Muziek

Glanzende diepte

recensie: Die Zauberflöte

.

.

Een klaterend applaus klonk door de ruimte van het Muziektheater op het moment dat vogelvanger Papageno eindelijk zijn vogelvrouwtje Papagena gevonden had en de twee elkaar, na hun beroemde stotter-aria in de armen vielen. Het was het happy end van de ingewikkelde zoektocht van de twee paren, een hemels en een aards, die in de bedrieglijk eenvoudige regie van Simon McBurney hun doel moesten zien te bereiken. Liefde, wijsheid en inzicht, daar gaat het om in een door geweld, corruptie en leugens verscheurde wereld. Sinds 1791, het jaar waarin Mozart zijn meest geliefde opera schreef, is er niets veranderd. Daarom is het een eye-opener wanneer de hogepriester Sarastro zich tot het publiek wendt en zegt:

‘Vrienden, dank voor uw komst. Als ingewijden in de Tempel der Wijsheid moet u weten dat we ons in tijden van crisis bevinden. Met rein geweten verklaar ik u dat onze bijeenkomst van vandaag een der belangrijkste van onze tijd is.’

Wie redt de verloederde maatschappij?
Kan het actueler? Het gaat de wijzen om het bestuur van hun samenleving. Die is in snel tempo aan het desintegreren en men is op zoek naar een mens die de persoonlijke kracht en het inzicht heeft om de destructie te keren. Die ene mens zal in de loop van het verhaal een vrouwelijke metgezel krijgen.

Soms is het alsof de zeventiger jaren van de vorige eeuw terugkomen in deze regie. Er zit iets Brechtiaans in McBurneys aanpak. Een leeg toneel, een simpele bewegende constructie om de vele changementen te suggereren, aangevuld met beeldprojectie links en geluidseffecten rechts van het podium. Steekwoorden in het verhaal worden zichtbaar ter plekke geschreven en geprojecteerd. De toverfluit wordt bespeeld door een orkestlid. De zangers bewegen zich door het publiek heen, het orkest speelt op het toneel.

Het aloude vervreemdingseffect dat Brecht introduceerde om te voorkomen dat de toeschouwer zich als zwijmelende consument gaat gedragen, is hier op geniale wijze ingezet. Er wordt een spel opgevoerd – en speels is het, vol grappen en grollen, maar het gaat om serieuze zaken. Zowel de protesterende vogelvanger – meesterlijk vertolkt door Thomas Oliemans met zijn keukentrapje – als de superbrave prins Tamino en zijn Pamina moeten worden beproefd en ingewijd.

Vuurstorm en tsunami
Deze inwijdingsrituelen zijn ontleend aan de Vrijmetselaars, die in de 18e en 19e eeuw de Verlichting propageerden. Mensen moeten mondig worden en zich een weg naar de vrijheid vechten. De inzet is hoog en hier heeft McBurney het effect niet geschuwd: Tamino en Pamina overleven een vuurstorm en een tsunami. Het ergste, ‘erger dan de dood’ namelijk het zwijgen van de geliefde, hebben ze al doorstaan. In de wonderbaarlijk mooie aria ‘Ach, ich fühls’s, est ist verschwunden’ klaagt Pamina (mooie doorleefde rol van Chen Reiss) over haar verlies. Haar prins moet zwijgen, en zij moet vertrouwen houden. Wanneer het geloof wegebt zijn daar gelukkig de drie wijze oude mannetjes, oorspronkelijk een jongenskoortje, maar hier door McBurney ontdaan van hun jeugd, zo oeroud zijn hun schouderklopjes.

Tragische koningin
De Koningin van de Nacht is in deze regie een tragische, gebroken moederfiguur. Haar macht, in freudiaanse termen de pre-oedipale dominantie, die met name dochters verhindert om zich los te maken en volwassen te worden, sijpelt weg. Krom, witharig, afwisselend met krukken en in een rolstoel, lijkt ze in niets op de fonkelende heerseres die we gewend waren. Het geeft haar grote aria aan het eind, waarin ze haar dochter chanteert en bedreigt, een menselijke tragiek. Iride Martinez zet haar neer als een vrouw in opperste crisis. Maar ook zij wordt aan het slot opgenomen in de grote verzoening. Schoonheid en wijsheid hebben gewonnen.

Er zijn nog voorstellingen t/m 27 maart.

Theater / Voorstelling

Hotel Malaria: een hallucinerende koortsdroom

recensie: NTGent - Hotel Malaria

Hotel Malaria: een hallucinerende koortsdroom

Voor aanvang van de voorstelling wordt het publiek gewezen op het verstilde karakter van de voorstelling. Mobiele telefoons uit. Geen gelach. Geen ruis. Het publiek is namelijk – zo blijkt al snel – onderdeel van deze verstilling, dit geheim verbond. Elk krakend papiertje of onderdrukt gehoest maakt dat de magie van ‘Hotel Malaria’ wordt doorbroken. Het publiek is medeplichtig.

. Het publiek is medeplichtig.

Het toneelbeeld: twee mensen in weinig, gelig licht. We zien de vrouw (gespeeld door Lien Wildemeersch) op een krukje vooraan op het podium zitten. Rechte rug, een glanzend broekpak, slank. Daarachter staat de man (Bert Luppes), hij hakt hout. Vurig, gedreven, fanatiek. Eet soms een snipper. Een ontblote borst met daarover een vest met capuchon, ver over zijn hoofd getrokken. Mannelijk, dierlijk, rauw. Het contrast tussen de twee mensen lijkt groot. Misschien zelfs cliché? Maar al snel ontvouwt zich een spannend spel tussen twee mensen die op zoek zijn naar… ja naar wat? Naar zichzelf, verlangen, naar de liefde, naar zien en gezien willen worden.

Poëtisch en beeldend
De tekst is poëtisch (‘Het verlangen in iets op te lossen. Het verlangen bedwelmd te raken. Niet om de wereld te ontvluchten, maar om die te verhevigen. Ervan doordrenkt te worden. Verzonken in. Verzadigd van. Tot de lippen gevuld, de lippen rood, als na een kus die niet ophoudt’), de spelers reageren nauwelijks op elkaar, het beeld is een beeldend kunstwerk: ‘Hotel Malaria’ heeft meer de vorm van een performance dan een theatervoorstelling. Wat zich er precies tussen de twee figuren gebeurt, blijft in het vage. We weten dat de jonge vrouw de man gevolgd is, hem brieven schrijft en een contract laat tekenen: hij ontvangt haar bij hem thuis en zij zal blijven ’tot gebeurd is wat moet gebeuren’. Maar wie zij is: een prostituee, en toevallige ontmoeting, een verloren liefde? Dat weten we niet. Het is ook niet belangrijk. Het is een gedicht, een improvisatie, een hallucinerende koortsdroom.

Ontroerend spel
Vooral Bert Luppes weet met zijn breekbare donkere stem, zijn onbehouwen lichaam en bewegingen een prachtig evenwicht te vinden tussen een oude balletdanser en een kwetsbare houthakker. Hoe hij zijn been voor de andere plaatst! Maar ook Lien Wildemeersch is ontroerend met haar Belgische zachtheid en expressieve lichaamstaal. Twee mensen die koortsachtig om elkaar heen dansen, elkaar zoeken en misschien wel vinden. ‘Tot in het oneindig stille, roerloze, veelkleurige hart van de malaria.’

Nouvelle Vague
Schrijver en regisseur (en dichter, beeldend kunstenaar, romanschrijver) Peter Verhelst heeft met Hotel Malaria een ode willen brengen aan de Franse cineast Alain Resnais, die deelnam aan de Nouvelle Vague. Een film vol flashbacks, ijldromen en onbestemde geluiden (prachtige muziek van Kreng). Een poëtisch eerbetoon aan de onlangs overleden meester van de Franse cinema. Wie verlangt naar antwoorden, theater en een afgerond verhaal, kan beter thuisblijven. Wie zich een uur lang wil overgeven aan stilte, schoonheid en bezinning: gaan!

Hotel Malaria van NT Gent wordt nog gespeeld tot en met 21 maart.

Speellijst: zie www.ntgent.be

Muziek / Album

Familieband

recensie: The Staves - Blood I Bled

Emily, Jessica and Camilla Stavely-Taylor delen niet alleen een achternaam, maar ook een muzikaal talent. Als the Staves maken deze drie zussen mooie folkliedjes die gekenmerkt worden door hun meerstemmig zang. Eerder stonden ze al in het voorprogramma van de Amerikaanse band Bon Iver, maar inmiddels verkopen ze ook zelf moeiteloos zalen uit. Volgende maand, drie jaar na het uitkomen van het debuutalbum Dead, Born & Grown, verschijnt If I Was. Ter voorbereiding op album twee werd al eerder the Blood I Bled EP uitgebracht, dat een veelbelovend voorproefje blijkt te zijn.

Oud & Nieuw


De EP telt drie nummers die samen een mooie mix van oud en nieuw vormen. Invloeden van eerdere EP’s zijn terug te horen in het eerste nummer ‘Open’. Net als veel oudere nummers, begint ‘Open’ met het zachte getokkel van een gitaar en blijft het, na de toevoeging van andere instrumenten, op instrumentaal gebied rustig. Diezelfde structuur is ook te vinden in ‘America’. Hoewel de nummers voortkabbelen, betekent dat niet dat de muziek daardoor saai wordt. De muziek is simpelweg ondergeschikt aan de samenzang die zodanig sterk is dat er niet per se behoefte is aan onnodige opsmuk. 


Interessante Mix


Dat er niet per se behoefte is aan complexe instrumentals, betekent dat niet dat deze de muziek niet interessanter kunnen maken. Met het titelnummer ‘Blood I Bled’ laten de zusjes zien dat ze hun muziek ook een scherper randje durven te geven. Waar dit nummer in het begin lijkt op oudere nummers, ontvouwt het zich in tegenstelling tot ‘Open’ en ‘America’ grootser. De meerstemmige zang vormt nog steeds de leidraad, maar wordt nu aangevuld met een breder scala aan instrumenten en geluiden. De hand van producer Justin Vernon is duidelijk terug te horen; het is geen nieuws dat Vernon, frontman van onder anderen de Amerikaanse band Bon Iver, ervan houdt om met geluiden te experimenteren. Die interessante mix van geluiden maakt ‘Blood I Bled’ het absolute hoogtepunt van de EP, en mogelijk ook van het aankomende album.



Al met al lijkt de The Blood I Bled EP een goede voorbode te zijn voor de rest van If I Was. Deze verwachting is alleen nog maar bevestigd door de nummers ‘Black & White’ en ‘Steady’, die inmiddels ook zijn uitgebracht. Bovendien ziet ook de verdere toekomst er buitengewoon rooskleurig uit voor de zussen uit Watford met muzikale vrienden als Vernon, Mumford & Sons en Ben Howard, een uitverkochte tour en een groeiende fanbase. Gelukkig zit het in de familie, zullen we maar zeggen. 

Boeken / Fictie

Tot ons zwijgen een houten paal werd

recensie: A.P.E. Veraar - Zinkgaten

Sommige debutanten scoren gelijk een acht met hun eersteling. Anderen halen eerst een mooie zeven, maar maken duidelijk dat je ze goed in de gaten moet gaan houden. Dat laatste is ook het geval met A.P.E. Veraar.

Veraar (1985) zit duidelijk vol ideeën, maar die komen in wisselende kwaliteit op papier terecht. In haar eerste gedichtenbundel Zinkgaten staat evenwel een aantal sterke, behoorlijk ‘affe’ gedichten die het hoofd van de lezer laten borrelen. Veraar heeft bovendien oog voor beelden die blijven hangen. Het gedicht ‘Stockholm-syndroom’ bijvoorbeeld, over een vroegwijs kind dat moedwillig meegaat met een kinderlokker, besluit ze met:

[A]ls we eindelijk bij je vrijstaande huis
met geluiddichte kelder zijn aangekomen
laten we dan samen geheimen maken

En dan beloof ik je
dat ik nooit iemand zal vertellen
over je verzameling opgezette dieren

Spanningsvelden
De thematiek van Zinkgaten wordt sterk bepaald door de dreiging dat zekerheden weg zomaar weg kunnen vallen. Een van de afdelingen in de bundel heeft ook die titel. De afdeling bestaat uit een korte reeks van vier gedichten, waarvan de eerste opent met:

Ik had nooit gehoord van zinkgaten
maar het blijken gaten in de grond te zijn
die plotseling ontstaan
en waarin je zomaar kunt verdwijnen

Er wordt ’s nachts gepiekerd over de mogelijkheid dat er hoogteverschillen tussen huis en stoep ontstaan. (Saillant detail: Veraar woont in Groningen, waardoor de reeks nog opvallend actueel wordt ook.) De volgende ochtend wordt de ‘ik’ begroet door de krantenjongen, en concludeert dan opgelucht:

Er zijn weinig plaatsen op de wereld
waar een mens zich veilig waant
hoeveel geluk heb je dan in je eigen straat
begroet te worden door zo’n heel normale jongen

Tussen deze twee ‘polen’ ontstaat een fijne spanning. Toch bekruipt het gevoel dat de uitwerking wat scherper had gekund. In ‘Stockholm-syndroom’ weet Veraar immers op een veel kleiner oppervlakkig een minstens zo indringende juxtapositie en spanningsveld neer te zetten.

Belofte
Veraar mist vaker net nog een beetje scherpte. Soms wordt bijvoorbeeld een achterliggend gevoel net te expliciet benoemd, terwijl dat eigenlijk beter ongezegd had kunnen blijven. In het titelloze slotgedicht staan bijvoorbeeld de erg fraaie regels ‘[we reden door] tot ons zwijgen / een houten paal werd / het prikkeldraad / het gras daaronder / een modderplas een koe / die zo leeg naar ons staarde’. Dat beeld blijft bij, omdat dat het zwijgen zo tastbaar maakt. Daar staat dan een passage tegenover als ‘de sporen afdrukken / bleken van ons gedeeld / verleden dat achter / in onze kelen bleef steken getuige / ons zwijgzaam samenzijn’. Na ‘steken’ is de strofe eigenlijk al af; dat de wij-personen zwijgen was al eerder duidelijk gemaakt. Dat er een verder ongedefinieerd verleden is waardoor er gezwegen wordt is niet zo interessant, waardoor het wat overbodig wordt.

Zinkgaten is al met al een prima debuut, met bovendien een aantal fraaie, memorabele gedichten. De bundel laat zien dat A.P.E. Veraar een belofte is, die, als ze nog wat verder rijpt, tot heel mooie dingen in staat zal zijn.

Boeken / Non-fictie

Tussen onderdrukking en losbandigheid

recensie: Naema Tahir - Gesluierde vrijheid

Wil een moslima volledig emanciperen, dan dient ze haar hoofddoek af te slingeren en te breken met het geloof van haar ouders. Naema Tahir vindt dat we af moeten van dat simplistische beeld. De moslima emancipeert op haar eigen manier.

Na de aanslagen van 11 september 2001 begon Naema Tahir zich te mengen in het islamdebat. Als mensenrechtenjurist en moslima liet zij zich vaak kritisch uit over de achtergestelde positie van de islamitische vrouw. Dat doet ze in Gesluierde Vrijheid nog steeds, maar wel met de boodschap dat de meeste moslima’s die strijd allang aan het voeren zijn. Het is alleen minder zichtbaar omdat het subtieler gebeurt.

Emancipatie mét religie
Dat komt, zo betoogt Tahir, door het westerse beeld van vrouwenemancipatie, afkomstig van het feminisme van de jaren zestig. Religie (vooral islam) en vrouwenemancipatie zouden elkaar volgens dat beeld uitsluiten. Zo zien veel moslima’s dat niet: zij willen emanciperen op hun eigen manier. Mét religie. Tekenend is de Vlaamse organisatie Baas Over Eigen Hoofd, een vrouwenbeweging die strijdt voor het recht een hoofddoek te dragen.

Tahir schrijft niet over abstracties als ‘dé islam’ maar over concrete moslima’s – een welkome uitzondering in het islamdebat. De moslima’s die in het boek voorkomen willen het liefst westerse verworvenheden als persoonlijke vrijheid combineren met de oosterse tradities en wensen van de familie. Dat is schipperen omdat die twee idealen soms met elkaar botsen. 

Gearrangeerde huwelijken

Tahir focust voornamelijk op de partnerkeuze. Binnen de islamitische gemeenschap is dat lang niet altijd een vrije keuze. Maar dat de keuze niet volledig vrij is, wil niet zeggen dat er ook altijd sprake is van een gedwongen huwelijk. In de praktijk zit het vaak tussen deze uitersten in: van ouders die kandidaten slechts voorstellen tot ouders die alles met de aanstaande schoonfamilie al bekokstoofd hebben waarna de druk zo groot is omdat de zoon of dochter bij weigering de familie grote schande toebrengt. Er is geen sprake van duidelijke dwang maar het huwelijk wordt het kind wel opgedrongen. Vaak accepteert zoon of dochter de voorgestelde partner om de lieve vrede te bewaren. Dit ‘gedrongen’ huwelijk, zoals Tahir het noemt, ziet zij het meest.

Wanneer de partnerkeuze niet strookt met de wens van de familie, staan moslima’s voor een tragische keuze: kiezen voor het eigen geluk of voor de eer van de familie. Het is slechts een kleine minderheid die zich volledig onderwerpt aan, of juist radicaal breekt met de ouders. De meerderheid probeert een tussenweg te vinden of leidt een dubbelleven. Soms is de kloof niet te overbruggen en leidt het tot trieste gevallen, vrouwen die er maar niet in slagen een serieuze partner te vinden die geaccepteerd zal worden door de ouders. Andere keren geven de ouders toe en brengen een groot offer, zoals in het geval van Aliyah die met een katholiek besloot te trouwen. Haar ouders gaven uiteindelijk hun zegen over het huwelijk, ‘gewoon omdat het lieve mensen zijn die hun dochter gelukkig willen zien’. En de moeder? Die zat heel de bruiloft te huilen – en niet van geluk.

Naema Tahir roept op tot een volgende stap in het islamdebat, net name wat betreft de emancipatie van moslima’s. Daarbij moet meer aandacht komen voor de moslima’s die die strijd, vaak in het verborgene, allang voeren. Zij kunnen een voorbeeld zijn voor hun geloofsgenoten. Met dit boek, dat eens verhalen ván en niet louter óver moslima’s bevat, is een goede stap in de juiste richting gezet.

Muziek / Achtergrond
special: Interview met Ralph de Jongh

Hernieuwde energie

In de aanloop naar de release van het nieuwe album Sun Coming Up van Ralph de Jongh, zocht 8WEEKLY hem op in zijn woonplaats Austerlitz, midden in de bossen in het hartje van Nederland.

Na het hartelijke welkom met een zelfgemaakte lunch op de bank, duiken we al snel in de details van het album dat de redactie van 8WEEKLY vooraf al mocht beluisteren. Een van de nummers die toevallig bij de kop wordt gepakt, loopt al bijna de hele carrière van De Jongh met hem mee; ‘Harry’ staat op veel werken van De Jongh in verschillende gedaantes.

Het nummer heette eerst ‘My Friend’, maar werd na het contact met Harry Muskee – zijn leermeester – omgedoopt tot ‘Harry’. Het werd als eerste opgenomen in 2005, maar toen niet uitgebracht. In 2006 kwam het voor het eerst op Just Ralph terecht, in 2007 op Emotion en Live At The Saint Izaire Blues Festival. Nu staat het dus in een andere bewerking op zijn nieuwe album. Bovendien is Ralph de Jongh samen met Richard de Ruiter een album aan het samenstellen met achttien opnames van de Free Music-sessies waar de originele versie van ‘My Friend’ op staat, die Harry Muskee nog in zijn programma Harry’s Blues heeft gedraaid.

Na de eerste ontmoeting


De eerste ontmoeting met Ralph de Jongh op Noorderslag in 2012 was een totale verrassing. De Jongh speelde daar met zijn band Crazy Hearts met veel energie. Het album More Than Words was net uit. De verwachting was dat de doorbraak kort daarna zou volgen. “Het was een topoptreden! We zouden eigenlijk een negen krijgen voor het optreden. We waren zelfs op TV met ‘Worrywise’. We hadden uitnodigingen verwacht voor festivals, maar we werden niet op de radio gedraaid. Het werd niet opgepakt door de samenstellers van de playlisten. Er kwam gewoon geen vervolg op. We hadden er veel in geïnvesteerd en veel opgetreden, maar we verdienden er helemaal niets mee.”

“Na een jaar er tussenuit geweest te zijn door een burn-out, die eind 2012 toesloeg, lukte het in 2014 om voor het eerst helemaal van de muziek te leven. Nu doe ik alles zelf!”

“Ik schoor er al mijn haar af en dacht: ‘als het er weer op staat dan kan ik weer optreden’; ik heb een week in een klooster gezeten. Op 15 maart 2014 was weer mijn eerste optreden in De Amer.”

“Het album wordt op 19 maart gepresenteerd in The North Sea Jazz Club in Amsterdam met een band van zeven man en zal vanaf dat moment ook te koop zijn op mijn eigen website. Het is toch het digitale tijdperk.”

Staan er ook hits op in jouw belevenis?
“Het hele album.” 

Waarom heb je de maand maart gekozen om je plaat uit te laten komen? Het album is nu – in januari – klaar en jij bent er ook klaar voor, zo te horen.
“De voorbereidingen kosten veel tijd. Ik wilde de pers uitnodigen en diverse interviews doen, om zo alles voor die tijd gepubliceerd te krijgen. In maart verwacht ik dat de tijd rijp is en er aandacht komt voor het album.”

Hoe het allemaal begon


Toen De Jongh vijftien was kocht hij zijn eerste gitaar. Sinds 1992 speelt hij in een bluesbandje in Roosendaal. Vanaf dat moment is hij actief in de muziek. Zijn inspiratiebronnen is hij altijd trouw gebleven, zoals de oude blues-mannen, maar natuurlijk ook The Rolling Stones. Harry Muskee en zijn band Cuby + The Blizzards zijn de grote voorbeelden sinds 2008/2009 toen hij twee jaar met ze toerde. “De invloeden van de teksten van Muskee zijn voelbaar doordat hij heel dicht bij zichzelf blijft. Die teksten kan je vervolgens ook nog zingen als je zeventig bent. Daar heb ik veel van geleerd!”

Dus ‘Worried Man Blues’ gaat over jezelf?
“‘Worried Man Blues’ is dan ook zeker geïnspireerd op de stam waar de liedjes van Muskee aan groeiden. Dat nummer speelde ik in de kerk voor Muskee toen hij zeventig werd. Ik nam het de dag ervoor op en gaf het aan Harry. Het is een bijzondere opname, die nu is terechtgekomen op dit nieuwe album.”

Staan er meer nummers op met een oudere oorsprong?
“Het nummer ‘Back Down’ van mijn vorige album Free Music staat in een totaal andere uitvoering op Sun Coming Up. Het is onherkenbaar geworden en draagt nu de titel ‘Easy Day’.”

Je vertelde me ooit dat er na Free Music nog zo’n zeventig nummers overbleven. Wat doe je daarmee?
“Op Ben’s Choice staan zestien niet eerder uitgebrachte liedjes op van sessies tussen 2004 en 2006, samengesteld door Ben Buijs.” 

~

Radio en optredens
Stel dat je bij Giel wat zou mogen spelen in de ochtend. Wat zou je dan doen?
“‘On Your Own’ is een donker nummer dat ik heel mooi akoestisch zou kunnen doen als ik voor de radio wat zou mogen spelen. Maar ook het niemendalletje ‘My Yell Bam Bam’ zou wel eens heel leuk kunnen zijn om te doen. ‘Turn Me On’ swingt de pan uit… Ik zou het hele album wel willen doen!

Wat vind je zelf het leukste om te doen, met band of solo optreden?
“Solo-optredens zijn de basis waar ik voorlopig mee rondtrek. Maar ik heb ook een Ralph de Jongh Trio, waar ik optredens mee doe. Dat is ook heel erg leuk om te doen. Ik doe ook luisterconcerten in een kerk en dat is bijzonder. Het geeft me allemaal energie en dat breng ik op het publiek over, hoe ik het ook doe.”

“Ik vind het lekker om rustig te beginnen en het dan op te bouwen. Een setlist maak ik niet al kan ik er wel een dag over praten. Maar uiteindelijk maak ik hem niet. Ik moet de sfeer een beetje proeven en dan zie ik wel wat er gaat gebeuren. Soms begin ik een maand lang met hetzelfde nummer, zoals ‘So’, dat ik als eerste weer speelde toen ik uit de burn-out kwam. Maar bij een festival moet het er meteen uitknallen alsof het al de derde set is. Dus het kan steeds anders zijn.”

Kun je er tegen als er tijdens een optreden gepraat wordt?
“Ik kan er wel tegen, maar als ik in een café speel, dan hef ik entree en dan komen de mensen voor de muziek en zijn ze stil. Uitzonderingen zijn er natuurlijk ook, naar de aard van het café. De uitbater heeft hier ook een verantwoordelijkheid in.”

Op reis en dan?
Terwijl we het interview doen wordt een koffer geleverd om zijn gitaren mee op reis te nemen. Alles staat klaar om binnen een paar dagen af te reizen naar het land waar de blues is ontstaan. Met de Nederlandse Blues Challenge, die hij in november 2014 gewonnen heeft, op zak mag hij nu naar de International Blues Challenge in Memphis. Intussen is gebleken dat hij daar tot in de halve finale is gekomen. Op zijn website is een verslag te lezen van deze reis.

Voor de komende maanden gaat in Nederland op vele podia het dak eraf, om zijn nieuwe album Sun Coming Up te promoten. Een album dat zeker gehoord mag worden. De hernieuwde energie van Ralph de Jongh spat er gewoonweg vanaf!

Live in Nederland:
19 maart Album releaseshow
21 maart Van Slag, Borgher

Boeken / Fictie

Overtuigend dichtbij

recensie: Anna Gavalda (vert. Floor Borsboom) - Het leven, maar dan beter

Het bewonderenswaardige aan de stijl van Anna Gavalda is dat ze schrijft zonder voorbehoud, dat ze zonder terughoudendheid de gedachtestroom van haar personages lijkt te volgen.

Nergens is een geforceerde poging mooi te schrijven te ontdekken, en dat maakt Het leven, maar dan beter nu juist zo verrassend mooi. Het is hardop denken en schrijven dwars door elkaar heen. Geestig ook, herkenbaar.

Hij heeft nooit teruggebeld. Niet die nacht, noch de nachten erop. Terwijl ik mezelf nog avond aan avond had vernederd door die klotemobiel expres niet uit te zetten, maar nee. Ik had me in hem vergist. […] Kortom, hij kwam me mijlenver de keel uit, die dikke speklap.

Mathilde
In het eerste verhaal gaat de 24-jarige Mathilde – om redenen die omwille van de plot niet onthuld kunnen worden – op zoek naar de ‘dikke badmeester met zijn ietwat dommige uitstraling en een toch wel behoorlijk beperkte woordenschat’ die ze door een samenloop van omstandigheden slechts één keer eerder heeft ontmoet.

Waarom de man Mathilde zodanig fascineert dat ze de wildste fantasieën op hem loslaat en nogal wat tijd voor hem opoffert, blijft in het midden. Zeker is dat ze zich verveelt, zich verloren voelt en alles wat haar fantasie prikkelt maar lijkt aan te grijpen. Dat maakt van Mathilde een ontroerend personage dat in al haar onmacht altijd zelfspot houdt. Ze is op zoek, waarnaar precies is niet de vraag, als lezer zoek je toch wel mee door de prettige, natuurlijke stijl van Gavalda.

Yann
Zoals altijd is het even schakelen als je middenin een boek opeens in een ander verhaal belandt. Het tweede verhaal in Het leven, maar dan beter gaat over de bijna 27-jarige Parijse Yann. Anders dan Mathilde in het eerste verhaal, die zich vooral bezighoudt met haar binnenwereld, houdt Yann er uitgesproken ideeën op na over opgroeien in het huidige Europa.

Zijn relaas is bijzonder herkenbaar voor deze 27-jarige Hollandse recensent. Het is een mooi kunstje van een roman: dichterbij dan dit heb ik me nog nooit bij een jonge Fransman gevoeld. En dat wil wat zeggen! De zinnen van Gavalda zijn in dit tweede verhaal net zo eigen, net zo losjes en schijnbaar moeiteloos. Het leven, maar dan beter is een heerlijk boek voor wie kan genieten van een taalkunstenaar als Gavalda, maar ook voor wie zich graag hecht aan een personage.

Kunst / Expo binnenland

Gewoon kunst

recensie: Karel Appel, Maurits Escher, Pyke Koch, Cees Bantzinger, Jan Sluiters en vele anderen - Geaarde Kunst - Door de staat gekocht '40-'45

Zeventig jaar na de bevrijding zijn zo’n vijfenzeventig kunstwerken ‘bevrijd’ uit depots. Museum Arnhem probeert ons met de vooruitstrevende en gevarieerde tentoonstelling Geaarde kunst – Door de staat gekocht ’40-’45 een genuanceerder beeld te geven over kunst uit de oorlogstijd.

Geaarde kunst – Door de staat gekocht ’40-’45 een genuanceerder beeld te geven over kunst uit de oorlogstijd.

De tentoongestelde werken vormen slechts een kleine selectie van de ruim 700 kunstaankopen die NSB’er Ed Gerdes (1887-1945) als Hoofd Afdeling Beeldende Kunsten van het Departement van Volksverlichting en Kunsten (DVK) tijdens de bezetting heeft gedaan. Een kunstenaar werd in de nationaalsocialistische ideologie gezien als degene die het volk moest bezielen en kunst werd ingezet als propaganda ter nazificering van de maatschappij. Nobel genoeg konden zo vele kunstenaars van een verbeterde financiële en sociale positie genieten, mits enigszins aan de artistieke schoonheidsidealen van het nationaalsocialisme werd voldaan en mits er geen sprake was van Joods bloed. De overheid bepaalde met harde hand wie recht had op beroepsuitoefening en bepaalde op die manier ook welke kunst kon floreren in Nederland. Dit had een beperking van vrije kunst tot gevolg omdat het de strop van zogenaamde ‘ontaarde’, moderne avant-gardistische kunstvormen betekende. Voor veel realistische kunstschilders was de oorlog slechts een gunstige voortzetting van hun werkzaamheden waarbij ook positie tegen de avant-garde kon worden ingenomen, een discussie die al langer speelde. Desalniettemin belandden hun zogenaamde ‘geaarde’ kunstwerken na de bevrijding uit rancune in depots.

E. N. van Zutphen, Landschap met sloot, 1942, Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

E. N. van Zutphen, Landschap met sloot, 1942, Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Vertrouwd en herkenbaar

Zo afwijkend en eenduidig lijkt de smaak van de nationaalsocialisten ook niet te zijn. De tentoonstelling leidt de bezoeker van stillevens, zelfportretten en figuurstukken naar landschaps- en dorpsgezichten. Propaganda spat niet van de kunstwerken af, maar toch zijn ze wel in een propagandistisch beeld te vatten. Het opvallendst is wel dat er, op een uitzondering na, geen spoor van oorlog te vinden is in de werken. In de rustige landschapszaal wordt dit gebrek het pijnlijkst. Elk halfuur, wanneer de bezoeker bijvoorbeeld de vakkundige detaillering in Landschap met sloot (1941) van E. van Zutphen bewondert, dimt het licht en wordt hier een grote filmprojectie met harde beelden uit het dagelijks leven van de oorlog getoond. Museum Arnhem vult zo op sterke en aangrijpende wijze de ontbrekende realiteit in. Enkele oorspronkelijke citaten uit het aan de NSB gelieerde culturele tijdschrift De Schouw zijn op de wanden aangebracht en bieden verklaringen voor het tentoongestelde. Ware kunst moest nationaal en vertrouwd zijn, van eigen bodem, om zo het volk te doen beseffen dat hier de eigen krachtbron ligt. Het volk moest in de opbouwfase van een nieuwe maatschappij niet afgeschrikt worden door afgebeelde militaire waanzin en ellende. 

E. (Eduard) Rijff, Rotskust in de branding, verworven in 1941.

E. (Eduard) Rijff, Rotskust in de branding, verworven in 1941.

Een beetje vrij spel


De voorkeur voor realistisch schilderen blijkt ook niet zo sterk te zijn. Gematigde expressionistische en impressionistische werken werden ook aangekocht. Curator Judith Bruijn schrijft in een artikel in de tentoonstellingscatalogus dat Gerdes het impressionisme verbond aan een trouwe weergave van de waarneembare werkelijkheid. Het ‘Noordras’, de superieure blonde bevolkingsgroep van overwegend Scandinavische, Duitse of Nederlandse bodem, was dankzij zijn sterke realiteitszin en ‘open blik’ zeer goed in staat tot zo’n weergave. Een impressionistische benadering kwam precies overeen met wat zijn oog waarnam en vormde zo een geschikte methode. Bovendien werd het neorealisme, dat na de oorlog sterk geassocieerd bleef worden met de bezetter, door nationaalsocialisten ook juist koud en kil gevonden. Dat was natuurlijk niet erg bevorderlijk voor het oproepen van een vertrouwd gevoel.

Pyke Koch, Het Wachten (Vijf wachtende vrouwen), 1941. Tempera, potlood, zwart en wit krijt op papier op mulitplex geplakt. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, langdurig bruikleen Centraal Museum Utrecht.

Pyke Koch, Het Wachten (Vijf wachtende vrouwen), 1941. Tempera, potlood, zwart en wit krijt op papier op mulitplex geplakt. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, langdurig bruikleen Centraal Museum Utrecht.

Vrij van interpretaties

Wanneer de bezoeker de blauwe en oranje doorlopende lijn op de wanden volgt, eindigt deze met een rode lijn in de laatste monumentale zaal. Hier hangen de ’topstukken’, waaronder Het Wachten (1942) van Pyke Koch. Vanwege vermeende fascistische symboliek in de vorm van een kleine afgebeelde Romeinse roedenbundel (een fasces, waar het fascisme zijn naam aan ontleent) bij het hekwerk, is het werk nogal eens geïnterpreteerd als het wachten op een nieuwe, fascistische orde. Maar het is bovenal een krachtige, onheilspellende tekening van uitzonderlijk formaat, vol spanning en ontoegankelijkheid. Het grote neorealistische paneel van Koch is wel het sterkste werk in een tentoonstelling van overwegend minder opvallende werken die overstemd worden door hun context en toegedichte interpretaties. Toch zou ook de meer omstreden kunst vrij tentoongesteld mogen worden door musea. Die kunst zal niet meer het oorspronkelijk beoogde doel dienen omdat de, in dit geval nationaalsocialistische, heerschappij al gevallen en publiekelijk verafschuwd is. Bovendien is het misschien lastig om toe te geven dat gezaghebbenden ondanks een onzuivere moraal wel degelijk oog hadden voor artistieke kwaliteiten, maar zou het nog lastiger moeten zijn om honderden kunstwerken te verdoemen tot een depot. Museum Arnhem doet een zeer bewonderenswaardige zet.

Kunst / Achtergrond
special: V&B – From Hermetic to Coherent (The Rotterdam Meta-Masterpiece)

De Rotterdamse scene

De tentoonstelling Shift & Drift in TENT toont werk van een selectie kunstenaars die in de afgelopen vijf jaar ondersteund is door de regeling Ontwikkeling & Onderzoek (O&O) in Rotterdam. Deze regeling kan voor een financiële bijdrage zorgen om uitzonderlijke projecten te stimuleren en kunstenaars in staat te stellen zich sterker te kunnen profileren. Centraal in de expositie hangt een enorm drieluik dat een intrigerend overzicht van de Rotterdamse kunstwereld biedt.

Zoals in de 17e eeuw, in opdracht van een rijke mecenas, een kunstkamer-schilderij werd gemaakt, zo hebben de kunstenaars Ellemieke Schoenmakers en Alex Jacobs (V&B) op een gigantische oppervlakte een groot aantal werken van hun collega’s uit de havenstad verzameld en afgebeeld. Op From Hermetic to Coherent zijn de schilderijen en objecten in de ruimte samengebracht met een groep personen die in het Rotterdamse circuit een belangrijke plek inneemt. Een aantal kunstenaars – zoals de makers zelf – worden vergezeld door onder anderen Sjarel Ex, directeur van Museum Boijmans van Beuningen, Ove Lucas, directeur van Centrum Beeldende Kunst, de galeriehouders Cokkie Snoei, Hans Sonnenberg, Frank Taal en een aantal belangrijke verzamelaars.

V&B – From Hermetic to Coherent (The Rotterdam Meta-Masterpiece) 2012-2014

V&B – From Hermetic to Coherent (The Rotterdam Meta-Masterpiece) 2012-2014

Zinderend en intiem

Maar het zijn vooral de kunstwerken die van deze voorstelling een fantastisch schouwspel maken. De zinderende Rotterdamse kunstwereld wordt in één grote zwaai, als in een megalomane overzichtscatalogus, de toeschouwer voor de voeten geworpen. Mooi is dat daarbij ook naar het verleden is gekeken: een schilderij van Dolf Henkes (1903-1989) staat naast een sprankelende compositie van Anuli Croon, Daan van Golden hangt broederlijk naast een graffitidoek van Jeroen Jongeleen en Co Westerik is vertegenwoordigd met zijn indringende Snijden aan gras. Dat het vooral een ’tableau de la troupe’ van de jonge en hedendaagse kunstgarde is, blijkt uit de afbeeldingen van Anne Wenzel, Serge Game, Bas Zoontjes, Hidde van Schie en nog veel anderen.

In de verstilde intimiteit van de overvolle kamer hebben Schoenmakers en Jacobs een fraaie betekenis gelegd: deze mensen – en deze kunstwerken – hebben allen actief met elkaar te maken. Ze vertegenwoordigen een levendig kunstklimaat in een stad die, ondanks vele bezuinigingen maar mede door een voorziening als O&O, een geweldige voedingsbodem voor ambitieuze kunstenaars is.

Boeken / Fictie

Schrijftalent zat

recensie: Ralf Mohren - Tonic

Het meest intrigerende zinnetje in Tonic staat wellicht op de eerste pagina: “Elke gelijkenis met bestaande personen en/of situaties berust op louter toeval”. Dit boek voelt in alle opzichten zo doorvoeld en hondsbrutaal autobiografisch aan, dat het wel een grapje moet zijn.

Tonic kan je misschien nog het best vergelijken met een boksmatch. In de ene hoek: alcohol, ongeslagen, slim en beresterk. Aan de andere kant de uitdager: Arthur Poolman, onderwijzer, levensgenieter, nachtridder. Als lezer beleven we hun gevecht van op de eerste rij, waarbij al héél snel duidelijk wordt wie de verliezer zal zijn. Iets wat Poolman – net niet te laat – ook beseft, waarop hij de handdoek gooit en de handschoenen definitief de vuilnisbak in kiepert.

Maar: ondanks dit (al vroeg aangekondigd) forfait is het voor de toeschouwers volop genieten geblazen, omdat het commentaar bij de match geleverd wordt door Poolman zélf. Die blijkt al heel snel een rasverteller die geen gênante moker, geen smak tegen het canvas, geen uppercut of sterretje in het hoofd uit de weg gaat.

Gemarineerd in alcohol

Het knapste daarbij is dat hij zijn drinkgelagen en de steeds meedogenlozer wordende (fysieke en geestelijke) katers in al hun rauwheid beschrijft, maar toch een zekere luchtigheid en zwier weet te handhaven. Een in twee opzichten heel verstandige keuze: ten eerste omdat het de lezer gemakkelijker maakt om die échte bodemmomenten te verteren, en ten tweede omdat het van dit boek een, ondanks de herkenbaarheid, héél aangename leeservaring maakt. Hier is een schrijver aan het werk, geen navelstarende zielenpoot die zich op papier voor het hoofd slaat om zoveel verloren tijd. Of een moraalridder die hoofdschuddend ‘foei’ roept naar de lezer die wel eens te diep in het glas kijkt. Nee, een gerijpt auteur die de feiten toont zoals ze zijn. Niet verjaard, want voor een ex-alcoholist is drank nooit verleden tijd, maar in hun tragikomische wrangheid.

“Je kunt het toch ook gezellig hebben met een Spa rood? Er hoeft toch niet altijd bij gedronken worden?” Dat zeggen mensen die niet weten wat drinken is. Mensen die zitten te nippen aan hun glaasje wijn. Drink nou ’s door, man! Gek werd ik van dat getrut met een glas wijn. Vreselijk (…). Op het laatst vroeg ik het gewoon, meestal gevouwen in de vorm van een grapje: “Heeft dit glas nog een broertje?”

Groepsbacchanalen

Maar los van die stilistische bravoure, is het dus vooral de alles verschroeiende eerlijkheid die het werk onmisbaar maakt: de aanloop naar de verslaving, de groepsbacchanalen en soloritten op zolder, zijn relatie die er onder doorgaat en de nachtelijke chatsessies met vreemde vrouwen die dienen om zijn zielenleed uit te kotsen, zijn steeds beter wordende gave om flessen en kegels te verbergen, zijn neonroze dwaaltochten doorheen de rosse buurt, noem maar op.

Maar daar houdt het niet op: je zou denken dat, eenmaal hij het licht van de AA ziet, zich een wonderlijke wereld van nuchterheid zou aandienen, waarin gouden zonnestralen het pad van de schrijver verlichten op weg naar een promilleloze toekomst. Maar laat die nasleep nu net de meest wrange kater zijn die hij kon oplopen: de leegte die het verdwijnen van de drank met zich mee bracht, en die hij niet kreeg opgevuld.

Fakeorgasme

Dat maakt Mohren ook méér dan “Bukowski in de polder”, zoals Frank Lammers hem noemde. Akkoord, ook Bukowski schreef rauw en eerlijk en bij momenten hilarisch over zijn drankgebruik, maar hij keek, in tegenstelling tot Mohren, nooit verder. Het alternatief voor alcohol overwegen was geen optie. Dat is het bij Poolman wel, en misschien is dat nog de grootste verdienste van Tonic: het toont geen heilige wedergeboorte, maar het verhaal van iemand die zijn zwarte bladzijden vervangt door witte, maar geen flauw idee heeft wat er in godsnaam op te tekenen.

Zonder drank leven is zonder dromen leven. Hoe nep die dromen misschien ook waren, ze werkten wel. Een fakeorgasme is, mits goed uitgevoerd, voor de ontvangende instantie volstrekt bevredigend. Je weet niet beter en je kunt je er gewoon lekker aan warmen: goed gedaan en nu lekker slapen gaan.

Tonic is geen spiegel voor de lezer die wel eens te veel drinkt. Het is een glas, waarvan u zelf bepaalt of het halfleeg dan wel halfvol is. En of het braakselbitter dan wel muskaatwijnzoet smaakt.