreef hij op de achterflap. Hij zag zijn vroegere ik ‘als een vrolijke jongen met wie hij wel eens kennis zou willen maken.’ Om de latere ik ‘valt nog maar zelden te schateren, al heeft hij, geloof ik, het oog én het oor voor het absurde in de meest tragische situaties nooit helemaal verloren.’

Hart onder de riem


Trekt Carmiggelt weer de aandacht die hem toekomt? Carmiggelt. Het levensverhaal (1999) werd opgetekend door Henk van Gelder, die chronologisch een serie Kronkels bloemleesde in Dwalen door Amsterdam met S. Carmiggelt (2013). Ooit fantaseerde Carmiggelt zich waarachtig ‘gedundrukt’ door Van Oorschot, wat in feite alleen de echt groten in de literatuur was vergund. Maar warempel, bij de 100ste geboortedag van de schrijver is het zover: honderd chronologische Kronkels, Gedundrukt. De eerste dateert van 1938, de laatste van 1980. Een kleinood van een boekje dat in je binnenzak past, voor onderweg als hart onder de riem.