Kunst / Expo binnenland

Perspectivitijd – Laan Irodjojo, Coen Ringeling, Callam de Ruijter en Jeroen Pomp

recensie: Perspectivitijd

Outsider art lijkt sinds de jaren ’50 verdwenen uit de kunstwereld. Er lijkt geen plaats meer te zijn voor de eerlijkheid van de kunst gemaakt door mensen met een aandoening. De wederopstanding is echter begonnen. Vier kunstenaars met een autistische stoornis leveren het bewijs in Galerie Atelier Herenplaats in Rotterdam.

Jean Dubuffet introduceerde outsider art in de jaren ’50. Hij had een grote fascinatie voor de kunst van kinderen en mensen met een geestelijke beperking en verzamelde hun kunst in groten getale. Dubuffets interesse kwam voort uit de vreemde verhouding die outsider art met haar toeschouwers heeft. Bij het kijken naar outsider art is het namelijk niet de kunstenaar die dicteert, het is de toeschouwer die het werk gebruikt als woordenboek om de wereld van een buitenstaander te begrijpen.

Maar wat is er sindsdien met de outsider art gebeurd? Galerie Atelier Herenplaats in Rotterdam biedt het antwoord met Perspectivitijd. De tentoonstelling toont de begrippen tijd en ruimte gezien door de ogen van vier kunstenaars met autisme. Deze kunstenaars zijn in hun werk direct en eerlijk. Het is aan de toeschouwer om de conclusie te trekken en zo het concept te vormen.

Laan Irodjojo, De Rotterdam, 2013

Laan Irodjojo, De Rotterdam, 2013

Het verleden in het heden zien


Laan Irodjojo heeft buiten de galerie een groot schilderij in de openbare ruimte gerealiseerd. De stijl waarin Irodjojo schildert is zowel gestileerd als gedetailleerd. Grote vormen worden in zijn werk teruggebracht tot kleurvlakken waarin tal van ornamenten in precisie zijn uitgewerkt.

Bij het schilderen van gebouwen werkt Irodjojo vanuit een simpele constructie die steeds ingewikkelder wordt. Zo is de tekening te zien als een blauwdruk. Het verleden wordt herleeft tijdens het schilderen van het heden.

Callam de Ruijter, De oog, 2013

Callam de Ruijter, De oog, 2013

In een eigen wereld


Coen Ringeling tekent voornamelijk fantasiewerelden die refereren aan cartoons. Met strakke, illustratieve lijnen ordent hij alles wat hem interesseert. In zijn werk worden belangrijke symbolen uit de entertainmentwereld genadeloos direct door elkaar gebruikt en vermengd tot een open wereld van gedachtes.

Net als Ringeling maakt ook Callam de Ruijter fantasiewerelden. Deze fantasiewerelden lijken eenzijdig, maar zijn strikt functioneel opgezet. Met strepen en kleuren geeft De Ruijter zijn gemoedstoestand aan op de momenten dat hij aan de tekeningen werkt. Deze symbolen gebruikt hij later om terug te keren naar de emotionele conditie die hij had toen hij het werk uitvoerde. De voorstellingen begeleiden de bezoeker in het beleven van dezelfde emoties.

In de werken van Jeroen Pomp is het lastig om vormen te onderscheiden. De grote, explosief kleurrijke tekeningen zijn eerder geëxposeerd in het Stedelijk museum te Schiedam. Pomp tekent allerlei planten, dieren en figuren die hij nog niet kent naast elkaar, tot het geheel lastig te ordenen is. Zo heeft alles een eigen plek, maar is het totaalbeeld niet te overzien.

Perspectivitijd. Foto: Joris Killian

Perspectivitijd. Foto: Joris Killian

Toekomst voor outsider art


De werken uit Perspectivitijd worden begeleid door een filmpje dat een kijkje biedt in het leven van de kunstenaars. Ook is het mogelijk een van de kunstenaars bij een bezoek aan de tentoonstelling te ontmoeten. Deze mogelijkheid plaatst de expositie in een duidelijkere context. Het is te hopen dat outsider art met deze tentoonstelling (en wellicht vervolgtentoonstellingen) een plek krijgt binnen de hedendaagse kunstwereld.

Muziek / Album

Dicht bij het liedje

recensie: John Fullbright - Songs

Toen John Fullbright in oktober vorig jaar in Eindhoven speelde, had hij een Grammy-nominatie op zak. Hij heeft die prijs niet gekregen, maar dat heeft geen weerslag gehad op de kwaliteit van zijn tweede album Songs.

Met From the Ground Up oogstte de nu vijfentwintigjarige Fullbright veel waardering bij de Americana-liefhebbers en de pers. Dat hij genomineerd werd voor een dergelijk prestigieuze prijs was natuurlijk de kers op de taart.

In je geheugen griffen
Op zijn debuutalbum liet Fullbright zijn liedjes begeleiden door een band gevormd door fijne muzikanten. Op zijn tweede album, dat eenvoudigweg Songs heet, zijn het vooral de liedjes zelf die spreken. Vaak alleen begeleid door de door hemzelf bespeelde akoestische gitaar of piano. Zijn stem, die gezegend is met een fijn scherp randje, werkt samen met de goede melodieën en teksten om het liedje makkelijk te laten herinneren. De rest van de magie is het wonder van goede singer-songwritermuziek in het Americana-genre.

Fullbright blijft, zoals de titel van het album al doet vermoeden, heel dicht bij waar het uiteindelijk allemaal om draait in zijn muziek: de schoonheid van de liedjes. Hij heeft het talent om composities te schrijven die hij langzaam maar zeker in je geheugen grift. Luister maar een paar keer naar een simpel liedje als ‘Going Home’ en het komt vast naar boven als je de volgende keer van werk naar huis gaat.

Grote inspirator
Wie Fullbright vraagt naar zijn grote inspiratiebron, zal niet verbaasd zijn de naam van Townes Van Zandt genoemd te krijgen. Wie het oeuvre kent van deze grootheid in de folkmuziek zal bij Songs zeker de geest van Van Zandt horen rondwaren. Gelukkig blijft Fullbright vooral zichzelf en is hij geen kopie van zijn inspirator. De twaalf liedjes op Songs herbergen geen enkel zwak moment zodat Fullbright voor de tweede keer op rij een fantastisch album heeft gemaakt. Toch verschillen de twee platen behoorlijk van elkaar en dit siert de muzikant. Door zijn liedjes verder uit te kleden maakt hij alles puurder en kwetsbaarder. In dit geval met het gevolg dat het principe van ”minder is meer bezieling” duidelijk opgaat. De lat ligt daardoor wel erg hoog voor de toekomst. Het lijkt erop dat het talent van John Fullbright die uitdaging wel aankan. Die Grammy komt misschien nog wel.

Live in Nederland:
10 sept. Tivoli, Utrecht
11 sept. LantarenVenster, Rotterdam
12 sept. Muziekgebouw, Eindhoven
13 sept. Take Root, Groningen

Muziek / Album

Gehyped en vergeten

recensie: Clap Your Hands Say Yeah - Only Run

.

Op deze langspeler blikt zanger Alec Ounsworth terug op zijn bewogen leven als muzikant. In een kleine vijfendertig minuten neemt de muzikale duizendpoot je mee langs alle ups en downs van de band. De furore van het debuut, het floppen van opvolger Some Loud Thunder en het één voor één vertrekken van de muzikanten liet de band niet onberoerd. Het leek zelfs even over te zijn voor de indierockers uit Philadelphia. Des te groter was de verrassing dan ook toen de band na talloze soloprojectjes – met een Guns’n’Roses coverband als ‘hoogtepunt’ – in 2011 weer ging touren.

Gladgestreken elektronica
Op de opvolger van het middelmatige Hysterical zijn de traditionele Clap Your Hands Say Yeahingrediënten minder sterk vertegenwoordigd dan voorheen. Hoewel het nerveuze, steeds overslaande, hoge stemgeluid van Ounsworth nog steeds de boventoon voert, wordt er muzikaal gezien voor een totaal andere koers gekozen. Het rammelende gitaargeluid en de speelse composities zijn ingeruild voor gladgestreken producties, ondergedompeld in een bak elektronica. ‘Blameless’ en ‘Impossible Request’ lijken bijna op ambientnummers die niet misstaan zouden hebben op Kid A van Radiohead.

Attracties
Nu de drumcomputers en synthesizers achterwege zijn gelaten, blijven er op deze jubileumplaat slechts een handjevol sterke momenten over: De bak gitaren op het einde van ‘As Always, Little Moments’ – dat bij vlagen aan ‘The Skin of Yellow Country Teeth’ van het debuut doet denken – en titelnummer ‘Only Run’, waar een duister bassrifje een gehaaste Ounsworth naar een voorlopig hoogtepunt toe stuwt. De climax vindt echter plaats tijdens ‘Coming Down’, waarbij Matt Berninger van The National meezingt. Samen met het gastoptreden van plaatjesdraaier Kid Koala op ‘Cover Up’ vormen zij de attracties van de plaat.

Ook al luistert het album lekker weg en heeft het zijn charmes, een erg hoogstaand muzikaal werkje is het niet. De uitgeklede en met elektronica overgoten indiemuziek voelt onnatuurlijk aan voor Clap Your Hands Say Yeah en doet ons enkel verlangen naar het debuut. Dat het hoogtepunt gevormd wordt door de minuut dat Ounsworth en Berninger samen zingen zegt genoeg: Dit album is geen tweede hype waard.

Muziek / Achtergrond
special: The Chills

The Chills

.

The Chills zijn terug. De rockband uit Dunedin, Nieuw-Zeeland die in de jaren tachtig en negentig opstond als één van de belangrijkste alternatieve groepen ter wereld, heeft een handjevol Europese shows bekend gemaakt en komt ook langs Paradiso. De iconische band rond zanger en componist Martin Philipps kende in zijn dertig jaar zo zijn ups en downs. De groep had te maken met wisselingen in de bezettingen, drugsverslaving en andere belemmerende gezondheidszaken, en bleef soms jarenlang in stilte door problemen onderling. The Chills bracht relatief weinig albums uit, maar deze worden stuk voor stuk als invloedrijke platen beschouwd.

29-7-2014 staan ze in Paradiso en 8WEEKLY is er bij. Misschien zien we je daar en anders lees je hier binnenkort het verslag.


Film / Films

Let the music play

recensie: Jersey Boys

De nieuwste film van Clint Eastwood is onevenwichtig en weinig vernieuwend, maar zodra de muziek de boventoon neemt valt er toch van te genieten.

Jersey Boys – gebaseerd op de hitmusical – vertelt het verhaal van Frankie Valli & The Four Seasons, een popband  die ongekend populair was in de jaren zeventig. Op het podium was het allemaal leuke liedjes en gezelligheid, maar ondertussen kampte de groep steeds meer met persoonlijke problemen. 

Onevenwichtig

~

 Het verhaal lijkt op het eerste gezicht voornamelijk een vehikel voor leuke liedjes uit de oude doos. Dat de film meer ambieert dan dat wordt al vrij snel duidelijk. In de eerste akte is de muziek zelfs uitermate schaars. Hier wordt de nadruk meer gelegd op het vaststellen van de New Jersey-achtergrond en -omgeving van de personages. Het lijkt een vreemd soort maffiafilm waar alle elementen keurig aanwezig zijn: misdaad, loyaliteitskwesties, probleemjongeren en natuurlijk zware Italiaanse accenten. Dat deze jongens ook nog kunnen zingen wordt er af en toe in de zijlijnen bijgekrabbeld. Zodra de groep vorm begint te krijgen haalt de film de opgelopen achterstand in door een blok van drie liedjes snel achter elkaar in de typische succes-en-uiteindelijke-val-routine te stoppen die in bijna elke muziekbiografie wel voorbij komt. Het eindigt met een aantal belangrijke momenten uit het verdere leven van zanger Frankie Valli (met een i, want dat klinkt Italiaanser).

Het grootste probleem van de film toont zich in deze opzet. Het is een onevenwichtig verteld verhaal dat invloeden uit verschillende hoeken haalt, maar daar voornamelijk de meest voor de hand liggende elementen uit tilt. Toch is het ook – vooral vanaf de tweede akte – een leuk verhaal met sterke personages en natuurlijk de heerlijke liedjes van The Four Seasons (zoals ‘Sherry’, ‘Walk Like A Man’, en ‘Can’t Take My Eyes Off Of You’). Het acteerwerk is uitstekend, vooral van de acteurs die de bandleden spelen, zoals John Lloyd Young, die de rol van Frankie Valli ook op Broadway heeft gespeeld (en gezongen). 

Wisselende kwaliteit

~

 De beoordeling van Jersey Boys is bijna net zo divers als de film zelf. Er zitten veel goede elementen in, maar ook aardig wat foutjes. De art direction en kostuums zijn prachtig en het zangwerk (live gezongen op de set) klinkt ook uitstekend, vooral wanneer vergeleken met authentieke opnames van The Four Seasons. De film mist echter soms focus en weet niet of het nou over The Four Seasons of alleen Frankie Valli wil gaan. De botsende persoonlijkheden van de zanger, gitarist en pianist zijn goed uitgewerkt en weten de kijker te grijpen, maar de bassist dient daarentegen niet echt een functie in het verhaal buiten dat hij er in het echt ook was. Daarnaast gaat het goede drama tussen de bandleden ten koste van hun individuele verhalen, waardoor vooral het privéleven van Frankie Valli niet de verdieping krijgt die het nodig heeft. Ook wordt een aantal goede acteurs (waaronder Christopher Walken) verspild aan kleine rolletjes die geen doel hebben in het grote geheel.

Ook al wordt het soms wel geprobeerd, Jersey Boys is geen film die de emotionele spanning en sensatie binnen een muziekgroep op hun hoogtepunt voelbaar maakt, en ook geen film die (zoals Inside Llewyn Davis) de muziek een achtergrond geeft en verder voor zich laat spreken. Binnen het regieoeuvre van filmlegende Clint Eastwood (Million Dollar Baby, Gran Torino, Invictus) is het niet zo sterk als zijn eerdere dramawerk. Maar het is wel een vermakelijke rit langs de ‘golden oldies’ waar je – zodra je er eenmaal inzit – je ogen niet vanaf kan houden.

Muziek / Album

Monsterlijk goed

recensie: Ben Frost - A U R O R A

.

Een aurora is een verbluffend schouwspel van licht op de grenzen van de atmosfeer, waarbij de aanschouwer makkelijk vergeet dat er krachten in het spel zijn die creëren, maar ook vernietigen. Zo is ook A U R O R A gevaarlijk intens.

Ben Frost (1980) groeide op in Melbourne, Australië. Zijn eerste album Steel Wound uit 2003 was nog een relatief rustige aangelegenheid. In 2005 migreerde Ben Frost naar Reykjavik, IJsland. Met gelijkgestemde zielen richtte hij daar het collectief/platenlabel Bedroom Community op. Tweede release op dit label was Frosts Theory of Machines (2006). Bevat zijn debuut voornamelijk kalme ambient, nu doen ook distortion, beats en penetrante feedback hun intrede. Op By the Throat uit 2009 breidt hij zijn arsenaal nog verder uit. Zijn gelaagde composities verraden een eclectische werkwijze en een scale aan invloeden; onder andere modern klassiek, industrial, metal, filmmuziek, house en trance. Na vijf jaar is er nu A U R O R A – harder en medogenlozer dan zijn voorgangers.

Congo
A U R O R A is grotendeels gecomponeerd tijdens een trip met fotograaf Richard Mosse door Oost-Congo. Deze reis – die resulteerde in de foto-installatie The Enclave – was voor Frost bepalend voor de uiteindelijke totstandkoming van het album. In deze door oorlog en krankzinnig geweld geteisterde omgeving legde hij op zijn laptop de fundamenten voor wat uiteindelijk een overweldigend album zal worden. Ook de overdonderende natuur liet zijn sporen na. Net als de jungle kent A U R O R A geen genade; tegelijkertijd prachtig en ontzagwekkend, maar ook primordiaal, chaotisch en onvoorspelbaar.

A U R O R A laat een ander geluid horen dan zijn vorige albums. Verdwenen zijn de ‘prettige’ geluiden en samples van strijkers en ander klassiek instrumentarium. Op het intense en bij vlagen oncomfortabele A U R O R A domineren ritme, percussie, statische ruis en gruizige synth-partijen, zonder echter de balans en een contrasterende lichtheid uit het oog te verliezen. Opener ‘Flex’ begint nog rustig en broeierig, maar daardoor knalt het opvolgende ‘Nolan’ er des te harder in.

Composities met verpulverende percussie, snijdende noise en overstuurde synthesizers worden afgewisseld met ‘rustige’ interludes. Het gaat er soms heftig aan toe, maar ondanks de verzengende geluidsmuren is het album ook subtiel en doordacht. De luisteraar is na afsluiter ‘A Single Point of Blinding Light’ een unieke ervaring rijker, want het gedurfde A U R O R A laat zich lastig vergelijken en bij elke luisterbeurt geeft het meer van zijn geheimen prijs.

Percussief
Op meerdere tracks zijn bijdragen te horen van percussionist Thor Harris (Swans en Shearwater) en drummer Greg Fox (Guardian Alien, ex-Liturgy). Het is echter lastig te ontwaren waar fysieke percussie en elektronische beats (en manipulatie) van elkaar zijn gescheiden. Zo zijn op de tracks ‘Nolan’ en ‘Venter’ pulserende beats omringd door texturen van belgeluiden en het gebeuk op drumvellen. In de titels van de composities zijn ook de veelzijdige interesses van Ben Frost te ontwaren. Zo is ‘Venter’ genoemd naar de moleculaire bioloog Craig Venter; de eerste wetenschapper die een kunstmatige, synthetische cel creëerde.

Ben Frost limiteert zich niet tot het uitbrengen van albums. Hij verzorgt sinds een aantal jaren ook muziek voor ballet en film en in 2013 componeerde en regisseerde hij zijn eerste muziektheaterproductie The Wasp Factory (onlangs nog te aanschouwen in Muziekgebouw aan ’t IJ). Tevens rondde Frost het afgelopen jaar een aan hem geschonken mentorschap onder Brian Eno af. Dat maakt nieuwsgierig naar zijn toekomstige werk. Houd vooral ook zijn andere activiteiten in de gaten, want Ben Frost is niet voor één gat te vangen.

Muziek / Album

Bombastische bravoure

recensie: Epica - The Quantum Enigma

.

Met The Quantum Enigma brengt Epica hun zesde studioalbum uit. Een album dat in ruim een uur of dertien verschillende stukken langs laat komen, als een sonische en bombastische symphonie waarin alle elementen die we kennen uit de symfonische en powermetal voorbij komen.

Het metalgenre is waarschijnlijk het meest rijke genre dat er is. Er zijn weinig muziekstijlen die zo’n enorme diversiteit aan stijlen kent als deze. Toch bekruipt de vraag meer en meer of met de moderne technieken van nu, waarin steeds meer distortion, laagte, triggers en guttural grunts wordt gebruikt, metal nog wel metal genoemd mag worden. Het genre is in de basis een stroming dat voor authenticiteit staat, zich tegen de gevestigde autoriteit keert en haar eigen niche van de mainstream maatschappij inneemt. Nu steeds meer bands de brug proberen te slaan naar de mainstream, kunnen we beter spreken van een nieuw soort cross-over.

Trots wordt er melding gedaan dat men voor het eerst met een nieuwe producer in zee is gegaan: Joost van den Broek en mixer Jacob Hansen (bekend van Volbeat, Hatesphere, Amaranthe). Met deze mensen achter de knoppen is gezocht naar een compacter en volwassener geluid. Tevens is The Quantum Enigma meer dan voorheen een collectief geschreven plaat. De thematiek van dit album draait rondom ‘an exploration of the subconscious mind’.

Weinig episch
In de praktijk valt er weinig terug te horen van het feit dat de composities tot hun essentie zijn teruggebracht en compacter zouden zijn, getuige het laatste nummer dat ruim tien minuten klokt. De tracks kennen bij het eerste gehoor het probleem nogal op elkaar te lijken. Dit komt niet in de laatste plaats doordat in de productie praktisch alle nuances gladgestreken zijn. Hiermee stoot bijna 70 minuten lang een sonisch en bombastische drone uit je speakers, die de niet-geoefende luisteraar al gauw murw slaat. Het is van tevoren te hopen dat de nummers onderling eruit springen, qua eigen compositie, qua thematiek en vooral qua afwisseling.

De tragiek van deze plaat is echter dat elk nummer inwisselbaar klinkt. Het geluid is volledig vol gedrukt met instrumenten en zang. Voor een band die Epica heet, is de plaat ironisch genoeg weinig episch, behalve wellicht het instrumentale ‘The Fifth Guardian – Interlude –’, die doet denken aan de tragische val van de held van een of andere Chinese blockbuster. De plaat mist een herkenbaar, eigen gezicht. Zelfs na meerdere luisterbeurten blijft het album klinken als een modern symfonie-orkest, zonder een bepaald verhaal te willen vertellen. Het is de nietszeggendheid die we kennen van meerdere moderne metalbands die zo nodig hun werk met een metropool-orkest moeten opnemen. Het voegt weinig tot niets toe, behalve een kriebelige deken van synthetisch klinkende muziek, die wollig en saai aandoet. 

Daarmee sterft deze plaat ook uit. Wanneer het toch nog beetje epische afsluitingsnummer ‘The Quantum Enigma – Kingdom of Heaven Part II’ na zo’n tien minuten uitdooft, is de hele ervaring van deze plaat ermee weggedoofd. Muzikaal geweld, gitarengekletter, vallende drums, her en der wat grunts en een engeltje die er boven uit zingt, teloorgegaan in een overdaad aan bombastiek.

Boeken / Fictie

Het beloftenteam van de literatuur

recensie: Diverse auteurs - De Tien

.

De belofte van dit tiende nummer is – net als destijds de aankondiging van Das Magazin – niet zonder bravoure: ‘Tien auteurs die het gezicht zullen vormen van de literatuur van morgen. Voor dit boek schreven ze elk een nieuw verhaal dat hun schrijverschap definieert.’ Wie spreekt van ‘de beste’, maakt nieuwsgierig naar de maatstaven. Die waren ‘legio’, zegt het voorwoord, maar uitgelicht worden verbeelding, stijl, oorspronkelijkheid en het uitdragen van de literatuur. Als de tien verhalen vervolgens tegenvallen, rijst de vraag waarmee ook Louis van Gaal deze dagen om de oren wordt geslagen: lag het aan het systeem, of aan de uitvoering?

Trucje
Eerst: uit wie bestaat dit beloftenteam? Op volgorde van geboortejaar: Maartje Wortel, Cristophe van Gerrewey, Joost de Vries, David Pefko, Hanna Bervoets, Özcan Akyol, Philip Huff, Daan Heerma van Voss, Yannick Dangre en Thomas Heerma van Voss. Hoewel het woord ’team’ misschien niet op z’n plaats is, ontkom je er bij zo’n verzameling niet aan een beeld te vormen van de stand van zaken in de jonge, Nederlandse literatuur. Ik werd – helaas – niet bepaald van mijn sokken geblazen.

Van wie ik al kende, verrast niemand me. Bij Hanna Bervoets zijn ook nu de personages ontwapenend, maar het gaat steeds dezelfde kant op: richting het gruwelijke. Het mag dan misschien zijn wat haar ‘schrijverschap definieert’, het doet af aan het verhaal als het einde een trucje lijkt. Ook bij Özcan Akyol en Philip Huff ontbreekt een ziel in het vertelde. Het is allemaal te licht, te willekeurig, al heel snel weer vergeten.

Fijne kerels
Positiever dan: Maartje Wortel schreef een mooi verhaal over een vrouw die in een camper woont, en verliefd wordt op een bekende actrice. Prettige stijl en ideeën die bijblijven – ik heb meteen haar laatste roman IJstijd aangeschaft.

Samen met Maartje Wortel was het verhaal van Joost de Vries favoriet. Hij vindt precies de goede toon om te schrijven over twee broers die naar Waterloo afreizen om daar de veldslag waar Napoleon verslagen werd na te spelen. Wordt over deze hobby doorgaans nogal geringschattend gedaan (denk aan Paul de Leeuw in de film Alles is liefde), bij de Vries worden de broers fijne kerels. Een andere ‘soldaat’ wordt dan wel weer heel geniepig omschreven:

Ik besloot dat ik Raymond mocht zoals je bepaalde taxichauffeurs mocht – omdat je niets met hen te maken hebt maar toch je leven in hun handen legt. De vertrouwensband werd nog eens versterkt omdat hij precies het soort vormeloze grijs-paarse trui droeg met een geometrisch patroontje dat mijn lievelingsleraar op mijn protestants-christelijke basisschool had. Groot kaal hoofd, wangen als zadeltassen, maar een smalle, puntige, harde neus, een en al kraakbeen – je kon je voorstellen dat je zo’n neus in het slot stak en het ermee open wriemelde.

Het schrijftalent en plezier spat van de pagina. Heerlijk. Hoewel het geen wedstrijd is, steken dit soort passages er toch echt wel boven uit. Bij Yannick Dangre mis ik stijl: hoewel hij eigenlijk het grootste verhaal vertelt, wordt het nergens echt heet onder de voeten. Zijn bijdrage leunt daarvoor te zeer op vlotte leesbaarheid en een verrassingseffect aan het slot.

Precies andersom is het bij Daan Heerma van Voss. De verrassing zit al het gegeven: een doodnormale man wordt verward met de huurmoordenaar die het op hem gemunt blijkt te hebben. Hoewel het ingenieus en grappig in elkaar zit, zakt het verhaal in als blijkt dat de ‘onschuldige’ man doelwit is vanwege ‘niet oprecht leven’. Brr, en dat leidt dan ook nog tot nieuwe inzichten: ‘principes, waarden en juistheid van leven zijn grootheden waarnaar je behoort te leven’.

Meer willen
Zoals gezegd: De Tien is een sympathiek initiatief waar ik eigenlijk niet al te kritisch over wil doen. Maar hoe goedmoedig je er ook in gaat, je wordt teleurgesteld. De vraag wat een kort verhaal eigenlijk moet bieden dringt zich op. Toch op z’n minst: meer willen. Nieuwsgierig worden, geprikkeld raken. Dat gebeurt helaas nauwelijks. Ook niet door de kaft overigens, en dat terwijl Das Magazin juist bekendstaat om de prachtige vormgeving. Volgens mij kan men beter dan dit. Kunnen negen van de tien echt wel scherper, driftiger en mooier schrijven. De uitvoering dus, niet het systeem. Bij het volgende jubileum dan maar?

Boeken / Fictie

Echo’s

recensie: Stefan Pop - Moet je nou eens horen

Moet je nou eens horen is het eerste boek van stand-up comedian Stefan Pop. In veertig zeer korte verhalen probeert Pop de lezer aan het lachen te krijgen. Een missie die in het geval van ondergetekende helaas niet geslaagd is.

Het is moeilijk om te zeggen waar het precies aan ligt dat het boek niet het beoogde effect heeft. Pop laat namelijk wel zien over veel fantasie te beschikken. De situaties waarin hij zijn personages plaatst hebben in ieder geval meestal de potentie om grappig te zijn. Zo zijn er gasten op de Titanic die als ware hipsters de muziek van het orkest bekritiseren terwijl iedereen probeert het vege lijf te redden, is er een bewaker van de Mona Lisa die een ware eiergooihype ontketent en is er een jongeman wiens cafébezoek volledig uit de hand loopt.

Gevaar
Bovendien is het concept van het boek verfrissend. Er is geen ruimte voor diepgang in de verhaaltjes die gemiddeld slechts vijf pagina’s tellen, maar dat is ook niet de bedoeling. Voor hetgeen Pop op het oog heeft, is de lengte perfect; lang genoeg om een grap te maken en kort genoeg om ervoor te zorgen dat de lezer door wil blijven lezen, ook al valt het geheel tegen.

Toch kleeft er ook een groot gevaar aan een bundel als Moet je nou eens horen. Voor degene die de humor van Pop niet kan waarderen, blijft er weinig over om van te genieten. Pop is immers in eerste plaats komiek en geen stilist. Het is daarom niet mogelijk om terug te vallen op mooie zinnen. De bundel staat of valt dan ook met het gevoel voor humor van de lezer.

Onorigineel
Aan het gevoel voor humor van deze lezer zal het vast schorten, want ik heb mezelf niet kunnen betrappen op een glimlach bij het lezen van een van de verhalen. Oorzaak hiervan is vooral het gebrek aan verrassing. Pop steekt bijvoorbeeld de vergelijking tussen hamburgers van de McDonald’s en zaagsel misschien in een nieuw jasje, maar dat maakt de grap zelf niet minder oud. Ook in een verhaal als ‘De acupuncturist’ – dat over iemand gaat die van zijn stress af wil, maar tijdens zijn sessie alleen maar bezig is met zijn telefoon en social media – wordt juist net die grap gemaakt die niet bijster origineel is.

Het zijn deze voorbeelden die tekenend zijn voor de bundel. Pops grappen zijn vooral echo’s van grappen die al zoveel vaker gemaakt zijn. Moet je nou eens horen blijft daarmee hangen in interessante uitgangspunten waar Pop niet genoeg gebruik van maakt.