Muziek / Album

Bijzondere klasse

recensie: Luluc - Passerby

.

Het tweede album van Luluc komt zes jaar na het in kleine kring gewaardeerde debuut Dear Hamlyn. Het duo heeft met Passerby een folk-album van bijzonder hoge klasse gemaakt.

Wie Zoe Randell en Steve Hassett, die samen Luluc vormen, aan het werk hoort en ingevoerd is in bijzonder werk van de folk-scene van vandaag en gisteren hoort vergelijkingen in het hoofd die niet alledaags zijn. Luluc grijpt zonder te kopiëren terug in de rijke folk-traditie terwijl ze toch heel hedendaags klinken. Er is geen zweem van een retro-gevoel.

Tijdloos en helder
De herinneringen aan dames als Linda Perhacs en Vashti Bunyan zijn maar moeilijk uit het brein te bannen bij het beluisteren van het fraaie Passerby. Ook namen als Nick Drake en Gillian Welch borrelen op als de stijl van deze band geduid moet worden. Het tweede album van Luluc klinkt enorm tijdloos en helder.

Het duo heeft als thuishaven Melbourne, Australië. Ze ontmoetten elkaar echter in Schotland tijdens een festival in Edinburgh zo’n negen jaar voordat ze hun debuutalbum uitbrachten. Die plaat was een ode aan de zojuist overleden vader van Randell om een moeilijke periode in haar leven te kunnen afronden.

De zang van Zoe Randell is van alle tijden. De fijne hand van liedjes schrijven die Randell samen met haar muzikale partner Hassett tentoonspreidt is tijdloos. De begeleiding van een band vol met akoestische instrumenten en blazers is uit een heel fijn en voorzichtig hout gesneden. Hassett zelf speelt een groot assortiment aan instrumenten zoals gitaar, bas, fluit, mandoloncello, percussie en toetsen, terwijl de zang van Randell ondersteund wordt door haar eigen gitaarspel.

Hoogtepunt om te koesteren
Het tien liedjes tellende Passerby opent met ‘Small Window’ dat direct de staalkaart van het album is en tevens de eerste single waarmee Luluc de aandacht probeert te trekken. De rust die melodie en zang uitstralen is tekenend voor de muziek van Luluc. De soms als tweezang klinkende zang wordt gecreëerd door de stemmen van Randell en Hassett die in elkaar overvloeien en het gevoel van gedubbelde stem geven. De stem van Hassett draagt als het ware de stem van zangeres Randell.

Het album kent geen enkel zwak moment. Al zijn er altijd liedjes die net iets meer de boventoon voeren, zelfs in het zeer rustige genre van Luluc. Te denken valt daarbij aan de liedjes ‘Small Window’, ‘Passerby’ het titelnummer, ‘Tangled Heart’ en het fraaie ‘Reveric on Norfolk’, maar daarmee wordt dan meteen de andere pareltjes tekort gedaan. Laten we het er maar op houden dat we hier te maken hebben met een mooi parelsnoer waaraan ieder liedje op zich zijn belangrijke steentje in de rij bijdraagt. Als je er een tussenuit zou halen valt het snoer in duigen. Voor de folk-liefhebbers is Passerby één van de hoogtepunten van dit jaar. Een album om te koesteren.

Boeken / Fictie

Jachtsafari voor de bijzonder veeleisende klant

recensie: Trofee

Unde malum, waar komt het kwaad vandaan, vroeg Augustinus zich in de 3e eeuw al af. Er zijn in de loop der tijd al veel antwoorden bedacht op deze vraag. In Trofee van de Deense schrijver Steffen Jacobsen blijft het bij een suggestie. Een sterke maag vergroot het leesplezier van deze zeer spannende Scandinavische misdaadthriller.

Michael Sanders heeft tien jaar lang tevreden voor een Engels bewakings- en beveiligingsbedrijf gewerkt als hij besluit voor zichzelf te beginnen als privédetective. Om zichzelf en zijn gezin te beschermen maakt hij zich onvindbaar voor de gewone zoekmachines en gebruikt hij om de paar dagen een nieuw mobiel nummer. Via ‘deep web’ wordt hij opgespoord en benaderd door een erfgename van een wereldwijde firma in wapentechnologische apparatuur. Elisabeth Caspersen heeft in de kluis van haar overleden vader een afgrijselijk dvd-filmpje gevonden. Het is een soort jachttrofee – maar in plaats van de vangst en het doden van neushoorns of olifanten zijn  de laatste minuten van een mensenjacht te zien.

Perverse superrijken
Elisabeth wil dat de ‘prooi’ geïdentificeerd wordt en eventuele nabestaanden opgespoord, zodat genoegdoening kan worden gegeven. Michael Sanders neemt de opdracht aan en probeert het onderzoeksveld af te bakenen. Alleen perverse superrijken komen uiteraard in aanmerking voor dit tijdverdrijf, bijgestaan door ingehuurde jagers, helpers en cateraars. De meest afgelegen gebieden ter wereld vormen de ideale locatie: de Arctische streken, de hellingen van de Himalaya of de woestijngebieden van Afghanistan. Sanders heeft uitstekende connecties om in het geheim laboratoriumonderzoek en fotobewerkingen te laten doen en komt langzamerhand op het spoor van de betrokkenen.

Mysterieuze zelfmoord
Ondertussen lijkt er een verband te bestaan met de zelfmoord van een oud-Afghanistanstrijder. Leed hij aan PTSS, zoals vele van zijn lotgenoten, of spelen er andere dingen? Lene Jensen, rechercheur uit Kopenhagen, krijgt de zaak op haar bord. Zo weeft Jacobsen twee parallelle verhalen in elkaar, die halverwege het boek uitmonden in een uiterst gewelddadige climax. De rechercheur en de privédetective besluiten samen te gaan werken. Ondertussen tekenen zich langzamerhand contouren en patronen af van een onderwereld die verbonden is met groepen veteranen van vredesmissies en de wapenindustrie. Uit de hand gelopen machocultuur wordt afgezet tegen de vrouwelijke woede van inspecteur Jensen als haar dochter ook betrokken raakt. ‘Kom nooit tussen de berin en haar welpen’ staat ergens.

Vertrouwde noordse ingrediënten
In de proloog, die bestaat uit 55 spannende, korte hoofdstukken, en de epiloog smeedt Jacobsen een razend spannend en geloofwaardig verhaal samen. De inmiddels vertrouwde ingrediënten van de Scandinavische thriller komen ook in Trofee weer aan bod. Een man en een vrouw die elkaar niet zo liggen en desondanks samenwerken, de landelijke idylle van het noordelijke landschap, de tegenstelling van grote luxe en extreem geweld. Geschreven in een neutrale, prettig leesbare stijl zonder literaire pretenties en op een paar schoonheidsfoutjes na goed vertaald door Carla Joustra. Een Deense pageturner voor het verwende thrillerpubliek.

Boeken / Fictie

(G)een grote Israëlische roman

recensie: Assaf Gavron (vert. Sylvie Hoyinck) - De nederzetting

Nieuw Amsterdam komt met de vertaling van Assaf Gavrons nieuwste roman, De nederzetting. Een klucht over Israëlische bureaucratie en illegale nederzettingen.

De avond viel op de heuveltop. Auto’s kwamen door de toegangspoort, de bestuurders kwamen terug van hun dagelijkse routine van studeren, onderwijzen, de bouwmarkt in de stad; ze wuifden naar de goedlachse Joni, parkeerden naast hun huizen en laadden de tassen uit de achterbak. De wind nam toe naarmate het licht afnam, in perfecte evenredigheid.

Op deze heuveltop wordt aan een jonge Israëlische nederzetting gebouwd, Maälè Chermesj C. Over die bouw zijn de bewoners in een slepend gevecht met hun eigen overheid verwikkeld: de huizen staan deels op private Israëlische grond, deels op grond die bij Israëlisch natuurgebied hoort en deels in de Palestijne gebieden van de Westelijke Jordaanoever. Volgens het ene ministerie bestaat de nederzetting niet (meer), volgens het andere staan er wel degelijk illegale huizen. 

Neutraal lezen?
Deze nederzetting en het politieke gesteggel er omheen vormen de kern van Assaf Gavrons De nederzetting, zijn vijfde roman alweer. De meeste personages spelen een rol in dit theaterstuk. Zo zijn er Otniël Asís, zionist en leider van de nederzetting, en de broers Ronni en Gabi Cooper, van wie de een na de dood van hun ouders in Israël is gebleven en de ander naar Amerika is gegaan. Een niet onbelangrijke rol is weggelegd voor de Amerikaanse journalist die bericht over de nederzetting.

Gavron schrijft vlot. De nederzetting wisselt gemakkelijk tussen Maälè Chermesj, het uitgaanscircuit van Tel Aviv en andere locaties. Opvallend is daarbij hoe verfrissend Tel Aviv voelt ten opzichte van de kleine nederzetting. Daar is een heel andere wereld, die weinig gemeen heeft met het zwaar religieuze en haast Bijbelse land rondom Maälè Chermesj C. Daar lijkt de tijd stil te staan en is een bestaan opbouwen de primaire bezigheid.

Het is natuurlijk onmogelijk De nederzetting in deze tijd neutraal te lezen. Na de derde oorlog tussen Hamas en Israël in zes jaar is een roman over een nederzetting controversieel, ondanks dat Gavron niet direct partij lijkt te kiezen. Wel benadrukt hij de bescherming die ook inwoners van illegale nederzettingen dienen te krijgen – een even humaan als omstreden standpunt. 

Een klucht
Als vorm voor zijn verhaal heeft Gavron de klucht gekozen. Zijn proza is niet specifiek humoristisch te noemen en de dagelijkse beslommeringen van zijn hoofdpersonages vaak al helemaal niet. Maar wanneer Gavron de Israëlische bureaucratie beschrijft, is dat komisch – al is tenenkrommend misschien een beter woord. Geen staat die beter naar Kafka gekeken heeft dan Israël.

Alleen schiet Gavron hier weer te ver door. Dat de president van de Verenigde Staten, naar aanleiding van een bericht in de krant over Maäle Chermesj C, naar Israël komt, is overtrokken. De auteur weet dit onvoldoende geloofwaardig te maken. Her en der wordt De nederzetting ‘de Grote Israëlische Roman’ genoemd, maar daarvoor mist dit boek toch echt de vereiste diepgang.

Film / Films

Fijn geschreven cynisme

recensie: Magic in the Moonlight

De 44e bioscoopfilm van Woody Allen laat hier en daar een steekje vallen, maar heeft ook zoveel moois te bieden dat het toch zeer de moeite waard wordt.

De grote goochelaar Stanley Crawford (Colin Firth; The King’s Speech), ook bekend onder zijn podiumnaam Wei Ling Soo, wordt naar Zuid-Frankrijk uitgenodigd om de jonge spirituele helderziende Sophie Baker (Emma Stone; The Amazing Spider-Man) te ontmaskeren. Zodra hij haar in actie ziet valt het hem op dat Sophie in ieder geval uitzonderlijk talentvol is in haar bedrog, maar wanneer hij steeds meer tijd met haar doorbrengt begint hij te twijfelen aan zijn eigen wereldbeeld.

Personages en dialogen

~

Magic in the Moonlight draait om leuke personages die leuke dialogen uitwisselen. Firth is uitstekend als 8de cynische rationele intellectueel, al betekent dat wel dat het script weer rijk is aan de intellectuele verwijzingen (onder anderen naar Dickens en Nietzsche) die we van Allen gewend zijn, maar die weinig substantieels toevoegen. Firth deelt een uitstekende chemie met de charmante Stone als zweverige, maar zeker niet naïeve jongedame. Het is in hun gesprekken dat Allens heerlijke dialogen het mooist kunnen schitteren, maar ook in de omgang met bijrolpersonages is het script een en al genieten, van de gesprekken in de coulissen van een theater tot de uiteindelijke ontknoping van het plot. Het enige dat Firth en Stones aanstekelijke samenspel in de weg staat is hun toch iets te nadrukkelijke leeftijdsverschil (hij is 53; zij is 25), wat in een film met een romantisch tintje toch wat wrang overkomt.

Het verhaal heeft een leuk uitgangspunt en nodigt het publiek uit om samen met Crawford aan het twijfelen te slaan over de fysieke limieten van de wereld die Allen heeft gecreëerd. Crawford is met zijn horkerige eerlijkheid hier een perfecte gids in. Dit maakt het erg jammer wanneer hij halverwege de film zijn positie begint te herzien en daarmee de lichte rivaliteit, de uitdaging en de pit uit het verhaal wegvallen. Allen weet deze uiteindelijk weer terug te vinden en op te pakken, maar desalniettemin zakt het verhaal halverwege nogal in. De dialogen zijn dan nog altijd even leuk, maar ze gaan slechts over weinig substantieels.

Twee korte verhalen

~

Halverwege verandert de film zo eigenlijk van toon en genre. Dit is op zich geen storende overgang; hij is zelfs erg vloeiend. Het feit blijft echter dat het soms lijkt alsof Allen twee verhalen tegelijkertijd wil vertellen, waarin hij bovendien zijn hoofdpersonages in verschillende relaties tot elkaar wil neerzetten. Dit heeft geen negatieve invloed op de geloofwaardigheid van het verhaal of de personages, maar geeft wel het gevoel alsof de film beter af was geweest wanneer één verhaal twee keer zo lang was in plaats van twee korte verhalen te leveren. Deze hele vertelling neemt plaats in de Côte d’Azur, wat een aantal prachtige locaties oplevert. Deze worden aangesterkt door uitmuntende kleding en sets, wat het geheel een fijne, lichte jaren ’30-sfeer geeft. Van de kleding tot de acteerprestaties tot de dialogen, Magic in the Moonlight is ongegeneerd genieten.

Film / Achtergrond
special: A Weekend in Paris

Sarcastische romantiek

In de bioscopen deed A Weekend in Paris niet zoveel. Misschien kwam dat wel door de poster. Een lachend echtpaar op leeftijd voor de Eiffeltoren. Dat moet een romantische komedie zijn.

~

Komisch is A Weekend in Paris zeker, maar dan op een sarcastische manier. En je zou het ook romantisch kunnen noemen, al die vertwijfelde pogingen van pensioengerechtigde hoogleraar Nick (Jim Broadbent, altijd goed) om de relatie met zijn cynische eega Meg (Lindsay Duncan) nieuw leven in te blazen. Maar in de mal van de romcom past deze film van Roger Michell, zelf ooit verantwoordelijk voor Über-romcom Notting Hill, zeker niet.

Bitterzoet slenterdrama
A Weekend in Paris past beter bij het andere werk van Michell. Films zoals The Mother en Venus, niet geheel toevallig tragikomedies over personages van een zekere leeftijd die hun leven nieuwe inhoud proberen te geven. En net als A Weekend in Paris geschreven door romancier Hanif Kureishi.

Die literaire achtergrond is nog te herkennen in dit bitterzoete Parijse slenterdrama. Waar een vergelijkbare film als Before Sunset uitblinkt in naturel klinkende dialogen, daar pakken Michell en Kureishi juist uit met een spervuur van bijtende oneliners die de twee echtelieden elkaar naar het hoofd slingeren. Niks natuurlijks aan, maar reuze vermakelijk. Je zou je voor kunnen stellen dat A Weekend in Paris ook heel goed tot zijn recht zou komen in een theater.

Verbaal vuurwerk

~

Aanleiding voor het verbale vuurwerk is een mislukte stedentrip. Nick en Meg willen de romantiek van vroeger nog eens herbeleven. Maar dat knusse hotelletje van toen is een uitgewoond krot met krappe kamers. Voor Meg aanleiding om naar de creditcard te grijpen en zich eens flink uit te leven in dure hotelsuites en onbetaalbare restaurants. Tot afgrijzen van Nick die de hand graag op de knip houdt.

Deze komische, toeristische verwikkelingen geven het verhaal precies de nodige lucht tussen de vele beklemmende scènes waarin Nick en Meg hun relatie tot op het bot fileren. Niet bepaald een film om te zwijmelen op de bank, wel eentje om samen over na te praten. 

Kunst / Expo binnenland

Nieuwsgierigheid kent geen tijd: op ontdekkingstocht door de Appel

recensie: Nina Katchadourian, Matt Mullican, Thomas Grünfeld e.a. - Curiosity

Met Curiosity is de Appel arts centre tijdelijk omgetoverd tot hedendaagse Wunderkammer. De tentoonstelling voert je mee met de koers van nieuwsgierige kunstenaars door de eeuwen heen, die de kijker zowel doen verbazen over het vreemde als verwonderen over het alledaagse.

Hoe zou een kruising tussen een pinguïn en een pauw eruit zien? Waar zoekt een paus die door een telescoop tuurt naar? En hoe veelzijdig zijn de voorwerpen die je in een vliegtuig kunt vinden? Vragen vermenigvuldigen zich bij ieder kunstwerk dat de kijker in de Appel voorgeschoteld krijgt.

De tentoonstelling, die is samengesteld door kunstcriticus en romanschrijver Brian Dillon, toont dat nieuwsgierigheid door de jaren heen een belangrijke drijfveer is geweest voor de mens, en dat ook nu nog, in een wereld waarin alle kennis binnen klikbereik is, het vreemde een bron van verwondering blijft. 

Laurent Grasso, <em>Specola Vaticana (Paul VI Schmidt)</em>, 2012. Courtesy of the artist. Foto: de Appel arts centre.

Laurent Grasso, Specola Vaticana (Paul VI Schmidt), 2012. Courtesy of the artist. Foto: de Appel arts centre.

De wondere wereld van het onbekende


Het tonen van curieuze objecten vindt zijn oorsprong in de zeventiende-eeuwse Wunderkammern, waarin vreemde vondsten uit de natuur naast kunstvoorwerpen werden samengebracht. Al in de zestiende en in de zeventiende eeuw hadden kunstenaars en wetenschappers aandacht voor het ongewone. Zo is in de Appel de wereldberoemde houtsnede van Albrecht Dürer uit 1515 te zien, die hij maakte naar aanleiding van een beschrijving van een neushoorn. De houtsnede werd talloze malen gekopieerd en wijduit verspreid, waardoor men gedurende drie eeuwen dacht dat een neushoorn er daadwerkelijk zo uitzag. Ook Galileo Galilei’s Sidereus Nuncius (De Sterrenboodschapper) uit 1610 is het resultaat van nieuwsgierigheid: het werk omvat de allereerste observaties gedaan met een telescoop. Deze ontdekkingen brachten hem uiteindelijk in de problemen met de katholieke kerk. Extra vreemd lijken in dit licht dan ook de foto’s die naast Galilei’s historische document tentoongesteld worden. De bezoeker ziet kerk en wetenschap plotseling verbonden in de beelden van Specola Vaticana (2012), waarop pausen en bisschoppen verwonderd door telescopen kijken. Staren ze zomaar de hemel in, zoekt de Vaticaanse Sterrenwacht naar een teken van God, of hopen ze toch bewijs tegen Galilei’s heliocentrische wereldbeeld te vinden?

Thomas Grünfeld, <em>Misfit (Pinguïn/Pauw)</em>, 2005. Foto: Cassander Eeftinck Schattenker, de Appel arts centre.

Thomas Grünfeld, Misfit (Pinguïn/Pauw), 2005. Foto: Cassander Eeftinck Schattenker, de Appel arts centre.

Curiositeit en alledaagsheid


De curieuze schoonheid van de natuur zien we in de vorm van een van de wonderlijkste onderzeewezens, de kwal, in Pulmo Marina (2014) van Aurélien Froment. De kijker wordt gehypnotiseerd door de trage, zwevende bewegingen van dit onschuldig ogende dier.
Thomas Grünefeld gaat nog net een stapje verder in het dierenrijk. Zijn Misfit (1994 en 2005) lijkt op het eerste gezicht gewoon een opgezet dier, maar al gauw blijkt er iets niet te kloppen. Zijn mislukte dieren zijn onmogelijke kruisingen die de natuur nooit zou kunnen voortbrengen, zoals een pinguïn met een pauwenkop.

Maar de bezoeker merkt dat verwondering ook in het alledaagse verborgen kan liggen. Nina Katchadourian laat met haar project Seat Assignment de kijker met andere ogen naar de doodgewone objecten kijken die je in een vliegtuig tegenkomt. Sinds 2010 maakt ze foto’s, video’s en geluidsopnames met haar telefoon, waaronder figuren van borrelnootjes en selfies in de weerspiegeling van de seatbelt.

Tacita Dean brengt in Manhattan Mouse Museum (2011) kunstenaar Claes Oldenburg in beeld, die met grote zorgvuldigheid zijn eigen kabinet van curiositeiten in zijn atelier afstoft en opnieuw rangschikt. De kleine objecten op zijn boekenplank zijn onbeduidend voor de kijker, maar door de haast ontroerende zorgzaamheid van Oldenburg wordt nieuwsgierigheid gewekt.

Ook het atelier van Matt Mullican weet verwondering op te wekken. In een 2-kanaals videowerk toont het ene beeld wat de kunstenaar doet en het andere beeld wat hij ziet. Hij beweegt zich door zijn atelier alsof hij zich in een buitenwereldlijke ruimte bevindt. Zo kruipt hij in een kussensloop en onderwerpt hij een cameratas aan nadere inspectie. Doordat het ene beeld vanuit de ogen van de kunstenaar is gefilmd, wordt de kijker meegenomen in zijn ontdekkingstocht door het alledaagse, maar tegelijkertijd wordt enige afstand bewaard door het andere beeld, dat de absurditeit van een afstandje toont. 

Corinne May Botz, <em>Kitchen (Room from Afar)</em>, 2004. Courtesy of the artist. Foto: de Appel arts centre.

Corinne May Botz, Kitchen (Room from Afar), 2004. Courtesy of the artist. Foto: de Appel arts centre.

Menselijke verwondering


Dat de mens zelf ook een wonderlijk wezen is blijft niet onopgemerkt. Susan Hillers Split Hairs: The Art of Alfie West (1998) toont in een vitrine de gespleten haren van een meubelreiniger uit Bayswater. Alfie West behaalde het Guinnes World Record door een menselijke haar zeventien keer te splijten. De kunstwerkjes die hij met de haren maakte werden aangekocht door Hiller.
Minder onschuldig zijn de foto’s die Corrine May Botz maakte van poppenkastinterieurs uit de jaren ’40 en ’50. Ieder interieurtje, zeer minutieus opgebouwd, toont taferelen met soms bloederige sterfgevallen. Ze zijn ontworpen door een forensisch wetenschapper, die ze gebruikte bij instructiesessies en tonen de speurtocht die zo’n duistere dood met zich meebrengt.

Op deze diverse manieren geeft de tentoonstelling objecten weer die zijn ontstaan uit nieuwsgierigheid, en deze ook bij de kijker weer weten te wekken. Reëel of surreëel, wie met een nieuwsgierig oog naar de wereld kijkt weet zich altijd wel ergens over te verwonderen. Zowel in alledaagsheid als in absurditeit kan men schoonheid vinden. Wie zich in deze tentoonstelling mee laat voeren door de blik van de nieuwsgierige kunstenaars wordt daaraan herinnerd.

Kunst / Achtergrond
special: o.a. Mark Rothko, Jackson Pollock, Cy Twombly, Jack Tworkov - From the Guggenheim Collection to the Cobra Museum of Modern Art

Cobra ontmoet Guggenheim

.

In het Cobra Museum is voor het eerst in Nederland een deel van de collectie van het Solomon R. Guggenheim Museum in New York te zien. De tentoonstelling From the Guggenheim Collection to the Cobra Museum of Modern Art biedt het Nederlandse publiek een uniek kijkje in de collectie abstracte kunst uit de periode 1949-1960.

In deze periode braken kunstenaars internationaal met de heersende tradities en zochten zij naar manieren om zich individueel uit te drukken. In de Verenigde Staten vertaalde zich dat naar het abstract expressionisme. Zo is er werk te zien van Mark Rothko, die met intense kleurvlakken een relatie tussen het kunstwerk en de kijker wilde opbouwen, en Jackson Pollock die met zijn action painting uitdrukking gaf aan emotie. Maar ook Adolph Gottlieb, Willem de Kooning, Cy Twombly en Jack Tworkov zijn vertegenwoordigd.

Intussen…

~

ontwikkelde zich aan onze kant van de oceaan, naast verschillende andere verwante stromingen, de kunstenaarsgroep Cobra. Naast werk van Karel Appel en Asger Jorn hangen in Amstelveen enkele schilderijen van Pierre Alechinsky, waaronder het prachtige Vanish (1959), met heldere kleuren en krioelende lijnen. Een van de mooiste zalen is die waar twee sculpturen van Louise Bourgeois worden omringd door werken van George Mathieu, Jackson Pollock, Maria Helena Viera da Silva, Pierre Soulages en Sam Francis. Door de werken op deze wijze tentoon te stellen merk je dat de kunstenaars uit deze tijd gelijkgestemde geesten waren, maar dat elk individu zich toch op een eigen manier uitdrukte. 

Film / Films

Verliefd tijdens de apocalyps

recensie: How I Live Now

Liefde in tijden van de Derde Wereldoorlog. De Engelse film How I Live Now vermengt tienerliefde met de nucleaire apocalyps. En dat is best romantisch.

De tijden dat je je als jong volwassene – vroeger heette dat een tiener – voor een literaire portie seks en dood stiekem moest behelpen met een beduimeld exemplaar van een roman van Jan Wolkers liggen ver achter ons. Young Adult-boeken zijn tegenwoordig big business. Ook de filmindustrie heeft het genre ontdekt. De ene na de andere bestseller krijgt een filmversie. In Nederland wordt het verzamelde werk van Carry Slee aan de lopende band verfilmd. Dat levert een gestage stroom van titels met een uitroepteken op, waarin steevast herkenbare puberproblemen worden behandeld.

Van over de grens komen verhalen die net een tikje ambitieuzer zijn. Puberthema’s als seks, liefde en dood worden overgoten met een apocalyptische saus, een metafoor voor bespiegelingen over vrijheid, verdraagzaamheid en democratie. Denk aan de immens populaire Hunger Games-reeks uit de VS, of de iets minder bekende Australische boekverfilming Tomorrow, When The War Began.

Oorlog en tieners

~

Ook How I Live Now is er zo eentje. Deze Engelse Young Adult-verfilming, naar een boek van Meg Rosoff, speelt zich af in de nabije toekomst tijdens de uitbraak van de Derde Wereldoorlog. De stadse, Amerikaanse Daisy verhuist naar het Engelse platteland om te gaan wonen bij haar tante. Ze wordt verliefd op haar neef Edmond. Maar net wanneer de liefde wat lijkt te worden, slaat het noodlot toe. Terroristen laten een nucleaire bom in Londen ontploffen. De explosie doodt honderdduizenden mensen, en de straling maakt een normaal leven onmogelijk. De tante is afwezig tijdens de gebeurtenissen. Daisy, Edmond en nog een paar kinderen moeten zien te overleven tijdens de burgeroorlog die vervolgens uitbreekt.

How I live now vermengt tienerliefde met een flinke scheut post-9/11 terrorisme. De film doet wel wat denken aan 28 Days Later, de intelligente horrorfilm van Danny Boyle over een ontwrichte maatschappij. Maar dan wel zonder de zombies. Maker Kevin Macdonald durft de jong volwassenen niet echt de stuipen op het lijf te jagen. Dat How I Live Nowok voor (oud-)volwassenen goed te genieten is, komt dankzij de mooi ingeleefde rol van de aanstormende Amerikaans-Ierse Hollywoodster Saoirse Ronan en de slimme regie van Macdonald (The Last King of Scotland) die mooi het midden weet te houden tussen oorlogsgruwelen en tienerromantiek.

Muziek / Album

Vernieuwer raakt achterop

recensie: The Bug - Angels & Devils

.

Achter de omineuze naam ‘The Bug’ gaat de Brit Kevin Martin schuil. De beste man heeft in ruim twee decennia een imposant cv opgebouwd, vooral binnen het spectrum van de experimenteel angehauchte elektronische muziek. Daarbij zocht hij ook geregeld de samenwerking op met andere avontuurlijke musici, van hiphopvernieuwer EL-P tot Einstürzende Neubauten-lid Blixa Bargeld. Met dat in het achterhoofd valt Angels & Devils toch wat tegen; The Bug betreedt namelijk geen nieuwe paden op dit nieuwe album.

Angels


Angels & Devils is, ook indachtig de titel, gemakkelijk in twee helften op te delen. Op de eerste helft van het album (precies de eerste zes nummers) komt The Bug rustig en atmosferisch uit de hoek. Het langzame ‘Save Me’ is gewoon een beetje saai. Dat dit de Angels­-helft betreft is nog tot daaraan toe, maar de meeste nummers zijn allemaal erg braaf. Alleen ‘Mi Lost’ is echt noemenswaardig; dat is een elektronisch popliedje dat zo op de radio zou kunnen, maar ondertussen erg tegendraads in elkaar zit. Tikkende snares en ondefinieerbare, duikbootachtige geluiden geven het nummer iets onheilspellends, al voordat de track overgaat in een break waarin het refrein door een flink echo-effect gehaald wordt en de vocalen langzaam vervagen.

Het opvallendste van Angels is nog wel dat vooral de twee openingsnummers als een missing link tussen de latere Massive Attack en vroege dubstep klinken. Je zou die liedjes daarom eerder ergens tussen de jaren negentig en de tweede helft van de jaren ’00 plaatsen, dan in 2014. Dan kan er in het persbericht wel uitgebreid vermeld worden dat The Bug vooruitliep op de dubstep, maar dan is het een beetje pijnlijk als je anno 2014 wat gedateerd en niet absolumente moderne klinkt.

Demons

Pas bij nummer 7 krijgt The Bug echt de geest: ‘The One’ (met Flowdan) is een flinke energiestoot na het trage ‘Save Me’. Het daaropvolgende ‘Function’ (met Manga) gaat daar nog eens goed overheen met zijn diepe, vervormde bassen. De tweede helft van het album heeft een opgefokte hiphopvibe. Specifieker: de nummers ademen geregeld grime, het opgefokte bastaardkindje van de Britse undergroundhiphop en -dance. Vernieuwend is de Devils-helft evenmin, maar The Bug levert wel sterke nummers.

Het tempo ligt hoog, bassen en synthesizers worden door de distortion gehaald, en de sfeer is grimmig geworden, heel grimmig. De uitgenodigde gastrappers laten hun zware Britse of Jamaicaanse accenten op duizelingwekkend snelle tracks horen. Daarnaast doet de Amerikaanse formatie Death Grips mee op ‘Fuck a Bitch’, waarbij hun vrij extreme geluid helaas wat ingeperkt wordt om binnen het (overigens bepaald niet zachtzinnige) grimegeluid van de Devils-helft te passen.

Zijn voortrekkersrol is The Bug helaas kwijt en dat is jammer, maar niet onoverkomelijk. Dat de eerste helft van het Angels & Devils weinig indruk maakt, is een groter probleem, al zorgt de uitstekende tweede helft wel voor enige compensatie. Het Angels-deel krijgt een 6; Devils­ een 8. Gelukkig kun je altijd nog de skip-knop van je cd-speler gebruiken en gelijk inhaken op een heerlijk opgefokt grimefeestje.

Film / Achtergrond
special: Een vergelijking tussen de stripverfilmingen van DC en Marvel

De toekomst van de superheld

Guardians of the Galaxy draait vanaf deze week in de bioscoop. Met onder andere een schietgrage wasbeer en een boommens is het een van de vreemdste films die dit jaar te zien is. Voor sommigen zal het als een verrassing komen dat Guardians of the Galaxy is geproduceerd door Marvel Studios en zich in hetzelfde universum afspeelt als Iron Man en The Avengers, waarmee het technisch gezien een soort superheldenfilm is. Het toont aan hoe ver superhelden gekomen zijn sinds het moment dat Christopher Reeves voor het eerst als Superman over het witte doek vloog. De superheldenfilm heeft een lange weg afgelegd om te zijn waar zij nu is, maar hoe moet het inmiddels verder? Een onderzoek naar geschiedenis, heden en toekomst van de superheldenfilm.

In den beginne – Superman en X-Men
In de jaren ’80 en ’90 was het stripuitgever DC (Detective Comics; verfilmingen door Warner Brothers) die de dienst uitmaakte in filmland. Zij hadden de vrij succesvolle Superman-reeks met Christopher Reeves als de machtige superheld (Superman (1978); Superman II (1980); Superman III (1983); Superman IV: The Quest for Peace (1987)), gevolgd door de Batman-reeks van regisseurs Tim Burton (Batman (1989); Batman Returns (1992)) en Joel Schumacher (Batman Forever (1995); Batman & Robin (1997)). Deze films probeerden de sfeer van de stripboeken over te brengen en een vermakelijk (en indien mogelijk familievriendelijk) verhaal neer te zetten, waarin netjes de belangrijkste figuren uit de comics naar voren komen en het geheel een luchtige, soms ietwat knullige sfeer ademt (alhoewel de Batman-films van Burton zeker ook hun duistere randjes hadden; Schumacher werd er later dan ook bijgehaald om de serie wat kindvriendelijker te maken). Hierbij werden relatief weinig risico’s genomen wat betreft onbekende personages of vreemde plotlijnen uit de comics. Het is geen toeval dat Lex Luthor in maar liefst drie van deze films de schurk (of één van de) is. Superman IV: The Quest for Peace en Batman & Robin werden echter slecht ontvangen, met als gevolg dat geplande vervolgfilms werden geschrapt. Het superheldengenre leek een stille dood gestorven.

~

In de 21e eeuw begon rivaliserend uitgever Marvel (die daarvoor weinig uitbracht wat een naam mag hebben) het echter nieuw leven in te blazen (The Avengers en alle bijbehorende films worden verfilmd door Marvel Studios; Spider-Man door Columbia Pictures; X-Men en Fantastic Four door 20th Century Fox). Met X-Men (2000), X2 (2003), Spider-Man (2002) en Spider-Man 2 (2004) bewezen zij dat een goed gemaakte superheldenfilm leuk en spannend kan zijn en begonnen zij zich langzaam richting de mainstream te bewegen. Het was echter een proces van vallen en opstaan, want voor alle successen waren er net zoveel flops, zoals Daredevil (2003), Fantastic Four (2005) en Hulk (2006). De Marvel-films kenmerkten zich door wat meer (maar nog steeds niet bijster veel) met onbekendere personages te experimenten en veel plezier en humor erin te laten doorschemeren. DC probeerde ook een paar keer hun helden in deze nieuwe stijl neer te zetten, al leverde dat vrijwel alleen maar mislukkingen op (Catwoman (2004); Superman Returns (2006); Green Lantern (2011)).

Populariteit en vooruitgang – The Dark Knight en The Avengers
2008 is het jaar nul van de superheldenfilm, in de betekenis dat je tegenwoordig alleen nog maar kan spreken van “voor 2008” en “na 2008”. Het is het jaar dat de superheld massaal populair werd bij het bioscoopgaande publiek en het jaar dat de twee stromingen zoals we ze nu kennen vorm begonnen te krijgen. DC had al eerder met bescheiden succes geëxperimenteerd met een donkerdere, realistische superheldenfilm in Christopher Nolans Batman Begins (2005). Het vervolg The Dark Knight (2008) was ongekend populair. Waar oude Batman-films (en superheldenfilms in het algemeen) wat minder serieus waren en wat duidelijker opgezet in termen van goed en slecht, daar gaf The Dark Knight een volwassen verhaal, ingewikkelde plotlijnen, morele grijsgebieden en Heath Ledger’s fenomenale rol als The Joker (tot noch toe de enige Oscarwinnende acteerprestatie in een superheldenfilm). Nolan slaagde erin niet alleen de inhoud van de originele comics, maar ook de sfeer en de toon (van enkele individuele Batmancomics) naar het witte doek te brengen. De originaliteit en vernieuwende elementen werden geprezen en de film bracht wereldwijd ruim 1 miljard dollar op. DC had zijn draai hervonden.

Marvel begon op hun beurt ook het superheldengenre naar een hoger niveau te tillen. Maar waar DC bij hun held meer de diepte indook, daar heeft Marvel juist de breedte uitgebreid. Marvel kreeg een eigen filmstudio die durfde te experimenteren met personages en verhalen die succes behaalden in de comics en bracht het plezier en de humor die eerder in X-Men en Spider-Man zat met zich mee. Met Iron Man (2008) begon Marvel te bouwen aan de Marvel Cinematic Universe (MCU): een wereld waar verschillende superhelden naast elkaar bestaan. In de comics was dit vanzelfsprekend en kon het vaak gebeuren dat een personage uit Captain America een bezoekje kwam brengen bij Iron Man, maar in de films waren buiten af en toe een (flauwe) grap dergelijke crossovers nog niet voorgekomen. Marvel begon de MCU uit te bouwen met verschillende helden die in dezelfde wereld leven: The Incredible Hulk (2008); Iron Man 2 (2010), Thor (2011); Captain America: The First Avenger (2011). Het was succes na succes, maar verbleekte bij de film waar de hele MCU vier jaar lang naartoe bouwde: The Avengers (2012). Hierin stonden voor het eerst superhelden uit verschillende films naast elkaar in de hoofdrol. Het was een triomf. Het was groter, mooier en leuker dan alles wat ervoor was gekomen. The Avengers slaagde erin om bekende superhelden uit aparte films naast elkaar te zetten met aandacht voor zowel de samenwerking als de onderlinge conflicten (en wederom een fantastische schurk: Tom Hiddleston als Loki). Met ruim 1,5 miljard in opbrengsten is het tot op heden de meest lucratieve superheldenfilm. In 2012 had het superheldengenre definitief de wereld veroverd.

Toekomstplannen – Dawn of Justice en Age of Ultron

~

Marvel en DC hebben beiden in 2008 een eigen succesformule gevonden en zijn die nu dankbaar verder aan het inzetten. DC maakte het vervolg op The Dark Knight nog groter en duisterder in toon met The Dark Knight Rises (2012). Vervolgens probeerden zij dezelfde formule toe te passen op hun andere grote held: Superman. Man of Steel (2013) was een  Christopher Nolan-versie van de geliefde Kryptonees, die (net als de Dark Knight-trilogie) veel beelden van vernietiging, moeilijke morele kwesties en een getormenteerde held bevatte. Waar Nolans Batman-films echter een volledige, op zichzelf staande trilogie zijn, moet Man of Steel het begin zijn van een complete franchise. DC probeert te reageren op het succes van The Avengers door hun equivalent ervan – de Justice League – zo snel mogelijk in de bioscoop te brengen. Het vervolg op Man of Steel moet hieraan beginnen door Superman en Batman (gespeeld door Ben Affleck) in dezelfde film te zetten; Batman v. Superman: Dawn of Justice staat gepland voor 2016.

Marvel zet ondertussen vrolijk door met de uitbreiding van de MCU en werkt naar de tweede Avengers-film toe: Avengers: Age of Ultron (gepland voor 2015). Voor we daar aankomen, echter, breiden ze de verhalen van de individuele Avengers uit met vervolgfilms Iron Man Three (2013); Thor: The Dark World (2013) en Captain America: The Winter Soldier (2014), met daarnaast nu dus Guardians of the Galaxy. De toon van deze vervolgen is grotendeels gelijk: de helden worden voor steeds groter wordende dreigingen gezet en de MCU wordt met steeds meer en steeds obscuurdere personages en concepten uitgebreid. Een film als Guardians of the Galaxy had voor The Avengers (en al helemaal voor 2008) nooit gemaakt kunnen worden; niemand zou het risico willen nemen om zulke onbekende personages en verhalen op deze schaal te financieren.

DC en realisme
Het ontbreekt DC en Marvel niet aan ambitie, noch aan expertise of een goede en uitgebreide bron van verhalen. Toch beginnen de limieten van hun stijlen zich te tonen. Beide studio’s weten nog films van kwaliteit te leveren, maar hoe lang blijft dat duren? DC is al tegen de grenzen van het gebruik van Nolans filmstijl aan te lopen. De donkere toon die Batman in een realistische wereld plaatst werkt uitstekend voor een superheld die geen buitenmenselijke krachten heeft. Zijn superkracht is geld en intelligentie; zijn wapens en gadgets zijn gebaseerd op echte wapens en technologie die redelijkerwijs kunnen bestaan. Nolan laat ons zien hoe Batman in onze wereld eruit zou zien door alles wat hij is op onze wereld te baseren. Deze geloofwaardigheid gaat grotendeels verloren wanneer het Superman betreft. Hoe plaats je een vliegende, supersterke, onverwoestbare alien in de echte wereld? Superman en realisme gaat niet goed samen. Dit is waarom Man of Steel een fractie had van de impact van de Dark Knight-trilogie.

~

Als DC in deze stijl uit wil breiden moeten ze een manier vinden om alle superhelden tenminste enigszins geloofwaardig in onze wereld te zetten. Dan pas krijgt de stijl die ze hanteren een goede impact. Maar als ze naar de Justice League toe werken moeten ze naast Superman en Batman ook een goede representatie vinden voor Wonder Woman (ruimte-amazone met o.a. een onzichtbaar vliegtuig), Flash (supersnelheid), Aquaman (heerser over oceanen en zeedieren) en / of Green Lantern (intergalactische ruimtepolitie die alle mogelijke voorwerpen met zijn geest kan doen verschijnen). Aangezien bij Superman de Nolan-stijl al veel minder effect had zal het samenbrengen van al deze onrealistische superhelden lastig goed uit te voeren zijn.

Marvel en uitbreiding
Marvel heeft dit probleem niet. Hun stijl leent zich uitstekend voor rare krachten en het combineren van superhelden. Maar dankzij The Avengers heeft Marvel de smaak te pakken en begint het links en rechts alles uit te breiden. Naast de MCU worden ook de werelden van de individuele superhelden steeds groter en ambitieuzer, waardoor ze uiteindelijk elkaar in de weg komen te zitten. Het overzicht raakt verloren. Guardians of the Galaxy speelt zich af in de ruimte, maar betekent dat dat ze misschien de verschillende werelden uit Thor kunnen tegenkomen? Waarom grijpt Captain America niet in wanneer de president ontvoerd wordt in Iron Man Three? Waarom grijpt überhaupt niemand anders in wanneer de hele wereld in gevaar is in Thor: The Dark World? Elk individueel verhaal moet groter en mooier worden dan de voorganger, maar daarmee worden ze steeds lastiger met elkaar te rijmen. De MCU begint onder haar eigen gewicht te bezwijken.

Andere superheldenseries volgen het voorbeeld van DC en Marvel. De The Amazing Spider-Man-reeks is een stuk donkerder en realistischer gebracht dan de trilogie uit de jaren ’00 en volgt daarmee DC en Christopher Nolan. Ook daar slaagt men er niet altijd in om de wat vreemdere personages (zoals Electro in The Amazing Spider-Man 2 (2014)) een goede achtergrond te geven. De X-Men-reeks gaat juist de Marvel-kant op. Met elke nieuwe film komen nieuwe, steeds onbekendere mutanten langs en plezier en humor zijn bijna net zo belangrijk als de actie of het verhaal. Maar ook hier begint het overzicht zoek te raken. X-Men: Days of Future Past (2014) is een complete ramp voor iedereen die het in canon met de eerdere films wil bekijken.

Dit zijn geen onvermijdbare problemen. De superheldenfilm heeft in de afgelopen jaren juist aangetoond hoe het zich aan kan passen. De kwaliteit en het budget is alleen maar toegenomen, maar inmiddels is de frisheid er een beetje af. Het genre is op het top van zijn kunnen, maar vernieuwing is noodzakelijk om dat niveau zo hoog te houden, net zoals de comics over de jaren constant zijn veranderd in toon, stijl en aanpak. Dan kunnen deze films net zo super blijven als de helden waar ze over gaan.

Meer informatie:
http://www.forbes.com/sites/markhughes/2013/10/29/why-marvel-is-defining-the-modern-superhero-film-genre/
http://www.cracked.com/quick-fixes/4-awesome-marvel-movie-scenes-youll-never-see-and-why/