Boeken / Achtergrond
special: Een essay over het werk van Nobelprijswinnaar Patrick Modiano

Zwitserland bestaat niet

De Nobelprijs voor Literatuur 2014 is toegekend aan de Franse schrijver Patrick Modiano. Zelf schijnt hij gezegd te hebben dat hij het ‘een bizarre beslissing’ vindt. Daar zullen niet veel mensen het mee eens zijn. Zijn werk heeft een totaal eigen sfeer en samenhang. Het brengt het leven in beeld van de generatie die in of vlak na de oorlog geboren is, de ’tweede generatie’, die worstelt met het verleden en dat van de ouders, die vragen stelt en nooit antwoord krijgt. Ik wil hier inzoomen op de verwijzingen naar de Holocaust in zijn werk.

Modiano is geboren in 1945 en heeft de Tweede Wereldoorlog zelf niet bewust meegemaakt maar de nasleep zette diepe sporen in zijn leven. Zijn vader was een joodse zakenman van Italiaanse afkomst, zijn moeder een Belgische actrice. De twee jongens waren vanaf hun geboorte kennelijk een te zware belasting voor de ouders want ze werden door vrienden en kennissen verzorgd en later op kostscholen geplaatst. Een liefdeloze jeugd met ouders die een chaos van hun leven maakten.

Zijn vele romans zijn over het algemeen geïnterpreteerd als autobiografisch. Modiano heeft in dat verband opgemerkt dat het dan in ieder geval een gedroomde of gefingeerde autobiografie is. Hij schrijft ’tegen het vergeten’, om uit de herinnering een identiteit te scheppen. Zijn eigen familie is verzonken in het door de Holocaust vergiftigde geheugen. Alleen zijn vrouw en dochters bestaan werkelijk voor hem – verder zijn de ouders, grootouders, ooms en tantes volledig opgegaan in hun personificaties als romanfiguren. Een uitzondering is de op jonge leeftijd gestorven broer Rudy, aan wie hij veel van zijn boeken heeft opgedragen.

Nachtmerrieachtig pamflet
Een van zijn eerste boeken heet Place de l’Étoile en de titel is met opzet dubbelzinnig. De plaats van de ster is de eigen jas – het is de verplichte Jodenster. De roman is een wilde beschrijving van het oorlogsverleden van zijn vader en moeder, vol bizarre avonturen, gewelddadig en humoristisch tegelijk. Hij noemde het boek ‘een nachtmerrieachtig pamflet’. Overigens verwijst Modiano in zijn werk zelden onomwonden en expliciet naar de Holocaust. Een uitzondering vormt Stamboek, een jachtige opsomming van in herinnering gebrachte namen en gebeurtenissen, achteraf geen autobiografie maar een soort proces-verbaal. Daar schrijft hij hoe hij vaak met zijn vader de bioscopen aan de Champs-Élysées bezoekt Na afloop van de documentaire Le procès de Nuremberg in bioscoop George V, schrijft Modiano:

Op mijn dertiende zie ik beelden van de concentratiekampen. Iets is er voor mij die dag veranderd. En mijn vader, wat dacht hij? Wij hebben er nooit met elkaar over gesproken, zelfs niet bij het verlaten van de bioscoop.  

Melancholiek middelpunt
Na zijn woeste debuut bouwde hij zichzelf en zijn identiteit als schrijver op. Uit zijn geheugen, uit bewaard gebleven briefjes, bioscoopkaartjes, oude kranten en programma’s viste hij namen van mensen en plaatsen van handeling. Hij beschreef trajecten en routes, winkels, garages en bovenal cafés. Hijzelf was in die droomachtige zoektochten het melancholieke middelpunt.

Zijn stijl werd later steeds eenvoudiger al bleef de inhoud meerduidig. Zijn schrijversnaam, Patrick, is een Franse lonesome cowboy-naam. Al zijn protagonisten zijn eenzame cowboys. Ze zwerven rond van de ene zinloze plek naar de andere, soms op de vlucht voor een denkbeeldige of werkelijke sheriff. Ze zitten vaak urenlang aan cafétafeltjes of staan zwijgend aan de bar. De hoofdpersonen lijken geobsedeerd door vrouwen die op zijn moeder lijken, die hem niet wilde verzorgen maar hem later wel altijd om geld vroeg. Ze was derderangs filmactrice en uitsluitend met zichzelf bezig.

Zijn vader komt in vele personages terug als een oudere man die druk bezig is ‘iets’ voor elkaar te krijgen, vergaderend en delibererend met steeds nieuwe onbekenden. Namen en geboortedata komen en gaan, veranderen bijna ongemerkt, adressen schuiven snel rond in opschrijfboekjes. Iedereen is hier, daar en nergens. De hoofdpersoon is gefascineerd door die vreemde man, vaderfiguur, die opeens verdwenen is zonder een spoor achter te laten. Of door de raadselachtige vrouw die iets van hem wil maar verdwijnt voordat het tot een echte relatie is gekomen.

Drijfjacht in de Sologne
Modiano schrijft vaak in ik-vorm, zoals in het niet vertaalde Livrets de famille, een roman die bestaat uit episodes, verteld in niet-chronologische volgorde, met een sterk autobiografische inslag. In een van die verhalen heeft de vader een kasteelheer in de Sologne weten te interesseren voor een niet nader gedefinieerd groots project. Alleen de ondertekening ontbreekt nog. De zoon kan een beetje paardrijden en daarom worden ze uitgenodigd voor een diner en een grote jachtpartij. De gastheer geeft de jongen rijles, terwijl de vader op grote afstand blijft, de ogen gericht op zijn rubberlaarzen.

De volgende dag is de gewenste handtekening onder het contract binnen. Tevreden lachend vertrekt de vader. Zijn zoon, die niets liever wilde dan terug te gaan naar Parijs, besluit in een opwelling te blijven voor de drijfjacht. Als hem een geweer in zijn handen wordt geduwd glipt hij weg en gaat in het berkenbosje liggen waar ook het hert gesignaleerd is. Wanneer de stoet jagers straks langs galoppeert, denkt hij, zal hij er eentje door zijn hoofd schieten. En vervolgens zal het, met de meute woedende honden en hun knechten erbij, plotseling geen Sologne meer zijn, maar Warschau. Wat het hele verhaal door impliciet is, wordt opeens duidelijk met die ene plaatsnaam: Warschau…

Zwitserland bestaat niet
Modiano vult iedere pagina van zijn romans met plaats- en straatnamen, vaak in en rond Parijs, maar ook wel in Bordeaux en Annecy, waar hij ooit op een internaat werd geplaatst, omdat zijn ouders weer eens van hem af wilden. Zijn hoofdpersoon gaat meestal op zoek naar aanwijzingen die moeten leiden tot iemand die verdwenen is. Dora Bruder begint met een advertentie in een krant uit 1941 waarin om opsporing wordt verzocht van een vijftienjarig meisje. Ze is weggelopen uit een internaat en dat had ze beter niet kunnen doen, want het alternatief voor de strenge nonnen is veel en veel erger. De hoofdpersoon dwaalt door arrondissementen, buurten, langs metrostations en cafés; iedere plaats en elke route wordt heel precies vermeld. Overal duiken de vroegere gebeurtenissen op die zowel aanwijzingen zijn als vage eigen herinneringen. Ten slotte ontstaat tegelijk met het verhaal een parallelle droomwereld, een welluidende doolhof van klinkende namen. In dat labyrint huist ook het monster, in het geval van Dora Bruder de naziterreur.

In de roman ‘Villa Triste’ logeert de hoofdpersoon in een pension in Annecy. Het is een jongeman die ten onder dreigt te gaan aan zijn angsten. Hij is gevlucht naar Annecy vanwege ‘de razzia’s’- niet van de nazi’s maar die van de Franse staat. Het is het hoogtepunt van de Algerijnse opstand en Parijs is in staat van beleg. Al heeft hij er niets mee te maken, het roept die andere razzia’s van destijds op. Aan de overkant van het meer kan hij Zwitserland zien liggen. De welvarende stadjes daar lichten ’s avonds op tegen de glooiende oevers. In geval van nood zou je erheen kunnen zwemmen: het is het ultieme toevluchtsoord. En dan zegt hij: ‘Ik wist toen nog niet dat Zwitserland niet bestaat.’

Het is voor wie Modiano’s romans kent geen verrassing dat hij buiten de publiciteit wil blijven. Hij geeft hoogst zelden interviews en formuleert zeer langzaam en zorgvuldig. Nu hem het hoogste eerbewijs in de literatuur is toegekend zal hij die schuwe houding waarschijnlijk niet helemaal kunnen volhouden.

Boeken / Fictie

Een kabbelend spel

recensie: Etienne van Heerden (vert. Karina van Santen en Martine Vosmaer) - Klimtol

Van de Zuid-Afrikaanse schrijver Etienne van Heerden, auteur van onder meer de roman In plaats van de liefde, is een nieuwe roman vertaald: Klimtol. Over jojoën, het spel en de terugkeer van Snaartjie Windvogel.

Wie In plaats van de liefde heeft gelezen, herkent die naam. Aan het einde van die roman verdwijnt zij, en Van Heerden schrijft in zijn korte nawoord dat de vraag ‘Wat is er van Snaartjie Windvogel geworden?’ hem vaak gesteld is en dat hij Klimtol als antwoord op die vraag geschreven heeft.

We komen haar echter niet meteen tegen. Eerst is daar Ludo Loeloeraai, vroeger een bekend jojospeler, inmiddels een aan lager wal geraakte drinker. Hij reist door Zuid-Afrika om in kleine dorpjes op het platteland zijn trucs te vertonen. In het land, dan nog geteisterd door de vernietigende apartheid, kan hij nog wel op publiek rekenen, maar ook Ludo ondervindt in toenemende mate concurrentie van andere kunstenaars, zoals de boemerangkoning.

Bloedvlek
Wanneer Ludo na zo’n avondje optreden per ongeluk een kind op een fiets doodrijdt, verandert zijn leven. Gek genoeg speelt hij beter dan ooit, en daarmee heeft Van Heerden zijn verhaal. De schaamte van het doorspelen en het succes, tegen de achtergrond van het gesegregeerde en veranderende Zuid-Afrika. Ludo trekt zich terug in het plaatsje Paternoster – misschien een wat te opzichtig symbolische naam. Jojoën, spelen, is sinds het ongeluk ‘de enige manier om vorm en orde te geven aan de bloedvlek op de asfaltweg bij Tweefontein.’

In Paternoster komt ook Snaartjie aan land, na haar vertrek uit de eerdere roman. Zij is boeiender, tragischer, sympathieker dan Ludo. Haar verhaal voelt doorleefder aan, minder een oefening of een exercitie dan Ludo’s omzwervingen. De continue nadruk op het spel van Ludo – het zal niet verbazen dat Van Heerden in het nawoord Huizinga’s Homo ludens aanhaalt – wordt al snel geforceerd, zeker wanneer de vertelling aan de lange kant is. Een spel moet losjes zijn, maar het voortdurend naar voren brengen van dat spel is dat juist totaal niet.

Stijl vol spanning
Van Heerden heeft een mooie en originele pen. Zijn schrijven laveert tussen simpel en rechtlijnig aan de ene kant en aan de andere kant meanderend en verrassend. De lezer kan wegdromen, maar wordt tegelijkertijd bij de les gehouden. Deze stijl zet een mooie spanning op het verhaal. Klimtol is op sommige momenten echter een te kabbelende roman, te veel zonder richting.

Kunst / Achtergrond
special: Mark Rothko

De weg naar emotie in abstractie

Het Gemeentemuseum Den Haag toont dit najaar een uniek, uitgebreid overzicht van het werk van de Amerikaanse abstract-expressionist Mark Rothko (1903-1970). De tentoonstelling biedt de bezoeker de kans om zaal na zaal in vervoering gebracht te worden door de zinnenprikkelende klassieke werken en geeft tegelijkertijd aandacht aan de manier waarop de kunstenaar vanuit het figuratieve uiteindelijk tot zijn absolute eindpunt van de schilderkunst kwam.

Wie ooit een Rothko in het echt heeft kunnen aanschouwen kent de aantrekkingskracht die zijn werk kan hebben en zal in het Gemeentemuseum overweldigd worden door de hoeveelheid werken die hier tentoongesteld zijn. Het is een absoluut unicum om zo’n grote verzameling Rothko’s bij elkaar te zien. De meerwaarde die deze tentoonstelling heeft is dat hij bij weet te dragen aan het begrip van het werk van de kunstenaar. Ook bezoekers die niet zozeer gegrepen worden door zijn onmetelijke schilderijen en de emotie die in de abstractie verscholen ligt heeft deze tentoonstelling daardoor iets te bieden. 

Mark Rothko, Untitled (man and two women in a pastoral setting), 1940. National Gallery Washington. Foto: Gemeentemuseum Den Haag

Mark Rothko, Untitled (man and two women in a pastoral setting), 1940. National Gallery Washington. Foto: Gemeentemuseum Den Haag

Voordat Rothko begon met het maken van zijn bekende klassieke werken schilderde hij in een verrassend figuratieve stijl. De bezoeker heeft de mogelijkheid uit twee routes te kiezen: de emotionele route, die direct de diepte van de klassieke periode induikt, of de rationele route, die de bezoeker langs de ontwikkeling van Rothko’s werk leidt. Wie niet direct de zaal met de immense doeken wordt ingezogen zal beginnen met het ontdekken van de manier waarop in zijn oeuvre het ene werk het andere werk voortbrengt. Bij veel bezoekers zal nieuwsgierigheid gewekt worden door de figuratie van zijn vroege werk, dat hier in de eerste zaal getoond wordt. Deze rationele route toont stap voor stap Rothko’s zoektocht naar de ideale kunstvorm. De surrealistische figuren waar hij mee start vervagen langzaam tot abstracte, maar nog steeds organische vormen in zijn multiforms. Uiteindelijk versmelten deze dansende druppels tot de volledig abstracte, gloeiende kleurvlakken van zijn klassieke periode, waar wel altijd dynamiek en diepte in te vinden zijn.

Mark Rothko, No. 2, 1947 en No. 10, 1948 (multiforms). National Gallery of Art, Washington. Foto: Nina Fontijne

Mark Rothko, No. 2, 1947 en No. 10, 1948 (multiforms). National Gallery of Art, Washington. Foto: Nina Fontijne

Spirituele connectie tussen kunstenaar en kijker


Rothko stapte over naar abstractie omdat hij dit bij uitstek de kunstvorm vond om tot mensen te spreken. Voor hem waren deze werken het eindpunt in de schilderkunst, zoals het Zwart Vierkant dat voor Malevich (1878-1935) was. Het was voor Rothko dan ook onbegrijpelijk en onverdraagzaam dat tegelijkertijd met zijn werk een stijl in opkomst was die lijnrecht tegenover zijn abstract expressionisme stond. Via Jasper Johns (1930) en Robert Rauschenberg (1925-2008) ontwikkelde zich in de jaren 50 namelijk de Pop Art, die de kunst op een andere manier toegankelijk voor het publiek wilde maken. Wanneer je omringd wordt door de sereniteit van Rothko’s klassieke werken begrijp je waarom de kunstenaar de meer luidruchtige Pop Art niet waardeerde. De zwevende, vibrerende kleurvlakken in Rothko’s werk zijn ongrijpbaar, maar het werk pakt de toeschouwer bij de lurven om niet los te laten voor hij volledig in het doek gezogen wordt, en onderdeel is van een wisselwerking tussen kunstenaar en kijker.

Rothko wilde met zijn werk dezelfde spirituele ervaring teweeg brengen die hij had toen hij het werk schilderde. Deze ervaring is geen denkproces, maar gaat om het gevoel, waarbij het werk je als een atmosfeer naar zich toezuigt en waarbij fysische grenzen worden losgelaten. De kijker zou het werk lichamelijk gaan ervaren en als het ware contact met de ruimte verliezen door op te gaan in het doek. Rothko wilde dit bereiken door tegenstellingen tussen onder en boven, donker en licht en verschillende kleuren. Het kunstwerk vormt als het ware een venster tussen de emotie van de kunstenaar en de ervaring van de kijker.Het enige dat die ervaring in de weg staat is de onvermijdelijke drukte die de populariteit van Rothko in het Gemeentemuseum met zich meebrengt. Rothko zelf zei dat zijn werk in stilte, zonder obstakels, bekeken zou moeten worden en in dat opzicht staat het succes van de tentoonstelling Rothko’s bedoelingen in de weg. Maar zelfs een zaal vol geïntrigeerd gekakel verdoezelt de sublieme schoonheid niet. Wanneer je voor het doek staat lijkt de zaal stil te vallen en sta je als kijker aan de grond genageld. Zijn werk appelleert aan iets onbekends, dat de zintuigen lijkt te overstijgen.

Zaaloverzicht. Foto: lost-painters.nl

Zaaloverzicht. Foto: lost-painters.nl

Interessant is hoe in het Gemeentemuseum Rothko op verschillende wijzen wordt getoond. De ideale vorm van zijn werk tentoonstellen is, hoewel Rothko daar zelf veel over te zeggen had, altijd problematisch. Rothko schreef zijn kijkers voor 50 centimeter van het doek af te staan om volledig opgenomen te kunnen worden door het werk, maar hoewel dat vaak niet mogelijk is vanwege de afstand die de bezoeker dient te houden, word je toch omringd door zijn werk in de grote zalen. In iedere zaal wordt de stemming begeleid door schemering, en de bezoeker kan hier ervaren hoe het is om een zaal vol met zijn werk te zien in vergelijking met een meer eenzame opstelling in de kabinetten, waar slechts een werk in een ruimte hangt.

Het absolute einde


De meer monochrome, donkere werken die Rothko tegen het einde van zijn leven maakte zijn grimmiger en reflecteren de depressies die zijn leven op dat moment overheersten. Hij wilde met deze schilderijen absolute gebaren maken en ze missen dan ook de openheid van zijn eerdere werken, maar in handen van Rothko is zelfs grijs en zwart stralend.

Piet Mondriaan, Victory Boogie Woogie, 1942-1944. Mark Rothko, Untitled, 1970, National Gallery of Art, Washington. Foto: jpekker.nl

Piet Mondriaan, Victory Boogie Woogie, 1942-1944. Mark Rothko, Untitled, 1970, National Gallery of Art, Washington. Foto: jpekker.nl

In een van de zalen zien we een ontmoeting tussen Rothko en Mondriaan. De Victory Boogie Woogie (1942-1944) heeft een stapje opzij moeten doen voor het laatste werk uit Rothko’s oeuvre, het bloedrode, ijzingwekkende Untitled (1970) dat hij vlak voor zijn zelfmoord maakte. De kennis van zijn naderende dood speelt natuurlijk mee bij de perceptie van dit werk, maar waar het rood in vroegere schilderijen meer meditatief is lijkt het hier eerder paniek uit te stralen. Het zien van deze Rothko naast de andere meester van abstractie is verrassend, maar de link die het Gemeentemuseum legt is uiterst logisch. Hoewel beide kunstenaars verschillen in hun aanpak, waarbij Mondriaan de koele, geometrische abstractie vertegenwoordigt en Rothko de lyrische abstractie, vloeien ratio en emotie, gelijk met de twee routes van de tentoonstelling, voort in een gezamenlijk doel: het zoeken naar een spirituele ervaring en een hogere werkelijkheid. Het Gemeentemuseum, dat ooit door Berlage gebouwd is als een ’tempel voor de kunst’ is dan ook een waardige gastheer voor deze bijzondere tentoonstelling.

Muziek / Achtergrond
special: Kunst en muziek smelten samen

Art Rocks!

.

Maandag 1 september ging Art Rocks 2014 van start: een landelijke muziekcompetitie waarin kunst en muziek samensmelten, met als absoluut hoogtepunt de finale op Eurosonic Noorderslag. Muzikanten (vanaf 16 jaar) uit alle muziekgenres kunnen t/m 10 november hun muziek inzenden. 

Art Rocks wordt georganiseerd door Museum Boijmans Van Beuningen, Centraal Museum Utrecht en het Groninger Museum in samenwerking met de Grote Prijs van Nederland. Art Rocks daagt muzikanten uit om een nummer te schrijven bij één van de kunstwerken uit de museumcollecties. De beste tien inzendingen per museum mogen hun nummer spelen binnen de muren van het museum en de finalisten nemen het tegen elkaar op tijdens Eurosonic Noorderslag. De finalisten mogen een videoclip opnemen en de uiteindelijke winnaar ontvangt 1000 euro.

~

Overzicht data:
– 1 september t/m 2 november 2014: werving deelnemers muziekcompetitie en workshopprogramma’s
– zaterdag 29 november 2014 – Museumronde Centraal Museum
– zondag 30 november 2014 – Museumronde Museum Boijmans Van Beuningen
– zondag 7 december 2014 – Museumronde Groninger Museum
– 16 januari 2015 – finale Art Rocks in Groninger Museum tijdens Eurosonic Noorderslag

http://youtu.be/watch?v=pquJa2n5t58

Film / Films

De naschok na de doffe dreun

recensie: Night Moves

Dat Kelly Reichardt met voorsprong de interessantste filmmaker van Amerika is, laat ze opnieuw zien in de film Night moves, waarin drie milieuactivisten een aanslag plegen op een stuwdam.

~

De bomaanslag slaagt. Waar het trio echter niet op heeft gerekend, is een toevallige kampeerder, die door de vloedgolf wordt gedood. Elke andere regisseur had van dit gegeven een zenuwslopende thriller gemaakt, met als hoogtepunt de explosie, de instortende dam en de enorme vloedgolf. Bij Reichardt is de aanslag slechts een doffe dreun in de verte. Ze volgt haar hoofdpersonages, die al lang het hazenpad hebben genomen, op de voet.

Schuld en boete


Night moves bevat overigens wel degelijk elementen uit het thrillergenre. We zien de nauwkeurige voorbereiding van de aanslag: zorgvuldig geconstrueerde dekmantels, achterdocht wanneer er een enorme hoeveelheid kunstmest wordt aangeschaft en een geheime, nachtelijke tocht met een jacht vol explosieven.

Spannend is de film zeker, maar het is een andere spanning dan die we kennen uit het thrillergenre. Bij Reichardt gaat het niet om eenvoudige kicks of de opluchting na een ontsnapping. Night moves is een psychologisch drama waarbij de spanning vooral voortkomt uit de overschreiding van morele grenzen. Na de aanslag voeren wroeging, twijfel, schuld en boete de beklemming op. Elke actievoerder gaat anders met de naschok van hun daad om en dat zorgt voor onderlinge ruzies, verwijten en wantrouwen.

Slow cinema


~

Reichardt is een meesteres in de zorgvuldige opbouw van haar karakters. Daar neemt ze de tijd voor. Aan ongeduldige types is Night moves zeker niet besteed; dit is slow cinema van de betere soort. Wie zich overgeeft aan het kalme ritme, wordt beloond met een meesterlijk verteld drama en uitstekend acteerwerk.

Zoals wel vaker in haar ‘kleine’ films (Meek’s cutoff, Wendy and Lucy) worden de personages vertolkt door grote Hollywoodacteurs. Hier zijn dat Jesse Eisenberg, Dakota Fanning en Peter Sarsgaard. De scènes waarin de hoofdpersonen bijna terloops met elkaar praten of alleen worden geobserveerd worden afgewisseld met serene natuurshots. De beelden van het idyllische Oregon krijgen zo een schuldige lading. Verfrissend is dat een opgelegde moraal ontbreekt. Of dit soort radicaal ecoterrorisme nou goed of fout is, mogen we zelf beslissen.

Kunst / Expo binnenland

Machtige, snelle beelden

recensie: Alex Dordoy - De Ateliers DEBUUT SERIE: Alex Dordoy

In De Ateliers DEBUUT SERIE krijgen kunstenaars die van De Ateliers in Amsterdam komen hun eerste solotentoonstelling in Nederland. Voor het tweede deel van De Ateliers DEBUUT SERIE heeft het Gemeentemuseum Den Haag kunstenaar Alex Dordoy (Newcastle, 1985) gevraagd te exposeren.

Van Dordoy zijn zowel schilderijen als sculpturen te zien. De schilderijen laten de kale, anonieme kantoorruimtes uit een computerspel zien. Ze zijn met strakke lijnen geschilderd en komen overtuigend digitaal over. De kantoorruimtes zijn uitstekende achtergronden. Ze vallen nauwelijks op, en zijn ook direct weer uit het geheugen verdwenen. Dit wordt versterkt doordat verschillende schilderijen delen laten zien van dezelfde kantoorruimte. Tussen elk werk hangt genoeg museummuur om het vorige werk te vergeten.

Congsumer (Glasplaat van een kopieermachine), 2014. Courtesy van de kunstenaar, Amsterdam en The Modern institute/Toby Webster, Ltd., Glasgow

Congsumer (Glasplaat van een kopieermachine), 2014. Courtesy van de kunstenaar, Amsterdam en The Modern institute/Toby Webster, Ltd., Glasgow

De sculpturen staan ieder op een eigen sokkel. Naast sokkels zijn het totempalen van de digitale verheerlijking, gedecoreerd met een nietszeggende photoshopchaos. De objecten die op de totempalen staan, zoals de toaster en de sneakers, zijn niet meer los te zien van het digitale monument waar ze op rusten. De sneakers lijken over de computer gewende jaren negentig generatie te gaan, en de toaster over de oncontroleerbaarheid van machines.

Schrikwekkend snelle wereld


Het digitale is in de schilderijen en objecten fysiek gemaakt. Het beeld van de smartphone staat levensgroot als schilderij voor de bezoeker. Ooit was het andersom en was een echt kantoorpand de inspiratie voor een vormgever om de achtergrond uit het computerspelletje te maken. Nu wordt dit verhaal herhaald door het werk van Dordoy. Zijn werk reflecteert op een reflectie van de realiteit.

De man in het witte pak, 2014. Courtesy van de kunstenaar, Grimm Gallery, Amsterdam en The Modern institute/Toby Webster, Ltd., Glasgow

De man in het witte pak, 2014. Courtesy van de kunstenaar, Grimm Gallery, Amsterdam en The Modern institute/Toby Webster, Ltd., Glasgow

Op wat technische gebreken na zijn de werken niet interessant om lang naar te kijken en er is weinig nieuws te ontdekken als de bezoeker het toch probeert. En juist dat is zo beangstigend. De werken zijn te vluchtig voor in een museum, maar zouden er buiten niet opvallen als zodanig. Beelden uit diverse media gaan zo snel voorbij dat ze onbewust gezien kunnen worden.

Hoewel deze snelheid bij veel bezoekers angst inboezemt, stralen de werken van Dordoy veel optimisme uit. Zowel uit de precies uitgewerkte schilderijen als de gedetailleerde sokkels spreekt enthousiasme voor het maakproces. De tijd die het heeft gekost om deze werken te vervaardigen staat echter wel haaks op de snelheid waarop ze de bezoeker attenderen. Zo blijft er niet meer over dan een mooi uitgewerkte, maar hypocriet gestelde waarschuwing.

Boeken / Fictie

Hermans trukendoos

recensie: Herman Brusselmans - Zeik

Het lukt Herman Brusselmans om precies op schema te blijven: na 32 jaar schrijverschap produceert hij zijn 64ste roman. Zeik is het eerste boek in het genre ‘literaire thriller’, hoewel we dat begrip ruim moeten zien. Over de zelfbenoemde koning van de Vlaamse letteren en de leegte in zijn literatuur.

Herman Brusselmans is een merk. Een merk dat hij zorgvuldig ‘positioneert’, zoals dat in marketingkringen heet. Twee boeken per jaar, een reeks columns in diverse media en de altijd opzienbarende optredens op radio en televisie. Zijn vaste schare bewonderaars houdt van de onderkoelde humor en de immer ernstige performance van de schrijver.

Übertrut
Die ernst vormt een belangrijk deel van het imago dat Brusselmans neerzet: hij lacht zelden of nooit. De meest fantastische absurditeiten bespreekt hij met een stalen gezicht alsof het leven hem op geen enkele wijze iets van vreugde brengt. Zo ook behandelt hij zijn productieve schrijfwerk, waardoor er een vreemde verhouding ontstaat tussen de serieuze schrijver en zijn vaak schaterlachende publiek.

In Zeik begeeft Brusselmans zich in de wereld van de literaire thriller. Dat gaat hem, voor wat betreft de hoofdlijnen, goed af: in 1961 wordt de moordbrigade van de politie in Gent geconfronteerd met een aantal mysterieuze moorden. Commissaris Übertrut en de inspecteurs Zeik, El Bazaz en Broekgat staan voor een moeilijke zaak. Als het team wordt uitgebreid met de vrouwelijke inspecteur Selma Compas, komt er schot in het onderzoek en is de ontknoping nabij. Einde verhaal.

Onzinverhaal
Dat de moordbrigade zich bezighoudt met zo’n complexe zaak is een rode draad waar de schrijver zich al vanaf het begin niet echt voor lijkt te interesseren. Er moet nu eenmaal een verhaal zijn, maar in Brusselmans’ universum gaat het vooral om de onderlinge verstandhouding die in ontwrichtende dialogen gestalte krijgt. Het is de truc van de verwarring: als iemand een enigszins relevante opmerking maakt, weet de schrijver die direct om te zetten in een volledig ontsporend onzinverhaal. Om even verderop de draad gewoon weer op te pakken.

Inspecteur Compas: ‘Ze is wreedaardig gewurgd met een touw’ (…) ‘Mijn broer heeft ook ooit iemand gewurgd’, zei Adinda, ‘maar dat telt niet mee. Het was een Duitser in de oorlog en van die rotzakken konden er niet genoeg gewurgd worden. Ze hebben m’n broer afgevoerd naar Dachau. Daar kon hij ontsnappen door achtentwintig bewakers om te kopen. Hij had veel geld, door z’n handel in exotische dieren (…)

De tweede truc – Brusselmans ten voeten uit – bestaat uit de doorlopende zoektocht naar mogelijkheden om een seksuele pointe te plaatsen. En dat het liefst op iedere pagina. De weg erheen is voor Brusselmans een eenvoudige route, want vrijwel alle gesprekken of geventileerde gedachten kunnen in een handomdraai omgetoverd worden in platvloers proza.

‘De meisjes zijn niet meer wat ze vroeger waren, Pietro,’ zei Zeik. ‘Vroeger zouden ze je hun preut met open handen aangeboden hebben in ruil voor een stuk pizza, tegenwoordig mag je dat stuk pizza in hun reet steken en nog hebben ze de hint niet begrepen.’

Persiflage
Als laatste truc, en dat is een heel slimme, verklaart de schrijver bij aanvang van elk vraaggesprek dat we deze roman vooral als ‘persiflage’ moeten zien. Het is de meest effectieve manier om een recensent monddood te maken: alle kritiek en onderbouwing wordt gereduceerd tot onbegrip en onkunde. Het zij zo.

Herman Brusselmans is een fenomeen en de verkoop van zijn boeken is fenomenaal. Of zoals zijn uitgever op de achterflap nog maar eens ironisch benadrukt: ‘hij is een zeer belangrijk schrijver’. Zeik daarentegen, in zijn absurdistische nietszeggendheid, is een boekje dat slechts zal functioneren als geinig verjaardagscadeau.

Kunst / Expo binnenland

Wetenschap en kunst doe-het-zelf

recensie: herman de vries - herman de vries. all

Het oeuvre van herman de vries (Alkmaar, 1931) is zowel wetenschappelijk als kunstzinnig. Om hiërarchieën te voorkomen vermijdt hij hoofdletters, zelfs in zijn eigen naam. Met zijn achtergrond in de biologie geeft hij de verschillende stijlen in zijn werk altijd een natuurlijke twist.

n te voorkomen vermijdt hij hoofdletters, zelfs in zijn eigen naam. Met zijn achtergrond in de biologie geeft hij de verschillende stijlen in zijn werk altijd een natuurlijke twist.

Dat begint in de eerste zalen van de tentoonstelling herman de vries. all met een overzicht van zijn ZERO werken. In deze werken uit de jaren zestig heeft de vries kansformules gebruikt om onvoorspelbare beelden te maken. Alle werken zijn, zoals het hoort, in het wit gemaakt om de zuivere objectiviteit van het maakproces te benadrukken.

das grosse rasenstück, 2004. Collectie herman en susanne de vries, Eschenau

das grosse rasenstück, 2004. Collectie herman en susanne de vries, Eschenau

De scheppende natuur

Na de ZERO werken neemt zijn oeuvre echter een andere wending. In de volgende zalen hangen planten geordend als vlinders in lijsten. Naast planten zijn er ook collecties van schedels, takken en stenen te zien. Met name de takken, die in enkele werken op de grond liggen, doen denken aan land art. Maar in tegenstelling tot land art is hier niet de locatie van belang, maar de individuele eenheden.

Wanneer deze individuele eenheden nader bekeken worden blijkt dat ze allen verschillen. Ieder hebben ze andere (mis)vormingen, en als geheel produceren ze ook een nieuw beeld. De werken functioneren als een cursus om te leren kijken. Geen snelle media meer, enkel nog aandacht voor de pracht van de natuur.

natural relations, 1989. Collectie Rijksmuseum Twente

natural relations, 1989. Collectie Rijksmuseum Twente

Kijken met de neus


Maar niet alleen het kijken is belangrijk, ook de andere zintuigen worden op de proef gesteld. In de laatste zalen liggen kruiden op de grond, netjes geordend. Er zijn geen visuele verschillen meer te onderscheiden, dus de bezoeker wordt geacht met de neus te kijken.

Toch lijkt er in alle schoonheid van het oeuvre iets te ontbreken. Wáár is die natuur waar de bezoeker zo goed naar dient te kijken? Gelukkig heeft het Stedelijk Museum Schiedam hier een oplossing voor bedacht. De tentoonstelling wordt aangevuld door een wandeling langs de grachten van Schiedam en door een stadspark waar de vries een aantal interventies heeft gerealiseerd.

zaaloverzicht herman de vries. all

zaaloverzicht herman de vries. all

Praktijkexamen natuur genieten


Tijdens de wandeltocht verandert elk blad op de straat –en dat zijn er veel in de herfst- in een klein kunstwerk. Ieder blad heeft eigen kwaliteiten en gebreken, een eigen compositie en een eigen plek in het geheel van straatstenen, grint en andere blaadjes. ‘Buiten’ is een metafoor geworden voor de wereld, de maatschappij. Zoals Pollock stelde dat hij natuur zelf is (“I am nature”), zo is hier de kunst natuur.

Langs het grindpad staat ‘This’ op één van de stenen. Dat is de steen, de uitverkorene onder de decoratiestukken en het punt nummer 2, waar iedereen naar zoekt op het meegegeven plattegrondje. De steen is willekeurig en toch mooi. Het is een mooie illustratie van wat de vries wil laten zien in zijn werk.

Het recente werk


Na de wandeltocht komt de bezoeker uit bij De Ketelfactory. Hier is veel van de vries’ recentere werk te zien. Hij heeft zich in deze werken het imago aangemeten van de ontembare schilder zonder zijn lust tot objectiveren te verliezen. De muurtekening met houtskool, centraal in De Ketelfactory, is hier een mooi voorbeeld van. Een stuk houtskool is hard tegen de muur geslagen en, als in een poging de muur te verplaatsen, uitgewreven. De afdruk die het houtskool vormt verandert per centimeter van vorm. De natuur heeft evenveel invloed op de vorm als de vries zelf.

herman de vries. all biedt een mooi overzicht van een oeuvre dat verklarend is voor mensen die moeite hebben met het beschouwen van kunst. Het werk is mogelijk niet relevant meer voor de ervaren kunstkijker, maar de tentoonstelling is zeer degelijk uitgewerkt, en zal daarom geen teleurstelling opleveren.

Boeken / Fictie

Een papieren personage in een literair experiment

recensie: Dave Eggers - Uw vaderen, waar zijn zij? En de profeten, leven zij voor eeuwig?

.

Al jarenlang wordt Dave Eggers door velen beschouwd als één van de beste Amerikaanse auteurs van onze tijd. Ook als één van de meest veelzijdige auteurs trouwens, met werk dat uiteenloopt van het autobiografische, deels gefictionaliseerde, Een hartverscheurend verhaal van duizelingwekkende genialiteit tot het waargebeurde Zeitoun, over een Syrische man die in New Orleans wordt getroffen door de orkaan Katrina. En daarbij houdt het niet op: Eggers bewerkte het kinderboek Max en de Maximonsters en schreef een roman over de rol van privacy bij een Facebook-achtig bedrijf (De cirkel). Daarnaast is hij oprichter van uitgeverij McSweeney’s, dat onder meer het succesvolle literaire tijdschrift The Believer uitgeeft. Niet gek dus dat de hele literaire wereld met spanning zat te wachten op nieuw werk van Eggers’ hand. 

En plotseling, nog geen jaar na zijn vorige boek, was hij daar: de roman Uw vaderen, waar zijn zij? En de profeten, leven zij voor eeuwig? En opnieuw koos Eggers niet voor de gebaande paden: hij schreef een boek dat volledig is opgebouwd uit dialogen. Geen eenvoudige opgave, wan hoe geef je diepte aan een personage dat je niet kunt beschrijven, maar alleen kunt laten spreken?

De schijn van een psychologische thriller
Uw vaderen beschrijft de zoektocht van Thomas, een jonge en wat verwarde man, naar antwoorden op belangrijke vragen in zijn leven. Hij zoekt die antwoorden bij een aantal mensen die hij gevangen houdt in een oude legerbasis. Een astronaut, een politicus, een oude vrouw; ze zijn allemaal gekidnapt en opgesloten. Maar waarom, en wat hebben ze met elkaar gemeen?

Uw vaderen heeft in eerste instantie veel weg van een psychologische thriller: de spanning wordt langzaam opgebouwd en er wordt lang in het ongewisse gelaten wat Thomas van plan is. Het boek bestaat echter volledig uit dialogen tussen Thomas en de mensen die hij heeft opgesloten. Hierdoor is het moeilijk om in het boek op te gaan. Thomas bestaat immers uitsluitend uit uitspraken en gesprekken. Als lezer krijg je geen inzicht in zijn psyche. Thomas is en blijft vlak; een papieren personage in een literair experiment.

Eggers zou Eggers natuurlijk niet zijn als Uw vaderen niet alsnog voldoende elementen zou bevatten om de aandacht van de lezer vast te houden. Zo speelt de discussie rondom agressie en racisme door agenten een belangrijke rol in het boek. Een actuele kwestie, vooral in Eggers’ thuisland Amerika. Daarnaast schetst Eggers een naargeestig tijdsbeeld door Thomas symbool te laten staan voor de hedendaagse mens: egocentrisch en volledig geabsorbeerd door zijn eigen leven.

Eggers doet het weer
Op het eerste gezicht lijkt Uw vaderen een vlak boek met een gebrek aan persoonlijkheid en diepgang. Wanneer het verhaal bezinkt, blijkt echter dat achter de ogenschijnlijk eenvoudige stijl een complexiteit aan maatschappelijke kwesties schuilgaat. Dit wordt benadrukt door de dialoogstructuur: doordat Thomas nergens echt menselijk wordt, belichaamt hij de huidige geïndividualiseerde en onpersoonlijke samenleving. Met Uw vaderen heeft Eggers een roman geschreven die weliswaar niet uitblinkt in literair opzicht, maar des te meer op maatschappelijk vlak. Het is Eggers opnieuw gelukt om de tijdgeest te vatten.

Kunst / Achtergrond
special: Georg Baselitz - Straßenbild

Moddergooien en vingerverven

Een jaar lang is in De Pont het werk Straßenbild van de Duitse kunstenaar Georg Baselitz te zien. De uit achttien doeken bestaande serie toont achttien figuren in opmerkelijke houdingen. Met even vlotte als grove kwaststreken lijkt Baselitz in de voorstelling de grens op te zoeken tussen menselijkheid en vervreemding.

Het werk dateert uit 1980, een periode waarin de schilderkunst een grote wending neemt. Kunstenaars ageren tegen het heersende ideaal van de conceptuele kunst – het kunstwerk als idee – en willen terug naar het schilderen en de expressie. Georg Baselitz (Deutschbaselitz, 1939) wordt gezien als een voorloper van deze zogenoemde Nieuwe Wilden. Al in zijn vroege werk, eind jaren 50, begin jaren 60, zet hij zich af tegen de minimalistische en abstracte tendens. Hij pleit voor een persoonlijke, expressieve kunst. De aandacht moet niet gaan naar het duiden van de gestolde verf op het doek, maar naar de expressie die er aan ten grondslag ligt. Zij moet aanleiding geven tot beleven. Het schilderij is een werkelijkheid, maar geeft de werkelijkheid niet weer.

Georg Baselitz, Straßenbild, Collectie Kunstmuseum Bonn, Bundesrepubliek Deutschland, fotografie Peter Cox

Georg Baselitz, Straßenbild, Collectie Kunstmuseum Bonn, Bundesrepubliek Deutschland, fotografie Peter Cox

Menselijke façade


Wie oog in oog staat met Straßenbild zal onder de indruk zijn. Niet in de laatste plaats omdat het werk groot is en veel ruimte inneemt. Achttien doeken van een fors formaat, daar loop je niet zomaar aan voorbij. Daarnaast zijn de werken contrastrijk: Baselitz combineert ossenbloedrood met hemelsblauw en accentueert hier en daar met zwart en wit. Bovendien zijn de doeken geschilderd met een aanstekelijk enthousiasme. Baselitz lijkt moddergooien en vingerverven te willen verenigen, respectievelijk schuldig en onschuldig te willen zijn. Grove kwaststreken worden afgewisseld met verfijndere bewegingen en haast monochrome vlakken. Deze combinatie van elementen creëert spanning in de doeken.

Een spanning die versterkt wordt doordat je als bezoeker geen idee hebt waar je getuige van bent. De titel van het werk, letterlijk te vertalen naar ‘straatbeeld’, suggereert dat het een aangezicht is van een gebouw waar men vanaf de straat naar kijkt. Een façade die gevormd wordt doordat de figuren op de doeken onderdeel uitmaken van een groter geheel, in dit geval achttien doeken. Ze zijn dus als het ware met elkaar ingelijst, maar hebben onderling geen contact. De meeste doeken tonen figuren met één of twee armen in de lucht, maar op een aantal is een andere voorstelling te zien. Zo is er een figuur op handen en voeten en een tweetal figuren die samengebald lijken te zijn tot een amorfe massa verf. Het wekt de suggestie dat deze massa in afwachting is van een explosie, een uiteenspatting. Zoals de mens ooit uit sterrenstof gevormd zou zijn.

Het lijkt niet helemaal in de haak te zijn in dit hypothetische gebouw. Als je de toeschouwers van Straßenbild plaats zou laten nemen op het tegenoverstaande bankje en hen zou vragen een lijstje te maken van de scenario’s die zich af zouden kunnen spelen in het gebouw, dan voorspel ik weinig rooskleurige. ‘Ze zwaaien, roepen en hangen uit het raam, vallen er soms bijna uit,’ zegt Baselitz zelf over Straßenbild. Maar wij, als publiek, tasten in het duister als het gaat om het waarom van het zwaaien en uit het raam hangen. Het expliciete van de rauwe expressie op de doeken enerzijds en het gebrek aan context over wat er ten grondslag ligt aan die emoties anderzijds, leidt ertoe dat de duiding die je aan Straßenbild geeft vooral het duiden van jezelf is. Met andere woorden, wat zegt het over mij dat het werk me vervult met angst?

Georg Baselitz, Straßenbild, Collectie Kunstmuseum Bonn, Bundesrepubliek Deutschland, fotografie Peter Cox

Georg Baselitz, Straßenbild, Collectie Kunstmuseum Bonn, Bundesrepubliek Deutschland, fotografie Peter Cox

Omgekeerde wereld


In mijn eerste jaar op de kunstacademie had ik een schilderdocent die mij bij tijd en wijle aanraadde mijn werk om te keren wanneer ik het ‘even niet meer zag’. Door het geheel ondersteboven te houden verandert je kijk op de compositie en kan het zijn dat je ziet wat er mist of anders moet, zo was zijn insteek. Dit was mijn eerste associatie toen ik lang geleden kennismaakte met het werk van Baselitz in het Stedelijk. De kennismaking betrof Fingermalerei – Akt uit 1972, een groot olieverfdoek met daarop een man in hurkzit, ondersteboven afgebeeld op het doek. Het was toen dat ik een idee kreeg waar de uitspraak van mijn schilderdocent mogelijk zijn oorsprong vond.

Vanaf 1969 begint Baselitz de motieven op zijn doeken ondersteboven af te beelden. Er is veel geschreven over deze omkering: het zou een daad van deconstructie zijn. De omkering van het object zou ertoe leiden dat het schilderij zich opent en loszingt van enig realisme. Gelijkenis ten opzichte van de werkelijkheid ‘buiten’ komt in een ander licht te staan wanneer je het object anders positioneert dan hoe men het gewend is te zien is dan de gedachtegang. Maar is dat niet per definitie wat de schilderkunst sinds de moderne tijd vermag? Omkering of niet.

Am I supposed to be friendly?


Baselitz is geen pleaser. Zijn ambivalente houding ten opzichte van het duiden van zijn eigen werk ligt misschien wel ten grondslag aan zijn steeds veranderende koers. Natuurlijk zorgt de omkering van het motief voor een vervreemding van de werkelijkheid, maar dat wat de echte vervreemding veroorzaakt is de constante tegenstelling die aanwezig is in Baselitz’ werk. Zo gebruikt hij in zijn vroege werk Duitse archetypes, folklore en motieven, maar zegt met hetzelfde gemak dat het schilderij geen standpunt inneemt. Hij bevestigt door te ontkennen, onderzoekt het zijn door niet te zijn. En andersom. Ziehier, het even banale als filosofische cliché dat het een niet zonder het ander kan. Het lijkt alsof Baselitz juist deze ongedefinieerde tussenruimte aan de toeschouwer wil tonen. In een recent interview met The Guardian vraagt hij retorisch ‘Am I supposed to be friendly?’, als het provocerende karakter van zijn werk ter sprake komt. Plaats deze vraag in een breder kader en je zou hem kunnen interpreteren als: waarom zou ik vriendelijk zijn en werk maken dat toegankelijk, begrijpelijk en eenduidig is? Dat kan niet de bedoeling zijn van kunst en het is al zeker niet de bedoeling van Baselitz.

Om Straßenbild te kunnen tonen gaat Richard Serra’s Gutter Splash Two Corner Cast, een werk dat normaliter deel uit maakt van de vaste opstelling van De Pont, een jaar lang schuil achter een voorzetwand. Een fantastisch dappere keus! Want hoe vaak krijg je vandaag de dag als museumbezoeker de kans om een jaar lang kennis te maken met een werk (vaste collecties daargelaten)? Het heeft mij gebracht tot een nieuw voornemen: elke maand een keertje langs Baselitz. Waarom dat een goed idee is? Straßenbild nodigt zonder meer uit tot kijken. Niet alleen omdat er veel te zien is, maar vooral omdat de serie werkt als een spiegel: ze toont een werkelijkheid, maar het is nooit de werkelijkheid die je als kijker ziet.