Film / Films

Web van verhaallijnen

recensie: The Amazing Spider-Man 2

Het derde deel van Sam Raimi’s Spiderman-reeks (met Tobey Maguire als Spiderman) was een warboel van plotlijnen en slecht neergezette personages, met hier en daar beschamend slechte scènes. De Amazing Spider-Manserie van Marc Webb ((500) Days of Summer), met Andrew Garfield als de superheld, heeft slechts twee films nodig om bij datzelfde punt uit te komen.

~

Na alle gebeurtenissen uit het eerste deel (The Amazing Spider-Man) probeert Peter Parker, oftewel Spiderman, nog steeds uit te zoeken hoe hij zijn krachten moet combineren met zijn dagelijks leven en zijn vriendin (Emma Stone (Easy A)). Daarnaast krijgt hij nieuwe informatie over zijn vader die hem jaren geleden heeft verlaten en komt zijn oude vriend Harry Osborne (Dane DeHaan (Kill Your Darlings)) terug in zijn leven om het bedrijf Oscorp over te nemen. Ook duikt er een nieuwe superschurk op: Electro (Jamie Foxx (Django Unchained)), die met zijn elektrische krachten het middelpunt van de aandacht wilt worden.

Warboel van subplots


~

De synopsis geeft al aan dat er wordt getracht de vier verschillende verhaallijnen in The Amazing Spider-Man 2 samen te smelten tot één verhaal over de moeilijkheden van het leven als superheld. Naar mate de film vordert, worden daar nog andere subplots aan toegevoegd. Hierdoor raakt de film overvol en is het lastig om alles goed te volgen. In principe krijgt elk verhaal genoeg tijd om goed uitgewerkt te worden. Deze tijd wordt echter niet goed benut en maakt dat elke verhaallijn onlogisch, krakkemikkig en onevenwichtig in elkaar zit. Individuele scènes zijn gevarieerd in kwaliteit; van indrukwekkende, spannende gevechten tot oninteressante, slecht geacteerde emoties.

De karakters zijn over het algemeen slecht geschreven. Nieuwe personages worden onorigineel en stereotypisch neergezet, daarnaast krijgen oude personages nauwelijks diepgang. Gelukkig zijn de acteerprestaties van de gehele cast uitstekend, waardoor de personages interessant blijven om naar te kijken. Jamie Foxx slaagt hier het beste in. Zijn personage is het meest stereotype geschreven, maar Foxx weet er het beste uit te halen en legt op een effectieve manier veel emotie in zijn spel. Dit wordt versterkt door een aantal subtiele elementen waarmee de makers het personage Electro kracht bijzetten. Zo gaat er een technodubstep gepaard met het gebruik van zijn krachten. Een verademing in de soundtrack die verder wordt gedomineerd door nietszeggende popliedjes.

Overambitieus


~

Visueel valt er weinig op de film aan te merken. De effecten zijn mooi, maar niet uitzonderlijk. De cameravoering heeft enkele fantastische shots, maar blinkt verder niet uit. Als The Amazing Spider-Man 2 zich op één of twee verhaallijnen had geconcentreerd, had het een fantastische, diepgaande film kunnen worden, zoals Spider-man 2 (met Alfred Molina als Doctor Octopus) dat wel was. Nu is het een chaotische film die in alle aspecten groter, beter en meer wil zijn. Een aspect waar dit pijnlijk duidelijk in wordt, is de behandeling van superschurk Rhino. – Spoiler alert- In de trailer en op de posters wordt de kijker lekker gemaakt met de aankondiging van deze mechanische neushoorn. Rhino laat echter op zich wachten tot de laatste vijf minuten van de film waarin hij snel is gepropt. Vijf minuten die overigens op geen enkele manier een meerwaarde zijn voor de film. Dit haastige slot is tekenend voor de manier waarop de film alles tegelijk laat zien en niets degelijk tot zijn recht laat komen.

Film / Films

Net als de anderen

recensie: The Other Woman

De bechdeltest is een onofficiële graadmeter voor seksisme in films. Een film moet aan drie criteria voldoen. (1) Er verschijnen minstens twee vrouwen in beeld; (2) deze vrouwen hebben een gesprek met elkaar en (3) dit gesprek gaat niet over een man. Ook al is deze methode niet waterdicht (het zet bijvoorbeeld Gravity neer als seksistisch), toch is het tekenend dat zelfs een film met drie vrouwen in de hoofdrol niet voldoet. Ook in The Other Woman draait uiteindelijk alles weer om de man.

Carly (Cameron Diaz) doet het rustig aan met haar nieuwe vriend Mark (Nikolaj Coster-Waldau), totdat ze hem op een avond wil verrassen, en in plaats van Mark zijn vrouw Kate (Leslie Mann) tegen het lijf loopt. De twee vrouwen worden vriendinnen op basis van hun gedeelde bedrog door dezelfde vent. Als ze op verder onderzoek uitgaan komen ze erachter dat Mark er nog meer dames op nahoudt, waaronder de jonge Amber (model Kate Upton). Gedrieën smeden de dames een plan om wraak te nemen.

Wisselend niveau
De film profileert zich als een lollige ‘romcom’ voor de luie zaterdagavond, en slaagt er prima in dit niveau te bereiken. Het geheel is niet ambitieus of bijster origineel, maar het is effectief en loopt netjes de standaard plotelementen van het genre af. De humor wisselt in kwaliteit en – helaas – ook in smakelijkheid. Er zitten een aantal erg geslaagde komische momenten in, zoals  brekende naaldhakken of voorbijgangers die net op het verkeerde moment langskomen. Maar de regisseur voelt zich toch ook genoodzaakt om er af en toe wat poep- en plashumor doorheen te gooien. Dit is niet alleen veel minder effectief, het past ook niet goed in het geheel en haalt het verder zo degelijke niveau van de film omlaag.

Het acteerwerk is wel prettig. Cameron Diaz speelt overtuigend de succesvolle zakenvrouw die geen zin heeft in hysterisch gedoe met snikkende huisvrouwen. Het is echter Leslie Mann die de show steelt met een hilarische rol als de ietwat naïeve, dommige en klunzige huisvrouw die probeert voor zichzelf op te komen. Kate Upton lijkt ten slotte meer vanwege haar lichaam gecast te zijn dan vanwege haar acteertalent. Ze ziet ze er precies uit als de aantrekkelijke jonge bimbo van haar rol, maar ze is meer het script aan het oplezen dan dat ze echt een rol speelt. Verder is er een aangename verrassing in de vorm van zangeres Nicki Minaj, die een kleine rol speelt als sassy secretaresse. Dat deze personages stereotypes zijn uit de romcomgeschiedenis is ze vergeven door hun goede invulling ervan.

Formulefilm
Verder loopt The Other Woman netjes de formule van het romcomgenre af. Dit is op zich geen bezwaar, al had iets meer aandacht voor de specifieke ambities van deze film het geheel goed gedaan. Zo af en toe sluipt er een cliché doorheen dat niet helemaal op zijn plaats is, zoals het eerste deel van de wraak op Mark, die met ontharingsshampoo en laxeermiddel zo uit Matilda (het beroemde boek van Roald Dahl) lijkt gekopieerd. Op deze plekken had wat meer originaliteit de film goed gedaan, maar verder is het een geslaagde invulling van het genre.

Boeken / Fictie

De ondergang komt als sluipmoordenaar

recensie: Stefanie Zweig (vert. Jantsje Post en Marianne van Reenen) - Het huis in de Rothschildstraat

Even lijkt het alsof Stefanie Zweig met Het huis in de Rothschildstraat een robuuste familiekroniek à la De Buddenbrooks van Thomas Mann heeft geschreven. Maar al snel is die vergelijking achterhaald: dit is bepaald een ander boek.

De Joodse familie Sternberg uit de Frankfurtse Rothschildstraat is door en door Duits te noemen. Optimistische patriotten met een intense liefde voor keizer en vaderland en een hoge verwachting voor wat de toekomst brengen zal. Stefanie Zweig introduceert haar personages in het jaar 1900, als de laatste succesvolle oorlog in het verleden ligt en het zelfvertrouwen door het land vibreert in de vorm van grote economische voorspoed.

Speldenprikken
Nu in veel landen en op verschillende manieren de honderd jaar geleden uitgebroken Eerste Wereldoorlog herdacht wordt, is het goed om met Stefanie Zweig de aanloop naar die wereldramp eens vanuit Joodse ogen te bekijken. De geïndustrialiseerde vorm van Jodenhaat, met de Holocaust als gevolg, vond een oorsprong in Hitlers nationaal-socialisme vanaf de vroege jaren dertig, maar het sluimerende en vrijwel ingeburgerde antisemitisme bestond al veel langer. Als men pater familias Johan Isidor Sternberg in 1910 vraagt waarom hij – tegen zijn wens in – geen jurist is geworden, antwoord hij eenvoudig dat ‘ze’ een Jood nooit zouden accepteren. Dus dan er maar van afgezien.

Die berusting is tekenend voor de atmosfeer in Duitsland waar het nationale zelfbewustzijn in de persoon van keizer Wilhelm II alle perken te buiten gaat. In die opperbeste stemming is voor Joden alle ruimte, als Duitsers onder de Duitsers dragen ze bij aan de vooruitgang en is er niemand die hen een strobreed in de weg legt. De kleine speldenprikken die Zweig haast gedachteloos vermeldt – een confrontatie op het schoolplein waar de jonge Otto Sternberg voor het eerst het woord ‘rotjood’ hoort – worden eenvoudig weggewuifd en gezien als onschuldig akkefietje.

Duimschroeven
Als de familie de zomer in een kuuroord wil doorbrengen, kiezen ze bewust voor het veel zuidelijker gelegen Baden-Baden omdat het daar ‘internationaler is’ wat zoveel betekent dat er minder kans is op vervelende confrontaties. Geraffineerd weet Stefanie Zweig de steeds benauwder wordende buitenwereld met de dagelijkse familieperikelen te vervlechten. Terwijl wij weten wat er in het verschiet ligt, blijft het verbazingwekkend hoe subtiel en tegelijkertijd onbeschaamd een complete bevolkingsgroep de duimschroeven werd aangedraaid. Van de nazi’s was toen nog geen spoor te bekennen.

Dan breekt in 1914 de oorlog uit en stijgt de vaderlandsliefde tot een kookpunt. Johan Isidor Sternberg hoort met tranen in de ogen in de toespraak van de keizer dat ‘het zwaard ons in de hand wordt gedrukt’ en dat er geen partijen en religies meer bestaan maar ‘dat we allemaal Duitse broeders zijn’. Zoon Otto vertrekt op zestienjarige leeftijd als een dolle hond naar het front maar sneuvelt al in de eerste oorlogsmaand.

Opgelegde afzondering
Het verdriet om de verloren zoon loopt gelijk op met het verlies van vertrouwen in alles wat de samenleving verbindt. Als de oorlog verzandt in een langdurige strijd en de crisis aan het thuisfront toeslaat, keert de publieke opinie zich al snel tegen de dichtstbijzijnde zondebok. Er wordt een officieel onderzoek ingesteld naar het aantal Joden dat daadwerkelijk aan het front vecht, de zogenaamde Jodentelling, met als gevolg dat de thuisblijvers worden beschuldigd van ‘het drukken van de snor’ en schaamteloze verrijking. Deze gebeurtenis markeert het begin van de neergang, Johan Isidor is op slag een gebroken man, de Sternbergs trekken zich terug in eigen gelederen en zien jaar na jaar hun bewegingsvrijheid meer ingeperkt worden als opmaat naar de donkere tijden die hen nog te wachten staan.

Stefanie Zweig heeft geen nieuwe ‘Buddenbrooks’ geschreven. Daar waar Mann zijn protegees breed laat uitwaaieren in hun ontwikkeling – zowel literair als in het dagelijkse leven – ziet Zweig zich genoodzaakt haar familie Sternberg steeds meer terug te laten zakken in hun opgelegde afzondering. De beperking die dan ontstaat geldt ook voor haar schrijfstijl waardoor de hele geschiedenis, hoewel uitvoerig gedetailleerd, aan de oppervlakte blijft voortkabbelen. En dan is 461 pagina’s nog een flinke kluif. 

Boeken / Fictie

Een boek om moeite voor te doen

recensie: Daan Heerma van Voss - Het land 32

Stevige kost, zo zou je Het land 32 wel kunnen noemen. Daan Heerma van Voss zoekt met zijn vierde roman de grens op tussen tomeloze ambitie en vervreemdend geëxperimenteer.

Het land 32 leest niet lekker weg, maar dat was ongetwijfeld ook niet de bedoeling van Daan Heerma van Voss (1986). Hij was niet van plan om het zoveelste leuke boek te schrijven. ‘Volgens mij is het iets heel bijzonders geworden. Iets wat er echt nog niet is. Als je je eraan committeert, kan het zomaar een belangrijk boek voor je zijn,’ zei Heerma van Voss enkele maanden geleden in Volkskrant Magazine over zijn jongste roman. En je eraan committeren, dat moet wel, want lichte kost is het niet.

Stanleys, Penny’s en Stella’s
Het land 32 kort samenvatten is niet eenvoudig. Het hoofdverhaal gaat over een man die zich Marlon Brando noemt, maar soms ook Stanley. Hij wordt plotseling – zonder enige herinnering – wakker in een verlaten legerbasis, of een psychiatrisch ziekenhuis. Hij wordt daar verzorgd door een oude man, Vrijdag, en ontdekt dat er ook nog een meisje zit opgesloten in hetzelfde gebouw: Penny Lane, ook wel Stella genoemd. Duidelijker dan dat wordt het niet. En dan wordt het hoofdverhaal ook nog eens afgewisseld met allerlei korte verhalen over Stanleys, Penny’s en Stella’s.

Het land 32 staat vol uiteenlopende thema’s, schrijfstijlen en verwijzingen naar films, boeken en muziek. Dat maakt het een ambitieus boek van een ambitieus auteur. In veel recensies wordt dat als hoogdravend afgedaan, als te hoog gegrepen. Maar die ambitie zorgt er wel voor dat de roman onmiddellijk opvalt tussen de vele boeken van leeftijdsgenoten die draaien om een jong personage dat niets anders doet dan rondhangen met vrienden, uitgaan en treuren over een verloren liefde. ‘Raakpunten met zijn generatie zullen hem worst wezen’, schreef De Morgen al over zijn boek De vergeting uit 2013. En dat is nog steeds zo bij Het land 32: de roman staat mijlenver af van de snelle, hippe en vaak oppervlakkige boeken van medetwintigers.

Feit en fictie
In het boek gaat Marlon Brando/Stanley op zoek naar zijn herinneringen. Zijn geheugen is echter opgebouwd uit beelden uit films en personages uit boeken. Dat creëert een ongemakkelijke sfeer: wat heeft Marlon écht meegemaakt, waar ligt de scheidslijn tussen feit en fictie? Bovendien wordt je als lezer continu gedwongen om te graven in je eigen herinneringen. Want welke filmscène ziet Marlon Brando voor zich, naar welk boekpersonage verwijst hij?

Wie het boek na ruim 500 pagina’s dichtslaat, blijft niet achter met een voldaan gevoel. Geen afgerond verhaal of helder plot: het boek is vooral een experiment, bedoeld om vragen op te roepen. Een boek om moeite voor te doen, en niet om snel en moeiteloos te consumeren. Of Het land 32 een geslaagd experiment is? Wel voor iedereen die niet vies is van een flinke dosis ambitie. 

Muziek / Album

Opgevoed door wolven

recensie: Eels - The Cautionary Tales of Mark Oliver Everett

Met The Cautionary Tales of Mark Oliver Everett komt Eels met een album dat oorspronkelijk de voorloper was van Wonderful, Glorious. Het album, dat draait om liedjes die inzicht geven in het gevoelsleven van zanger Everett (E), is met emoties beladen zonder je in de afgrond mee te sleuren.

Waarschijnlijk lagen de liedjes in 2012 al klaar. Het proces liep echter niet lekker, en na een stop van een paar maanden werd eerst Wonderful, Glorious opgenomen en getourd. De nummers bleken oncomfortabel, maar moesten dat nog meer worden, want hoe meer, hoe echter. En hoewel het lijkt alsof het een persoonlijke strijd betreft, heeft toch de gehele band geschreven, gespeeld, en voor orkestrale composities gezorgd.
925.jpg

Vermoeide stem


Als je denk met ‘Parallels’ een gebroken stem te horen, blijkt dat dit met ‘Lockdown Hurricane’ nog een stapje verder kan. De rauwe, vermoeide, gedragen stem van Everett sleept zich voort, begeleid door violen die de stemming mede bepalen. Daar overheen blijkt dan nog ‘Agatha Chang’ te kunnen komen. Hier lijkt de misère het diepst te zitten. De vrouw die hij nooit had moeten verlaten, wordt bezongen in dit langzame en breekbare nummer.

Teksten die raken


Op de veelzijdigheid van de band die te horen is op bijvoorbeeld Meet the Eels hoeft niet gerekend te worden; wel op de prachtige verhalende teksten van multi-kunstenaar Everett. Of het nu gaat om het verlaten van een fantastische vrouw, het terugwinnen van een verloren liefde, of fouten uit zijn jeugd, de teksten zijn altijd raak. Dit wordt vergezeld door een langzaam tempo, een vermoeid klinkende stem, en een arsenaal aan instrumenten: van cello tot glockenspiel.

Vallen en opstaan


Hoewel E de schuld van alle droevigheid bij zichzelf zoekt, en er muziek van maken voor hem de enige remedie is, blijkt toch ook zijn jeugd hiermee te maken te hebben. Niet voor niets zegt hij dat hij opgevoed zou kunnen zijn door wolven; snel opgegroeid op sommige fronten, maar op andere juist erg langzaam. Dit is ook te zien in de documentaire Parallel worlds, Parallel lives. De liedjes laten daarom veel pogingen en fouten zien. In ‘Misstakes of My Youth’ draait het er bijvoorbeeld om dat hij de fouten die hij in zijn jeugd maakte, niet kan blijven herhalen  hierbij de hoop dan uitsprekend dat hij uiteindelijk zijn best heeft gedaan.

Verleden, heden en toekomst


Het album bestaat enkel uit nummers waarin E terugkijkt. De songtitels laten dit verband mooi zien. Opener ‘Where I’m At’ bestaat alleen uit instrumentatie. Viool, piano en later blazers laten in een tamelijk droevig voorproefje horen wat we kunnen verwachten. Halverwege het album blikt E terug met ‘Where I’m From’. Dit enige up-tempo nummer heeft een opgewekte melodie en ook de tekst, die refereert aan drie geesten, wordt niet heel emotioneel. Afsluiter ‘Where I’m Going’ is een vooruitblik op de toekomst. En al blijft deze ongewis, hij heeft er een goed gevoel bij.

In welke samenstelling en met welke soort muziek Eels ook komt, de kwaliteit blijft hoog. Hoewel het ontbreekt aan echte uitschieters, en de thematiek op The Cautionary Tales of Mark Oliver Everett niet prettig is, is de uitvoering dat gelukkig wel.

Theater / Voorstelling

Niet te redden in bizarre en absurdistische Op de bodem

recensie: Orkater - Op de bodem

Het openingsbeeld schetst een zonnig tafereel: de receptie van een vakantieresort, palmbomen, een enorme verlichte smiley en een zeskoppige band. Zoveel optimisme, dat moet wel mis gaan. En dat gaat het. Van afgebeten oren tot pijnlijke bekentenissen, van troosteloze neukpartijen tot orgastische uitspattingen. Dat het leven uitzichtloos is, wordt ons in Op de bodem draconisch door de strot geduwd.

Met het wegvallen van de meeste productiehuizen, vindt jong talent moeilijker haar weg naar de professionele theaterpraktijk. Orkater biedt onder de noemer De Nieuwkomers jong talent de kans om een grote zaal voorstelling te maken. Regisseur Michiel de Regt en schrijver Oscar van Woensel pakken groots uit: een absurdistische, rauwe voorstelling waarin de gekte van de personages zich tot in het extreme manifesteert. Het is even schrikken voor de abonnementhouders, die vertrouwden op het muzikale en doorgaans toegankelijke Orkater-theater. Dit is hard, bizar en vooral weinig subtiel.

Leeg en zielloos
De Regt en Van Woensel lieten zich inspireren door Maxim Gorki’s Nachtasiel. Daarin dromen de personages, ondanks dat ze financieel aan de grond zijn geraakt, van een mooie toekomst. In Op de bodem zitten de personages niet financieel, maar ideologisch aan de grond. Vier stellen bezoeken een all inclusive resort, allen op zoek naar afleiding en vertier. Al vanaf het begin zien we de vier stellen (en een vrijgezelle dame) worstelen met de troosteloosheid van hun bestaan. Waar de één ongeneeslijk ziek is, klaagt de ander over het gebrek aan communicatie, werk of liefde. We krijgen lege en zielloze personages voorgeschoteld, met wie we nauwelijks enige empathie of meelijden voelen.

Absurdisme op afstand
De makers kozen voor absurdisme in haar meest pure vorm. Dikmaakpakken, flauwe dansjes en nooit volle cocktailglazen. Nadat iemand een oog is uitgestoken, reageert hij met ‘ik zou de krant wel even willen lezen’. Het moet gezegd, de vorm is consequent en tot in de finesses doorgevoerd, maar de voorstelling blijft daardoor op afstand; het brengt ons niet verder dan een gekkemensenparade. Dat de stellen uiteindelijk half naakt, bebloed en letterlijk kapotgeschoten eindigen, werkt eerder lachwekkend dan schrijnend.

Geen redding mogelijk
Je vraagt je af wat de makers hebben willen schetsen: een dolende generatie twintigers, een lege maatschappij, een parodie op het sociale drama? En wat vertelt het? Willen de makers ons de spiegel voorhouden dat de mens dolend en vermoeid rondwandelt in dit aardse bestaan? Dat is niets nieuws onder de zon. De uitspraken zijn clichématig (‘liefde, geef me liefde’ en die letterlijke titel: waarom?!): het is onduidelijk of dat een keuze is om de leegheid te bevestigen, of niet. Wat wel helder is dat we vanaf het eerste moment weten dat deze figuren niet meer te redden zijn. Geen ingehouden angsten, nee, alles ligt open en bloot op tafel. Nergens wordt de voorstelling spannend of krijgt het een verrassende wending. De neon smileylamp houdt ermee op, stellen zijn uit elkaar, het decor is een ravage.

Ode aan Kofferband
Enig lichtpuntje in deze duisternis is de muziek van Kofferband. De band wisselt moeiteloos af tussen strakke jazz, geestige kinderliedjes, intermezzi met kazoo en wasbord en echte rock. Mooi ook zijn de momenten waarop de muziek wordt ingezet; iemand krijgt een vork in zijn oog en de band barst uit in een meerstemmig lied: daar werkt het absurdisme wel. Maar dat is de enige verlichting die men ons brengt, verder gaat de zon in deze voorstelling helaas niet schijnen.

Kunst / Expo binnenland

Schilderijen, films en reclames

recensie: Jeff Wall - Jeff Wall: Tableaux Pictures Photographs 1996-2013

In het Stedelijk Museum Amsterdam is tot en met 3 augustus de tentoonstelling Jeff Wall: Tableaux Pictures Photographs 1996 – 2013 te zien. De tentoonstelling biedt een overzicht van het werk van Jeff Wall, een van de bekendste hedendaagse fotografen. De werken zijn echter meer dan alleen foto’s.

Het fotografische werk van Jeff Wall (1946, Vancouver, Canada) is niet zo spontaan als het lijkt. De werken bestaan voornamelijk uit stadsgezichten waar mensen haastig rondlopen, beelden van zwerfafval en mensen in hun huis of werkruimte. De foto’s zouden zo kunnen worden aangezien voor toevalstreffers, maar niets is minder waar. Een tweede blik toont de onnatuurlijk perfecte composities. Voordat een werk van Wall tot stand komt, worden acteurs, belichting, omgeving en compositie nauwkeurig uitgedacht. Zelfs nadat de foto genomen is, wordt deze nog bewerkt.

Foto’s als schilderijen

De foto’s van Wall zijn net schilderijen. Dit valt het best op in het werk Boxing (2011). Op de foto zijn twee jongens te zien die in een grote huiskamer met elkaar boksen. Het is niet duidelijk waarom deze jongens in het luxe woonvertrek sporten. Gebruikelijk is deze situatie ook niet. Door de grootte van het werk (215 x 295 cm) heeft het eveneens meer weg van een schilderij dan van een foto. In dit ‘schilderij’ is de compositie dynamisch en gaat hij met de stotende jongen mee. De andere jongen ontwijkt de stoot en wordt opgevangen door het schilderij aan de muur. De open ruimte aan de linker kant, vertegenwoordigd door het witte bankstel, houdt de compositie in evenwicht.

Morning Cleaning, Mies van der Rohe Foundation, Barcelona, 1999, courtesy van de kunstenaar. Foto: Joris Killian

Morning Cleaning, Mies van der Rohe Foundation, Barcelona, 1999, courtesy van de kunstenaar. Foto: Joris Killian

Dezelfde schilderkundige elementen vallen ook op aan het oogstrelend mooie werk Morning Cleaning (1999). Het werk verheft het beroep van schoonmaker tot een staat van innerlijke rust. Tussen het machtig ochtendgloren maakt de schoonmaker ruiten schoon in een kalme villa. De sculptuur op de achtergrond lijkt in haar schaduw voorzien van een onwaarschijnlijke rand, en de reflectie in de ruit suggereert dat er een auto in de woonkamer staat. Het is niet onwaarschijnlijk dat dit beeld bewerkt is. De steunpilaar in het midden van de kamer verandert de foto in een tweeluik waarop links de dame en rechts de heer staat. Als in een klassiek surrealistisch stuk, duwt de man zijn zeem in de emmer terwijl de vrouw lichtstralen ontvangt.

Foto of film?

Clipped Branches, E.Cordova St., Vancouver, 1999, courtesy van de kunstenaar. Foto: Joris Killian

Clipped Branches, E.Cordova St., Vancouver, 1999, courtesy van de kunstenaar. Foto: Joris Killian

Jeff Wall was de eerste kunstenaar die zijn fotografische werk presenteerde in lichtbakken. Deze komen uit de reclamewereld, waar ze gebruikt worden om advertenties op te laten vallen. In de lichtbakken zijn alle kleuren stralend en helder. De verlichte oppervlaktes die zo op de muren verschijnen, doen sterk denken aan bioscoopschermen. Het zijn beelden van beweging, bevroren op de muur. Walls werk draagt een onbekend verhaal met zich mee.

Omdat de werken van Wall een eigen verhaal hebben, omsluiten ze een eigen werkelijkheid. In elke foto neemt de toeschouwer een kijkje in een wereld waarin iedereen op elkaar afgestemd is, maar de toeschouwer zelf nieuw is. Het is als een film waarvan de bezoeker het begin noch eind ooit zal zien. Daarmee hebben de werken ook een eigen tijd. Ze zijn niet direct gelinkt aan een moment in het verleden, het heden of de toekomst, maar aan een moment in een parallele wereld. Een wereld die de toeschouwer opzuigt met haar verleidelijk felle kleuren.

Overpass, 2001, Emanuel Hoffmann Foundation, permanente bruikleen aan Öffentliche kunstsammlung Basel (CH). Foto: Joris Killian

Overpass, 2001, Emanuel Hoffmann Foundation, permanente bruikleen aan Öffentliche kunstsammlung Basel (CH). Foto: Joris Killian

De foto’s van Wall lijken vanwege hun arbeidsintensieve productieproces veel op schilderijen, maar eisen veel meer aandacht op. Ze voorzien lichtbakken van mysterieuze verhalen en helpen de toeschouwer herinneren hoe mooi de kleuren in de commerciële wereld van reclame kunnen zijn. De beelden zullen door hun perfecte berekendheid nog tijden in het geheugen van de toeschouwer ronddwalen. Daarmee is Jeff Wall: Tableaux Pictures Photographs 1996 – 2013 absoluut de moeite waard om te bezoeken.

Jeff Wall: Tableaux, Pictures, Photographs 1996-2013 • Visser, Hripsimé; Dziewior, Yilmaz; Winkel, Camiel van • Buchhandlung Walther König • 42,00 euro • 9783863354671

 

Film / Achtergrond
special: Terugblik op Imagine 2014

Huiveringwekkende spiegels, ontroerende anime en vechtende chicks

.

Dat Imagine meer is dan het succesvolle Night of Terror, bewijst het festival door een eigenzinnig programma. Een programma waarin de fantastische film breed uitgemeten is: zombies, bodyhorror, behekste spiegels, bedachtzame anime en vechtfilms. Zo was er de snel uitverkochte Indonesische vechtfilm The Raid 2, die eveneens goed scoorde na het in 2011 verschenen The Raid. Louter enthousiaste reacties, alleen jammer dat er geen kaartje meer beschikbaar was.

Een still uit The Raid 2

Een still uit The Raid 2

Voor diegenen die The Raid 2 gemist hadden was er compensatie met Raze. Zoë Bell, die de stunts deed voor Uma Thurman in de Kill Bill-films, laat in deze ‘WIP (Woman in Prison)’-film zien prima op zichzelf te staan. Hoewel het verhaal wat mager is, valt er veel te genieten van de vechtscènes. We zien een aantal vrouwen die gevangen genomen zijn en slechts hun cel uit mogen om het op te nemen tegen een medegevangene. Het uiteindelijke doel: degene die alle gevechten overleeft is de ‘ultieme vrouw’. Voor de vrouwen vormt hun wil om te overleven het redden van een naaste, die onder bedreigende omstandigheden wordt vastgehouden. Vermakelijke actie doch een dunnetjes uitgewerkt plot, met een stoer knokkende Zoë Bell als middelpunt en met een klein rolletje van, wie kent haar nog, miss Twin Peaks Sherilyn Fenn.

Horror was er in diverse vormen, waarvan spookfilms The Babadook en Oculus het meest in het oog sprongen. The Babadook verhaalt over een moeder geplaagd door de plotselinge dood van haar echtgenoot. Samen met haar zoontje probeert ze er het beste van te maken, maar dat is nogal lastig als je een kind hebt dat geobsedeerd is door monsters. De kleine Samuel is ervan overtuigd dat monsters bestaan en heeft een fort om zich heen gebouwd met zelfgemaakte wapens. Ondertussen wordt zijn omgeving gek van hem, want ieder kinderfeestje wordt verpest door Samuels angstaanjagende verhalen. Dan vinden moeder en zoon een kinderboek in huis, getiteld The Babadook. Wat een onschuldig kinderboek moet voorstellen, blijkt een angstaanjagende vertelling waarbij de geest, de ‘Babadook’, opgeroepen wordt en bezit wil nemen van Samuel. De humoristische toon van het begin van de film krijgt, zodra de Babadook het gezin terroriseert, een grimmige en tragische wending. Regisseuse Jennifer Kent weet een origineel geheel neer te zetten, waarbij de spookelementen vertrouwd aanvoelen maar geen platgetreden paden zijn. Het meest briljant? De vormgeving en de griezelige rijmpjes van het behekste boek.

Oculus, die afgelopen week zijn première kende,  kent ook kwaadaardige krachten. Ditmaal fungeert een enorme antieke spiegel als drager van het kwaad. Kaylie en Tim hebben hun ouders op jonge leeftijd verloren. Kaylie is ervan overtuigd dat de spiegel, die zij toen in hun bezit hadden, de oorzaak was. Terwijl Tim een aantal jaren uitzit in een psychiatrische inrichting, verricht Kaylie onderzoek naar de krachten van de spiegel. Wanneer Tim en zij weer met elkaar herenigd worden, is Kaylie vastberaden de spiegel, die zij weer terug gevonden heeft, te vernietigen. Geleidelijk aan werkt regisseur Mike Flanagan toe naar een angstaanjagende ontknoping, waarbij de kijker steeds op het verkeerde been wordt gezet. Een ware mindfuck dus, waarbij het steeds de vraag is wat echt is en wat niet. Herinneringen aan vroeger vermengen met het nu, wat de positie van Kaylie en Tim tegenover een steeds krachtiger wordende spiegel zwakker maakt. Naar het einde toe doet de film je naar adem snakken. ‘Oh nee toch, oh nee toch?’ riep iemand uit het publiek. Het ultieme bewijs van een geslaagde horrorfim, die zijn credo ‘you see what it wants you to see’ meer dan waarmaakt.

Een still uit Oculus

Een still uit Oculus

Het vervreemdende Thou Wast Mild and Lovely was weer van een heel andere orde. Een soort arthouse-thriller, waarbij schone en idyllische natuurbeelden samengaan met een nare hillbillysfeer. Akin (Joe Swanberg, bekend van You’re Next, LOL, V/H/S) wordt ingehuurd om op de boerderij van Jeremiah en zijn dochter Sarah te werken. Al snel wordt hij door de sensuele Sarah uitgedaagd en trekt zij hem mee in haar erotische fantasieën. Wanneer blijkt dat Akin getrouwd is en zijn vrouw besluit hem op te zoeken, komen de ware bedoelingen van Jeremiah aan het licht. De film weet met zijn ongrijpbare sfeer en mix van surreële poëzie, thriller en horror te overtuigen. De vaagheid die erin doorschemert zal niet iedereen aanspreken, maar regisseuse Josephine Decker laat in ieder geval zien genoeg eigenheid en originaliteit in huis te hebben en een goed oog voor cinematografie.

Vervreemdend was ook Enemy, de nieuwe film van de Canadese regisseur Denis Villeneuve (Incendies, Prisoners). In de film, opgebouwd als een thriller, laat Villeneuve zien hoe dubbelgangers Adam en Anthony (Jake Gyllenhaal in topvorm) een weg in elkaars leven banen. Adam is een wat suffe hoogleraar, die per toeval stuit op het bestaan van zijn dubbelganger. Die overigens een spannender leven leidt: Anthony is een B-acteur die toevallig een rolletje speelt in een van de spaarzame films die Adam gezien heeft. Geleidelijk aan ontvouwt zich een kat-en-muisspel, waarbij de mannen niet nader tot elkaar komen, maar vanuit angst en territoriumdrift handelen. Met trefzekere regie (denk aan duistere spanningsopbouw, pakkende soundtrack, goed ingezette montages) werkt Villeneuve toe naar een einde dat een waar ‘what the fuck!’-moment kent. De enige smet op een verder perfecte film: je zit er zo in, dat je het onverwachte en wereldvreemde einde totaal niet aan voelt komen.

Voor liefhebbers van role playing games viel er ook wat te halen bij Imagine. Komedie Zero Charisma mag met recht de leukste film van het festival genoemd worden en was een welkome afleiding voor wie even genoeg had van bloed en gore. Dertiger Scott woont bij zijn oma en zijn enige passie in het leven is zijn zelfgeschreven fantasy board game. Samen met drie andere nerds vormt dit spel een wekelijks terugkerend ritueel bij Scott thuis. Maar dan wordt zijn leven op zijn kop gezet door de komst van een nieuwe speler, die al snel de confrontatie met Scott opzoekt over de regels van het spel. Tel daarbij op de onverwachte intrek van Scotts egoïstische moeder in het huis en Scott ziet al zijn zekerheden als sneeuw voor de zon verdwijnen. Filmmakers Katie Graham en Andrew Matthews weten een perfecte mix van humor en drama neer te zetten, waarbij zij de fantasy board game op de hak nemen maar tegelijk voldoende heel laten van Scott om met hem mee te doen voelen.

Een still uit The Wind Rises

Een still uit The Wind Rises

En dan was er nog ontroerende anime in de vorm van het gebalanceerde en bedachtzame The Wind Rises, naar zijn zeggen de laatste film van anime-grootheid Hayao Miyazaki (Howl’s Moving Castle). In deze film draait het om vliegtuigbouwer Jiro Horikoshi, die al van jongs af aan een passie koestert voor vliegtuigen. Op serene wijze wordt in beeld gebracht hoe Jiro vorm geeft aan zijn dromen. Buiten zijn passie voor vliegtuigen speelt ook zijn liefde voor Nahoko een grote rol, die nergens te zwaar aangezet of gedramatiseerd is. Soms vergeet je even dat The Wind Rises een anime is: zo echt voelen de personages aan. Dromen, liefde en de harde werkelijkheid (de film speelt zich af tijdens de Tweede Wereldoorlog) vermengen zich tot een ontroerende geschiedenis van een man die alles wat hij in zich had gaf.

Het filmaanbod kende ook wat kanttekeningen. Voor The Creep Behind the Camera werd je gewaarschuwd. ‘Ontzettend slechte film’ waren gehoorde reacties van andere festivalgangers. Met zijn mix van speelfilm, documentaire, matige acteren en softcore pornokleurgebruik was de film geen succes. De voorstelling van 10 uur dus maar overgeslagen en nog wat langer in bed blijven liggen. I Am a Ghost van H.P. Mendoza kwam ook niet helemaal uit de verf. Het gegeven, namelijk dat het verhaal zich afspeelt vanuit het perspectief van een geest, is origineel maar de uitwerking had treffender en vooral ook korter gekund. Er zitten wel wat verrassende elementen in, maar het repeterende karakter van de handelingen van geest Emily duurt wel erg lang. Als de actie en de ontknoping eenmaal volgen, roept iemand heel hard: ‘Wat een slechte film zeg!’ Niet helemaal terecht, want de sfeer (decor, oude familiefoto’s) is wel creepy neergezet. Na de mislukking van Het bombardement besloot regisseur Ate de Jong zich vol overgave op een nieuw project te storten. Zijn nieuwste film Deadly Virtues: Love. Honour. Obey. is van een heel ander karakter: een home invasion-film met flink wat bloederige martelingen.  De film is in zijn opzet en ontknoping best aardig, maar de belager, die het huis van twee geliefden binnendringt, is gewoonweg niet bedreigend genoeg. Dat de ware dreiging elders ligt is dan ook niet vreemd. Het geheel is vrij over the top met een storende soundtrack die aan muzak doet denken. In ieder geval laat Ate de Jong wel zien dat hij niet voor één gat te vangen is en zal Deadly Virtues: Love. Honour. Obey. ongetwijfeld beter scoren dan Het bombardement.

Het festival voelde, mede doordat het plaatsvond op een locatie (Night of Terror buiten beschouwing gelaten) aan als een get together van mensen met een passie voor cultcinema. De sfeer was licht en ongedwongen, vaak werd er tijdens voorstellingen wat geroepen, of hardop gelachen op bloederige of spooky momenten. En het blijft een mooie ervaring om ’s ochtends vroeg met nog niets in je maag naar een gore-film te zitten kijken. Op naar Imagine 2015? Zeker weten. 

Kunst / Expo binnenland

Oorlog in het GEM

recensie: Daan van Golden en Jacco Olivier - Reflecties en Cycle

In het GEM (museum voor actuele kunst) zijn de tentoonstellingen Reflecties van Daan van Golden en Cycle van Jacco Olivier tot 4 mei te zien. Deze tentoonstellingen verhouden zich echter verre van vredig tot elkaar.

In de grote zalen van het GEM is het invloedrijke oeuvre van Daan van Golden (1936, Rotterdam) te zien. De kelder is gevuld met werken van de veel jongere Jacco Oliver (1972, Goes). Beide tentoonstellingen bieden een schitterende ervaring in het kijken naar kunst. Deze ervaringen staan echter wel haaks op elkaar.


In alle rust genieten van vormen


Daan van Golden raakte in de jaren ’60 bekend in de kunstwereld als de Nederlandse stem van de popart. Na het maken van grote en wilde schilderijen, vond hij in Japan inspiratie voor een serie werken van nageschilderde zakdoeken, behang, pakpapier en keukenlinnen. Het tijdrovende, en zodoende meditatieve, naschilderen van deze objecten deed Van Golden zo precies dat het moeilijk is ze te onderscheiden van het origineel. Alleen de fijne glans op de lakverf verraadt de illusie van het schilderij.

Daan van Golden, <em>Heerenlux</em>, 2013. Defares Collectie. 

Daan van Golden, Heerenlux, 2013. Defares Collectie. 

In zijn latere werk, gemaakt in zijn atelier in Schiedam, is eenzelfde meditatieve werkmethode herkenbaar. De meditatieve werkwijze uit zich echter niet in het arbeidsintensieve maakproces dat de precisie van het werk vereist, maar in het kijken. De interesse van Van Golden voor structuren wordt in deze werken duidelijker merkbaar. De schilderijen laten contouren zien waar eindeloos veel vormen in te herkennen zijn. Deze contouren zijn overgenomen uit schilderijen van Pollock, een afbeelding van Mozart of een beeld van Giacometti. Van Golden weet schijnbaar simpele structuren als een ‘drip’ van Pollock om te toveren tot tal van andere vormen, en laat zo zien dat deze vormen toch uiterst complex zijn. Zo kan een museumbezoek dagen duren. En dat wordt ook van de toeschouwer gevraagd: ‘Er zijn zo veel mooie vormen te zien, vergeet ze niet te bekijken. Geniet!’.

Tien schilderijen per seconde


Wie uit de trance van het kijken ontsnapt, kan zich vol enthousiasme op de tentoonstelling Cycle van Jacco Olivier storten. Olivier gaat heel anders te werk dan Van Golden. Van deze schilder zijn namelijk geen schilderijen te zien, maar animaties. Olivier maakt deze door elke streek van de kwast in het maakproces van een schilderij te fotograferen. Met deze foto’s maakt hij vervolgens korte filmpjes.

Jacco Olivier, <em>Bird</em>, 2010. <span>Courtesy: Victoria en Miro Gallery, London; Marianne Boesky Gallery, New York; Galerie Thomas Shulte, Berlin; Galerie Ron Mandos, Amsterdam.</span>

Jacco Olivier, Bird, 2010. Courtesy: Victoria en Miro Gallery, London; Marianne Boesky Gallery, New York; Galerie Thomas Shulte, Berlin; Galerie Ron Mandos, Amsterdam.

Oliviers werk is gericht op een nieuwe generatie. Waar de toeschouwer bij de tentoonstelling Reflecties heeft geleerd om van elke vorm te genieten en elk detail met volle aandacht te bestuderen, weet hij nu niet meer waar hij moet kijken. De toeschouwer heeft telkens een fractie van een seconde de tijd om elk detail van het schilderij, dat door middel van lichtpuntjes op de muur is geprojecteerd, te bekijken voordat het beeld weer verandert.

Het ontstaan van een schilderij


Er is geen duidelijke verhaal te bekennen in de animaties is weinig verhaal te bekennen: de techniek staat centraal. Niet alleen verlopen de animaties vlekkeloos, ook zijn de schilderijen vlot geschilderd. In een interview met Olivier, dat in een van de ruimtes wordt afgespeeld, vertelt de kunstenaar dat hij zich een echte schilder beschouwt. In zijn werk zet Olivier het schilderkundige proces uiteen. Iedere laag van het schilderij wordt zichtbaar.

Een schilderij komt echter niet vaak tot stand middels het telkens vervolgend schilderen van een verhaal of beweging. In een van de animaties loopt een kever rond en in een ander werk zien we een trein langs razen. Hiermee suggereert de kunstenaar dat composities van schilderijen dynamisch zijn en dat bij het maken van een schilderij figuranten en landschappen een gehele levenscyclus kunnen doorlopen, tot ze weer van het doek afwandelen. Er zijn niet veel schilders voor wie het maken van een schilderij zo veranderlijk verloopt. Het schilderkundige proces van Olivier is dus strikt individueel, maar wordt gepresenteerd als een regel.

Geen rustig museumbezoek

Het oeuvre van Van Golden is een machtig voorbeeld van oude wijsheid. De toeschouwer, die naar het museum is gekomen om te kijken, wordt uitgedaagd om dit ook daadwerkelijk te doen. Dat is genieten. De tentoonstelling Cycle steekt daar door zijn meedogenloze snelheid tegen af. De bewegende schilderijen zijn technisch gezien interessant en spreken daarmee een wens van progressie uit voor de schilderkunst. De toeschouwer zit gevangen tussen de twee fronten van beide tentoonstellingen. De kunstenaar die het voor elkaar krijgt om de bezoeker voor zich te winnen, kan hem ook een manier van kijken meegeven die wellicht in veel andere musea van pas kan komen.

Theater / Voorstelling

Urland biedt oerervaring op technobeat

recensie: Urland - MS DOS/Prometheus geketend

‘Eigenlijk ben ik best blij dat ik besta’, zei een 8-jarig buurjongetje vlak voordat ik naar Urland ging. ‘Anders had ik nooit licht gezien en was het altijd donker geweest.’ Met zo’n filosofische kinderwijsheid is de Prometheusmythe meteen al dichtbij. Want als deze Titanenzoon de mensen het vuur niet had geschonken, hadden we nooit een technische beschaving kunnen ontwikkelen en zouden we gedoemd zijn geweest onze dagen in een duistere primitiviteit te slijten.

Verwacht niet teveel verhaal van MS DOS/Prometheus geketend. Het is vooral bewegingstheater met een mystieke, existentiële ondertoon. In het begin is een deel van het publiek dan ook erg onrustig. Gekuch en geschuifel, een oude man op de eerste rij begint zijn smartphone te checken, hier en daar gepraat. Zelfs de hipste avant-gardist heeft er moeite mee als op het toneel bijna niets gebeurt. Een zwangere vrouw verlaat de zaal om haar foetus tegen de ledigheid (en de harde muziek) te beschermen. Na ongeveer tien minuten gaat Urland dan beetje voor beetje beestachtig los.

De nooit eindigende zoektocht naar vernieuwing
Een paradox: mensen zijn geneigd om achter elkaar aan te lopen maar tegelijkertijd toch niet tevreden met de status quo. Het vereist kracht en moed en geduld en gekte om buiten de gebaande paden te treden. Voordat er iets nieuws kan worden uitgevonden moet er eerst iets ouds worden vernietigd. In een minimalistische choreografie en op een pompende technobeat laat Urland deze processen van conformisme, onvrede, creative destruction, genialiteit en bevrijding zien. Veel meer dan een op de grond geplakte cirkel, enkele brokstukken decor en vier vreugdeloze kamerplanten hebben ze voor deze visuele wetenschapsfilosofie niet nodig. Als je je laat meevoeren door de hypnotiserende muziek zie je nut en zinloosheid van het menselijk vooruitgangsstreven bij vlagen heel scherp in. 

Humor van de Duitse taal
Veel wordt er in de voorstelling niet gesproken, maar de meeste flarden tekst zijn in het Duits. Wat een maffe taal is dat voor ons Nederlanders toch. Zelfs bij basale woorden schiet je vaak spontaan in de lach, wellicht door associaties met oude Duitse televisie-uitzendingen of met bepaalde sketches van Jiskefet. Op een eenvoudige manier (‘eenvoud is de eerste stap der natuur en de laatste der kunst’) brengt Urland daarmee humor en meligheid de voorstelling in. En het foute Duits gaat natuurlijk ook prachtig samen met de foute technobeat. De zwangere vrouw die de voorstelling vervroegd verliet had het dus waarschijnlijk helemaal mis. Van ongeboren foetus tot hippe avant-gardist tot rusteloze bejaarde: Urland’s Germaanse metahumor is confronterend en heilzaam voor ons allemaal.