Boeken / Fictie

De bedachtzame keizer

recensie: John Williams - Augustus

.

de wankelmoedige heroïek van een zoekende man bloot te leggen. Maar nu van een man ‘on top of the world’. 

De Romeinse keizer Augustus (zijn eigenlijke naam is Gaius Octavius), bekend als de heerszuchtige adoptiezoon van Julius Caesar, wordt door zijn tegenstrever Marcus Antonius weggezet als ‘die kleine bastaard met die bleke kop’. Dat zijn kwalificaties die je niet leest in een gemiddeld geschiedenisboek maar die John Williams aan het papier toevertrouwt alsof hij uit eerste hand citeert.

Oom Julius
Het is de bedwelmende kracht van Augustus: Williams laat een keur aan tijdgenoten van de keizer aan het woord die in hun persoonlijke berichten en verslagen een compleet beeld boetseren van het tijdperk Augustus. De levensloop van de jonge Gaius Octavius, die na de dood van zijn oom Julius diens status en titel erft, laat zich lezen als een energiek ooggetuigenverslag dat een haast actuele sfeer uitstraalt.

In een vroege brief van Julius Caesar aan zijn nicht Atia, Augustus’ moeder, deelt hij mee Gaius Octavius naar het Griekse Apollonia te sturen. Daar kan hij, buiten de invloedssfeer van het ontaarde Rome, een degelijke – lees: militaire – opleiding krijgen om klaargestoomd te worden voor de veldtochten tegen de opstandige Parthen. Eenmaal gearriveerd, krijgt Octavius het bericht dat Caesar is vermoord.

Tactisch heerser
Vanaf dat moment eigent de twintigjarige erfgenaam zich de macht toe en omringt hij zich met loyale legioenen om naar Rome te marcheren. Er volgt een confrontatie met de machtsbeluste Marcus Antonius die zich vreselijk ergert aan de ‘pompeuze, weinig indrukwekkende knaap’ die zich gedraagt ‘als een diepbedroefde weduwe, terwijl hij zich Caesar noemt, wat een onzin allemaal’.

Door de correspondentie en berichtgeving van de hoofd- en bijrolspelers – zoals Marcus Agrippa, Cicero, Livius, Horatius, Marcus Antonius en Cleopatra – laat John Williams op fraaie wijze zien hoe Octavius/Augustus zich staande houdt als dictator van Rome. Hoe hij de grenzen van het Rijk moet verdedigen, terwijl er doorlopend aan zijn stoelpoten wordt gezaagd en hij tegelijk ook in familiekring de boel op orde moet houden. Er is roddel en achterklap, machtsmisbruik en repressie, er worden allianties gesmeed die maken dat vrienden niet meer van vijanden onderscheiden kunnen worden.

In dit geweld blijft de bedachtzame Augustus een tactisch heerser die niet terugdeinst om met harde hand zijn visie en veiligheid te waarborgen. De onbetrouwbare Marcus Antonius – inmiddels gelieerd aan Cleopatra – wordt definitief verslagen, de ooit bevriende Cicero wordt verbannen en vermoord, zelfs zijn eigen losbandige dochter Julia krijgt levenslang op een afgelegen eiland.

Vergeefsheid
Het zijn de fictieve woorden van anderen waarmee John Williams een levendig portret schetst van een man die goed weet dat hij slechts een radertje in het geheel is. Hoe machtig ook, het is vooral de onmacht die Augustus telkens weer te lijf moet gaan. Zijn verwantschap met dichters en filosofen, meer dan met militairen en senatoren, kenmerkt zijn diepste gedachten over de vergeefsheid van het bestaan. Maar voor de continuïteit van Rome moet gezorgd en desnoods gestreden worden.

De ontroerende laatste brief van Augustus is het meest indrukwekkend. In een openhartig afscheid van het leven beschrijft hij de ambitie van de jeugd, de magie van de erotische liefde en de angst van de Romein voor zowel de onvoorspelbare zee als de ongrijpbare dichters. Een staaltje vroege zelfkennis:

Ik ben een mens, en even dwaas en zwak als de meeste mensen. Als ik iets op mijn medemensen heb voorgehad, dan is het dat ik dat van mijzelf heb geweten, en dus hun zwakheden heb gekend, en nooit heb gedaan alsof ik meer kracht en wijsheid in mijzelf aantrof dan in een ander. Dat ik dat wist, was een van de bronnen van mijn macht.

Geschiedschrijving in optima forma: geen deskundige historicus die terugblikt en conclusies trekt, maar de belangrijkste personages die in hun eigen woorden – en met een eigen stem – de werkelijkheid verbeelden. John Williams werkt dat perfect uit, behalve dat hij in de brieven soms teveel informatie kwijt wil om de draad van het verhaal helder te houden. Dat wringt met het adagium ‘show, don’t tell’, maar doet niets af aan de geweldige indruk die deze roman achterlaat.

Theater / Achtergrond
special: Antwerpen Fringe Festival

Torens, techno en hyena’s

.

Een buslading verdwaalde Italiaanse toeristen als publiek voor je eerste voorstelling: het is niet veel jonge kunstenaars gegund, maar tijdens de eerste editie van het Fringe Festival in Antwerpen was het mogelijk. Daar kwam op 5, 6 en 7 september op verschillende publieke en besloten locaties in de historische binnenstad een bijzondere mix tot stand van beginnende theatermakers, doorgewinterde theaterbezoekers en nieuwsgierige voorbijgangers. De jonge organisatoren van het festival zijn dan ook meer dan geslaagd in het eerste deel van hun opzet: het toegankelijk en zichtbaar maken van theater voor een breed publiek. Hoe zit dat met de culturele vernieuwing en het experiment in de marge dat zo typisch is voor het wereldwijd bekende Fringe-concept, dat ooit in Edinburgh ontstaan is als antwoord op de selectie van het reguliere theaterfestival? Voor het Antwerpse programma werden via een open oproep 25 projecten van een honderdtal performers geselecteerd, met speciale aandacht voor nieuw aanstormend talent.

Een van de jonge makers die op het menu staan is geluidskunstenaar Jillis Kruk. In de kleine kunstgalerie Nunc brengt hij een muzikale performance over een van de meest elementaire bewegingen van de mens: de val. De overvloedige stillevens aan de muur van de galerie vormen een groot contrast met de sobere installatie van Kruk, die met twee papieren torens, twee ballen van piepschuim, een hoop elektrische draden en een verdwaalde steen het publiek en toevallige voorbijgangers op straat twintig minuten lang weet te vangen in een spanningsveld van stilte en geluid. In opperste concentratie plaatst hij de twee torens tegenover elkaar en laat de piepschuimen ballen erop balanceren. In die gespannen stilte is een centrale rol weggelegd voor de onbedoelde muzikaliteit van het menselijk lichaam. Niet voor niets noemde Kruk zijn performance Soma, naar het Oudgriekse woord voor lichaam. Schuifelende schoenen, incidentele zuchten en een krakend gewricht hier en daar vormen de belangrijkste elementen in deze fysieke symfonie, die echter bruut wordt verstoord zodra de installatie die Kruk om zich heen heeft opgebouwd in werking treedt. De zorgvuldig geplaatste torens storten tegen de vlakte en hun val ontketent een plotselinge ontlading in de vorm van een soundscape waarin resonerende en weerkaatsende geluidsgolven naar alle kanten van de ruimte rollen. De beweging van de val is omgezet in geluid: een elektronisch antwoord op de fysieke aanwezigheid van de performer en de bezoekers in de ruimte. Jillis Kruk bouwt als een ware geluidsarchitect een wereld van zowel stilte als geluid, waarin beide componenten de bezoeker even indringend dwingen om te luisteren naar zijn of haar omgeving en lichaam.

The never ending love story of Sisyphos
Van de uitgepuurde geluidscompositie van Jillis Kruk kwam ik vervolgens terecht in het technogeweld van Das Lemniscaat, een groep die ontstaan is aan de acteursopleiding van de HKU. Voor hun gelijknamige eerste voorstelling deden de spelers in Berlijn onderzoek naar de technoscene rond clubs als Berghain en Sisyphos, waar bezoekers van vrijdagnacht tot maandagochtend aan één stuk door kunnen losgaan. Das Lemniscaat bracht deze ervaring terug tot een hallucinante montagevoorstelling waarin een immer voortdreunende technobeat het ritme aangeeft. ‘This is the story of Sisyphos. A never ending love story’, krijgen de bezoekers aan het begin van hun onderdompeling in het nachtleven van de Duitse hoofdstad te horen. Sisyphos’ liefdesverhaal neemt de vorm aan van een choreografie, waarbij de spelers in steeds terugkerende formaties identieke danspasjes uitvoeren. Ondertussen zien we op een catwalk een breed scala aan nachtbrakers de revue passeren, van iets te fanatieke drugsgebruikers tot verdwaalde plattelandsmeisjes. De clichés worden niet geschuwd in deze karakterisering van de Berlijnse clubscene, waarbij de coke overvloedig aanwezig is en iedereen met elkaar de (op het podium aanwezige) tent induikt. Gelukkig belicht Das Lemniscaat ook interessantere aspecten van de technocultuur. Zo staat het kleurrijke en ‘unieke’ uiterlijk van de personages in schril contrast met de uniforme danspasjes die ze als groep gezamenlijk uitvoeren, pasjes die door de strakke uitvoering soms zelfs doen denken aan militaire oefeningen. De manier waarop deze individuen opgaan in de groep en in de muziek heeft bovendien niet alleen een militaristische, maar ook een rituele dimensie. Das Lemniscaat maakt van de discobal een religieus object. Eén van de dansers verandert in het licht van de stroboscoop zelfs in een hindoeïstische godheid. Opvallend genoeg is in deze transcendentale technotrip ook een gastrolletje weggelegd voor Freddy Mercury. I want to break free van Queen wordt namelijk ingezet als een soort wake up call, die blijft steken bij het zinnetje ‘But life still goes on’. De boodschap die Das Lemniscaat wil overbrengen met deze eclectische voorstelling is dan ook duidelijk: het liefdesverhaal van een collectieve ontsnapping aan het dagelijkse leven is misschien toch niet zo never ending als de bezoekers van Berghain en Sisyphos willen geloven.

Alledaagse absurditeit
Ontsnappen aan de dagelijkse sleur is ook het thema van If I am a hyena, I am a lean and hungry one, de voorstelling waarmee Silke Verslype dit jaar afstudeerde aan de kleinkunstafdeling van het conservatorium in Antwerpen. Haar titel ontleende ze aan Henry Millers beruchte roman Tropic of Cancer (1934), die vanwege zijn vermeende obsceniteit pas dertig jaar later in de VS mocht verschijnen. Net als Millers roman draait haar voorstelling om zintuiglijk verlangen en de verwildering van de zeden, maar Verslypes zintuiglijke verwildering is van een andere soort dan die van de Amerikaanse auteur. Zij zoekt het verlangen niet in seksuele escapades, maar in dagelijkse handelingen als het lakken van teennagels, het aantrekken van kleren, het nemen van een bad of het uitlepelen van bakjes hagelslag. Handelingen die door de precisie en de manier waarop ze worden uitgevoerd een absurditeit krijgen die doet denken aan films als Du Levande (2007) van Roy Andersson. Juist deze uitvergrote, ‘verwilderde’ dagelijkse handelingen zijn voor het koppel dat Verslype en haar tegenspeler Niels Poiz verbeelden een manier om de alledaagsheid van hun bestaan te verjagen. Verslype weet de algehele moeheid en verveling van de man en de vrouw te vangen in originele beelden die door de mooie belichting niet zouden misstaan als fotografische stillevens. Juist die woordeloze zeggingskracht maakt If I am a hyena zo sterk. Als de personages na twintig minuten opeens een kort gesprek voeren, verbreekt dat dan ook enigszins de betovering van de voorstelling. De vrouw zegt in het gesprek onder andere ooit een boek te hebben gelezen waarin niets gebeurde, maar dat toch heel spannend was. De beelden spreken echter voor zich en hebben deze ‘verklaring’ niet nodig. Het commentaar van haar tegenspeler kan dan ook zowel voor haar als voor de voorstelling gelden: ‘I liked you better when you didn’t speak’.

Toevallig genoeg zijn Soma, Das Lemniscaat en If I am a hyena alle drie voorstellingen van jonge makers waarin beweging en geluid belangrijker zijn dan de tekst. Ook in de rest van het programma van het Antwerpse Fringe Festival zijn dans en fysiek theater goed vertegenwoordigd, net als het aandeel kersvers afgestudeerde performers van de Vlaamse en Nederlandse theaterscholen. Hoewel niet alle voorstellingen even evenwichtig in elkaar zaten, heeft de eerste editie van het Fringe Festival in Antwerpen zich bewezen als een goede plaats voor het spotten van nieuw talent. Juist de mogelijkheid om te experimenteren en te falen maakt het initiatief zo interessant. Fringe is dan ook een welkome aanvulling op het Antwerpse theaterfestivallandschap.

Boeken / Fictie

Bizarre belevenissen in braakliggend Berlijn

recensie: Hans Fallada (vert. Anne Folkertsma) - Een waanzinnig begin

.

.

Het verhaal begint in april 1945. De Russen rukken op in het oostelijk deel van nazi-Duitsland. Doll en zijn jonge vrouw Alma wachten op de komst van de bevrijders in een provinciestadje niet ver van Berlijn. Alma heeft medicijnen nodig – later blijkt dat ze, net als haar man, verslaafd is aan morfine – en fietst naar de apotheek. Op de hobbelige keien van de hoofdstraat komen de Russische tanks aanrijden, wiebelend en schuivend, alsof ze een grappig spelletje doen. De soldaten zijn beleefd, behulpzaam en nemen verder weinig notitie van de paar achtergebleven burgers.

Onbegrensd opportunisme
De Russen zijn niet agressief; ze kijken als het ware door de Duitsers heen met een nietszeggende blik. Ze willen de zaken op een rijtje zetten en het land opbouwen. Dr. Doll past goed in dat voornemen en wordt, na een toespraak over de bevrijding van de misdadige nazi’s, tot burgemeester van het stadje benoemd. De inwoners haten hem, om zijn politieke standpunten en zijn eigenzinnige optreden, maar de Russen zijn vriendelijk  en nemen hem in bescherming. Dr. Doll probeert, meestal tevergeefs, voormalige nazi’s, gewone schurken, hamsteraars en zwarthandelaars te ontmaskeren. Hij wordt verteerd door haat en woede. Hij walgt van de opportunistische omslag van de nationaalsocialisten die nu allemaal een verzetsverleden hebben.

Kunstmatige paradijzen
Met zijn vrouw samen zakt hij steeds dieper weg in de kunstmatige paradijzen van de morfine, of ‘de spuit’, al is het lastig om steeds een nieuwe arts te vinden die gelooft in hun verzonnen pijnklachten. Hans Fallada schildert weergaloos de droomwereld waarin de Dolls leven. Totdat Dr. Doll toevallig een stapel oude kranten in handen krijgt en een hele nacht lang leest wat er zich in de  rest van de samenleving – ook het Russische deel van Berlijn – afspeelt. Dan volgt het besluit weer voluit te gaan leven en zijn schrijfwerk op te pakken. Hij wendt zich met succes tot een collega, die veel invloed heeft onder het nieuwe regime. Doll krijgt een huis, geld en de belofte dat zijn verslag van het nazibewind in boekvorm zal kunnen verschijnen.

De indeling van de roman in een neerwaartse en vervolgens opwaartse beweging is autobiografisch, evenals het tweede huwelijk van hoofdpersoon Doll met een veel jongere vrouw. Hans Fallada verliet zijn eerste vrouw en drie kinderen om helemaal weg te zinken in verliefdheid en morfineroes na een wisselende carrière onder het Hitler-regime. Onder het DDR-bewind  kreeg hij, mede door zijn politieke overtuiging, nieuwe kansen.

Bewegingloos in een bomkrater
In een ingehouden, doch kleurrijke stijl, getuigend van grote mensenkennis, schildert Fallada de gruwelijke realiteit van het verslagen land en zijn bevolking. De oorlog is voorbij en gaat toch gewoon door: oorlog van allen tegen allen. De nachtmerrie waar de roman mee begint en eindigt toont de innerlijke toestand van Dr. Doll. Hij ligt onbeweeglijk op de bodem van een diepe bomkrater, wachtend op een overstroming die zijn mond zal vullen met gelige leem. Hoog boven zich ziet hij kraaien- en ravenzwermen overvliegen. De Grote Drie – Roosevelt, Stalin en Churchill – buigen zich over de kraterrand. Zij gaan (misschien) na de vernietiging een nieuw land helpen opbouwen. Vervuld van schaamte, wanhoop en apathie ligt Doll te wachten. Op het naderende einde, of de ultieme verlossing.

Muziek / Concert

Uitverkocht huis voor countryzanger

recensie: Daniel Romano

Daniel Romano trok met zijn derde album Come Cry With Me onverwacht veel aandacht van de pers. Maar ook het publiek omarmde deze uit Canada afkomstige ster. Het Lux theater in Nijmegen mag een uitverkochte zaal bijschrijven.

Echte countrymuziek van de strakke snit staat in Nederland niet zo snel in de belangstelling. De trieste liedjes vinden altijd wel redelijk goed aftrek in een kleine kring liefhebbers. Zo niet het derde, opvallende album van Daniel Romano. Come Cry With Me werd door de serieuze pop-/rockpers met open armen ontvangen en de hemel in geschreven.

Geen karakterfiguur

~

Wie in Doornroosjes Lux theater staat te wachten op de man met de hangsnor en het hoedje die stond afgebeeld op de albumhoes van Come Cry With Me moet even schakelen als het podium wordt gevuld. Het aanvankelijke applaus dat oplaait verstomt snel in een soort verwarring. Een zesmansformatie vult het podium, alle microfoons zijn bezet, maar waar is nu de hoofdrolspeler? Dan zet Daniel Romano het eerste nummer in en is de herkenning groot. Romano heeft zich niet uitgedost als de karakterfiguur op zijn albumhoes, met bloemetjesjasje en hoed, en hij draagt geen gezichtsbeharing. De muziek is daarentegen uit het goede hout gesneden. In een prima show baant Romano zich een weg door zijn oeuvre en raakt iedere bezoeker in het hart.

Meer dan verdiend
De band van Daniel Romano bevat net zoveel dames als heren. De dames verzorgen, naast het bespelen van de instrumenten, de uitstekende koortjes die de stem van Romano zo fraai kleuren in de trieste countryliedjes. Een hoogtepunt vormt het liedje dat Romano onlangs uitbracht op een heuse 45″ single: ‘Don’t Understand’. Helaas heeft hij geen exemplaren meer bij zich. Het bekende ‘Chicken Bill’ krijgt een opzwepende benadering en is een van de snelste liedjes van de set. Maar de fraaiste songs zijn toch de in rustiger tempo gezongen liedjes. Een bijzonder moment is het duet ‘Just Between You And Me’, dat hij samen zingt met violiste, organiste en accordeoniste Carleigh Aikens.

Om eens wat anders te doen verlaat Romano het podium niet voordat de band een toegift speelt. Wel verlaat de formatie het podium om al rozen uitdelend terug te keren. Met nog wat extra liedjes, waaronder een cover van The Ramones, laat Romano het publiek met een voldaan gevoel achter. Hij heeft bewezen dat de extra aandacht hem meer dan verdiend toekomt.

Kunst / Expo binnenland

Voer voor kunstnerds

recensie: Charles Avery - What’s so great about Happiness? The people and things from Onomatopoeia

.

Meer dan tien jaar geleden presenteerde Avery voor het eerst zijn imaginaire wereld The Island, waarvan Onomatopoeia de hoofdstad is. The Island kent zowel utopische elementen als gebreken, gelijk aan onze wereld. Zoals bij de meeste verhalen, schrijft Avery de vertellingen over zijn wereld ook in hoofdstukken. Deze hoofdstukken nemen de vorm aan van sculpturen, designs en zelfs boeken en posters.

Charles Avery, <em>Untitled</em> (<em>View inside the kelp bailing station</em>), 2014. Courtesy of the artist and GRIMM Gallery, Amsterdam (photography by Cooper Dodds).

Charles Avery, Untitled (View inside the kelp bailing station), 2014. Courtesy of the artist and GRIMM Gallery, Amsterdam (photography by Cooper Dodds).

Het vierkant als idealisme
De bewoners van het imaginaire eiland zijn te verdelen in verschillende groepen met elk hun eigen idealen. De jongen die kelp draagt in Untitled (View inside the kelp bailing station) uit 2014, heeft een shirt van Lescargots Quajrato aan. Het shirt komt van het gelijknamige, eveneens fictieve restaurant, dat het aan zo veel mogelijk inwoners verkoopt als reclame. Lescargots Quajrato was nauw verbonden aan een tentoonstelling met kunst uit onze wereld, die onlangs was georganiseerd op het eiland. Het shirt wordt gedragen door de enige bevolkingsgroep die in schoonheidsidealen uit onze wereld gelooft, als ware het de guldensnede of het vierkant.

De kelp wordt verkocht aan een dikke man met een groene jas, die er flink aan verdient. In zijn hoed is een lemniscaat te herkennen. De loodsen waar de paling wordt opgeslagen zijn verdeeld door de nummers nul, een, twee, drie en vijf, elk met een herziende schrijfwijze. Voor het getal vier zijn de meeste inwoners bang, omdat het zo perfect deelbaar is dat het geen ruimte bied voor progressie.

Charles Avery, Installation view met <em>Untitled</em> (<em>Boogie-Woogie</em>), 2012,<em> Untitled</em> (<em>Reactionary</em>), 2010 en <em>Untitled</em> (<em>L'Escargot Quadrato</em>), 2013. Courtesy of the artist and GRIMM Gallery, Amsterdam.

Charles Avery, Installation view met Untitled (Boogie-Woogie), 2012, Untitled (Reactionary), 2010 en Untitled (L’Escargot Quadrato), 2013. Courtesy of the artist and GRIMM Gallery, Amsterdam.

Ieder een eigen hoed
Eenzelfde jongen als degene die kelp droeg is ook in Untitled (Three guys on the steps) uit 2014 te zien. Hier zit hij tussen posters die zijn opgehangen door de bevolkingsgroep ‘de meta’s’. Naast hem staat een pot ingelegde eieren. Niemand op het eiland vind ze écht lekker, maar toch is vrijwel iedereen eraan verslaafd.

Nieuw in deze tentoonstelling is ook de serie hoeden. De acht hoeden die verspreid over de ruimtes staan, worden gedragen door een bijpassende mannequin. Elke hoed vertegenwoordigt een ander ideaal en wordt gedragen als statement. De aanhangers van de Lescargots hebben een eigen hoed in de vorm van hun restaurant. Untitled (Noumenology) uit 2014 is een hoed waar een donker bos in te herkennen is. Er zit een gat door, waaruit licht op de hoed zelf schijnt. De aanhangers van de Noumenology vullen hun dagen met het zoeken naar het mystieke, hetgeen dat niet gevonden kan worden.

Charles Avery, <em>Untitled</em> (<em>L'Escargot Quadrato Restaurant Interior</em>), 2013. Courtesy of the artist and GRIMM Gallery, Amsterdam.

Charles Avery, Untitled (L’Escargot Quadrato Restaurant Interior), 2013. Courtesy of the artist and GRIMM Gallery, Amsterdam.

De wereld heringericht
Naast maatschappelijke referenties zijn er in het werk van Avery ook verwijzingen te vinden naar de filosofie, wiskunde, kunst en meer. Deze zijn op humoristische wijze verwerkt in de tekeningen. Namen, getallen en symbolen spelen een rol en onthullen allerlei denkwijzen die de toeschouwer herkent.

Het uitgetekend zien van een andere maatschappij verduidelijkt onze eigen wereld enorm. Dat maakt deze tentoonstelling van Avery veelzijdiger dan veel andere tentoonstellingen. Zijn onderzoek dekt de hele wereld en al zijn aspecten zonder daarbij in te leveren op speelsheid of humor. What’s so great about Happiness? The people and things from Onomatopoeia is een must-see voor elke Avery liefhebber, en een must-get-to-know voor iedereen die hem niet kent. 

Theater / Achtergrond
special: Nederlands Theater Festival 2014

Verdomd goed pakketje, binnen tien dagen in huis

‘Het theater is nergens zonder zijn publiek’, drukken theatermakers ons al decennialang, generatie op generatie, op het hart. Het Nederlands Theater Festival vertaalt deze formule door de schijnwerpers dit jaar op het publiek te richten. Gasten van het festival worden bij de Stadsschouwburg van Amsterdam verwelkomd op de rode loper en naar binnen geleid door jonge enthousiastelingen die het belang van theater bij de ervaring van de toeschouwer leggen. En het werkt! Vooral als het eerste voorstellingsbezoek ook nog eens Fellini is.

Elk jaar selecteert de Nederlandse Toneeljury, dit jaar onder leiding van Boris van der Ham, een officiële selectie van succes. De twaalf beste voorstellingen van dit theaterseizoen zijn – met ook exact die reden – nog een enkele keer te zien in het hart van Amsterdam. Tien dagen lang wordt de stad omarmd door theaterglorie, met afsluitend het Gala van het Nederlands Theater en de uitreiking van de VSCD toneelprijzen. Het Noord Nederlands Toneel staat met hun voorstelling Fellini lijnrecht tegenover Toneelgroep Amsterdam en de voorstelling Lange dagreis naar de nacht. Wat betreft stijl dan, want beide zijn grandioos lekker om naar te kijken.

Georganiseerd zooitje circus
Het Noord Nederlands Toneel dompelt de toeschouwer van Fellini onder in een cirkustrale performance met een groot ensemble en een orkest. Ola Mafaalani en Ko van den Bosch lieten zich inspireren door het Dromenboek van de Italiaanse cineast Federico Fellini, wat is uitgelopen op een biografisch feest waarin alles uit de kast wordt gehaald. Van den Bosch neemt de rol van Fellini op zich, die ons meeneemt in de reis door zijn leven, zijn dromen, zijn obsessies, verbeeldingskracht en romances. Naast Van den Bosch lopen er jongere Fellini’s op het podium, die de verbeelding van de groei van de Italiaanse regisseur versterken.

De kracht van de voorstelling ligt in de keuze om het publiek via het podium de zaal in de laten. De acteurs van Fellini neemt elke toeschouwer op sleeptouw en zorgen voor een enorme glimlach op het gezicht. Een enkeling sluipt – niet geheel onopgemerkt – door de zaaldeur naar binnen. De rest wordt geacht een kunstje te doen in het midden van het grote podium. Daarbij kwam nog dat ik één van de zes gelukkigen was die door Jochem Stavenuiter bij binnenkomst werd opgemerkt en vriendelijk werd gevraagd om nog even plaats te nemen op een kleine tribune in het decor. Zodra alle toeschouwers op hun plek zaten, deden wij ons kunstje en sloten af met een grand finale-buiging om vervolgens ook een plek in de zaal te vinden.

De vorm van Fellini kan niet missen: het publiek van Federico Fellini staat centraal in zijn werk. Een surrealistische wereld wisselt de beelden en de verhalen af met een vergelijkbare hoge snelheid én zorgvuldigheid van een filmset. Ruim twee uur lang wordt het publiek betoverd door de fantasie van de poëtische Italiaan, met livemuziek onder leiding van Eef van Breen. Dat de golf van acts en acrobatiek niet over het publiek heen walst, is te danken aan de rust en het ingetogen spel van Ko van den Bosch.

Intiem verband
Daar waar het Noord Nederlands Toneel een overvloed aan grootse bewegingen aanbiedt, brengt Toneelgroep Amsterdam een indrukwekkend intieme voorstelling met Lange dagreis naar de nacht. Ivo van Hove gaat met de tekst uit 1941 van van Eugene O’Neill aan de haal.

Eén blik op het toneel is genoeg om door een gevoel van ongemak te worden bekropen. De donkere ruimte wordt gevuld door de muziek die vanaf een grammofoonplaat links op het toneel wordt afgespeeld. Vanaf de eerste minuut is duidelijk dat het publiek over de beladen schouder meekijkt naar een familiedrama. Van Hove behoudt een vierde wand, waardoor de situatie op het podium persoonlijker en ontroerender is. De sprookjesachtige wenteltrap naar een ruimte boven het speelvlak suggereert een extra verdieping, waarvan alleen de moeder (Marieke Heebrink) gedurende de voorstelling daadwerkelijk gebruik maakt. In het midden hangt een te grote lamp die met een ruk aan het touw aan of uit gaat. Van Hoves vaste partner in crime Jan Versweyveld is verantwoordelijk voor het duistere, maar ook warme decor.

Vier acteurs vormen samen één organisme. Het duurt niet lang voordat zij zich van elkaar losmaken en scène voor scène verder uit elkaar drijven. In een kleine drie uur bewegen zij zich om elkaar heen; een gezin waarin vader (Gijs Scholten van Aschat) en moeder schuldig zijn aan drankzucht en een morfineverslaving. De jongste zoon (Roeland Fernhout) is slachtoffer van de ziekte tuberculose. Zijn grote broer (Ramsey Nasr) verliest zich in de alcoholverslaving van zijn vader en lijkt misschien meer op hem dan hij eigenlijk zou willen. Lange dagreis naar de nacht is enorm sterk geregisseerd en geeft de acteurs elk op zichzelf staande karakter die overduidelijk een belang hebben bij elkaars bestaan.

Ode aan het sterven
Naast de grote en kleine theaterproducties boeit het festival door de randprogrammering. Op initiatief van Gian van Grunsven en Bert Hana wordt er stilgestaan bij de kunst van sterven op het toneel, een vak apart. Een panel met een regisseur, actrice en castingexpert reageert op een serie sterfscènes, die in de grote zaal van de Stadsschouwburg van Amsterdam worden gepresenteerd. De kunst van het sterven is een geestige aangelegenheid waarbij het publiek aan tafeltjes voor het podium plaats kan nemen, waardoor het gevoel van een grote zaal wordt vervangen door een stand-upcafésfeer. De middag eindigt met het indrukwekkend sterven van Chris Nietvelt, de queen van het sterven op toneel. 

Boeken / Non-fictie

Drift van de moderniteit

recensie: Philipp Blom (vert. Pon Ruiter & Henny Corver) - Alleen de wolken. Cultuur en crisis in het westen 1918-1938

De twintig jaar tussen de Wereldoorlogen waren ideeënrijk, bruisend, verbluffend, ontstellend. Goede vertelstof voor Philipp Blom.

In feite is Alleen de wolken een vervolg op De duizelingwekkende jaren (2009), Bloms gevierde boek over de periode 1900-1914. Blom benadrukt deze opeenvolging door – met recht – te stellen dat de twintigste eeuw vooral wordt bepaald door die ene ‘verstrekkende revolutie, de revolutie van de moderniteit, van de technologie en van de verlichting’. En die moderniteit was in 1900 al goed op weg. En passant vindt hij met deze geciteerde stelling ook aansluiting bij Het verdorven genootschap (2010), zijn andere recente werk over verlichtingsdenkers als Diderot en D’Holbach.

Fascinerend interbellum
Wel zorgde de Eerste Wereldoorlog voor een acceleratie van deze moderniteit. Blom stelt:

Ook het tempo van de revolutie was versneld geraakt, en in minder dan een generatie waren maatschappelijke structuren, morele normen en traditionele opvattingen over de wereld, die eeuwen hadden bestaan, ondermijnd, aangevallen en verbrijzeld. De geschiedenis begon sneller te gaan dan de mens, identiteiten werden broos en twijfelachtig, en de technologie ontwikkelde zich sneller dan ons begrip ervan. [cursivering AvK].

De maatschappij raakte definitief op drift, en zou tot op heden – ons ‘vloeibaar moderne’ heden – nooit meer werkelijk tot rust komen. Ook in onze uiterlijk kalme samenlevingen zijn normen en identiteiten sindsdien zowel meer en meer individueel bepaald als broos en onzeker gebleven. Zie overigens wat betreft die technologische verandering de symbolische kaftomslag: wie is hier de baas, mens of machine?

Bovenstaand citaat toont tevens de reden waarom ik geneigd ben het interbellum de meest fascinerende moderne geschiedperiode te noemen. Want in de chaotische nasleep van de massamoord van de Eerste Wereldoorlog werd de moderniteit tot op de spits gedreven. Hele bevolkingsklassen zochten naarstig en soms tot op het bot vertwijfeld naar nieuw existentieel houvast. Men bestormde allerlei hemelen of zocht juist vergetelheid; van totalitaire religies tot seksuele fetisjen in Berlijn of de losse sfeer van New Yorkse speakeasies. Blom richt zich op deze ‘percepties, angsten en verlangens, manieren om om te gaan met het trauma van de oorlog, met de door de industrialisatie losgemaakte energie’.

Gelukkige keuzes
Alle turbulentie leidt zowel tot een mêlee aan trotse, verbazing- of (inderdaad) duizelingwekkende figuren – van D’Annunzio en Aleksej Gastev, de Britse young bright things tot de voortrekkers van de Harlem Renaissance – als tot godgelijke plannen of afschuwwekkende gebeurtenissen – het Sovjetplan van Magnitogorsk (‘magneetstad’), de Amerikaanse drooglegging begonnen met de Volstead Act, de Holomodor waarbij Stalin miljoenen Oekraiëners liet uithongeren.

Aan ieder jaar besteedt Blom een thematisch hoofdstuk. Maar gelukkig kiest hij – en eigenlijk zijn al zijn keuzes goed – ervoor om de grote gebeurtenissen niet weer tot in detail te beschrijven. 1919 gaat primair niet over Versailles maar over shellshock, 1923 niet over de Duitse hyperinflatie maar over natuurkundige ontdekkingen (speciaal intrigerend omdat hij, in navolging van de historicus Paul Forman, suggereert dat de chaos en onvoorspelbaarheid van het interbellum vrij baan maakte voor de ontdekkingen van bijvoorbeeld de kwantumtheorie) en 1933 niet over Hitlers machtsovername maar over de ‘pogrom van het intellect’. Tegelijkertijd laat hij zich ook weer niet gijzelen door zijn thema’s. In ieder hoofdstuk waaiert hij op natuurlijk aandoende wijze van zijn thema’s weg om ook de rest van de gebeurtenissen en context mee te kunnen pakken.

De noodzakelijke leugen van de bourgeois
In een onthullend voorbeeld verhaalt Blom over de ondermijning van de burgerlijke waarden waarop de Duitse maatschappij dreef, ‘de morele ramp die de Weimarrepubliek trof’. Hij voert Heinrich Manns personage Immanuel Raat op (uit diens novelle Professor Unrat (1905)). Net als miljoenen andere Duitse burgers werd dit autoritaire burgermannetje genadeloos ontmaskerd door de geaccelereerde moderniteit. De leugen van zijn bourgeoisidentiteit en -overtuigingen werd onverbiddelijk aangetoond:

Tegenovergestelde krachten – ideologieën, noodzakelijkheden en mogelijkheden, teloor gegane zekerheden – kregen niet alleen de arme professor Raat te pakken. Ze lieten hem zien voor wat hij was: een bankroet figuur, een onbeduidende tiran, die uiteindelijk wordt wat hij altijd al is geweest. Een pathetische pias.

Wat volgde was de ontreddering. En dat wat volgde op specifiek deze ontreddering is bekend. Het onderstreept met dikke lijnen hoe zeer de burger en de burgersamenleving hun ficties en leugens nodig hebben.

Bloms overzichtsgeschiedenis benadert het ideaal. Het is concies, maar wijdt of waaiert uit waar de verdieping, details en anekdotes vermogen te illustreren, verlichten of speelser maken. Even belangrijk is dat hij zeer elegant schrijft, zijn doordachte meningen op smaakvolle wijze naar voren brengt, missers vermijdt en zijn verhaal doorspekt met precies genoeg tussenconclusies. Niets minder dus dan álle lof voor zijn Alleen de wolken.

Muziek / Concert

Blitzkrieg-garagepsychedelica!

recensie: Thee Oh Sees

.

De kleine zaal van de Melkweg is even het toneel van een fuzzrockoffensief dankzij de inval van Thee Oh Sees, die zich een supersonische weg banen door het Nederlandse geluidsfront.

Ze hebben echter ook verkenners in de vorm van het Nederlandse Traumahelikopter, die de eerste gitaarsalvo’s het publiek inschieten. Ze zorgen voor de eerste slachtoffers, die zich maar moeilijk rustig kunnen houden te midden van al het rockgeweld hun ledematen alle kanten op slingerend terwijl explosies uitbreken tussen de in MBV- en JAMC-t-shirts geklede rockers. Dat is nou de oerkracht van R&R, die het Groningse gezelschap in niet geringe mate over het publiek weet te verspreiden. theeosees1s.jpg

Psychedelische bommenwerpers
De basis is zo gelegd voor de stoottroepen, en daar komen de duikbommenwerpers in de vorm van de spastische gitaarrifjes van John Dwyer nog bij. Thee Oh Sees is dit keer maar een kleine eenheid (drie man), waardoor complexere en langere nummers worden gemeden in de set. Geen groovy orgeltje, en dus weinig nummers van de nieuwste plaat Drop, waarop de band een meer mellow sound cultiveert. Maar wel de nieuwe single ‘Encrypted Bounce’ en oude bekenden, die in staccatotempo de revue passeerden. Van ‘I Come from the Mountain’ tot ‘The Dream’ en ‘Toe Cutter – Thumb Buster’: alle worden ze aanstekelijk gespeeld door Dwyer en consorten, voor een publiek dat er geen genoeg van kan krijgen. Geen tijd voor rust; de slag gaat door!

Dwyer beweegt opgewonden en nerveus op het podium. Californisch (in korte broek en gestreepte tanktop) schreeuwt hij erop los, weliswaar veel te dicht op de microfoon. Crowdsurfen en stagediven worden weer even gedoogd, ondanks alle voorschriften; die zijn toch voor watjes. Ondertussen vraagt Dwyer om bier en deelt hij t-shirts uit.
theeosees2s.jpg

Er komt een einde aan de barrage met het aanstekelijke ‘Carrion Crawler’, waarna het murw geslagen publiek toch nog om een toegift schreeuwt. Hierna vliegen Thee Oh Sees nog één keer over met psychedelische bommenwerpers, voor een laatste bombardement aan mindblowing garagerock. Het publiek is verslagen, maar gaat voldaan naar huis. Er is weer een geslaagde veldslag gestreden, en de rock heeft zijn bestaansrecht weer eens bewezen.


Kunst / Achtergrond
special: Anniq Euphoriq, Nada van Dalen, Miek Uittenhout e.a. - Festival de Wereld van het Witte de Withkwartier

Een bruisend feest van kunst en cultuur op de Witte de Withstraat

Afgelopen weekend werd het cultureel seizoen op de Witte de Withstraat in Rotterdam feestelijk ingeluid tijdens het Festival de Wereld van het Witte de Withkwartier. Alle ingrediënten om een kunstfestival een succesnummer te laten zijn, waren aanwezig: cultuur, gezelligheid, de nodige verrassingen, muziek en natuurlijk kunst in de hoofdrol.

De Witte de Withstraat in Rotterdam wordt ook wel dé culturele as van Rotterdam of simpelweg ‘de leukste straat’ genoemd. Tijdens het Festival de Wereld van het Witte de Withkwartier (Festival WWWK) is de straat die het Museumpark en het Maritiem Museum met elkaar verbindt de locatie voor een bruisende mix van kunst, cultuur, eten, feestjes en meer. Sinds 2013 wordt het festival georganiseerd door Kunstblock, een samenwerking tussen de culturele instellingen in het Witte de Withkwartier. In Kunstblock verenigen de kunstpodia Witte de With Center for Contemporary Art, TENT, CBK Rotterdam, Showroom MAMA, WORM en V2_ Institute for the Unstable Media zich.

Lebba dans.

Lebba dans.

Op vrijdag stroomde het festivalterrein al snel vol met bezoekers uit heel Rotterdam. Nog niet officieel geopend trok het festival aan het begin van de avond al veel mensen aan. De terrassen van de cafés en restaurants zaten bomvol met cultuurliefhebbers die niet konden wachten tot het festival van start zou gaan. Het eerste grote evenement was een straatperformance genaamd Nouveau Euro Trash. De performance is gemaakt door de modekunstenaars Anniq Euphoriq en Nada van Dalen. Twee clans, de Illuminada en #tripleAstatus,  trokken door de Witte de Withstraat tot de onvermijdelijke confrontatie. Gekleed in creaties van de twee kunstenaars zorgde dit visuele spektakel voor een spannende, opzwepende start van de eerste festivalavond.

Hierna was ondergetekende uitgenodigd voor het Charity Supper in Showroom MAMA. Een selectie Rotterdamse smaakmakers uit de kunst- en cultuursector werden uitgenodigd om te komen eten in de Showroom. Gesitueerd aan de grote ramen van Showroom MAMA werden de gasten geëtaleerd voor het festivalpubliek. Het publiek kon gespiegeld buiten plaatsnemen, waardoor genodigden en publiek tegenover elkaar kwamen te zitten met het raam als een barrière tussen hen in. Het vermeende spanningsveld tussen cultuurelite en het ‘gewone volk’ werd hier uitgebeeld en onderzocht. Het diner was van de hand van Cateringa en Kompanen, een jong collectief dat conceptuele eetervaringen op maat ontwikkelt voor allerlei evenementen. Tijdens Charity Supper stonden de zintuigen centraal, waarbij de gasten werden uitgenodigd om in verschillende opdrachten het diner met al hun zintuigen te ervaren.

Miek Uittenhout, <em>Xantippe</em>.

Miek Uittenhout, Xantippe.

Op zaterdag scheen de zon en was het perfect festivalweer. In het daglicht was het terrein nu goed te zien en viel vooral het grote, bewegende, parelmoeren pistool op. Deze sculptuur, ontworpen door Miek Uittenhout, reageert op het publiek. Het zoekt je op, volgt je en richt de loop op je met onheilspellende geluidsfragmenten. De tegenstelling tussen het karakter van deze sculptuur en de prachtige kleur en nauwkeurige uitwerking is groot. Verderop in de straat verkochten kunstenaars en ontwerpers hun werk vanuit de kofferbak van hun auto tijdens de Kunst Carbootsale. Naast een grote aanwezigheid van knullig genaaide kussens, sjaals en andere tuttige rommelmarktartikelen was hier ook een aantal goede en interessante kofferbakken te inspecteren. Illustrator Charlotte Tasma en kunstenares/ontwerpster Martine Poot deelden een auto van waaruit ze hun werk verkochten en gezellige praatjes aangingen met de festivalbezoekers. Kunstenaar Maarten Bel liep met zijn mobiele kunstenaarsbar rond op het festival. Bezoekers konden een drankje met hem drinken of kiezen uit één van de één minuut durende workshops die hij aanbood. Als je dan na deze drankjes nodig het toilet moest opzoeken, kon je terecht bij Showroom MAMA. Waar de avond ervoor de zogenaamde ‘elite’ dineerde, staan nu toiletten. Net als tijdens het Charity Supper werd in MAMA gebruik gemaakt van de grote ramen en de etaleerfunctie die deze hadden. Preutse bezoekers waren hier niet op de goede plaats: tijdens het toiletbezoek was je slechts tot borsthoogte bedekt waardoor het contact met de voorbijgangers voor hilarische situaties zorgde.

Kunst Carbootsale: Martine Poot en Charlotte Tasma.

Kunst Carbootsale: Martine Poot en Charlotte Tasma.

De avond van deze tweede festivaldag stond in het teken van de Blockparty’s die op verschillende plekken opdoken in het Witte de Withkwartier. Deze party’s hadden allemaal een eigen karakter. Zo was daar bijvoorbeeld het Starwars thema bij de Blockparty waar het Dagobah Soundsystem draaide. Dagobah Soundsystem is een collectief bestaande uit vier dj’s die alleen met vinyl draaien. Door een swingende mix van disco, techno en house was het onmogelijk om stil te blijven staan. Compleet met lichtzwaarden, kostuums en geweldige visuals van het VJ duo JAPJAN was de sfeer fantastisch en danste iedereen tot het einde van het feestje mee. Gelukkig was deze gouden combinatie van muziek en beeld na de Blockparty nog niet klaar. Dagobah Soundsystem en JAPJAN verzorgden ook de officiële afterblockparty Sensatie Wit in WORM. Tot in de vroege uurtjes danste het enthousiaste festivalpubliek verder.

De zondag van het Festival WWWK was traditiegetrouw de familiedag. Na een speciaal samengesteld festivalontbijt bij de Bakkerswinkel op de Schiedamse Vest is de kater en het slaaptekort van de nacht tevoren snel vergeten en is iedereen klaar voor deze gemoedelijke festivaldag. Kinderen konden het Life Gaming Parcours afleggen langs verschillende activiteiten en met het meedoen hieraan stickers verdienen. Met een volle kaart konden de kinderen naar het Kinderkaffee in WORM, een café dat alleen toegankelijk was voor kinderen. Achter de bar schonken de jonge festivalbezoekers glazen ranja voor elkaar in en bouwden samen een klein kinderfeestje.

Opening Winti.

Opening Winti.

In de middag vond een bijzondere muziek- en dansperformance van de natuurreligie Winti plaats. Deze religie vindt haar oorsprong in Suriname en heeft een grote gemeenschap in Rotterdam. Kunstenaar Boris van Berkum werkte samen met Wintipriesteres Marian Markelo aan het project ‘Ik ben niet te koop’, waaruit deze performance voortvloeide. In samenwerking met Theatergroep Untold is de performance door Boris van Berkum ontwikkeld. Het optreden hield een viering in van de verschillende Wintigoden en vooral van papa Winti. Een groot masker, gemaakt door Boris van Berkum, stond centraal in de performance.

Het zou niet bij het eigenwijze karakter van de Witte de Withstraat (en ondergetekende) passen om een verslag te schrijven enkel en alleen over het Festival WWWK. Een uitstapje naar Happy Industry, een neo-industriële manifestatie op het nabijgelegen Museumplein, werd daarom ook onderdeel van het programma. Net als het Festival WWWK was Happy Industry onderdeel van de feestelijke opening van het nieuwe culturele seizoen in Rotterdam. Hier vond een viering van de ruwe industrie plaats in een tijd waarin de computergestuurde productie dominant is. In tijdelijke werkplaatsen werden allerlei materialen en voorwerpen ontwikkeld. Joep van Lieshout was ook aanwezig en sprak in een korte artist talk over zijn fascinatie voor industriële productie.

Al met al was het een geslaagd festival met een onwijs goede sfeer, rijke programmering en een goede balans tussen gedegen inhoud en gezelligheid. Het is een erg populair festival en ook dit jaar is weer bewezen dat dit zeer terecht is.

Muziek / Album

Cultband komt met tegenvaller

recensie: De Kift - Bidonville

.

De culthelden van De Kift zijn terug met een plaat vol treffende poëzie en theater-achtige voordracht. Helaas lijken ze de muziek zelf een beetje uit het oog te zijn verloren.

Eerder presenteerde De Kift onder meer een sigarenkist en een kookboek als albumverpakking, nu viel er een stapel Oost-Europees nepgeld met een cd’tje ertussen de brievenbus binnen. En niet alleen de verpakkingen van de groep zijn goed. De muziek van De Kift kenmerkt zich vooral door de poëtisch gesproken teksten, fanfare-achtige blazerstukken en bevlogen zeemanszang. Een uniek gezelschap dat nu met een nieuwe plaat gekomen is: Bidonville. Helaas is het een tegenvaller.

Personages
Dat zit ’m (zoals verwacht mag worden) niet in de teksten. Net als altijd heeft de groep de wereldliteratuur afgespeurd naar mooie fragmenten. Daarnaast zijn enkele documentaires en filmteksten gebruikt voor deze plaat, met markante personages vol nostalgie en overpeinzingen. Zomaar een fijn fragmentje:

“Soms voel ik zo’n druk achter mijn ogen dat ik in mijn kop zou willen graaien
Maar zo onmogelijk als ik denk, zo leef ik, en daar moet ik dan nog weet van hebben ook”

Het is treffend om over personages te spreken, want Bidonville voelt aan als een abstract toneelstuk. De Kift had altijd al heel wat op met theater, maar op deze plaat gaat het verder. Niet voor niets doet acteur Sanne den Hartogh mee. Er komt een enorme verscheidenheid aan verschillende vocalisten langs, die allen verschillende rollen aannemen. En daar gaat al meteen wat mis.

Niemand doet het zoals Ferry
Nog niet zo lang geleden was het Ferry Heijne die in zijn eentje het leeuwendeel van de vocalen voor zijn rekening nam. Er zijn weinig mensen in Nederland die zo bezeten kunnen vertellen als hij, en die hun stem zo kunnen overgieten met passie en emotie. En ook al zijn er anderen bij De Kift die hun verhaal prima voordragen — dat bewijst Bidonville ook — niemand doet het zoals Ferry het doet.

Zijn rol is jammer genoeg nog verder verkleind dan het bij Brik (uit 2011) al was, waardoor de plaat een lappendeken van inconsistente vocalisten is. Bij ‘Harde Munt’ gaat het zelfs volledig mis door een drammerig voorgedragen, op een irritante manier semi-gerapte tekst, waardoor het nummer vooral vervelend is.

Te weinig muziek
Toch is dat niet het grootste mankement van de plaat. Zoals gezegd leverde Ferry Heijne op Brik ook al wat ruimte in, en daar leverde dat juist prachtige momenten op. Nee, het probleem is dat De Kift het te veel om de tekst en voordracht laat draaien, en te weinig om de muziek. Er lijkt niet genoeg aandacht besteed te zijn aan sterke melodieën, pakkende riffs, de kenmerkende hartverscheurende blazersolo’s, en gewoon het gevoel dat je naar afgeronde nummers aan het luisteren bent.

Er zijn wel uitzonderingen, zoals ‘Lotti’, vertolkt door de Vlaamse Lot Vandekeybus, dat heerlijk wordt voortgestuwd door een venijnig riffje en energieke blazers. Maar te vaak zijn de nummers niet veel meer dan gedichten met wat onbeduidende muzikale begeleiding. Het is hierdoor dat Bidonville de impact mist die platen als Vlaskoorts (uit 1999) en Hoofdkaas (uit 2008) wel hadden — platen die bovendien sfeervoller zijn en meer een geheel vormen. De Kift kennende is de kans dat dit live beter tot zijn recht zal komen dan op de plaat wel zeer groot, maar als cd blijft het niet genoeg hangen om echt te imponeren.