Kunst / Expo binnenland

Nieuwsgierigheid kent geen tijd: op ontdekkingstocht door de Appel

recensie: Nina Katchadourian, Matt Mullican, Thomas Grünfeld e.a. - Curiosity

Met Curiosity is de Appel arts centre tijdelijk omgetoverd tot hedendaagse Wunderkammer. De tentoonstelling voert je mee met de koers van nieuwsgierige kunstenaars door de eeuwen heen, die de kijker zowel doen verbazen over het vreemde als verwonderen over het alledaagse.

Hoe zou een kruising tussen een pinguïn en een pauw eruit zien? Waar zoekt een paus die door een telescoop tuurt naar? En hoe veelzijdig zijn de voorwerpen die je in een vliegtuig kunt vinden? Vragen vermenigvuldigen zich bij ieder kunstwerk dat de kijker in de Appel voorgeschoteld krijgt.

De tentoonstelling, die is samengesteld door kunstcriticus en romanschrijver Brian Dillon, toont dat nieuwsgierigheid door de jaren heen een belangrijke drijfveer is geweest voor de mens, en dat ook nu nog, in een wereld waarin alle kennis binnen klikbereik is, het vreemde een bron van verwondering blijft. 

Laurent Grasso, <em>Specola Vaticana (Paul VI Schmidt)</em>, 2012. Courtesy of the artist. Foto: de Appel arts centre.

Laurent Grasso, Specola Vaticana (Paul VI Schmidt), 2012. Courtesy of the artist. Foto: de Appel arts centre.

De wondere wereld van het onbekende


Het tonen van curieuze objecten vindt zijn oorsprong in de zeventiende-eeuwse Wunderkammern, waarin vreemde vondsten uit de natuur naast kunstvoorwerpen werden samengebracht. Al in de zestiende en in de zeventiende eeuw hadden kunstenaars en wetenschappers aandacht voor het ongewone. Zo is in de Appel de wereldberoemde houtsnede van Albrecht Dürer uit 1515 te zien, die hij maakte naar aanleiding van een beschrijving van een neushoorn. De houtsnede werd talloze malen gekopieerd en wijduit verspreid, waardoor men gedurende drie eeuwen dacht dat een neushoorn er daadwerkelijk zo uitzag. Ook Galileo Galilei’s Sidereus Nuncius (De Sterrenboodschapper) uit 1610 is het resultaat van nieuwsgierigheid: het werk omvat de allereerste observaties gedaan met een telescoop. Deze ontdekkingen brachten hem uiteindelijk in de problemen met de katholieke kerk. Extra vreemd lijken in dit licht dan ook de foto’s die naast Galilei’s historische document tentoongesteld worden. De bezoeker ziet kerk en wetenschap plotseling verbonden in de beelden van Specola Vaticana (2012), waarop pausen en bisschoppen verwonderd door telescopen kijken. Staren ze zomaar de hemel in, zoekt de Vaticaanse Sterrenwacht naar een teken van God, of hopen ze toch bewijs tegen Galilei’s heliocentrische wereldbeeld te vinden?

Thomas Grünfeld, <em>Misfit (Pinguïn/Pauw)</em>, 2005. Foto: Cassander Eeftinck Schattenker, de Appel arts centre.

Thomas Grünfeld, Misfit (Pinguïn/Pauw), 2005. Foto: Cassander Eeftinck Schattenker, de Appel arts centre.

Curiositeit en alledaagsheid


De curieuze schoonheid van de natuur zien we in de vorm van een van de wonderlijkste onderzeewezens, de kwal, in Pulmo Marina (2014) van Aurélien Froment. De kijker wordt gehypnotiseerd door de trage, zwevende bewegingen van dit onschuldig ogende dier.
Thomas Grünefeld gaat nog net een stapje verder in het dierenrijk. Zijn Misfit (1994 en 2005) lijkt op het eerste gezicht gewoon een opgezet dier, maar al gauw blijkt er iets niet te kloppen. Zijn mislukte dieren zijn onmogelijke kruisingen die de natuur nooit zou kunnen voortbrengen, zoals een pinguïn met een pauwenkop.

Maar de bezoeker merkt dat verwondering ook in het alledaagse verborgen kan liggen. Nina Katchadourian laat met haar project Seat Assignment de kijker met andere ogen naar de doodgewone objecten kijken die je in een vliegtuig tegenkomt. Sinds 2010 maakt ze foto’s, video’s en geluidsopnames met haar telefoon, waaronder figuren van borrelnootjes en selfies in de weerspiegeling van de seatbelt.

Tacita Dean brengt in Manhattan Mouse Museum (2011) kunstenaar Claes Oldenburg in beeld, die met grote zorgvuldigheid zijn eigen kabinet van curiositeiten in zijn atelier afstoft en opnieuw rangschikt. De kleine objecten op zijn boekenplank zijn onbeduidend voor de kijker, maar door de haast ontroerende zorgzaamheid van Oldenburg wordt nieuwsgierigheid gewekt.

Ook het atelier van Matt Mullican weet verwondering op te wekken. In een 2-kanaals videowerk toont het ene beeld wat de kunstenaar doet en het andere beeld wat hij ziet. Hij beweegt zich door zijn atelier alsof hij zich in een buitenwereldlijke ruimte bevindt. Zo kruipt hij in een kussensloop en onderwerpt hij een cameratas aan nadere inspectie. Doordat het ene beeld vanuit de ogen van de kunstenaar is gefilmd, wordt de kijker meegenomen in zijn ontdekkingstocht door het alledaagse, maar tegelijkertijd wordt enige afstand bewaard door het andere beeld, dat de absurditeit van een afstandje toont. 

Corinne May Botz, <em>Kitchen (Room from Afar)</em>, 2004. Courtesy of the artist. Foto: de Appel arts centre.

Corinne May Botz, Kitchen (Room from Afar), 2004. Courtesy of the artist. Foto: de Appel arts centre.

Menselijke verwondering


Dat de mens zelf ook een wonderlijk wezen is blijft niet onopgemerkt. Susan Hillers Split Hairs: The Art of Alfie West (1998) toont in een vitrine de gespleten haren van een meubelreiniger uit Bayswater. Alfie West behaalde het Guinnes World Record door een menselijke haar zeventien keer te splijten. De kunstwerkjes die hij met de haren maakte werden aangekocht door Hiller.
Minder onschuldig zijn de foto’s die Corrine May Botz maakte van poppenkastinterieurs uit de jaren ’40 en ’50. Ieder interieurtje, zeer minutieus opgebouwd, toont taferelen met soms bloederige sterfgevallen. Ze zijn ontworpen door een forensisch wetenschapper, die ze gebruikte bij instructiesessies en tonen de speurtocht die zo’n duistere dood met zich meebrengt.

Op deze diverse manieren geeft de tentoonstelling objecten weer die zijn ontstaan uit nieuwsgierigheid, en deze ook bij de kijker weer weten te wekken. Reëel of surreëel, wie met een nieuwsgierig oog naar de wereld kijkt weet zich altijd wel ergens over te verwonderen. Zowel in alledaagsheid als in absurditeit kan men schoonheid vinden. Wie zich in deze tentoonstelling mee laat voeren door de blik van de nieuwsgierige kunstenaars wordt daaraan herinnerd.

Kunst / Achtergrond
special: o.a. Mark Rothko, Jackson Pollock, Cy Twombly, Jack Tworkov - From the Guggenheim Collection to the Cobra Museum of Modern Art

Cobra ontmoet Guggenheim

.

In het Cobra Museum is voor het eerst in Nederland een deel van de collectie van het Solomon R. Guggenheim Museum in New York te zien. De tentoonstelling From the Guggenheim Collection to the Cobra Museum of Modern Art biedt het Nederlandse publiek een uniek kijkje in de collectie abstracte kunst uit de periode 1949-1960.

In deze periode braken kunstenaars internationaal met de heersende tradities en zochten zij naar manieren om zich individueel uit te drukken. In de Verenigde Staten vertaalde zich dat naar het abstract expressionisme. Zo is er werk te zien van Mark Rothko, die met intense kleurvlakken een relatie tussen het kunstwerk en de kijker wilde opbouwen, en Jackson Pollock die met zijn action painting uitdrukking gaf aan emotie. Maar ook Adolph Gottlieb, Willem de Kooning, Cy Twombly en Jack Tworkov zijn vertegenwoordigd.

Intussen…

~

ontwikkelde zich aan onze kant van de oceaan, naast verschillende andere verwante stromingen, de kunstenaarsgroep Cobra. Naast werk van Karel Appel en Asger Jorn hangen in Amstelveen enkele schilderijen van Pierre Alechinsky, waaronder het prachtige Vanish (1959), met heldere kleuren en krioelende lijnen. Een van de mooiste zalen is die waar twee sculpturen van Louise Bourgeois worden omringd door werken van George Mathieu, Jackson Pollock, Maria Helena Viera da Silva, Pierre Soulages en Sam Francis. Door de werken op deze wijze tentoon te stellen merk je dat de kunstenaars uit deze tijd gelijkgestemde geesten waren, maar dat elk individu zich toch op een eigen manier uitdrukte. 

Film / Films

Verliefd tijdens de apocalyps

recensie: How I Live Now

Liefde in tijden van de Derde Wereldoorlog. De Engelse film How I Live Now vermengt tienerliefde met de nucleaire apocalyps. En dat is best romantisch.

De tijden dat je je als jong volwassene – vroeger heette dat een tiener – voor een literaire portie seks en dood stiekem moest behelpen met een beduimeld exemplaar van een roman van Jan Wolkers liggen ver achter ons. Young Adult-boeken zijn tegenwoordig big business. Ook de filmindustrie heeft het genre ontdekt. De ene na de andere bestseller krijgt een filmversie. In Nederland wordt het verzamelde werk van Carry Slee aan de lopende band verfilmd. Dat levert een gestage stroom van titels met een uitroepteken op, waarin steevast herkenbare puberproblemen worden behandeld.

Van over de grens komen verhalen die net een tikje ambitieuzer zijn. Puberthema’s als seks, liefde en dood worden overgoten met een apocalyptische saus, een metafoor voor bespiegelingen over vrijheid, verdraagzaamheid en democratie. Denk aan de immens populaire Hunger Games-reeks uit de VS, of de iets minder bekende Australische boekverfilming Tomorrow, When The War Began.

Oorlog en tieners

~

Ook How I Live Now is er zo eentje. Deze Engelse Young Adult-verfilming, naar een boek van Meg Rosoff, speelt zich af in de nabije toekomst tijdens de uitbraak van de Derde Wereldoorlog. De stadse, Amerikaanse Daisy verhuist naar het Engelse platteland om te gaan wonen bij haar tante. Ze wordt verliefd op haar neef Edmond. Maar net wanneer de liefde wat lijkt te worden, slaat het noodlot toe. Terroristen laten een nucleaire bom in Londen ontploffen. De explosie doodt honderdduizenden mensen, en de straling maakt een normaal leven onmogelijk. De tante is afwezig tijdens de gebeurtenissen. Daisy, Edmond en nog een paar kinderen moeten zien te overleven tijdens de burgeroorlog die vervolgens uitbreekt.

How I live now vermengt tienerliefde met een flinke scheut post-9/11 terrorisme. De film doet wel wat denken aan 28 Days Later, de intelligente horrorfilm van Danny Boyle over een ontwrichte maatschappij. Maar dan wel zonder de zombies. Maker Kevin Macdonald durft de jong volwassenen niet echt de stuipen op het lijf te jagen. Dat How I Live Nowok voor (oud-)volwassenen goed te genieten is, komt dankzij de mooi ingeleefde rol van de aanstormende Amerikaans-Ierse Hollywoodster Saoirse Ronan en de slimme regie van Macdonald (The Last King of Scotland) die mooi het midden weet te houden tussen oorlogsgruwelen en tienerromantiek.

Muziek / Album

Vernieuwer raakt achterop

recensie: The Bug - Angels & Devils

.

Achter de omineuze naam ‘The Bug’ gaat de Brit Kevin Martin schuil. De beste man heeft in ruim twee decennia een imposant cv opgebouwd, vooral binnen het spectrum van de experimenteel angehauchte elektronische muziek. Daarbij zocht hij ook geregeld de samenwerking op met andere avontuurlijke musici, van hiphopvernieuwer EL-P tot Einstürzende Neubauten-lid Blixa Bargeld. Met dat in het achterhoofd valt Angels & Devils toch wat tegen; The Bug betreedt namelijk geen nieuwe paden op dit nieuwe album.

Angels


Angels & Devils is, ook indachtig de titel, gemakkelijk in twee helften op te delen. Op de eerste helft van het album (precies de eerste zes nummers) komt The Bug rustig en atmosferisch uit de hoek. Het langzame ‘Save Me’ is gewoon een beetje saai. Dat dit de Angels­-helft betreft is nog tot daaraan toe, maar de meeste nummers zijn allemaal erg braaf. Alleen ‘Mi Lost’ is echt noemenswaardig; dat is een elektronisch popliedje dat zo op de radio zou kunnen, maar ondertussen erg tegendraads in elkaar zit. Tikkende snares en ondefinieerbare, duikbootachtige geluiden geven het nummer iets onheilspellends, al voordat de track overgaat in een break waarin het refrein door een flink echo-effect gehaald wordt en de vocalen langzaam vervagen.

Het opvallendste van Angels is nog wel dat vooral de twee openingsnummers als een missing link tussen de latere Massive Attack en vroege dubstep klinken. Je zou die liedjes daarom eerder ergens tussen de jaren negentig en de tweede helft van de jaren ’00 plaatsen, dan in 2014. Dan kan er in het persbericht wel uitgebreid vermeld worden dat The Bug vooruitliep op de dubstep, maar dan is het een beetje pijnlijk als je anno 2014 wat gedateerd en niet absolumente moderne klinkt.

Demons

Pas bij nummer 7 krijgt The Bug echt de geest: ‘The One’ (met Flowdan) is een flinke energiestoot na het trage ‘Save Me’. Het daaropvolgende ‘Function’ (met Manga) gaat daar nog eens goed overheen met zijn diepe, vervormde bassen. De tweede helft van het album heeft een opgefokte hiphopvibe. Specifieker: de nummers ademen geregeld grime, het opgefokte bastaardkindje van de Britse undergroundhiphop en -dance. Vernieuwend is de Devils-helft evenmin, maar The Bug levert wel sterke nummers.

Het tempo ligt hoog, bassen en synthesizers worden door de distortion gehaald, en de sfeer is grimmig geworden, heel grimmig. De uitgenodigde gastrappers laten hun zware Britse of Jamaicaanse accenten op duizelingwekkend snelle tracks horen. Daarnaast doet de Amerikaanse formatie Death Grips mee op ‘Fuck a Bitch’, waarbij hun vrij extreme geluid helaas wat ingeperkt wordt om binnen het (overigens bepaald niet zachtzinnige) grimegeluid van de Devils-helft te passen.

Zijn voortrekkersrol is The Bug helaas kwijt en dat is jammer, maar niet onoverkomelijk. Dat de eerste helft van het Angels & Devils weinig indruk maakt, is een groter probleem, al zorgt de uitstekende tweede helft wel voor enige compensatie. Het Angels-deel krijgt een 6; Devils­ een 8. Gelukkig kun je altijd nog de skip-knop van je cd-speler gebruiken en gelijk inhaken op een heerlijk opgefokt grimefeestje.

Film / Achtergrond
special: Een vergelijking tussen de stripverfilmingen van DC en Marvel

De toekomst van de superheld

Guardians of the Galaxy draait vanaf deze week in de bioscoop. Met onder andere een schietgrage wasbeer en een boommens is het een van de vreemdste films die dit jaar te zien is. Voor sommigen zal het als een verrassing komen dat Guardians of the Galaxy is geproduceerd door Marvel Studios en zich in hetzelfde universum afspeelt als Iron Man en The Avengers, waarmee het technisch gezien een soort superheldenfilm is. Het toont aan hoe ver superhelden gekomen zijn sinds het moment dat Christopher Reeves voor het eerst als Superman over het witte doek vloog. De superheldenfilm heeft een lange weg afgelegd om te zijn waar zij nu is, maar hoe moet het inmiddels verder? Een onderzoek naar geschiedenis, heden en toekomst van de superheldenfilm.

In den beginne – Superman en X-Men
In de jaren ’80 en ’90 was het stripuitgever DC (Detective Comics; verfilmingen door Warner Brothers) die de dienst uitmaakte in filmland. Zij hadden de vrij succesvolle Superman-reeks met Christopher Reeves als de machtige superheld (Superman (1978); Superman II (1980); Superman III (1983); Superman IV: The Quest for Peace (1987)), gevolgd door de Batman-reeks van regisseurs Tim Burton (Batman (1989); Batman Returns (1992)) en Joel Schumacher (Batman Forever (1995); Batman & Robin (1997)). Deze films probeerden de sfeer van de stripboeken over te brengen en een vermakelijk (en indien mogelijk familievriendelijk) verhaal neer te zetten, waarin netjes de belangrijkste figuren uit de comics naar voren komen en het geheel een luchtige, soms ietwat knullige sfeer ademt (alhoewel de Batman-films van Burton zeker ook hun duistere randjes hadden; Schumacher werd er later dan ook bijgehaald om de serie wat kindvriendelijker te maken). Hierbij werden relatief weinig risico’s genomen wat betreft onbekende personages of vreemde plotlijnen uit de comics. Het is geen toeval dat Lex Luthor in maar liefst drie van deze films de schurk (of één van de) is. Superman IV: The Quest for Peace en Batman & Robin werden echter slecht ontvangen, met als gevolg dat geplande vervolgfilms werden geschrapt. Het superheldengenre leek een stille dood gestorven.

~

In de 21e eeuw begon rivaliserend uitgever Marvel (die daarvoor weinig uitbracht wat een naam mag hebben) het echter nieuw leven in te blazen (The Avengers en alle bijbehorende films worden verfilmd door Marvel Studios; Spider-Man door Columbia Pictures; X-Men en Fantastic Four door 20th Century Fox). Met X-Men (2000), X2 (2003), Spider-Man (2002) en Spider-Man 2 (2004) bewezen zij dat een goed gemaakte superheldenfilm leuk en spannend kan zijn en begonnen zij zich langzaam richting de mainstream te bewegen. Het was echter een proces van vallen en opstaan, want voor alle successen waren er net zoveel flops, zoals Daredevil (2003), Fantastic Four (2005) en Hulk (2006). De Marvel-films kenmerkten zich door wat meer (maar nog steeds niet bijster veel) met onbekendere personages te experimenten en veel plezier en humor erin te laten doorschemeren. DC probeerde ook een paar keer hun helden in deze nieuwe stijl neer te zetten, al leverde dat vrijwel alleen maar mislukkingen op (Catwoman (2004); Superman Returns (2006); Green Lantern (2011)).

Populariteit en vooruitgang – The Dark Knight en The Avengers
2008 is het jaar nul van de superheldenfilm, in de betekenis dat je tegenwoordig alleen nog maar kan spreken van “voor 2008” en “na 2008”. Het is het jaar dat de superheld massaal populair werd bij het bioscoopgaande publiek en het jaar dat de twee stromingen zoals we ze nu kennen vorm begonnen te krijgen. DC had al eerder met bescheiden succes geëxperimenteerd met een donkerdere, realistische superheldenfilm in Christopher Nolans Batman Begins (2005). Het vervolg The Dark Knight (2008) was ongekend populair. Waar oude Batman-films (en superheldenfilms in het algemeen) wat minder serieus waren en wat duidelijker opgezet in termen van goed en slecht, daar gaf The Dark Knight een volwassen verhaal, ingewikkelde plotlijnen, morele grijsgebieden en Heath Ledger’s fenomenale rol als The Joker (tot noch toe de enige Oscarwinnende acteerprestatie in een superheldenfilm). Nolan slaagde erin niet alleen de inhoud van de originele comics, maar ook de sfeer en de toon (van enkele individuele Batmancomics) naar het witte doek te brengen. De originaliteit en vernieuwende elementen werden geprezen en de film bracht wereldwijd ruim 1 miljard dollar op. DC had zijn draai hervonden.

Marvel begon op hun beurt ook het superheldengenre naar een hoger niveau te tillen. Maar waar DC bij hun held meer de diepte indook, daar heeft Marvel juist de breedte uitgebreid. Marvel kreeg een eigen filmstudio die durfde te experimenteren met personages en verhalen die succes behaalden in de comics en bracht het plezier en de humor die eerder in X-Men en Spider-Man zat met zich mee. Met Iron Man (2008) begon Marvel te bouwen aan de Marvel Cinematic Universe (MCU): een wereld waar verschillende superhelden naast elkaar bestaan. In de comics was dit vanzelfsprekend en kon het vaak gebeuren dat een personage uit Captain America een bezoekje kwam brengen bij Iron Man, maar in de films waren buiten af en toe een (flauwe) grap dergelijke crossovers nog niet voorgekomen. Marvel begon de MCU uit te bouwen met verschillende helden die in dezelfde wereld leven: The Incredible Hulk (2008); Iron Man 2 (2010), Thor (2011); Captain America: The First Avenger (2011). Het was succes na succes, maar verbleekte bij de film waar de hele MCU vier jaar lang naartoe bouwde: The Avengers (2012). Hierin stonden voor het eerst superhelden uit verschillende films naast elkaar in de hoofdrol. Het was een triomf. Het was groter, mooier en leuker dan alles wat ervoor was gekomen. The Avengers slaagde erin om bekende superhelden uit aparte films naast elkaar te zetten met aandacht voor zowel de samenwerking als de onderlinge conflicten (en wederom een fantastische schurk: Tom Hiddleston als Loki). Met ruim 1,5 miljard in opbrengsten is het tot op heden de meest lucratieve superheldenfilm. In 2012 had het superheldengenre definitief de wereld veroverd.

Toekomstplannen – Dawn of Justice en Age of Ultron

~

Marvel en DC hebben beiden in 2008 een eigen succesformule gevonden en zijn die nu dankbaar verder aan het inzetten. DC maakte het vervolg op The Dark Knight nog groter en duisterder in toon met The Dark Knight Rises (2012). Vervolgens probeerden zij dezelfde formule toe te passen op hun andere grote held: Superman. Man of Steel (2013) was een  Christopher Nolan-versie van de geliefde Kryptonees, die (net als de Dark Knight-trilogie) veel beelden van vernietiging, moeilijke morele kwesties en een getormenteerde held bevatte. Waar Nolans Batman-films echter een volledige, op zichzelf staande trilogie zijn, moet Man of Steel het begin zijn van een complete franchise. DC probeert te reageren op het succes van The Avengers door hun equivalent ervan – de Justice League – zo snel mogelijk in de bioscoop te brengen. Het vervolg op Man of Steel moet hieraan beginnen door Superman en Batman (gespeeld door Ben Affleck) in dezelfde film te zetten; Batman v. Superman: Dawn of Justice staat gepland voor 2016.

Marvel zet ondertussen vrolijk door met de uitbreiding van de MCU en werkt naar de tweede Avengers-film toe: Avengers: Age of Ultron (gepland voor 2015). Voor we daar aankomen, echter, breiden ze de verhalen van de individuele Avengers uit met vervolgfilms Iron Man Three (2013); Thor: The Dark World (2013) en Captain America: The Winter Soldier (2014), met daarnaast nu dus Guardians of the Galaxy. De toon van deze vervolgen is grotendeels gelijk: de helden worden voor steeds groter wordende dreigingen gezet en de MCU wordt met steeds meer en steeds obscuurdere personages en concepten uitgebreid. Een film als Guardians of the Galaxy had voor The Avengers (en al helemaal voor 2008) nooit gemaakt kunnen worden; niemand zou het risico willen nemen om zulke onbekende personages en verhalen op deze schaal te financieren.

DC en realisme
Het ontbreekt DC en Marvel niet aan ambitie, noch aan expertise of een goede en uitgebreide bron van verhalen. Toch beginnen de limieten van hun stijlen zich te tonen. Beide studio’s weten nog films van kwaliteit te leveren, maar hoe lang blijft dat duren? DC is al tegen de grenzen van het gebruik van Nolans filmstijl aan te lopen. De donkere toon die Batman in een realistische wereld plaatst werkt uitstekend voor een superheld die geen buitenmenselijke krachten heeft. Zijn superkracht is geld en intelligentie; zijn wapens en gadgets zijn gebaseerd op echte wapens en technologie die redelijkerwijs kunnen bestaan. Nolan laat ons zien hoe Batman in onze wereld eruit zou zien door alles wat hij is op onze wereld te baseren. Deze geloofwaardigheid gaat grotendeels verloren wanneer het Superman betreft. Hoe plaats je een vliegende, supersterke, onverwoestbare alien in de echte wereld? Superman en realisme gaat niet goed samen. Dit is waarom Man of Steel een fractie had van de impact van de Dark Knight-trilogie.

~

Als DC in deze stijl uit wil breiden moeten ze een manier vinden om alle superhelden tenminste enigszins geloofwaardig in onze wereld te zetten. Dan pas krijgt de stijl die ze hanteren een goede impact. Maar als ze naar de Justice League toe werken moeten ze naast Superman en Batman ook een goede representatie vinden voor Wonder Woman (ruimte-amazone met o.a. een onzichtbaar vliegtuig), Flash (supersnelheid), Aquaman (heerser over oceanen en zeedieren) en / of Green Lantern (intergalactische ruimtepolitie die alle mogelijke voorwerpen met zijn geest kan doen verschijnen). Aangezien bij Superman de Nolan-stijl al veel minder effect had zal het samenbrengen van al deze onrealistische superhelden lastig goed uit te voeren zijn.

Marvel en uitbreiding
Marvel heeft dit probleem niet. Hun stijl leent zich uitstekend voor rare krachten en het combineren van superhelden. Maar dankzij The Avengers heeft Marvel de smaak te pakken en begint het links en rechts alles uit te breiden. Naast de MCU worden ook de werelden van de individuele superhelden steeds groter en ambitieuzer, waardoor ze uiteindelijk elkaar in de weg komen te zitten. Het overzicht raakt verloren. Guardians of the Galaxy speelt zich af in de ruimte, maar betekent dat dat ze misschien de verschillende werelden uit Thor kunnen tegenkomen? Waarom grijpt Captain America niet in wanneer de president ontvoerd wordt in Iron Man Three? Waarom grijpt überhaupt niemand anders in wanneer de hele wereld in gevaar is in Thor: The Dark World? Elk individueel verhaal moet groter en mooier worden dan de voorganger, maar daarmee worden ze steeds lastiger met elkaar te rijmen. De MCU begint onder haar eigen gewicht te bezwijken.

Andere superheldenseries volgen het voorbeeld van DC en Marvel. De The Amazing Spider-Man-reeks is een stuk donkerder en realistischer gebracht dan de trilogie uit de jaren ’00 en volgt daarmee DC en Christopher Nolan. Ook daar slaagt men er niet altijd in om de wat vreemdere personages (zoals Electro in The Amazing Spider-Man 2 (2014)) een goede achtergrond te geven. De X-Men-reeks gaat juist de Marvel-kant op. Met elke nieuwe film komen nieuwe, steeds onbekendere mutanten langs en plezier en humor zijn bijna net zo belangrijk als de actie of het verhaal. Maar ook hier begint het overzicht zoek te raken. X-Men: Days of Future Past (2014) is een complete ramp voor iedereen die het in canon met de eerdere films wil bekijken.

Dit zijn geen onvermijdbare problemen. De superheldenfilm heeft in de afgelopen jaren juist aangetoond hoe het zich aan kan passen. De kwaliteit en het budget is alleen maar toegenomen, maar inmiddels is de frisheid er een beetje af. Het genre is op het top van zijn kunnen, maar vernieuwing is noodzakelijk om dat niveau zo hoog te houden, net zoals de comics over de jaren constant zijn veranderd in toon, stijl en aanpak. Dan kunnen deze films net zo super blijven als de helden waar ze over gaan.

Meer informatie:
http://www.forbes.com/sites/markhughes/2013/10/29/why-marvel-is-defining-the-modern-superhero-film-genre/
http://www.cracked.com/quick-fixes/4-awesome-marvel-movie-scenes-youll-never-see-and-why/

Muziek / Achtergrond
special: New Adventures - Station Zero

Zonder wat achter te laten

.

In 1980 schreven New Adventures met de single ‘Come On’ een stukje NederRock-geschiedenis. Ze sleepten daarmee zelfs de Zilveren Harp in de wacht. 36 jaar na de oprichting is er met Station Zero weer een teken van leven.

In het jaar 1978 richtten Peter Bootsman, Henk Torpedo en Harry de Winter de band New Adventures op. Bootsma en De Winter maken nog steeds deel uit van de band. Ben E. Top verving Torpedo. Muzikaal is de band niet veel veranderd. Over de opnames van Station Zero heeft de band meer dan twintig jaar gedaan. De eerste composities dateren van 1990. Helaas heeft die lange tijd niet geleid tot een album dat in de schaduw kan staan van de eerste twee platen uit begin jaren tachtig. New Adventures en het een jaar later uitgebrachte Wild Cats Moanin’ behoren nog steeds tot een mooi stuk NederRock-geschiedenis. Dat zal Station Zero zeker niet gaan halen. Het klinkt allemaal best lekker, maar dat is nu precies niet genoeg. De tenenkrommende versies van ‘The Green Manalishi’ en ‘2000 Lightyears From Home’ hadden beter achterwege gelaten kunnen worden. De originelen klinken wel door in deze covers, maar New Adventures weet er geen nieuwe draai aan te geven. De rest van het dozijn rockers luistert weg zonder wat achter te laten in het geheugen.

Muziek / Achtergrond
special: Bruce Bherman - Acoustic Movies

Historische gitaren

.

Het zevende album van Bruce Bherman is tevens zijn eerste akoestische. Het album staat in het teken van de liefde voor historische akoestische gitaren, die Bherman al jaren fascineren.

In twaalf composities neemt Bherman de luisteraar aan de hand langs een dozijn fraaie akoestische gitaren. Allen met een eigen verhaal en belangrijker nog: allen met een eigen klank. Bherman covert twee liedjes van zijn voorbeelden. Zo horen we John Martyns ‘You Can Discover’ en de Bert Jansch compositie ‘Tell Me What Is True Love’ in de Bherman-benadering. Van de andere grootheid waar we wel degelijk de invloeden van horen, krijgen we geen cover te horen. Maar de geest van Nick Drake is alom aanwezig in het fijne gitaarwerk dat het album rijk is. De zang van Bherman kan aan geen voornoemde voorbeelden gelinkt worden. De wat nasale en staccato manier van zingen past minder goed bij de folkliedjes die Acoustic Movies herbergt. Daarom moeten we toch teruggrijpen naar zijn uit 2010 daterende album Untagged Friends als de absolute top uit zijn carrière. Het zijn vooral de vier instrumentale stukken waarin Bherman schittert met zijn fijne fingerpicking. Datzelfde werk horen we ook in de overige composities, maar daarin leidt de zang ons af van de schoonheid van de gitaarklanken.

Muziek / Achtergrond
special: Lia Ices - Ices

Exotisch niemendalletje

.

Jagjaguwar heeft als label al een indrukwekkende naam opgebouwd met vrouwelijke artiesten, zoals Sharon van Etten en Angel Olson. Lia Ices maakte in 2011 voor dat label Grown Unkown, waarop haar lenige stem de basis vormde voor stilistisch uiteenlopende nummers.

Haar tweede release op Jagjaguwar is weelderiger in zijn exotische klanken, maar raakt vaak verstrengeld in zijn eigen overdaad. Openingsnummer ‘Tell me’ voelt met zijn tropische percussie en fluitjes aan als oppervlakkige feelgoodmuziek met een dun indie randje; het is bij wijze van spreken nog net geen Enya. Andere nummers hebben dezelfde jungle van effecten, waar Ices met haar stem nog een weg door probeert te banen. Haar zangvaardigheid is zeker niet slecht, maar muzikaal gezien verliest haar stem het vaak van de overdaad van onnodige effecten. Wat ook niet helpt, is dat de sfeer zweverig is en niet echt van toon varieert. Die zweverigheid kan je zelfs letterlijk nemen als je Ices’ artist statement leest, waarin ze vliegen en het ontstijgen van de aarde noemt als inspirerende thema’s. De enige lichtpuntjes zijn ‘Thousand Eyes’ en ‘How We Are’. Die laatste weet met zijn langzame opbouw en verrassende verloop nog het meest te overtuigen. De ruimtelijkheid die in andere nummers wordt gesuggereerd, komt nog het best tot uitdrukking in de pieken en dalen die Ices met haar sierlijke stem op- en afgaat, en wanneer zij op momenten nog aan Grimes doet denken.

Muziek / Album

Koel en dromerig

recensie: Alvvays - Alvvays

.

Als Alvvays een persoon zou zijn, dan was het dat dromerige maar hippe schoolmeisje op wie je als puber verliefd was. Zo iemand die oude platen verzamelt en een wazige blik heeft, ook al is dat niet te zien vanwege de Clubmaster die ze constant draagt.

Alvvays uit Toronto is zo’n manic pixie dreampopband met een zwaar nostalgische vibe. De band is minder stoer dan de Dum Dum Girls en minder hoekig dan de Howling Bells of Veronica Falls. Het muzikale sjabloon is echter wel duidelijk: melodische gitaren met een rauw randje, een poppy tempo en natuurlijk een vrouwelijke zangeres die met haar stem schippert tussen emotioneel en onderkoeld. Met Molly Rankin heeft Alvvays een chanteuse die deels kwetsbaar en oprecht is, maar ook ironisch en gevat speelt met die concepten.

Muzikale oorwurm
Openingstrack ‘Adult Diversion’ galmt heerlijk je boxen uit met aanstekelijke pop-energie. Een springerige gitaar zorgt voor een aanstekelijk loopje waar Rankin haar verleidelijke stem over laat glijden, waarna het refrein ervoor zorgt dat je weer een muzikale oorwurm te pakken hebt. De prille en jeugdige zoetheid van de nummers staat in contrast met Rankins koele ondertoon, waardoor de nummers niet te sentimenteel worden. Ook speelt ze met haar stem. Zo zingt ze op ‘Archie, Marry Me’ op het randje van vals, maar het werkt omdat het de tragikomische tekst, over iemand die wanhopig wacht op haar geliefde, perfect aanvult.

Intelligent en catchy
Alvvays beschikt zeker over indie pop-potentieel. Ze weten de balans te vinden tussen catchy en intelligent. Op momenten ademen de teksten de spitsvondige melancholie uit van Camera Obscura of de liedjes van Stuart Murdoch. Zo is er het troostende ‘Ones Who Love You’, wat klinkt als een muzikaal gebedje voor als je denkt dat niemand om je geeft, totdat je beter naar de tekst luistert.

De vraag is echter na hoeveel luisterbeurten de verliefdheid voorbij is. Alvvays is misschien wel een aantrekkelijke vangst, maar biedt op de lange termijn weinig nieuws. Op het moment dat je betwijfelt of jullie wel voor elkaar gemaakt zijn, heeft zij het vast al uitgemaakt en is ze ervandoor gegaan met die nonchalante gast in de leren jas die luistert naar The Black Angels. Dromerigheid moet nu eenmaal vluchtig en ongrijpbaar blijven.

Boeken / Kunstboek

De straat als voorpremière

recensie: Frederike Huygen - Lex Reitsma. 196 affiches voor De Nederlandse Opera

.