Muziek

Halve eeuw Morricone

recensie: Ennio Morricone 50 Years Of Music

Morricone’s briljante muziek verbindt connaisseurs en liefhebbers, jong en oud, en hart en ziel. Meer dan zesduizend mensen zijn naar het avondconcert in de Ziggo Dome gekomen.

Buiten waait een koude wind en het regent. Binnen warmen vurige koorpartijen en dramatische klankgolven het publiek op. Vooral zijn bekendste klassiekers Once Upon A Time in the West, The Ecstasy of Gold en Cinema Paradiso herinneren iedereen aan de filmverhalen en scheppen een melancholieke sfeer.

Actueel
Het is een wonder, maar de muziek van Ennio Morricone (geboren in Rome in 1928) veroudert met de tijd niet. Integendeel, zijn laatste pareltjes – de soundtracks van Brian de Palma’ s The Untouchables en Tarantino’s Kill Bill, die helaas deze avond niet te horen zijn – bewijzen dat de geest van Morricone niets met zijn leeftijd gemeen heeft. De afgelopen tien, twintig jaar gaat Morricone op een verrassende wijze met de tijdgeest mee. Hij lijkt niets op te hebben met concepten en patronen. En precies dat is zijn sterke kant. Vasthouden aan ideeën die hun hoogtepunt al bereikt hebben is niet de weg. Hij blijft liever zijn innerlijke wegwijzer volgen.

In interviews geeft hij toe: “Als ik iemand niet aardig vind, begin ik er al niet aan. Ik volg puur mijn gevoel. (…) Juist het gevoel erbij is bepalend. Het onderstreept alles wat ik doe. Zodra muziek een recept of formule is geworden, haak ik af.” In de afgelopen vijftig jaar heeft hij meer dan vijfhonderd muziekscores en meer dan honderd concertstukken gecomponeerd. Bijna allemaal hebben ze prijzen gekregen. In 2007 won hij een Oscar voor “magnificent and multifaceted contribution to the art of filmmusic”. Er bestaat geen filmmuziekcomponist die meer bereikt heeft dan Morricone.

Podium
Zijn optreden moest hij het afgelopen jaar twee keer, vanwege zijn gezondheid, afzeggen. Hij had alle redenen om zijn wereldtournee te onderbreken. Dat hij nu speciaal naar Amsterdam is gekomen om een overweldigend concert voor zijn fans te geven, zegt alles over zijn doorzettingsvermogen. Toch heeft hij bewust voor een zeer statische – bijna saaie – uitvoering gekozen. Hij is ervan uitgegaan, dat iedereen in de zaal de films kent. Een filmmuziekconcert draait juist om de muziek zelf voor de maestro.

Het grote Tsjechische Nationaal Symfonie Orkest telt 86 muzikanten. Het Kodály Koor bestaat uit 75 zangers. Samen met gitarist Rocco Zifarelli en drummer Massimo D’Agostino presenteert Morricone een twee uur lang durend concert. De sopraan Susanna Rigacci is slechts twee keer te horen. De avond verloopt zonder show, zonder woorden, zonder opsmuk. De ouderwetse manier van optreden past wel bij de filosofie van Morricone. De mensen blijven luisteren en niemand schijnt zich te ergeren aan de te harde klanken, aan het ontbreken van filmfragmenten en aan weinig animo op het podium.

Boodschap
Morricone haat journalisten en media-aandacht, hij vindt het allemaal storend en onverdraaglijk. Bot en boos reageert hij op aanzoeken voor een interview of een glimlach voor een foto. Met opzet spreekt hij tot vandaag geen woord Engels, hoewel hij jarenlang met Hollywood samengewerkt heeft. Dat is zijn stille verzet. Zijn communicatie is de muziek, het zijn niet de woorden. Zijn stoere gezicht verandert al gauw in een boosaardige grimas als mensen van hem vragen waar hij niet van houdt: namelijk praten. Muziek en klanken, dat is zijn wereld.

Tijdens het concert grijpt de fluitmelodie van The Good, the Bad and the Ugly je bij de keel. De ritmische funky bassolo van Come Maddalena jaagt angst aan en de harpmelodie aan het eind van Legend of 1900 klinkt eenzaam en melancholisch. Muziek is zijn taal, hier staat hij open om zijn emoties te delen en het verhaal te vertellen. Hij wil graag dat mensen luisteren en niet praten. En dat is hem tijdens deze avond meesterlijk gelukt.

Boeken / Fictie

Emancipatie als bron van het kwaad

recensie: Thierry Baudet - Voorwaardelijke liefde

.

Karel van het Reve klaagde eens dat er geen ‘rechtse’ romans waren: waarom werd nooit de arbeider neergezet als een bedrieglijk, onbetrouwbaar stuk vlees dat zijn nobele en naïeve baas telkens een poot uitdraaide? Voorziet Thierry Baudets debuutroman in deze behoefte?

Er is in de dertig jaar nadat Van het Reve zijn uitspraak deed, wel iets veranderd in het links-rechtsdebat. Baudets boek gaat niet over de klassieke links-rechtstegenstellingen van de arbeider en het grootkapitaal. Baudet richt zijn pijlen wel op een ander links stokpaardje: vrouwenemancipatie. Het is niet de arbeider maar de vrouw die hier als bedrieglijk en onbetrouwbaar stuk vlees de nobele, aardige en ietwat naïeve man keer op keer een loer draait.

Die man is de niet onknappe jonge promovendus Gregor, het hoofdpersonage van het boek. Twee vriendinnen vragen hem om voor hun bedrijfje te komen werken. De tweelingzussen hebben een escortbureau opgezet waar vrouwen mannen kunnen inhuren voor een avondje uit – eventueel met seks toe. Deze Love Doctors moeten de vrouwen weer eigenwaarde geven en, als ze daarvoor in zijn, seksueel genot bezorgen. In het werkkoffertje van deze doktoren zitten geen stethoscopen en bloeddrukmeters, maar vibrators en dildo’s. Gregor besluit voor ze te gaan werken.

De dictatuur van de clitoris

Gregor valt in de smaak en werkt vervolgens heel wat vrouwen af. Maar kersverse Love Doctor, die alleen met moeder en zus is opgegroeid, zoekt bij zijn klanten geborgenheid en onschuld. Dat denkt hij uiteindelijk te vinden bij Marie, het onervaren meisje dat door hem ontmaagd wordt. Hij wordt verliefd. Maar met de Magic Wand (een vibrator) geneest Love Doctor Gregor haar van de onschuld en creëert een monster: de dictatuur van de clitoris. Marie is niet meer op zoek naar geborgenheid, maar naar puur genot. Gregor is haar verloren aan de boze buitenwereld.

De hedendaagse wereld is de dader in het verhaal van Baudet. Zijn vriendinnen van het escortbedrijfje zien het breken van het taboe op seksueel genot bij vrouwen als de laatste stap van de emancipatie van de vrouw. De moderne vrouw is bevrijd van ouderwetse culturele opvattingen en is vrij om lichamelijk genot na te streven. Niet de vrouw, maar de man is gedegradeerd tot lustobject. En erger nog: geen man kan tippen aan de vibrators die de vrouwen gratis krijgen bij abonnementen op de Viva of elkaar, zogenaamd voor de grap, op verjaardagen cadeau doen. Lust verslaat de liefde en de vibrator verslaat de man, zo luidt de klacht van het boek. ‘De emancipatie heeft het roofdier in hen gewekt.’ En, zo beweert Baudet, de feminiene samenleving heeft mannen van jongs af aan geleerd zich als prooi te gedragen.

Cultuurkritiek

De aanklacht is interessant en doet denken aan de Britse conservatieve filosoof Roger Scruton, waar Baudet sterk door is beïnvloed. Scruton hekelt de hedendaagse liberale opvatting over vrijheid. Waar hij voor vrijheid om verbintenissen aan te gaan is, ziet hij dat mensen vrijheid gebruiken om hun genotszucht te bevredigen. Waar het eerste volgens Scruton staat voor opbouwen van een leven en het nastreven van geluk ín dat leven, staat het tweede voor een vlucht uit het leven, een vlucht naar een narcistische droom. Baudet deelt die mening, zoals blijkt uit een column in zijn eerder verschenen boek Oikofobie.

Het onderwerp mag interessant zijn, Baudets verhaal is dat een stuk minder. Hoewel vlot en prettig geschreven, blijft het oppervlakkig. De karakters blijven levenloze argumenten om de stelling van het boek te onderbouwen. De flashbacks naar Gregors jeugd zonder vader, waar de oorzaak van zijn problematische relatie met vrouwen ligt, lijken er een beetje met de haren bijgesleept. Al met al lijkt er meer in te zitten dan Baudet eruit haalt. Door zijn vlotte en prettige schrijfstijl leest het boek makkelijk weg, en uitsluitend daarom is het boek de geringe moeite van het lezen waard. Maar nog minder moeite kost de eerder genoemde column van Baudet van tweeënhalve pagina in Oikofobie. De uitwerking van die column in een boek van 260 pagina’s, is nauwelijks van toegevoegde waarde. Baudet is een interessante denker, maar nog geen interessante romanschrijver.

Boeken / Non-fictie

Een muzikale levenstrap

recensie: Rob van Scheers - Drie akkoorden en de waarheid

.

Het doet wellicht wat hooghartig aan, zijn poging om met liedjes ‘een complete levenscyclus te vangen’. Maar de rest van het boek is vooral een nuchtere verzameling van mooie verhalen uit de popgeschiedenis. Het raamwerk van de levenstrap is slechts een (ietwat gezochte) mal om al die verhalen in te gieten.

Het boek lees je niet in één ruk uit. Dat ligt niet aan de schrijfstijl van Van Scheers, die zeer prettig is. De hapering komt voort uit de drang die de lezer voelt om bij de verhalen over Johnny Cash, Bruce Springsteen of Elvis Presley direct de platen van deze artiesten op te zetten.

Romantiek

De playlists die hij per tijdsvak (’tienerjaren’, ‘love & marriage’) toevoegt, hebben niet datzelfde effect. Zo vult hij zestien opeenvolgende pagina’s met zeventig liedjes, die hij elk een woord of 75 gunt. Zo behandelt Van Scheers Katy Perrys liedje ‘I Kissed a Girl’, dat hij ‘herkenbaar’ noemt. Behoorlijk weinigzeggend allemaal.

Sterker is Van Scheers als hij artiesten omschrijft, of een muzikaal genre:

Rock-‘n-roll, dat was bedacht ter viering van het leven, meer nog je jeugdjaren, samengevat in dat zo overmoedige ‘I hope I die, before I get old’. Bij country was het precies andersom. Hoe gebutster door de voortschrijdende tijd, hoe beter. Muziek voor volhouders en overlevers, de witte blues. En wie kon daar beter van getuigen dan Johnny? Alles gezien, alles meegemaakt, alles op muziek gezet (x3). Drie akkoorden en de waarheid. Meer had Johnny Cash niet nodig.

Behalve uit zijn kennis van en liefde voor muziek, put Van Scheers uit dertig jaar ervaring als cultuurjournalist (onder andere voor Elsevier en de Volkskrant). En in die jaren behandelde hij niet alleen de usual suspects. Zo tekent hij het verhaal op van Cosimo Matassa, de vergeten architect van de New Orleans Sound. In een achterkamertje van zijn vaders gereedschapswinkel, zette Cosimo een opnamestudiootje op. Daar kwamen zangers als Fats Domino, Jerry Lee Lewis en Little Richard hun eerste plaatjes opnemen. Van Scheers bezoekt ‘de uitvinder van rock-‘n-roll’, die niet in Florida van z’n pensioen geniet, maar nog altijd in een kruidenierszaakje staat, twee blokken van waar hij ooit zijn opnamestudio begon. Romantiek ten top natuurlijk.

Hedendaagse popmuziek

Duidelijk is dat Van Scheers’ hart veel sneller gaat kloppen van de muziek uit de jaren vijftig, zestig en zeventig dan van de muziek van deze tijd. De stukjes over de hedendaagse popartiesten komen over als verplichte nummertjes, alsof Van Scheers zich wil indekken tegen het verwijt dat er ‘ook nu goede popmuziek wordt gemaakt’. Wellicht uit compensatiedrang voor de matte beschrijving van de hedendaagse artiesten, schiet hij  een enkele keer door in zijn lofpogingen. Zoals bij de ‘rappende taalvernieuwers’ van De Jeugd van Tegenwoordig. Over de taalvondst ‘watskeburt’:

zo to the point, zo mooi de verbijstering van een persoonlijke crisis vangend (…) dat we wel van hogere literatuur & poëzie mogen spreken, in een jasje van straattaal.

Van Scheers’ beschrijvingen van de hedendaagse popmuziek zijn minder geslaagd. In het boek springt hij vaak van de hak op de tak en de vorm waarin het gegoten is (de levenstrap), komt wat geforceerd over. Maar wat deert het? Over zíjn favorieten artiesten, uit zíjn tijd schrijft hij met ingehouden passie. En dat is Van Scheers op zijn best.

Theater / Voorstelling

Een machtig dansduet in een zoektocht naar danstraditie

recensie: Akram Khan & Israel Galván - Torobaka

In het kader van de Flamenco Biënnale betraden de Brits-Bengaalse Akram Khan en de uit Spanje afkomstige Israel Galván, vernieuwend choreograaf en danser binnen de flamencoscene, samen het podium voor een duet tussen de Spaanse flamenco en de traditioneel Indiase kathak-dans. De twee dansstijlen gingen een nog niet eerder vertoonde samenwerking aan.

Tegen het einde van de voorstelling lijkt er een gevecht te ontstaan: een gevecht tussen klanken, een gevecht over een mogelijk ultieme mengvorm van communicatie via de taal van het lichaam. Dit breekpunt komt net na het moment waarop de dansers allebei in een solo hebben laten zien uit welk hout zij gesneden zijn. Als de dansers wederom simultaan op het podium dansen, is de energie tussen hen beide gespannen en strijdlustig. Het voelt als een strijd die niet gebaseerd is op samenwerking mét elkaar, maar op een botsing tussen elkaars dansgeluid. Uiteindelijk lost het gevecht zich vanzelf op zodra de vier muzikanten (twee zangers, een pianist en een fluitist) zich mengen in de strijd tussen de klanken.

Humor binnen het dansduet
Humor vormde een belangrijk onderdeel van de voorstelling en manifesteerde zich in de eerste plaats middels de teksten van de muzikanten. Het deel van het publiek dat bekend was met de Spaanse taal liet mij merken wanneer er in het Spaans een grap was gemaakt. Een ander humoristisch element bestond uit sommige handgebaren van Akram naar Israel toe, zoals wanneer Akram zijn hand net niet op de kont van Israel legt en Israel op abrupte wijze zijn hoofd naar Akram toedraait. Het was geweldig mooi om te ervaren hoe de zoektocht naar een connectie tussen de traditie van flamenco en kathak vorm kreeg in zowel de zang, de muziek, de klanken van de dansbewegingen en de gebaren en virtuositeit van de dansers.

Boeken / Fictie

Traditie versus vrijheid

recensie: Ernest van der Kwast - De ijsmakers

In zijn nieuwe roman beschrijft Ernest van der Kwast de geschiedenis van het ijsmaken. Een smakelijk verhaal – tijdens het lezen zou je willen dat het al zomer was, zodat je naar de ijssalon kon spurten voor zo’n heerlijk ambachtelijk bereid Italiaans ijsje.

De ijsmakers vertelt de geschiedenis van de familie Talamini, een ijsmakersfamilie uit de Noord-Italiaanse streek Venas di Cadore. Een streek waar velen het ijsmaken geleerd hebben; veel families in het boek beweren zelfs dat zij daar het ijs hebben uitgevonden.

De allereerste hap
Ernest van der Kwast heeft aardig wat informatie verzameld over deze rijke geschiedenis en laat dat graag merken, aan de hand van passages vol jaartallen en namen van uitvinders en ontdekkingsreizigers. Het zijn slechts zijwegen van het verhaal, maar wel gedetailleerde zijwegen die soms erg langdradig zijn en daarmee veel afleiden van het levensverhaal van de personages.

Veel prettiger lezen de passages waarin daadwerkelijk ijs wordt gemaakt. Wanneer Giuseppe Talamini, de grondlegger van de familietraditie, hoort van deze voor hem dan nog onbekende delicatesse is hij meteen verkocht. De eerste keer dat hij ijs maakt van kersen is de eerste keer dat hij en zijn familie ijs proeven. Een ware extase:

Hij nam een hap met zijn ogen dicht, alsof hij een meisje kuste. Opnieuw werd hij door zijn smaakpapillen heen en weer geslingerd. Hij klom in één hap in de oude kersenboom en viel er direct weer dronken uit.

Het klinkt aardig cliché en dat wordt het ook steeds meer naarmate de fragmenten waarin personages met hun ogen dicht ijs proeven zich opstapelen. Toch maken dergelijke passages de passie voor het ijsmaken invoelbaar en het belang van de traditie begrijpelijk.

IJs of poëzie
Giovanni Talamini, het hoofdpersonage van het boek, is de eerste die breekt met de familietraditie. Hij wordt niet verliefd op het maken van ijs, maar op de poëzie. Al snel vindt hij een baan bij een uitgeverij en vanaf dat moment staat zijn leven in het teken van poëzie. Opnieuw houdt Van der Kwast zich hier te veel vast aan de werkelijkheid: waar het verhaal over poëzie gaat, staat het vol citaten en verhalen over bestaande dichters. Als Giovanni iets loslaat over zijn gevoelens, citeert hij regelmatig een gedicht. Poëtisch taalgebruik is hierdoor een aparte laag geworden in het verhaal, maar raakt er niet mee verweven: alsof beeldspraak een motief is in het boek, maar geen onderdeel uitmaakt van de vorm.

Sterker neergezet is de strijd tussen het voorzetten van de traditie en het verlangen naar vrijheid, een strijd die in alle generaties van de familie Talamini aanwezig is. Dat Giovanni als enige kiest voor de vrijheid, wordt hem niet in dank afgenomen. Het grote verschil tussen de literaire wereld waar Giovanni zich in begeeft en de kleine wereld van de ijssalon van zijn familie, is een element dat de breuk in de familie op vele momenten mooi weet te verbeelden.

Geen verrassende elementen
De grappenmaker die Van der Kwast kan zijn, denk aan zijn succes met Mama Tandoori (2010), laat zich in dit boek nauwelijks zien. Een enkele keer valt er wat te lachen (zoals een dronken ijsmaker die urineert in zijn ijsmachine en zich dat niet herinnert), maar het is niet genoeg om de roman verrassend te maken. Op een andere manier gebeurt dat ook niet: hierdoor is De ijsmakers wel een boeiend verhaal over familie en traditie, maar vooral ook een roman die originaliteit mist.

Kunst / Expo binnenland

Jong (/) volwassen

recensie: Folke Janssen, Kevin Gallagher, Jan Hoek e.a. - Prospects & Concepts 2014
Folke Janssen, <em>Bag III, zipper-fox, fol-da-ble, VIII</em>, 2014.

Folke Janssen, Bag III, zipper-fox, fol-da-ble, VIII, 2014.

De kunstwerken zijn van wisselende kwaliteit. Folke Janssen (Helmond, 1979) maakt gevoelige stofjes van harde materialen. Bij Prospects & Concepts zijn onder andere een opgezette vos en een kamerplant van zijn hand te zien, verpakt in een ‘zachte’ deken van kwetsbaar glas. Dit levert sensuele beelden op met een overdaad van nog niet verkende betekenissen. In elk werk worden weer nieuwe objecten bij de werkwijze betrokken maar in geen van deze werken wordt er ingegaan op de hierdoor ontstane betekenis.

Materiaal tussen poëzie en betekenis

Kevin Gallagher (Chicago, 1986) maakt installaties met alledaagse materialen. Space Ink bestaat uit speakers die verbonden zijn met een display. Om de speakers is een klein bouwwerk van glasvezel gemaakt met vulkaan-achtige vormen. Recht boven de speakers maakt de constructie plaats voor kuiltjes met inkt, zodat de trillingen van het geluid afkomstig van het display de zwarte inkt over hun witte ondergrond verspreid. De werken hebben moeite om een onderscheid te maken tussen kleine natuurkunde-experimentjes en clichématige poëzie.

Ook veel van de andere kunstenaars lijken te worstelen met de betekenissen van materiaalgebruik. Dit valt met name op door de professionele benadering van het materiaal. De meeste werken zijn technische hoogstandjes waarbij het tekort aan inhoud als een pijnlijk gemis valt.

Jan Hoek, <em>The Sex Bubble Pattaya</em>, 2014.

Jan Hoek, The Sex Bubble Pattaya, 2014.

Mogelijkheden van het internet

Belovender zijn de kleurenprints van Jan Hoek (Utrecht, 1984). Zijn serie The Sex Bubble Pattaya toont het leven van een Thaise Lady boy. Door de regie van de foto’s terug te geven aan het subject, geldt het eindwerk als een kruising tussen fotografie en een persoonlijke branding campagne. In het geval van de Lady boy mondt dat uit op felgekleurde plaatjes met verhalen over het leven en liefde in een speelse blogstijl.

Lotte Reimann (Achim, 1982) heeft gelijkend krachtige beelden ontdekt. In de twee series die er van haar op Prospects & Concepts te zien zijn, onderzoekt ze de mogelijkheden van op het internet gevonden afbeeldingen. In Reflections – an unfinished collection zijn door de kunstenaar gemaakte Ebay-advertenties te zien waar haar naakte lichaam in de reflectie van de verkochte apparatuur opdoemt. Bij de gitaar en motorhelm gaat dit nog subtiel, maar in een achteruitkijkspiegel is het moeilijk het poserende naakt te negeren.

De tweede serie, Jaunt, richt zich op de amateurpornografie die een koppel in de loop van hun relatie heeft geproduceerd. In de foto’s verandert het koppel gebruikelijke taferelen in een bijzondere, persoonlijke situatie. Beide series onderzoeken een nieuw type beeld, voorzien van eigen composities en stijlkenmerken, dat ontstaan is door de vrijheid die het internet biedt. Mensen zijn eindelijk in staat geweest een beeldtaal te ontwerpen voor hun sociale zijn.

De werken die te zien zijn bij Prospects & Concepts zijn zeer wisselend van kwaliteit. De focus lijkt te liggen op verkenning van materialen. Dat gaat uitstekend. De meeste werken zien er volwassen en afgewerkt uit. De werken halen echter veel betekenissen aan, soms tegengesteld, zonder deze uit te werken. De kunstenaars die hier de inhoud van hun werk consequenter doorvoeren zijn wel veelbelovend en zeker de moeite waard.

Muziek / Album

Onspectaculair spectaculair

recensie: Sleater-Kinney - No Cities to Love

Sleater-Kinney is tien jaar uit elkaar geweest. Nu keert de Amerikaanse cultband terug met een album dat geregeld aan eerder werk doet denken, maar tegelijkertijd bijna onweerstaanbaar fris is.

Achtste album No Cities to Love ligt in de lijn van een album als One Beat (2003), maar, op een incidentele synthesizer na, zonder de extra instrumentatie. De band gaat terug naar hun basis van twee gitaren en een drumstel. De dames hebben nog steeds geen bassist aangenomen, maar ze kunnen heel goed zonder. Onvast en geregeld bijna scanderend verzorgen de gitaristes de zang.

Balans


No Cities to Love is op onspectaculaire wijze spectaculair. De gitaarpartijen klikken of in elkaar, of duwen elkaar van zich af. Soms lijken ze (vraag niet hoe) zelfs beide tegelijk te doen. Het hoekige, funky gitaarwerk dat soms opduikt is alweer jaren bon ton in Engeland, maar Sleater-Kinney overtreft menig Brits groepje in bijna wiskundige precisie. Het fundament daarvoor komt van de drumster, die vaak heerlijk prominent aanwezig is. Haar patronen herinneren beurtelings aan disco en onvervalste rock ’n roll.

Met de instrumentbeheersing zit het dus zeker snor, maar waar het om gaat zijn de liedjes. Die klinken soms een beetje morsig, omdat drums en gitaren elkaar dicht op de huid zitten. Na een paar luisterbeurten blijkt echter dat Sleater-Kinney ook gewoon onvervalste meezingers schrijft. Probeer maar eens niet mee te zingen met het titelnummer of ‘Surface Envy’. De muziek is én punk én pop, zonder dat beide ingrediënten iets aan elkaar afdoen. Balans is het sleutelwoord op No Cities to Love.

Constant

Het album kent eigenlijk geen uitschieters, zowel in positieve als negatieve zin. Op sommige nummers kan wel wat afgedingd worden, maar dat gaat hier om details. Het is bijvoorbeeld onbegrijpelijk dat hoogtepunt ‘Hey Darling’ zo kort is gebleven. Het refrein heeft een prachtige zanglijn, en alleen daarom al is het doodzonde dat het nummer slecht tweeënhalve minuut duurt.

Maar onoverkomelijk is dat allerminst, zeker als daarna afsluiter ‘Fade’ volgt. Voor het eerst op No Cities to Love wordt er gas teruggenomen, en wordt een nummer rustig opgebouwd. Zo wordt ‘Fade’ een nummer dat alleen het album had kunnen afsluiten, en nergens anders in de tracklist had kunnen staan. Ook kan bijvoorbeeld het drammerige refrein van ‘Gimme Love’ weggestreept worden tegenover de kronkelende instrumentale passages van hetzelfde nummer. En zo compenseert Sleater-Kinney zichzelf, waardoor de kwaliteit uiteindelijk constant blijft.

No Cities to Love is een uitgebalanceerde plaat, en steekt bovendien knapper in elkaar dan aanvankelijk lijkt. Waar vind je tegenwoordig nog zo’n vrolijk makende rockplaat die ook nog eens langzaam haar geheimen prijsgeeft?

Film / Films

De onsympathieke Godfather of Soul

recensie: Get on up

James Brown stond bekend als ’the hardest working man in show business’ en ‘The Godfather of Soul’. Zo’n man verdient natuurlijk een biopic.

~

Het biopicgenre wordt doorgaans gekenmerkt door een verhaal over een man die in armoede werd geboren en die door keihard werken z’n welverdiende roem kreeg. Zo ook in het geval van Brown  Zijn gewelddadige vader gebruikte in zijn jeugdjaren zijn moeder als boksbal. Kleine James werd in een bordeel gedumpt om hem te beschermen tegen zijn ouders.

Muziekgeschiedenis


~

Daar groeide hij op voor galg en rad, zo belandde hij in de gevangenis na het stelen van een kostuum. Dankzij Bobby Byrd, een zanger van een bezoekend gospelkoor en later zijn levenslange vriend, kwam Brown uit de bajes. Samen met andere koorleden vormt hij een band. Tijdens een optreden van Little Richard klimmen Brown en zijn band in de pauze op het podium, de rest is muziekgeschiedenis.

Tot zover de tranentrekkende jeugdjaren van James Brown. Get on up kleurt zo keurig binnen de lijntjes van de soulbiopic, denk aan films als Ray – over Ray Charles – en What’s love got to do with it – over Tina Turner. Toch is er een groot verschil, want Brown was niet bepaald een aardige man. Hij bedonderde zijn medebandleden, legde muzikanten die niet wilden luisteren boetes op, sloeg z’n vrouwen, was paranoïde en rolde van het ene financiële schandaal in het andere.

Funk in the trunk


~

Get on up belicht die kanten wel, maar praat dit steeds goed met een verklaring uit het handboek amateurpsychologie. Het ontbreken van een moeder en het verlies van een kind zijn volgens de makers de oorzaak van het onaangename gedrag.

Dat maakt van Get on up een onevenwichtige film. Toch gaat de biopic niet vervelen, want de film heeft, zoals Brown het zelf zegt, behoorlijk wat ‘funk in the trunk’. De energie spat van het scherm bij de vele concertscènes. De fantastisch ingeleefde hoofdrol van Chadwick Boseman – een naam om te onthouden – draagt daar zeker aan bij. Hij geeft Brown precies dat juiste mengsel van dreiging, charme en super heavy funk.

Kunst / Expo binnenland

Zij liegen ook

recensie: Anna Lange, Pim Top, Woody van Amen, Michiel van Bakel, Jacob - Seeing = Believing

De fotografie is geen betrouwbaar documentatiemiddel. Fotografen kunnen door middel van de compositie, onderwerpskeuze en belichting ieder beeld manipuleren. In de jaren 80 zorgde dit voor een herleving van de interesse in schilderkunst. Die was expressief, contextgebonden en daarmee eerlijk. In Seeing = Believing nemen vijf kunstenaars echter wraak op de schilderkunst.

ie was expressief, contextgebonden en daarmee eerlijk. In Seeing = Believing nemen vijf kunstenaars echter wraak op de schilderkunst.

In het werk van Michiel van Bakel (Deurne, 1966) wandelen figuren over het stationsplein in Rotterdam. De mensen zijn dun of rekken zich als strepen uit over de achtergrond. Ze doen denken aan vroege schilderijen van Rothko of sculpturen van Giacometti. Deze beelden zijn echter niet eerlijk. De figuren die als spoken boven de bestrating zweven worden ontmaskerd als technisch trucje door de harde tegels.

Anna Lange, Sideway scenery I, 2015, courtesy of ZERP Galerie

Anna Lange, Sideway scenery I, 2015, courtesy of ZERP Galerie

Valse expressie
De werken van Jacob zijn digitaal geschilderd. Door vormen uit te trekken en weg te rekken bootst hij de handeling van het schilderen na. Het hieruit ontstane werk wordt vervolgens door Jacob overschilderd, gefotografeerd en wederom digitaal bewerkt. Het eindwerk spreekt de bekende taal van de schilderkunst maar kent eenzelfde angstaanjagende precisie als foto’s.

Ook Anna Lange (1969) speelt in haar werk met het idee van de voorstelling. Een tweetal aan de muur gehangen hazen en een speer die ernaast staat, doen denken aan de jacht. Onder de hazen is in neon de tekst ‘Motel Money Murder Madness’ te lezen, afkomstig uit het nummer L.A. Woman van The Doors. De tekst van Jim Morrison, die zelf trachtte onvoorspelbaar en gevaarlijk over te komen, valt goed samen met de andere objecten. Toch blijft de betekenis niet hetzelfde met de toevoeging van de neon letters.

Pim Top, Landscaping nr. 03, 2014 - 2015, courtesy of ZERP Galerie

Pim Top, Landscaping nr. 03, 2014 – 2015, courtesy of ZERP Galerie

Toevallig samen?
De hazen doen denken aan een snelle advertisingtruc, met als doel gevoelens teweeg te brengen over oerinstincten in de hedendaagse maatschappij. De hazen, speer en tekst lijken met een onschuld van een ‘spontaan’ schilderij bij elkaar gebracht te zijn, maar zijn zeer gericht in hun boodschap.

Seeing = Believing vormt zo een geestig commentaar op het heersende idee van de fotografie als onbetrouwbaar documentatiemiddel. Het laat zien dat er in representatie geen directe waarheid te vinden is. Dit wordt bevestigd door de serie Night at Taxania van Woody van Amen (Eindhoven, 1936), die het Taxat (een door hem gevonden vorm) verheft tot een universele waarheid. Een begrip zo waar als de maan of sterren, waar Van Amen hem toepasselijk tussen heeft afgebeeld als een cynisch commentaar op de legendarische status die aan schilderijen toegekend kan worden.

Muziek / Concert

Meegedragen liedjes

recensie: Jonas Winterland

.

Een jaar geleden debuteerde Jonas Winterland met Mensen zijn gemaakt van dun papier en vestigde daarmee als liedjesschrijver in een keer zijn naam. Met zijn poëtische teksten, waarin hij met creatieve vondsten gewone zaken in bijzondere bewoordingen vertelt, dwingt Winterland bewondering af. 

~

Nestelen onder het schedeldak


In een liefdesliedje spreekt Winterland niet in gewone taal over het liefdesleven, maar weet hij met fraaie beeldspraak de mooiste beelden op te roepen en vooral de fantasie te prikkelen. Dat is precies de kracht van deze tekst- en liedjesschrijver.

De meeste van zijn liedjes verhalen over serieuze en niet al te vrolijke onderwerpen. Een enkel vrolijk lied siert zijn repertoire, zoals ‘Wij zijn niets’. De mooiste momenten liggen vaak in de hoek van de serieuze en trieste liedjes, zoals het – ook live – bijzonder fraai uitgevoerde begrafenislied: ‘Niemand vraagt zich af’, dat een prachtig cello-intro krijgt door Jasmijn Lotens. Winterland zelf krijgt ook kippenvel van deze uitvoering. Het vormt een waardig hoogtepunt van de show in het bovenzaaltje van locatie Halle van De Werft, waar zo’n honderdtwintig liefhebbers zich hebben verzameld op deze woensdagavond.

Iedereen luistert ademloos en hangt aan de lippen van deze bijzondere singer-songwriter, want bijzonder mogen we Winterland wel noemen. Wie gegrepen wordt door zijn liedjes kan deze schijnbaar zonder verveling eindeloos luisteren, waarbij de teksten en melodieën zich langzaam maar zeker onder het schedeldak nestelen – en dan betrap je jezelf erop dat je de niet alledaagse liedjes zomaar gaat neuriën of zelfs zingen.

~

Geslaagd experiment


De zeer rustige liedjes van het debuut van Jonas Winterland krijgen op zijn tweede plaat een logisch vervolg. Maar Winterland schuwt ook verbreding niet, zoals met het lied ‘Dokter alstublieft’, dat naast een wat heftiger zang en sneller tempo zelfs een paar regels Engelse tekst kent. Verder valt op dat Winterland geen gitaar speelt bij dit liedje. Wat betreft de eerste kennismaking – en vooral wat betreft de manier waarop hij het inbedt in zijn optreden – is dit een geslaagd experiment. De tekst blijft even scherp als in zijn luisterliedjes.

Natuurlijk mag zijn bijzondere liefdesliedje ‘Naar het licht’ niet ontbreken bij dit optreden. Mooie tekstvondsten verhullen de omfloerste liefde, maar houden alles spannend genoeg om het hart te laten springen van vreugde. Winterland is opnieuw de meester die gevoelige snaren raakt bij ieder die het voelen wil.

De onderhoudende show duurt ruim een uur. Het publiek verwacht nog een paar toegiften – welke ook worden gegeven. Er wordt gevraagd om het titelnummer van zijn eerste album: ‘Mensen zijn gemaakt van dun papier’, want die mag niet ontbreken. Als tweede vraagt het publiek om ‘Goudvis’, een liedje van zanger Jan de Wilde. Winterland moet er om lachen, maar wil het niet spelen – al geeft hij een kwinkslag door wel een deel van de tekst van ‘Goudvis’ in te bedden in de aanvang van het liedje waarmee het voor hem allemaal begon: ‘Altijd halverwege’. Hiermee besluit Winterland het concert.

Na afloop is er gelegenheid om de muziek mee naar huis te nemen in de vorm van gesigneerde cd’s met een neergeschreven boodschap en een korte ontmoeting met de artiest zelf. De liedjes dragen ons de nacht in naar huis en houden de herinnering aan het optreden levend.