Theater / Voorstelling

Urland biedt oerervaring op technobeat

recensie: Urland - MS DOS/Prometheus geketend

‘Eigenlijk ben ik best blij dat ik besta’, zei een 8-jarig buurjongetje vlak voordat ik naar Urland ging. ‘Anders had ik nooit licht gezien en was het altijd donker geweest.’ Met zo’n filosofische kinderwijsheid is de Prometheusmythe meteen al dichtbij. Want als deze Titanenzoon de mensen het vuur niet had geschonken, hadden we nooit een technische beschaving kunnen ontwikkelen en zouden we gedoemd zijn geweest onze dagen in een duistere primitiviteit te slijten.

Verwacht niet teveel verhaal van MS DOS/Prometheus geketend. Het is vooral bewegingstheater met een mystieke, existentiële ondertoon. In het begin is een deel van het publiek dan ook erg onrustig. Gekuch en geschuifel, een oude man op de eerste rij begint zijn smartphone te checken, hier en daar gepraat. Zelfs de hipste avant-gardist heeft er moeite mee als op het toneel bijna niets gebeurt. Een zwangere vrouw verlaat de zaal om haar foetus tegen de ledigheid (en de harde muziek) te beschermen. Na ongeveer tien minuten gaat Urland dan beetje voor beetje beestachtig los.

De nooit eindigende zoektocht naar vernieuwing
Een paradox: mensen zijn geneigd om achter elkaar aan te lopen maar tegelijkertijd toch niet tevreden met de status quo. Het vereist kracht en moed en geduld en gekte om buiten de gebaande paden te treden. Voordat er iets nieuws kan worden uitgevonden moet er eerst iets ouds worden vernietigd. In een minimalistische choreografie en op een pompende technobeat laat Urland deze processen van conformisme, onvrede, creative destruction, genialiteit en bevrijding zien. Veel meer dan een op de grond geplakte cirkel, enkele brokstukken decor en vier vreugdeloze kamerplanten hebben ze voor deze visuele wetenschapsfilosofie niet nodig. Als je je laat meevoeren door de hypnotiserende muziek zie je nut en zinloosheid van het menselijk vooruitgangsstreven bij vlagen heel scherp in. 

Humor van de Duitse taal
Veel wordt er in de voorstelling niet gesproken, maar de meeste flarden tekst zijn in het Duits. Wat een maffe taal is dat voor ons Nederlanders toch. Zelfs bij basale woorden schiet je vaak spontaan in de lach, wellicht door associaties met oude Duitse televisie-uitzendingen of met bepaalde sketches van Jiskefet. Op een eenvoudige manier (‘eenvoud is de eerste stap der natuur en de laatste der kunst’) brengt Urland daarmee humor en meligheid de voorstelling in. En het foute Duits gaat natuurlijk ook prachtig samen met de foute technobeat. De zwangere vrouw die de voorstelling vervroegd verliet had het dus waarschijnlijk helemaal mis. Van ongeboren foetus tot hippe avant-gardist tot rusteloze bejaarde: Urland’s Germaanse metahumor is confronterend en heilzaam voor ons allemaal.