Kunst / Expo binnenland

Interland Nederland – België

recensie: Design Derby - Nederland - België (1815-2015)

Een Gispenstoel uit mijn ouderlijk huis, het botervlootje van Mepal dat in mijn eigen kast staat – allebei kwam ik ze tegen in Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam, naast zo’n vijfhonderd andere voorbeelden van Belgisch en Nederlands design (1815 – 2015).

In de tentoonstelling Design Derby worden allerlei vormen van design getoond, van serviezen, potten en pannen tot stoelen, schoenen, vloerkleden, vazen en een heuse Daf. Design in alle breedte en in grote hoeveelheden. Wie de diepte in wil gaan, kan terecht bij andere, gelijklopende tentoonstellingen zoals die voor affiches uit de Tweede Wereldoorlog bijvoorbeeld, bij Bijzondere Collecties in Amsterdam (GOED FOUT t/m 6 september 2015).

Speels vermaak

Links: Mart Stam, stoel, 1931. Gebogen staal, lakverf, hout, verf. 76 x 45,5 x 47 cm. Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam. Foto: Tom Haartsen, Ouderkerk aan de Amstel. Rechts: Gaston Eysselinck, typistestoel, 1931. Chroomstaal en beukenhout. 66 x 95 x 49,5 cm. Design museum Gent.

Links: Mart Stam, stoel, 1931. Gebogen staal, lakverf, hout, verf. 76 x 45,5 x 47 cm. Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam. Foto: Tom Haartsen, Ouderkerk aan de Amstel. Rechts: Gaston Eysselinck, typistestoel, 1931. Chroomstaal en beukenhout. 66 x 95 x 49,5 cm. Design museum Gent.

De expositieruimte is verdeeld in 21 zones met thema’s die variëren van opkomende industrie tot massacultuur. Een rode lijn op de grond leidt de bezoeker zigzaggend langs de objecten, die chronologisch zijn opgesteld. Een ontwikkeling die eindigt met de opmerking dat ‘ontwerpers nu ook nadenken over allerlei problemen in de wereld en daar oplossingen voor zoeken.’

De tentoonstellingstitel suggereert dat het een (voetbal)wedstrijd betreft, en dat is ook wel een beetje zo. Aan de ene kant van de lijn staan namelijk de Nederlandse, en aan de andere kant de Belgische stukken. De bezoeker is als het ware de scheidsrechter.

Bij de ingang liggen een boekje en een potlood, en langs de route staan spelkaartjes met op de ene zijde een afbeelding van een Nederlands en op de andere zijde een Belgisch kunstwerk. Deze kaartjes kunnen worden ingestoken in inkepingen in het boekje en leveren onderweg een bron van kennis én, al dan niet in familie- of vriendenverband gedeeld vermaak op.

Sierlijk art nouveau en droog design

Links: Studio Wieki Somers (Dylan van den Berg & Wieki Somers), Aoyama, 2014. Museum Boijmans Van Beuningen. Foto: ©Fabrice Gousset, Galerie Kreo. Rechts: Muller Van Severen, Installation S, 2012. Metaal, leer, polyetyleen. 180 x 121 x 80 cm. Courtesy Valerie Traan Gallery. Foto: Fien Muller.

Links: Studio Wieki Somers (Dylan van den Berg & Wieki Somers), Aoyama, 2014. Museum Boijmans Van Beuningen. Foto: ©Fabrice Gousset, Galerie Kreo. Rechts: Muller Van Severen, Installation S, 2012. Metaal, leer, polyetyleen. 180 x 121 x 80 cm. Courtesy Valerie Traan Gallery. Foto: Fien Muller.

De verschillen tussen de kunstwerken uit het – globaal gesproken – rooms-katholieke zuiden en het calvinistische noorden vormen één kant van het verhaal. Soms zijn deze meteen duidelijk: een overdadig versierde wandkast van August De Bruyne (1874) tegenover een strakke stembus van de Gebroeders Horrix (1865), een gedecoreerd servies van Ernest d’Hossche (1955-’60) en een wit, maar even elegant servies van Edmond Bellefroid (1950-’54).

Maar er zijn ook genoeg onverwachte en vooroordelen-teniet-doende specimen te zien – en dat is de andere helft van het verhaal. Aan de ene kant Vlaamse stalenboeken van De Smet Frères, vazen van Paul Culot en plastic bewaardozen van Bob Daenen. En aan de ‘andere kant’ zie je soortgelijke werken, maar dan van de Leidsche Katoen Maatschappij, Jan de Rooden en Nico Nijland.

Uitslag van het gezelschapsspel

Links: Anoniem, bord met het decor van de provincie Holland, 1822. Geglazuurd porselein, emailverf. Diameter 22 cm. Rijksmuseum, Amsterdam/Paleis Het Loo, Apeldoorn. Rechts: Anoniem, bord met het decor van de provincie Oost-Vlaanderen, 1822. Geglazuurd porselein, emailverf. Diameter 22 cm. Rijksmuseum, Amsterdam/Paleis Het Loo, Apeldoorn.

Links: Anoniem, bord met het decor van de provincie Holland, 1822. Geglazuurd porselein, emailverf. Diameter 22 cm. Rijksmuseum, Amsterdam/Paleis Het Loo, Apeldoorn. Rechts: Anoniem, bord met het decor van de provincie Oost-Vlaanderen, 1822. Geglazuurd porselein, emailverf. Diameter 22 cm. Rijksmuseum, Amsterdam/Paleis Het Loo, Apeldoorn.

Een kwaliteitsoordeel over het tentoongestelde werk geven de samenstellers, die zichtbaar plezier aan het maken van deze tentoonstelling hebben beleefd, niet. Zij laten dat aan de bezoeker over. Deze is dan ook uiteindelijk de winnaar van de derby.

Het is als het gezegde over twee honden die vechten om een been, terwijl de derde ermee heen loopt: je hebt de kunsthistorici, die bedenkelijk kijken bij zulke publiekstrekkende tentoonstellingen met design of mode in plaats van kunst met een grote K, en de curatoren van dergelijke museumafdelingen, die juist gelukkig zijn dat hun schatten steeds vaker uit de depots worden gehaald en naar waarde worden geschat. Én het publiek, dat er dus mee wegloopt. Geef de bezoeker eens ongelijk!

Boeken / Non-fictie

Standaardwerk van een achterhaald veld

recensie: Ton Bevers, Bernard Colenbrander, Johan Heilbron en Nico Wilterdink - Nederlandse kunst in de wereld. Literatuur, architectuur en beeldende kunst 1980–2013

Recentelijk kwam de Duitse overheid met voorstellen die ervoor zouden moeten zorgen dat Duitse kunst niet meer aan het buitenland verkocht zou mogen worden. Dit kleinzerig nationalisme werd door luidkeelse protesten van onder andere Georg Baselitz en Gerhard Richter de kop ingedrukt. In Nederland verscheen onlangs Nederlandse kunst in de wereld, een al even ondoordachte uiting van cultureel nationalisme.

In dit boek kijken samenstellers Ton Bevers, Bernard Colenbrander, Johan Heilbron en Nico Wilterdink – allen hoogleraar – samen met twee promovendi naar de verspreiding van Nederlandse cultuurproducten over de grenzen. Welke auteur wordt veel vertaald? Van welke Nederlandse architect sieren de meeste gebouwen buitenlandse steden? Welke Nederlandse kunstenaar heerst in buitenlandse musea? Het willen kwantificeren van de eigen invloed in het buitenland: het is de curieuze obsessie van een klein land.

Zoals het de goede academische praktijk betaamt, begint Nederlandse kunst in de wereld met een hoop beperkingen: zo is er voor gekozen om naar literatuur, architectuur en beeldende kunst in de periode na 1980 te kijken. Het gaat dus niet om muziek – al zou een studie van het wel en wee van het Koninklijk Concertgebouworkest, violiste Janine Jansen en songfestivalknallers The Common Linnets zeker op zijn plaats zijn geweest in dit boek. De Franse socioloog Pierre Bourdieu en diens theorieën over wat hij het veld van culturele productie noemt dienen als leidraad. Daarmee is dit boek een goed voorbeeld van kunstsociologie: de kunst wordt niet vanuit een historisch of esthetisch kader bekeken, maar als onderdeel van (inter)nationale systemen en geldstromen. Een laatste – en de meest beperkende – beperking bepaalt wat onder het ‘buitenland’ begrepen wordt: vooral West-Europa en de Verenigde Staten.

Geen interessante inzichten

Het resultaat is een boek dat vol staat met lijstjes, tabellen en rangschikkingen: aantal vertalingen, aantal artikelen over auteurs, aantal tentoonstellingen in het buitenland en in welke steden precies, aantal buitenlandse opdrachten voor architecten; enzovoort, enzoverder. Zo ‘blijkt’ dat Cees Nooteboom in de geselecteerde periode de meeste vertalingen heeft gekend van alle Nederlandstalige auteurs, dat auteurs als Harry Mulisch en Hella S. Haasse het ook goed deden, terwijl Arnon Grunberg, Gerard Reve en W.F. Hermans het er minder goed vanaf brachten. In de begeleidende artikelen wordt vervolgens kort ingezoomd op het verhaal achter deze cijfers: hoe belangrijk het voor Nooteboom was dat Rituelen in 1982 de Amerikaanse Pegasus Prize won; en is de door Reve opgeroepen atmosfeer misschien toch te Nederlands?

Maar, ‘blijkt’ inderdaad, tussen aanhalingstekens. Dit alles is alleen schijnbaar interessant en nieuw: verbaast het bijvoorbeeld dat Rem Koolhaas bovenaan de lijst van meest ‘geëxporteerde’ architecten staat? Of dat Marlene Dumas en Rineke Dijkstra succesvolle kunstenaars zijn, meer nog dan Anton Corbijn en Erwin Olaf? De hier geïmpliceerde verbazing komt voort uit een discrepantie tussen een nationaal en een internationaal beeld van de kunstenaars: dat Erwin Olaf zeer zichtbaar is in Nederlandse media, betekent niet dat het buitenland hem daarmee ook gelijk waardeert. Het lijkt mij dat het waarschijnlijke publiek van dit boek, literatuurlezers en tentoonstellingsbezoekers, dit allemaal al wel weet, of in ieder geval aanvoelt: ze lezen erover in de kranten, bijvoorbeeld.

Nationale onzekerheid

Maar er is een groter probleem met Nederlandse kunst in de wereld dan de oppervlakkige inhoud. Het boek is tekenend voor een zekere Nederlandse mentaliteit, een verwarring of een onzekerheid over de plek in de wereld van een klein land met grootheidswaanzin. Net als de literaire canon die zo’n tien jaar geleden werd opgesteld, die het volk ervan moest overtuigen dat Nederland wel degelijk grote auteurs heeft voortgebracht en wel in deze volgorde, beantwoordt dit boek vooral aan die onzekerheid: doen wij wel mee in de wereld? Horen zij – zij, daarbuiten, aan de andere kant van de dijken – ons wel?

Het antwoord dat Bevers en zijn collega’s geven is een overweldigend nee. En dit is niet erg – ik zou zelfs zeggen dat de hele vraag overbodig en irrelevant is. Wat doet de natiestaat er nog toe? Alleen in de literatuur speelt het landsgegeven (preciezer: het taalgegeven) mee: woorden moeten vertaald worden, en dan hoop je maar dat de lezers van de vreemde taal de Nederlandse culturele en geografische context wel herkennen. (Nee, is ook hier het ongevraagde antwoord op die hoop, dat doen ze niet. Alleen in Duitsland een beetje.) De wereld van de beeldende kunst en architectuur is echter al veel verder gemondialiseerd: misschien dat de Nederlanders in deze velden daarom relatief meer succes hebben.

Met welk doel?

Bovendien, en dat is het tweede grote zwakke punt, is onduidelijk wat het precies betekent dat X of Y het meest vertaald of bekeken wordt. Wat is, kwalitatief gezien, hier de waarde van? Kunst is nu juist hét domein dat zich niet tot cijfers en getallen laat terugbrengen. Alleen een neoliberale overheid wil kunst en cultuur verengen tot het getal onder aan de streep. In het verduidelijken en aan de kaak stellen van dit paradigma laten de auteurs steken vallen. Is het doel hier het opkrikken van een nationaal ego? Of gaat dit boek gebruikt worden als beleidsinstrument, en is het doel juist het laten zien van het (gebrek aan) succes van kunstsubsidiëring?

Interessanter dan het aantal vertalingen van Cees Nooteboom sinds 1980 berekenen, zou het in kaart brengen van het netwerk waarin hij zich beweegt zijn. Net zo zou gekeken kunnen worden naar in Nederland gebaseerde kunstenaars, en het (buitenlandse) talent dat zij opleiden. Daarmee verandert het vage buitenland in iets zoals het ‘wereldgebeuren’, en gaat niet meer om de plaats die wij ten koste van anderen innemen, maar om een plaats in een netwerk, om participatie van Nederlandse kunstenaars in een mondiale dialoog. Al met al lijkt het mij dat Nederlandse kunst in de wereld best een standaardwerk genoemd kan worden, veelvuldig gebruikt in bachelorcolleges op de universiteit, maar dan wel een standaardwerk met een achterhaalde visie op het kunstsociologische veld.

Muziek / Reportage
special: Festivalverslag vanaf de Groene Ster in Leeuwarden

Welcome to the Village: De Vrijdag

Bij Leeuwarden werd dit jaar voor de derde keer Welcome To The Village georganiseerd. Langs het water van de Groene Ster verrijst voor drie dagen een muzikaal dorp. Een schitterende locatie om nieuwe bands te ontdekken, maar ook grotere namen zoals Typhoon, Blood Red Shoes en dEUS ontbreken niet.

Bij een festival in het noorden denk je al gauw aan Eurosonic Noorderslag in Groningen. Toch kent de Friese hoofdstad ook een festival dat zeker de moeite waard is om te bezoeken. Een kleinschalig festival met een allegaartje aan acts. Naast muziek is er deze editie in het bijzonder aandacht voor innovatie en milieu. Een mooie gelegenheid om naar het noorden af te reizen.

60’s revival

Ondanks het mooie weer is het om een uur ’s middags nog vrij rustig op het terrein. Veel mensen staan nog te wachten op vrienden met wie ze hebben afgesproken of zijn bezig hun tent op te zetten op de camping. De eerste band die optreedt op het hoofdpodium De Bonte Bok, is die van 60’s revivalheld Jacco Gardner. Hij is net terug van een succesvolle tournee door de States ter promotie van zijn nieuwe album Hypnophobia . Hij bijt dan ook toepasselijk het spits af met het gelijknamige titelnummer van dat album. Het publiek is nog niet massaal toegestroomd, maar het veld lijkt aardig vol omdat iedereen her en der verspreid zit. De band speelt strak maar toch is het geluid niet helemaal je van het. Er staat dan ook nog eens een wisselvallige wind die het geluid parten speelt en er wordt nog veel overlegd en gepraat door de bezoekers. Vooral de met effecten doordrenkte vocalen van Gardner zijn vaak slecht te verstaan. Toch doen met name de singles: ‘Clear The Air’, ‘Another You’ en afsluiter ‘Find Yourself’ het goed. Het publiek moet nog wat loskomen.

Na de neo-psychedelische pop van Gardner is het tijd voor wat anders. De rockers van Wallace Vanborn spelen in de tent van Groote Gast. De grote tent staat halfvol als ze aanvangen. Aan de shirtjes te zien is het toch een wat ander publiek dan bij Jacco Gardner. De tent deint aardig op en neer, maar dat komt meer van de straffe wind die opsteekt dan van het publiek. De afwisselend ruige en hoge vocalen van ‘Welcome To The Wastelands’ maken indruk. Helaas is ook hier het geluid niet optimaal; hier en daar treedt er wat feedback op. Het groepje trouwe fans voorin gaat los maar het dak gaat er nog niet echt af.

Feest der herkenning

Een van de grote zomerhits dit jaar is ‘T-Shirt Weather’ van Circa Waves, van hun debuutalbum Young Chasers. Met deze ene hit op zak wagen ze zich aan het hoofdpodium. De wind is gaan liggen en het geluid klinkt een stuk beter afgesteld dan eerder deze middag. Waar het publiek bij Jacco Gardner nog zat, staat nu iedereen vol spanning af te wachten. Hebben ze meer te bieden dan die ene hit? Het antwoord is: wel degelijk. Vanaf het eerste nummer komen de voetjes van de grond. Lekkere zorgeloze muziek die uitermate geschikt is voor festivals. De band oogt ontspannen, drinkt bier en maakt vleiende opmerkingen als: ‘‘het is hier veel leuker dan op Engelse festivals.’’ De drummer gaat staan op zijn drumkruk om het publiek aan te jagen. Het komt een beetje geforceerd over, maar het werkt wel. Bij de single ‘Get Away’ valt er hier en daar wat herkenning op de gezichten van het publiek af te lezen, het echte feest der herkenning komt pas bij de afsluiter ‘T-Shirt Weather’. Het nummer waar iedereen op heeft gewacht.

De volgende act die we bezoeken is Byron Bay. Ze spelen in het knusse amfitheater van Baaiduinen. Via een route door het ‘dorp’ loop je naar deze fraaie locatie aan de overkant van het water. In het ‘dorp’ vind je verschillende projecten van wetenschappers en creatievelingen die je laten nadenken over duurzaamheid en milieu. Zo is er bijvoorbeeld nagedacht over de verlichting op de route van de camping naar het festival. Hiervoor zijn speciale interactieve lichtbollen gemaakt met ingebouwde WIFI. Art meets science. Het geluid in het amfitheater is prima. Helaas is het erg klein waardoor er net zoveel mensen achter het theater zitten als er in en daar is het geluid een stuk minder. De Belgen van Byron Bay geven een dynamisch optreden. Fijne elektronische folkpop met de gouden stem van Tom Verstappen. Zuiver gezongen en degelijk gespeeld. Alhoewel ze geen bekende nummers hebben – ze hebben maar twee singles uitgebracht – is het publiek zichtbaar aan het genieten. Velen met een speciaalbiertje uit de stamkroeg er bij.

Geheim wapen

Je moet wel heel erg je best doen wil je Typhoon dit festivalseizoen mislopen. Samen met zijn titanenband heeft hij werkelijk elk festival van groot tot klein bezocht… en overwonnen. Deze vrijdagavond is hij de hoofdactvan WTTV. Het veld staat werkelijk stampvol met mensen die weten wat hun te wachten staat. Het zelfvertrouwen waarmee de grote, kleine man en zijn kornuiten het podium bestijgt, is evident. Zij hebben wel voor hetere vuren gestaan. Binnen luttele ogenblikken toveren zij het veld om in een dansende menigte met hun cocktail van Nederhop en Surinaamse invloeden waar ze zelfs in het stugge noorden geen weerstand tegen kunnen bieden. Iedereen springt, iedereen steekt de handen in de lucht en vele opblaasdieren in de vorm van krokodil of haai dansen over het publiek. Wat een energie!

DeWttV Typhoon band speelt strak en bijna alle toppers van Lobi Da Basi passeren vanavond de revue. Ook een wat rustiger nummer als ‘Sta Me Toe’, met nota bene een inleidend verhaal van meer dan twee minuten, wordt goed ontvangen. Het publiek lijkt oprecht geïnteresseerd in wat de rapper te vertellen heeft. Nergens zakt het in of lijkt de band op de automatische piloot te spelen . Een belangrijke rol is hier weggelegd voor zijn broer O-Dog, die meermaals het publiek tot helemaal achterin weet op te zwepen. Met zijn aanstekelijk enthousiasme vormt hij een geheim wapen binnen de band. Wanneer tot slot festivalklapper ‘Zandloper’ ten beste wordt gegeven, is de beer los. Iedereen slaat op verzoek van O-Dog de arm om degene naast hem of haar, om als een grote Lobi Da Basi-familie af te sluiten. Ook ondergetekende gaat voor de bijl en legt zijn notitieblok weg. Vanavond was liefde zeker de baas.

Zwemmen in het donker

Het is inmiddels elf uur en een groot gedeelte van het festivalpubliek snelt zich naar podium Ravenswoud. Op deze mooie locatie aan het water staan de mannen van zZz. Ze zijn na een aantal jaren filmmuziek weer eens met een nieuw album op de proppen gekomen: Juggernaut. Met alleen een drumstel en een orgel spelen ze uptempo nummers die uitnodigen tot dansen. Een tweetal mensen lijken echter een andere mening toegedaan en gaan zwemmen in het water vlak naast het podium. Vrij curieus aangezien het niet bijster warm is. Niemand trekt zich hier iets van aan. Het staat tot ver buiten de tent vol en de voetjes gaan van de vloer bij o.a. ‘Wild Girl’ en ‘When I Come Home’, beide van hun nieuwe album.

Mede door de kou keert een groot deel van de mensen met dagtickets na zZz huiswaarts. Een harde kern van voornamelijk campinggasten feest onverstoord door. Podium Ravenswoud is met de feestmuziek van Loft de plaats om nog tot diep in de nacht door te fuiven. Een mooie afsluiter van de eerste dag WTTV. Een dag met een moeizame start, maar de kop is er af.

Muziek / Reportage
special: Festivalverslag vanaf het bekendste weiland van België

Rock Werchter 2015 (Deel 1)

De 41e editie van het grootste en best bezochte festival in België was er een van vele annuleringen. De grote vraag: lukt het de organisatie om de ontstane gaten in het programma naar voldoening van het publiek op te vullen? Vier dagen lang konden bijna 90.000 bezoekers per dag genieten van een gevarieerde line-up op de drie podia. 8WEEKLY was er bij en baande zich een weg door de mensenmassa voor een impressie.

 

Hoewel de vele wijzigingen in het programma ongetwijfeld een teleurstelling waren voor het publiek en de organisatie, konden beide partijen zich in ieder geval gelukkig prijzen met uitstekend weer. Hoewel het met weinig schaduwrijke plekken op het terrein en relatief weinig drinkwaterkranen niet gek was dat de hitte sommige fans te veel werd. Dat mocht de pret echter niet drukken; ondanks de warmte vond het publiek het geen probleem om opeengepakt voor de drie podia te staan. Daarnaast konden de festivalgangers ook nog rondsnuffelen op de markt, zichzelf versieren met tijdelijke tattoos of luieren in kleurrijke hangmatten.

Rock Werchter 2015 (Deel1) 1

Donderdag 25 juni

The Barn

Terwijl de temperatuur in de tent van The Barn oploopt, opent Jack Garratt het eerste optreden op dit podium. Nog geen drie maanden geleden begon de rossig bebaarde jongeman aan zijn eerste Europese tour. Dat hij nog veel moet leren is te merken aan zijn nervositeit op het podium. Blijkbaar zit de electro-troubadour niet lekker in zijn vel; hij speelt ruim tien minuten korter dan er voor hem gepland stond. Zelfs bij het populaire nummer ‘Worry’ mist hij zijn cue op het looppedaal en klinkt er een “Oh shit!” door The Barn. Garratt blijft in het ritme en weet zijn fout te herstellen. Had hij zijn ontevredenheid niet zo duidelijk laten blijken, dan zou het een prima optreden zijn geweest.

De muziek van Johanna en Klara Söderberg (First Aid Kit) is uitermate geschikt voor een zomerse festivaldag. Dat is deels te danken aan hun prachtige samenzang. Als je dat dan ook nog combineert met een paar flinke scheuten folk en country, en je stopt er een paar goede meezingers tussen en voilà: de perfecte muziek voor op een festival. Toch is het eigenlijke hoogtepunt niet hun muzikale talent; vooral het enthousiasme van de zussen maakt het bekijken van het optreden de moeite waard.

Later op de dag komen er veel tieners op het optreden af van de hitmachine die achter James Bay schuilt. Maar als je hem omschrijft als tieneridool doe je hem toch echt tekort. Ook voor oudere muziekliefhebbers is het optreden de moeite waard. Met een paar stevige gitaarsolo’s en zijn soulvolle stem komt de chaos van het debuutalbum Chaos and the Calm zeker tot zijn recht. Akoestische nummers ontbreken echter, waarmee de rust in de show mist. Een muzikaal hoogtepunt is een mooie cover van Alicia Keys ‘If I Ain’t Got You’, wat een enorm dynamische climax heeft. James Bay gaat ondanks het zweet dat van zijn lijf af stroomt onvermoeibaar door.

Door handig gebruik te maken van de lichtjes in de tent, betovert Elbow het publiek door The Barn compleet met sfeer te vullen voor het laatste concert in deze tent vanavond. Frontman Guy Garvey ziet er zoals gebruikelijk wel uit alsof hij veel wil ‘geven’; hij maakt continu gebaren met zijn arm naar het publiek toe wat er vanaf de tribune een beetje apart uit ziet. De grootste krakers worden gespeeld waaronder ‘Lippy Kids’ en ‘One Day Like This’, terwijl het publiek meezweeft op de dromerige melodieën die nog lang nagalmen in de dromen van de bezoekers.

Klub C

Het optreden van St. Paul and the Broken Bones was er een die eigenlijk niet mis kon gaan dankzij de sterke band en de krachtige stem van zanger Paul Janeway. Met dansbare soulnummers zorgt de band voor een goed begin van de eerste festival dag met als hoogtepunt het slotnummer ‘Call Me’. Het enige minpuntje is dat Janeway zich goed lijkt te beseffen hoe bijzonder sterk zijn stem is: te pas en te onpas gooit hij er een indrukwekkende uithaal uit. Een of twee keer in een optreden is leuk, maar als het vaker gebeurt kan het een beetje teveel van het goed worden.

Chet Faker weet als geen ander dat minder soms echt meer kan zijn. Simpel gekleed en gewapend met strakke, maar ingenieuze electrotunes, verovert Nicolas James Murphy in mum van tijd het publiek van Rock Werchter. Die strakheid komt ook terug in het absolute hoogtepunt van het optreden: tijdens ‘Talk is Cheap’ komt het enige geluid van Murphy, die alleen achter een keyboard zit, en uit de kelen van een paar duizend festivalgangers die fungeren als achtergrondkoor. Meer is er ook niet nodig om een diepe indruk achter te laten op het publiek.

Mainstage

Roze bril op, zichtbare tattoos, ruwe baard, tikkeltje arrogant… De eerste dag op het hoofdpodium moet heel wat compenseren voor het afzeggen van de Foo Fighters. Eagles of Death Metal lukt het slechts deels: de techniek werkt niet mee, waardoor er veel gekraak te horen is tijdens de rock and roll-nummers. Zanger Jesse Hughes die het blijkbaar zonder Josh Homme, bekend van Queens of the Stone Age, moest doen vanwege “andere verplichtingen”, weet hier niet goed raad mee. Dit leidt tot een komisch optreden met veel karakter in Dave Grohl-stijl, maar helaas wel zonder kwaliteit. Jammer!

Met moshpits slaat het publiek zich door de snoeiharde, punkige setlist van Rise Against heen. Er is geen enkel moment rust voor de toeschouwers vlak voor het podium en ook verder op het veld staat het publiek te springen en mee te schreeuwen. Het is geen verassend optreden; de hits komen uiteindelijk allemaal achter elkaar.

Met een kinderlijk enthousiasme rent, danst en springt Florence Welsh en haar bandmachine over het podium. In combinatie met een sterke setlist en energieke begeleidende band zorgt het voor een van de grote hoogtepunten van Rock Werchter. Daarom kunnen we het Florence ook wel vergeven dat haar stem soms iets minder sterk klinkt; we kregen er een prachtige show voor terug. Naar onze mening wint zij de muzikale slag van Patti Smith die tegelijkertijd in The Barn speelt.

Rock Werchter (Deel1) 2

Vrijdag 26 juni

The Barn

Daar staat er weer een in The Barn: een eenzame singer-songwriter met zijn onafscheidelijke gitaar. Aandoenlijk was de verbazing en dankbaarheid die uitging van Gavin James zelf. Hoewel hij in het bezit is van een mooie stem en muzikaal talent, maakte het optreden geen verpletterende indruk. Lieve liefdesliedjes, maar daar blijft het ook wel bij, terwijl flauwgevallen tienermeisjes voor het podium langs afgevoerd worden.

De normaal gesproken schuchtere mannen van Alt-J zetten zichzelf aan het begin van de avond in de spotlight en plaatsen zich allen naast elkaar op het podium. De door handen gevormde driehoekjes komen dan ook vaak tevoorschijn vanuit het publiek. Ongelooflijk ingewikkelde vocale harmonieën galmen uit de speakers wat gepaard gaat met een ware lichtsensatie. Met zijn nerdbril en het dunne snorretje, zorgt toetsenist Gus Unger-Hamilton deze avond voor de interactie met het publiek. Jammer genoeg komt het op het podium niet tot een echt hoogtepunt, waardoor het publiek wat ingetogen blijft. Het is in feite niet veel meer dan het luisteren naar een cd met publiek.

Mainstage

Een zieke Ben Howard vervangen op the Main Stage: doe dat maar eens. De taak is toebedeeld aan het Belgische Balthazar, waar fans van de band ongetwijfeld erg blij mee waren. Hoewel de Belgen goed op elkaar zijn ingespeeld, neigen de nummers na verloop van tijd een beetje eentonig te worden: het is duidelijk dat Balthazar een formule heeft gevonden die goed voor hen werkt, maar er mag ook weleens van die formule worden afgeweken. Het bandgeluid is prima, maar een beetje meer variatie in ritmes, en daarmee in het soort nummers dat wordt gespeeld, zou geen kwaad kunnen.

Voor degenen die nog twijfels hebben over de nieuwe muzikale richting van Mumford & Sons, is een bezoekje aan het optreden van de Britse heren zeker aan te raden. De nieuwe nummers krijgen makkelijk een plaatsje tussen de oude nummers. Het wordt duidelijk dat de mannen niet alleen met een banjo, maar ook met elektrische gitaren zeer goed overweg kunnen.

Ondanks dat Of Monsters and Men uit IJsland komen, doet hun muziek het goed op warme festivaldagen; er wordt vrolijk meegezongen, gedanst en geklapt. Dat terwijl de teksten van de IJslandse band vaak verreweg van vrolijk zijn, met een eenzaam en soms zelf duister karakter. Dat lijkt het publiek niet te deren. Sterker nog, door samen mee te zingen verdwijnt die eenzaamheid zelfs een beetje uit de nummers. Het maakt daarom ook niet zoveel uit dat de stem van zangeres Nanna soms wat minder sterk is: de festivalgangers zingen toch onverstoorbaar door. Toch lijkt de IJslandse band nog vooral te teren op het succes van het eerste album; er worden nog niet veel nieuwe liedjes gespeeld.

Bijgestaan door een stel lipsynchende danseressen laat de megapopulaire producer Pharrell Williams niet alleen eigen tracks, maar ook muziek die hij produceerde horen. Het festivalpubliek lijkt zich prima te vermaken, ook al denkt hij in “Brussels” te zijn. Een gigantische blunder die hij niet goed kan maken met zijn entertainment, die nogal opvallend vaak seksistisch van aard is. Op bepaalde punten gaat hij ook best grof met de danseressen om door ze in het middelpunt te zetten en echt als lustobject af te schilderen. Opmerkelijk is dat Williams opent en afsluit met hetzelfde nummer (‘Freedom’). Een leuk nummer maar als zowel opener als afsluiter een beetje teveel van het goede. Het blijft toch een beetje de vraag wat een entertainer als Pharrell hier nu te zoeken heeft.

Muziek / Album

Troostrijke nostalgie

recensie: EZTV – Calling Out

Het debuutalbum van EZTV is er een met een tegenstelling. Er wordt veel misère bezongen, maar ondanks de sombere thema’s is het toch een toegankelijke en opgewekte plaat. Uitstekend voor de zomer.

Wat begonnen is als een home recording-project van frontman Ezra Tenenbaum, is uitgegroeid tot de band EZTV, overigens niet te verwarren met de dit jaar gestopte gelijknamige torrentaanbieder. Samen met de voormalige bassist van Widowspeak: Shane O’Connell, en drummer Michael Stasiak maakt Tenenbaum melancholische gitaarpop met rinkelende gitaren. Alhoewel het trio woonachtig te New York is, heeft hun muziek een Britse jaren ’60 vibe.

Sprankelende gitaar

Het openingsnummer ‘Bury Your Heart’ geeft direct weg waar deze plaat voor staat. Teksten die rechttoe-rechtaan zijn, met daaronder een wel afgewogen mix tussen gitaar, bas en drums. De vocalen doen denken aan Ray Davies van The Kinks en Tom Petty. Ondanks de wat lijzige zang wordt het nergens vervelend. Daar zorgen de catchy gitaar-hooks en pakkende melodieën wel voor. De melodie van ‘Hard To Believe’ en het refrein van ‘Trampoline’ zijn echte oorwurmen

De sprankelende gitaar die de basis voor de plaat vormt, heeft de sound van die van Roger McGuinn van The Byrds. Nergens op de plaat worden toetsen of andere opsmuk uit de studio toegevoegd, en eerlijk gezegd is dat geen gemis. De zachte doch speelse gitaarintro’s, met hier en daar een uitgekiende solo zoals in ‘Everything Was Changing’, luisteren gemakkelijk weg. Samen met de rollende bas en speelse drumbreaks zorgt dat ervoor dat elk nummer weer fris klinkt. Een lekkere zomerse gitaarpopplaat.

Nostalgisch

De onderwerpen die op Calling Out aan bod komen zijn dertien in een dozijn. Van de hartzeer in ‘Pretty Torn Up’ tot de eenzaamheid in ‘Blue Buzz’, het zijn bekende thema’s. Opvallend is dat de teksten, in tegenstelling tot de muziek, erg somber zijn. Verwacht ook geen diepgaande metaforen of dubbele bodems. Met openingszinnen als ”I can see it on your face / the moment I’m gone someone’s taken my place” –’Hard to Believe’- en ”Everything is changing / I just wanna know you’ll be around” –’Everything Was Changing” komt het tekstueel wat simpel over, maar niet op een storende manier. Het pretendeert niet meer te zijn dan het is.

Hoewel de teksten nostalgisch van aard zijn, kom het toch als een vrolijk geheel over. De kracht van deze plaat ligt in het opbeurende karakter van de muziek. De troostrijke muziek maakt alles draagbaar. Op de keper beschouwd is Calling Out een uitstekend album voor in de auto tijdens deze warme zomerdagen. Laat menig vakantieganger hier zijn voordeel mee doen.

Kunst
special: Ronddwalen in historisch Regensburg

Zomerspecial: Regensburg – Duitsland

Smalle straatjes, gekleurde gevels, parmantige patriciërshuizen en beschutte binnenpleinen: het centrum van Regensburg ademt geschiedenis. Van een bezoek aan de ‘noordelijkste stad van Italië’ zal niemand spijt krijgen.

Toegegeven, het Beierse Regensburg is bij lange na niet de enige plaats die zich als noordelijkste stad van Italië profileert. Wat er precies als typisch Italiaans aan de Donaustad kan worden beschouwd, is bovendien niet helemaal duidelijk. De hoogste Kneipendichte van Duitsland, zoals velen je tijdens een bezoek aan de plaats zullen willen doen geloven, heeft Regensburg in werkelijkheid evenmin. Toch is een reisje naar de stad met een kleine 150.000 inwoners de moeite meer dan waard. Het centrum bleef tijdens de Tweede Wereldoorlog nagenoeg ongeschonden: niet voor niets staat het sinds 2006 op de UNESCO Werelderfgoedlijst. Geschiedenisliefhebbers – zoals ik – wanen zich in een waar walhalla.

Voor elk wat wils

De Romeinen stichtten er een militaire basis aan de Donau, Johannes Kepler stierf er, Barbara Blomberg kreeg er haar buitenechtelijke zoon Don Juan van niemand minder dan keizer Karel V, sinds 1663 was Regensburg het toneel van de Immerwährende Reichstag en voormalig paus Joseph Ratzinger was er aan de universiteit actief. Zo kan deze opsomming nog eindeloos uitgebreid worden, want elke straat van Regensburg heeft haar eigen geschiedenis en interessante anekdotes.

Maar ook mensen die iets minder in geschiedenis geïnteresseerd zijn, komen in Regensburg aan hun trekken. In de smalle straatjes zijn veel kleine winkeltjes, waar een ieder iets van zijn of haar gading kan vinden. Tijdens warme dagen kun je niet alleen prima op een van de vele pleinen een beschaduwd terras opzoeken, ook op kleine eilandjes in de Donau is verkoeling te vinden. Daarnaast kun je je in Regensburg onderdompelen in de Beierse cultuur. Dat Regensburg in de Zuid-Duitse Freistaat ligt, kan namelijk niemand ontgaan. Met de hoeveelheid mensen in Tracht valt het dan misschien nog mee, om het bairisch kan echter niemand heen. Ook de kerkklokken die altijd wel ergens lijken te luiden, maken duidelijk dat we in – het overwegend rooms-katholieke – Beieren zijn.

Van Walhalla tot Wurstkuchl

Regensburg heeft veel te bieden op historisch gebied en eigenlijk zijn de drie dagen die ik er heb doorgebracht daarom veel te weinig. Het museum over de geschiedenis van Regensburg had ik bijvoorbeeld ook graag bezocht. Wat ik dan wel kan aanraden?

  1. De Dom van Regensburg
  2. Walhalla – Deze neoclassicistische tempel uit de vroege negentiende eeuw ligt net buiten Regensburg en laat bustes en plaquettes van belangrijke Duitsers en ‘verwante’ volken zien. Recente toevoegingen – zoals een buste van Albert Einstein – vallen qua stijl helaas nogal uit de toon. Vanaf Walhalla heb je ook een mooi uitzicht over de Donau.
  3. Document Neupfarrplatz – Onder de Neupfarrplatz wordt dagelijks een ondergrondse rondleiding gegeven. De verschillende lagen geven een duidelijke impressie van de hoogte- en dieptepunten van de Regensburger geschiedenis. Er zijn resten uit de Romeinse tijd zien, van de voormalige Joodse wijk waaruit de Joden in 1519 na eeuwenlang vredig samenleven werden verdreven en uit de nazitijd.
  4. Salzstadel en Steinerne Brücke – De Steinerne Brücke is de oudste bewaard gebleven brug van Duitsland en wordt momenteel gerestaureerd. Aan de brug ligt de Salzstadel. Vroeger werden hier zoutleveringen opgeslagen, nu is het ingericht als een overzichtsoord van het erfgoed van Regensburg. Daarbij wordt verwezen naar andere Regensburger musea, zodat de liefhebber zich aldaar verder in bepaalde thema’s kan verdiepen. Eigenlijk is dit dus een ideaal beginpunt voor je bezoek aan de stad.
  5. Historisch verantwoord eten en drinken – Biergarten ontstonden in de negentiende eeuw in Beieren, dus een bezoekje past prima in de historische trip. Ga naar Bischofshof, een mooie binnenplaats vlakbij de Dom, of vermaak je in een Biergarten langs de oevers van de Donau. Bij de Salzstadel vind je de Historische Wurstkuchl, waar sinds de vroege twaalfde eeuw de verkoop van Bratwurst plaatsvindt. Naar verluidt is dit de oudste locatie ter wereld, maar uiteraard valt ook daarover te twisten.
Dom van Regensburg, gezien vanaf de Steinerne Brücke

Foto: J. Nijeboer – Dom van Regensburg

Op zoek naar de blauwe ezel

Een bezoek aan Regensburg zonder bezichtiging van de Dom, is als een bezoek aan Beieren zonder Biergarten. Daarom verdient de nummer één  van mijn top vijf iets meer aandacht. De Dom St.  Peter, zoals de volledige naam luidt, is de enige gotische kathedraal in Beieren en werd in 1872 na 600 jaar eindelijk voltooid. De lange bouwperiode valt onder meer op door stijlverschillen aan het exterieur en in de glas-in-loodramen. Met de Domspatzen beschikt de kerk over een van de oudste jongenskoren ter wereld: al in 975 werd het koor opgericht

Ga in de Dom op zoek naar de blauwe ezel, de duivel en zijn grootmoeder, bekijk de lachende engel en vergaap je aan het grootste hangende orgel ter wereld. Saillant detail: een ingebouwde lift brengt de organist naar vijftien meter hoogte. De Dom is elke dag vanaf half zeven ’s ochtends te bezichtigen, behalve tijdens de diensten. Aan de missen verlenen de Domspatzen buiten de schoolvakanties overigens hun medewerking, wat gezien de reputatie van het koor veel toeristen trekt.

Na de Dom nog niet genoeg van de kerken? De barokke Alte Kapelle en de romaanse Niedermünsterkirche, waarbij  overigens ook opgravingen bekeken kunnen worden, zijn eveneens een bezichtiging waard. Regensburg heeft net zo veel kerken en kapellen als dagen in een jaar, werd al in de zeventiende eeuw gezegd. Anno 2015 blijkt dat nog altijd een waarheid als een (Beierse) koe.

 

Boeken / Fictie

“Als deze dag een vis was, gooide ik hem terug in zee.”

recensie: Sandro Veronesi - Zeldzame aarden

Binnen 24 uur slaagt Pietro Paladini erin een enorme zooi van zijn leven te maken. Hij verliest zijn vriendin, rijbewijs en mobiel, en zijn dochter loopt van huis. Zijn compagnon blijkt bovendien met louche zaakjes bezig, is gevlucht en laat Pietro met de puinhoop achter.

Zeldzame aarden is het vervolg op Sandro Veronesi’s vorige beststeller Kalme chaos, maar staat op zichzelf. Negen jaar na dato staat Pietro opnieuw met lege handen. Het meest urgent zijn de gevolgen van wat zijn compagnon allemaal heeft uitgevreten. In eerste instantie lijkt dat op belastingfraude, maar vóór Pietro het weet, is hij onderdeel van een deel van Italië dat maar beter onzichtbaar blijft.

Ernstige luchtigheid

Het boek beslaat slechts een paar dagen, waarin Pietro vluchtend probeert te redden wat er te redden valt. Het verhaal van deze vlucht verloopt chronologisch, maar wordt steeds onderbroken door andere verhalen – niet als metaforen of flashbacks, maar meanderend, zoals een mens door de dag heen associaties en herinneringen heeft, terugdenkt aan overleden geliefden en fantaseert. Herinneringen zoals de geschiedenis van zijn zieke moeder, die al lang geleden overleed. Het wilde verleden van zijn vriendin D., die genoemd is naar de falende anticonceptiepil die destijds leidde tot haar conceptie. Of het schitterende verhaal van de verlegen Marco Tardioli die “een man is geworden door zichzelf onder te schijten in een museum”.

Veronesi verstaat de kunst om een intense gebeurtenis te beschrijven en op de volgende bladzijde over iets totaal anders te beginnen, wat echter zó overtuigend wordt beschreven dat je al na één zin volledig door dat nieuwe wordt opgeslokt. Meer nog: hij laat het vanzelfsprekend lijken dat deze verhalen op elkaar volgen. Veronesi schrijft het allemaal met een ernstige luchtigheid, waardoor de zwaarte van waar hij over schrijft hem niet lijkt te deren. Zo verweeft Veronesi deze uiteenlopende associaties met de vlucht van Pietro tot een prachtige zoektocht.

Lulhannes

Veronesi toont in Zeldzame aarden een heel andere Pietro Paladini dan in de eerste roman. Waar Pietro in Kalme Chaos een treurige held was, is hij hier toch wel een beetje een lul. Of een ‘lulhannes’ zoals zijn collega’s hem achter zijn rug noemen. Zelf zegt Veronesi in een interview: “In mijn ogen vertegenwoordigt Pietro Paladini de doorsnee ‘goede’ Italiaan, en dat is niet positief bedoeld.” Leek hij in Kalme chaos moreel superieur, in Zeldzame aarden is hij amoreel, soms op het apathische af.

Via Pietro’s karakter brengt Veronesi ook mooi aan het licht hoe onbetrouwbaar een verteller eigenlijk is. Het begint meteen op pagina 1: Pietro ziet ’s ochtends vroeg een vrachtwagen zijn lading kreeften verliezen. Daags erna wordt er alarm geslagen voor dit verkeerd begrepen voorval: er zijn gevaarlijk kreeften die de zee uit komen en de stad in trekken. Er worden zelfs hekken geplaatst. Pietro is als enige getuige de enige die weet hoe de vork werkelijk in de steel zit, maar omdat hij het idee heeft dat “hij niets met deze zaak te maken heeft”, laat hij dit na. Rome blijft zo in de waan dat een meute “killer-kreeften” het op de stad voorzien heeft. Zo laat Veronesi via deze onbetrouwbare maar aimabele verteller het schijnbaar onbelangrijke maar onmiskenbare morele verval van de huidige tijd zien – met een prachtige ontknoping.

Boeken / Non-fictie

Kleurrijke terugblik van een éminence grise

recensie: Jan Pols - Veertig jaar psychiatrie

Veertig jaar psychiatrie vormt de memoires van een psychiater, die terugkijkt op zijn loopbaan. Als een vriendelijke, doch kritische leraar heeft de ‘oude wijze’, Jan Pols, inmiddels veel belangrijke lessen voor de nieuwe generatie.

Dit boek is onder te verdelen in twee delen. Het eerste deel handelt over Pols’ loopbaan als psychiater: waar hij zijn opleiding gevolgd heeft en hoe hij gevormd is. Het tweede deel geeft een beschouwing, een terugblik over veertig jaar psychiatrie. Deze recensie richt zich met name op dat tweede deel, simpelweg omdat Pols veel interessante dingen te zeggen heeft over de afgelopen veertig jaar psychiatrie, waar een nieuwe generatie psychiaters, psychotherapeuten en psychologen wijze lessen uit kunnen trekken. Om het met Schopenhauer te zeggen: De eerste veertig jaar van ons leven levert de tekst, de volgende dertig het commentaar daarop.

Antipsychiatrie

Wat de toon zet in dit boek is Pols’ promotie op het werk van de befaamde antipsychiater Tamás Szász. De antipsychiatrie floreerde van de jaren zestig tot het begin van de jaren tachtig en wordt sindsdien afgedaan als dwaling. Ten onrechte, betoogt Pols, omdat de antipsychiatrie veel waarde toekende aan de uniciteit van ons menselijk zijn. De invloed die deze tegenbeweging op de psychiatrie in Pols’ werken heeft gehad is op een genuanceerde wijze verweven met zijn levensverhaal als psychiater. Hij geeft hiermee een noodzakelijk tegengeluid op de vele ontwikkelingen binnen de psychiatrie, dat maar al te nodig is in deze tijd.

Newspeak

Pols ruimt een flink deel van zijn boek in om kritiek te leveren over de gang van zaken in de psychiatrie. Hij plaatst de ontwikkelingen in tijdsbeeld, wetenschappelijk kader en politieke invloedssferen: ‘Het gaat steeds om bezuinigingen, maar wordt gebracht onder het motto van kwaliteitsverbetering: de newspeak die alle mogelijke, op bezuinigingen neerkomende reorganisaties moet verhullen.’ In het eerdere hoofdstuk over psychiatrie en dwang geeft hij als voorbeeld hoe de term ‘dwang’ vermeden wordt en vervangen door ‘verplichte ggz’, hetgeen Pols eveneens duidt als newspeak. Dit levert een krachtig en genuanceerd beeld op over de recente geschiedenis van de psychiatrie. Het levert een inkijkje in het ontstaan van de nosologie (de ziekteleer), de opkomst van de DSM, met als keerpunt de DSM-III in 1983 (lees daarvoor ook de boeken van Jim van Os en Trudy Dehue), waarmee hij aansluit in de karavaan critici.

Naarmate het boek vordert spreekt Pols zich vaker en feller uit, hoewel hij nimmer de nuance verliest en zijn kritiek immer ‘netjes’ houdt. De mate en rijpheid van kritiek komt overeen met de wijsheid die deze man gedurende de jaren heeft opgedaan. Daarnaast vertegenwoordigt hij het beeld dat de psychiater meer is dan boekenkennis, medicijnen en de nieuwste neurologische beloftes. In de ’tweestrijd’ tussen de sociale psychiatrie (met haar fundament in de psychodynamische, humanistische, literaire en existentiële (mensen)kennis) en de bio-psychiatrie (met haar fundament in de contextloze, neo-positivistische wetenschap), komt Pols duidelijk als een vertegenwoordiger van de eerste school naar voren.

Leringen van de leraar

Dat Pols zelf ook leraar is geweest komt terug in de stijl waarin het boek geschreven is. Gelardeerd met persoonlijke memoires, anekdotes, geschreven vanuit de ik-vorm en geplaatst in het bijpassende tijdsbeeld, leest zijn boek erg soepel weg. In zijn ferme kritiek komt hij als gepassioneerd en liefdevol naar zijn vak naar voren. Hij heeft in de afgelopen veertig jaar talloze veranderingen doorgemaakt – je zou haast denken dat de psychiatrie als wetenschap zelf ADHD heeft – en weet als de mens achter de psychiater duidelijk welke koers hij voor ogen heeft.

Daarnaast weet Pols helder de tekortkomingen van de wetenschappelijke methoden en haar claims uit te leggen, waardoor dit boek voor een breder publiek toegankelijk wordt. Ook implicaties van nieuwe beleidsvormen of ontwikkelingen neemt hij hierbij onder de loep. Een inmiddels vaker gehoorde kritiek op de beloften van de neurowetenschappen uit ook Pols. Geplaatst in de tijd verschillen ze niet zo gek veel van de beloftes van de ernstige medische ingrepen, zoals frontale lobotomie uit de jaren vijftig, of de nimmer ingeloste verwachting van de vele psychofarmaca.

Pols schuwt in de vele voorbeelden die dit boek rijk is zijn eigen dwalingen evenmin. Daardoor komt zijn conclusie aan het eind van Veertig jaar psychiatrie des te krachtiger over:

De psychiatrie stelt zichzelf te weinig ter discussie. Er is te weinig bereidheid om te erkennen dat alle kennis partieel en gesitueerd is. Er is te weinig twijfel, te weinig relativering, te weinig bereidheid om te erkennen dat andere visies niet alleen bestaan, maar ook bestaansrecht hebben.

Van zulke psychiaters mag de geestelijke gezondheidszorg er wel meer hebben vandaag de dag!

tino sehgal, a year at the stedelijk
Kunst / Achtergrond
special: A year at the Stedelijk: Tino Sehgal
tino sehgal, a year at the stedelijk

Twaalf keer Sehgal – juli

Een retrospectief van een jaar. Twaalf werken in de vorm van geconstrueerde situaties, elke maand één. Dagelijks opgevoerd vanaf het moment dat het Stedelijk opengaat totdat het sluit. Tino Sehgal choreografeert met zijn werken, die elke maand in een andere zaal van het museum te vinden zullen zijn, niet alleen hen die zijn werken vertolken, maar ook het gedrag van het museumpubliek.

Zeven uit twaalf: Yet untitled (2013)

Juli begint eerder, is het antwoord op de vraag wat er de overige acht dagen van juni zal gebeuren. Op de eerste verdieping bevindt zich bovenaan de trap rechts, aan het einde van een reeks zalen, Yet untitled. In dezelfde zaal waar in april This is so contemporary (2004) werd getoond, zit op de grond een tweetal vertolkers, een man en een vrouw. Op de situatie en een handjevol toeschouwers na is de zaal leeg. Een zacht gefluister wordt almaar luider en gaat op een gegeven moment over in klanken. Chst – chh – sstt – tsst. De klanken volgen elkaar in rap tempo op en zijn zo divers dat ik moeite heb ze ‘fonetisch’ op te schrijven.

De vrouw zit met beide benen naar één kant, heeft haar ogen open en kijkt de man aan. Hij heeft de ogen gesloten en beweegt al zittend of liggend, een groot deel van zijn lichaam is in contact met de vloer. De bewegingen variëren van kleine tot grotere gebaren – echt groots wordt het nooit. Op spaarzame momenten wordt er een been gestrekt of gaat er een arm de lucht in. Veel vaker is het een kleine, haast minimale, beweging van hoofd, vinger, arm of hand. Een zwaaien zonder vingers bijvoorbeeld, waarbij de hand van links naar rechts beweegt, langzaam. Je zou het ook een kloppen kunnen noemen, waarbij de hand, in plaats van van voor naar achter te bewegen, van links naar rechts beweegt.

Een ander voorbeeld is het moment waarop de vrouw haar handen voor haar borst houdt, de een boven de ander, als een vrouw op een maniëristisch renaissance-doek, ingegeven door de tegengestelde bewegingsrichtingen. Haar ellebogen wijzen naar buiten. Zachtjes bewegen de handen en vingers, draaiende bewegingen, langzaam, onder en boven wisselen soms. Minimale wonderschone schaarsheid.

Almaar veranderende constellatie

Rondom de vertolkers zit een aantal toeschouwers aan de rand van de zaal, op de grond. Naast mij laat een vrouw zich zakken tegen de muur, totdat haar benen gebogen zijn en haar rug een rechte plank is – als een analogie van Rietvelds zigzagstoel. Hoewel het misschien te verwachten is, verrast ze mij door niet veel later van haar plek op te staan en zich bij de andere vertolkers te voegen.

Dit patroon zal zich vaak herhalen. De basis van het werk, in de uren dat ik er ben, bestaat uit twee personen, af en toe aangevuld door een derde, waarna na een korte overlap één van de drie vertrekt via één van de drie doorgangen die deze zaal verbindt met de naastgelegen vertrekken. Om vervolgens – na een rondje te hebben gelopen, zo stel ik me voor – weer terug te komen en zich bij het publiek in de zaal te voegen, tegen de muur staand of op de grond zittend. Dit omlopen, terugkomen en enkele minuten van de opvoering bekijken alvorens zich erbij te voegen lijkt een manier te zijn om te zien waar de vertolkers ‘zijn’ in de choreografie, hoe de dynamiek op dat moment is. Een manier van interpretatie om zich voor te bereiden op improvisatie? Of is er van dat laatste geen sprake?

Verworden zang

Evenals bij het in juni opgevoerde This Variation (2012) wisselen klank, ritme en zang elkaar af. De stem klinkt soms gedragen – de museumzaal als kerk – dan weer als een blikken robot. Keer op keer verbazen de geluiden die de vertolkers produceren en verwonder ik me over de mate waarin ze de echte mechanische en klinische geluiden die ze nabootsen, lijken te zijn.

Een adequate beschrijving van de manier waarop de geluiden soms verworden van zang tot klank, is hoe het vroeger klonk wanneer je muziek luisterde met een walk- of discman en de batterijen bijna op waren. Het gevolg: een lome, uitgestrekte, vertraagde versie van waar je naar aan het luisteren was. Als een plaat die met te weinig toeren afgespeeld wordt. Het gaat van zang, via deze tussenruimte, naar klank en ritme: ‘To want you. Two or two. Two and two. Two a two. Toe a toe. Toeatoeatoeatoe.’ Slechts één keer herken ik wat er gezongen wordt wanneer ‘say my name, say my name’ klinkt, maar meer hele woorden dan dat komen er niet, en hoewel de melodie blijft, verwordt het tot amorfe zang.

Goddelijke halfslaap

Op de momenten waar de vertolkers met zijn drieën zijn, produceren er steeds twee geluid en beweegt de ander. Eén keer zitten er plots vier vertolkers op de grond, wederom beweegt slechts een van hen en zingt de rest hem toe. Het gegeven dat ik meer niet zie dan wel, ik ben slechts enkele uren in deze zaal, doet me afvragen of er ook momenten zijn dat er meer dan vier vertolkers op de grond zitten.

Wellicht begint het werk ’s ochtends met tien vertolkers en worden het er naarmate de dag verstrijkt minder? Of worden het er meer naarmate de maand juli voortschrijdt? Of zitten de vertolkers tegen de muur, als toeschouwers, totdat een daadwerkelijke bezoeker het verschil tussen hen definieert en het werk in het leven roept? Het feit dat ik dit niet weet en dat zelfs een tweede of derde bezoek deze maand me daarin geen zekerheid kan verschaffen – het werk is namelijk een samenvallen met dat specifieke moment en is in die zin slechts suggestief met betrekking tot wat er gebeurd is of staat te gebeuren – benadrukt de schaarsheid van de ervaring.

Gedurende de situatie wisselen de vertolkers van rol. De bewegende partij ontwaakt uit zijn ‘halfslaap’ door langzaam maar zeker, eerst zachtjes, maar dan steeds luider, ook geluid te gaan maken. Deze dialoog wordt ten volle beantwoord wanneer deze ‘mede-beweger’ ook zijn ogen opent. Voor even is er een element van gelijkwaardigheid, beiden zien elkaar, waarna de ander vervolgens langzaam de ogen sluit, in een staat van hypnose geraakt en begint met bewegen. Een goddelijke halfslaap – de zang als Hermes’ fluitspel waarmee hij de honderden ogen van Argus in slaap probeert te zingen. Zij het in dit geval zonder hatelijk motief.

Variaties

Vertolkers die de bezoeker aanspreken, erbij betrekken, vertolkers die de bezoekers er niet bij betrekken en slechts oog hebben voor elkaar, vertolkers die onderhandelen met de toeschouwer, vertolkers die met hun gezicht naar de wand staan: het heeft de afgelopen zes maanden allemaal de revue gepasseerd.

Yet untitled verwijst naar eerder opgevoerde werken zoals Kiss (2002) en Instead of allowing some thing to rise up to your face dancing bruce and dan and other things (2000). Alle drie de werken tonen vertolkers die, in wat een vorm van hypnose of trance lijkt te zijn, opgaan in het moment. Samen met Instead of allowing some thing to rise up to your face dancing bruce and dan and other things is Yet untitled mogelijk het enige tot nu toe opgevoerde werk tijdens A year at the Stedelijk waarbij de titel niet hardop wordt uitgesproken. Van Instead of allowing some thing to rise up to your face dancing bruce and dan and other things weet ik dat vrij zeker (ik zag het werk in totaal drie keer voor een periode van enkele uren), maar bij Yet untitled zou ik het makkelijker gemist kunnen hebben.

Yet untitled behoort in zekere zin tot een van de meer hermetische werken, waarin de vertolkers de toeschouwers niet bevestigen, ze bevinden zich in een eigen wereld: slechts ‘oog’ voor elkaar. Dit in tegenstelling tot werken als This is good (2001), This is so contemporary (2004), This is exchange (2003) en This Variation (2012) waar de toeschouwer onvermijdelijk ook geconfronteerd wordt met of verleid wordt tot een andere rol: die van (de mogelijkheid tot) participant.

Tegelijkertijd is het in Yet untitled onduidelijk of de vertolker die beweegt deze bewegingen maakt op de geluiden die de andere vertolker produceert, of dat de vertolker de bewegingen van de ander ‘ondertitelt’ met geluid. Wat is eerder? Of is er geen sprake van eerder en is het zoals het moet zijn, gechoreografeerd zoals het er nu uitziet? Waar de situaties Kiss en Instead of allowing some thing to rise up to your face dancing bruce and dan and other things de schijn wekken uit een vaste reeks handelingen en bewegingen te bestaan – mede door de momenten dat de vertolkers elkaar afwisselen en een aantal minuten synchroon bewegen – valt Yet untitled in de uren die ik ermee doorbreng geen enkel moment met zichzelf samen. Gelijk aan This Variation, waar de choreografie veeleer lijkt te bestaan uit het inspelen op de situatie, op elkaar. Improvisatie als raamwerk? De choreografie bestaand uit een aantal vaste ingrediënten waarbinnen of waar vanuit het werk kan ontstaan?

Voordat ik opsta om de zaal te verlaten spreidt de man zijn armen en brengt ze steeds hoger de lucht in. Het zou kunnen uitbreken in een klapwieken, een opstijgende vogel, maar dit gebeurt niet. Een moment dat veel verschillende emoties in zich draagt – je zou het kunnen lezen als overgave, genade of als iemand die solliciteert voor Atlas. Even later zakken de armen naar beneden, als vleugels, gekromd achter het lijf. De concentratie en overgave waar het werk mee speelt – de haast in trance lijkende vertolker die beweegt op de klank die de ander maakt – staat haaks op de haast priemende blik waarmee de zingende vertolker hem aankijkt. De concentratie en overgave enerzijds, en het bekeken, in de gaten houden van die concentratie anderzijds is een merkwaardige paradox, die spanning oproept. Yet untitled is een geconcentreerd spel dat het midden houdt tussen overgave en onderwerping, en roept, hoewel het nooit stil is, toch vooral verstilling op.

Muziek / Album

Muziek die er toe doet

recensie: Wire - Wire

De band Wire maakt al bijna veertig jaar muziek die er toe doet. Alleen dat is al een compliment waard. Het debuut dateert uit 1977; met Pink Flag viel Wire midden in het punktijdperk direct op.

De laatste jaren werkt Wire aan het opmaken van de restjes die ze nog hadden liggen en waarvoor ze nu voldoende inspiratie hebben om die tot nieuwe albums te smeden. Zo konden we de laatste jaren luisteren naar Red Barked Tree, Change Becomes Us en nu naar Wire. Wie zich niet verdiept in het oeuvre van Wire zal zich overigens van geen restjes bewust zijn, want alle albums klinken als volwaardige hedendaagse creaties.

Indringend

Het is een hele stap van de punkperiode van Wire naar hun huidige sound. Wie de weg van de band volgt en een paar tussenstappen maakt, ziet de evolutie aankomen. Wire van vandaag de dag is minder vernieuwend, innovatief, of hoe je dat ook maar zou willen noemen. Dat betekent echter niet dat de muziek die we op dit nieuwe album Wire horen er niet toe zou doen. Wire weet een bijzondere plaats in te nemen in de hedendaagse popmuziek en creëert daarmee haar eigen sound.

De muziek van Wire beweegt zich anno 2015 in de zwaardere rock-pop-alternatieve sferen. De punk is ver weg, al zijn de ingrediënten van toen nog wel hoorbaar. De psychedelica komt af en toe in flarden om de hoek zeilen, maar over het algemeen maakt Wire een zwaar wegende en vooral midtempo rockmuziek met elektronica. Indringend is misschien wel het juiste woord voor de uitwerking van de Wire-sound op de luisteraar.

Prima startpunt

Dat de heren nog steeds van deze tijd zijn, bewijzen ze met titels als ‘Blogging’, maar ook muzikaal gezien: naar het einde van het album spelen de heren langzaam maar zeker leentjebuur met de nu-metal-muziek. Het gaat er steeds steviger aan toe naarmate we het einde van het album naderen. ‘Octopus’ en ‘Harpooned’ klinken bijna heavy.

Ook de stem van Colin Newman klinkt nog immer goed en krachtig. Voor iedereen van de jongere generatie die nog nooit van Wire heeft gehoord, is dit album een prima startpunt. Voor de liefhebbers en fans van deze band is het album een must-have. Er is geen zwak moment aan te wijzen en dat er sprake is van wat hergebruik, doet geen afbreuk aan het eindresultaat van Wire. Deze band kan er nog makkelijk tien jaar aan vastknopen als ze op deze manier muziek blijven maken. Een halve eeuw Wire zou een mooi streven zijn.