Tien uit twaalf: This is progress
Mijn voortgang bestaat uit Dagmar, Annelot, Annelore en Beppie. Een kwartier lang nemen zij me op sleeptouw door de lege zalen van de bovenbouw, wandelend, pratend, doorvertellend, interpreterend. Wat is vooruitgang?
Ik loop de trap af richting het ondergrondse gedeelte van de ‘badkuip’ en neem vervolgens de roltrap naar boven. Daar, tegenover het auditorium, zitten bovenaan de trap enkele ogenschijnlijke bezoekers, waarvan opvallend veel van jonge leeftijd. Voordat ik de tijd heb om me af te vragen wat er staat te gebeuren komt er een meisje naar me toe, ik schat een jaar of zeven. Ze geeft me een hand – “Dagmar” – en vraagt me of ik met haar mee wil lopen. Zwierig opent ze de zwaar ogende witte deur om vervolgens achter mij de lege witte museumzaal te betreden. “Wat is vooruitgang voor jou?”
Om mezelf meer bedenktijd te geven, herhaal ik haar vraag. Voor me loopt een ander tweetal. Er is iets vreemds aan de hand, ik probeer niet alleen een idee te vormen van wat vooruitgang voor mij is, ik sta tevens stil bij het feit hoe ik dit zodanig kan verwoorden dat het te bevatten is voor de leeftijd die ik denk dat Dagmar heeft. “Dat iets verandert ten opzichte van hoe het eerst was”, antwoord ik tenslotte. “Kun je daar een voorbeeld van geven?” Dagmar dwingt me tot specificeren. Ik raak verstrikt in mijn te abstracte eerste antwoord wanneer ik probeer duidelijk te maken dat het mijns inziens veeleer om een nieuwe blik gaat, dan om daadwerkelijke verbetering. Want aan verbetering zijn onlosmakelijk de vragen ‘Wat is beter?’ en dus ook ‘Wat is goed? en ‘Wat is slecht?’ verbonden. Waarop een antwoord – indien al mogelijk – afhankelijk is van de context.
Tussengebied, tussenleeftijd
“Is dat positief of negatief, als iets verandert?”, vraagt Dagmar. We komen bij twee deuropeningen. Één biedt zicht op een grote ruimte waar meerdere duo’s, vertolker en bezoeker, een pad afleggen, de andere leidt naar een lege ruimte van waaruit een ander meisje zich bij ons voegt. “Dit is Annelies”, zegt Dagmar, “en zij”, hierbij wijst ze naar mij, “denkt dat vooruitgang betekent dat er iets verandert. Dat hoeft niet positief, maar ook niet altijd slecht te zijn.” Annelies dwingt me met haar mee te lopen door me voor te gaan. “Dankjewel Dagmar”, zeg ik, maar ze is alweer ver van ons verwijderd.
Adolescentie heb ik altijd een vreemd begrip gevonden; het klinkt volwassener dan de groep die ermee aangeduid wordt, toch is het gevoelsmatig van toepassing op Annelies. Ik schat haar zestien. Ze is voortvarend, recht voor zijn raap. Ze vraagt me of ik iets dat niet ten positieve verandert toch als vooruitgang zie. “Ik maak bijvoorbeeld muziek en als een leraar me dan vertelt dat het niet goed is, dan heb ik zoiets van, ik weet toch wat ik wil maken en ík vind het goed”, hierbij steekt ze beide armen recht voor zich uit, de handen naar voren alsof ze ‘stop’ wil zeggen. “Ik ben heel eigenwijs, ik denk altijd dat ik gelijk heb”, antwoordt ze als ik haar vraag of ze denkt iets te leren van het in overweging nemen van een andere mening. Gevolgd door: “misschien”. Het onderwerp van ons gesprek, dat zich voltrekt terwijl we meanderend door de lege zaal lopen, lijkt ‘het hebben van een mening’ te zijn. Ergens iets van vinden om een plek in te nemen in de wereld. Zou dit exemplarisch zijn voor Annelies’ leeftijd? Of voor mijn idee van de leeftijd waartoe ik denk dat Annelies behoort?
Ze vertelt honderduit over hoe haar vriend Hendrik – “eigenwijs, politiek correct, maar vooral héél intelligent” – het altijd van haar wint in discussies. Laatst discussieerden ze over of iets nuttelozer dan nutteloos kon zijn. Hoe nutteloos iets is ligt aan de situatie, aan de context, probeer ik. “Volgens Hendrik kan dat niet”, zegt Annelies. Mijn advies om de volgende keer niet meteen te reageren op Hendriks stelling, om zo zijn verwachtingspatroon te doorbreken en de discussie een andere dynamiek te geven, besluit ze met: “Ik had u naast me moeten hebben”.
Stelling nemen
“Soms denk ik dat we alle spiegels moeten verbannen”, zegt Annelore die we ontmoeten in de zaal waar Matisse’s zeemeermin nog niet zo lang geleden hing. Ik zie het afscheid met Annelies als een gelegenheid om te vragen of ze wel echt zo heet, toen Dagmar haar voorstelde verried haar gezicht naar mijn idee van niet. “Bijna”, zegt ze, “Annelot”.
Annelore vraagt mij, terwijl we teruglopen en de zaal ingaan die Dagmar eerder links liet liggen, of ook ik denk dat alle spiegels verbannen moeten worden. “Is geen spiegels niet hetzelfde als wel spiegels?”, vraag ik haar. Het terugkaatsen van deze vraag in het bijzonder doet ons beiden lachen, een ander soort spiegel is in het spel. Wellicht zouden we intiemer zijn, oppert Annelore, omdat we meer afhankelijk zouden zijn van de ander. “Zouden we elkaar opmaken?” “Zouden we elkaar meer vertrouwen?”
Naar schatting is Annelore ongeveer even oud als ik ben, dat wil zeggen nog net geen, of begin, dertig. Onze filosofische overdenking vindt plaats terwijl we keurig langs de muren van twee aangrenzende zalen lopen – ongeveer een meter uit de kant. Hoewel we bevragen, raakt het gesprek clichés van de gesprekken die vrouwen onderling hebben. Het downgraden van complimenten – “Leuk jurkje!” “O, ja? Was maar vijf euro.” Annelore geeft mij mee aan een oudere dame die haar opwachting maakt in de deuropening. Terwijl zij zich aan me voorstelt als Beppie, blijven in mijn hoofd gedachten als ‘de ogen van de ander als enige spiegel’ nog rondspoken.
Van spiegelen naar reflecteren
Na geverifieerd te hebben of ik Engels of Nederlands spreek, vraagt Beppie me of ze me een verhaal mag vertellen uit haar eigen repertoire. Dat mag. Ze vertelt over hoe het vertrek van haar kleinzoon van zeventien naar Granada om Spaans te leren haar inspireerde om hetzelfde te doen, zij het hier in Nederland. “Binnen no time zat ik op het hoogste niveau. Ik sprak al goed Frans dus dan heb je een basis.” Beppie leidt me vanuit de lege zaal naar de hal waar de monumentale trap op uitkomt. Terwijl ze verder vertelt, lopen we er in een traag tempo eromheen.
De strekking van Beppies verhaal is dat haar kleinzoon ontzettend trots op haar is, hetgeen bij Beppie de vraag doet rijzen of dat niet de omgekeerde wereld is. “Ik hoor toch trots te zijn op hém?” In het gesprek met Beppie heb ik duidelijk de rol van toehoorder, maar nu kan ik het toch niet laten: “Is het niet zo dat, naarmate je ouder wordt, de jongere generatie (meer) gaat zorgen voor de oudere? Bovendien, het een sluit het ander toch niet uit?” Beppie stemt in, geeft me een hand en bedankt me voor het leuke gesprek. We staan weer aan dezelfde kant van de trap als waarvandaan we vertrokken. Alle wegen zijn een mogelijkheid, behalve die terug de zaal in: een spanband voorkomt de binnenkomst van bezoekers.
Verbindingen en knooppunten
‘Spaziergang’, is het woord dat gedurende de eerste minuten van This is progress in me opkomt en me niet meer loslaat. Het omschrijft de situatie op de een of andere manier beter dan dat ‘wandeling’ dat doet. Misschien vanwege ‘gang’ dat in het woord aanwezig is, wat in het Nederlands zowel refereert aan ‘gaan’ als aan ‘tempo’ en ‘verbindende ruimte’. Een gang is bovendien een vrij ongedefinieerde ruimte, één die je naar een andere plek brengt; je weet dat er zich achter de deuren die erop uitkomen iets bevindt.
Nadat Beppie me heeft achtergelaten bij de monumentale trap begin ik mijn ervaring te noteren – het marmer van de trapomheining dient als ondergrond voor mijn a4’tje. Ondertussen maken andere tweetallen hun Spaziergang. Met mijn vinger in de lucht probeer ik de route te reconstrueren die ik afgelegd heb door de verschillende zalen. Naast mij staat een echtpaar. “Hoort zij er ook bij?”, hoor ik de man aan de vrouw vragen.
De vraag naar wat vooruitgang is en de letterlijke vooruitgang die This is progress is, geven inzicht in de gelaagdheid van het werk. Je bent aan het eind van het werk letterlijk ergens anders dan aan het begin en dit is ook op metaforisch niveau van toepassing. Daarnaast representeren de verschillende vertolkers de levensloop; van jong naar oud. Wanneer je daar de vraag wat vooruitgang is op loslaat, is er geen eenduidig antwoord. Volwassen worden komt met ervaring, inzicht en groei – zo wordt algemeen verondersteld – maar op een gegeven moment ook met gebreken en aftakeling.
Elk gesprek lijkt in de manier waarop het geïnitieerd wordt – de manier waarop de vertolker de bezoeker benadert – symbool te staan voor het clichébeeld van de levensfase waarin de vertolker zich bevindt. Het vragen stellen in het begin, zonder zelf antwoord te geven; kinderen. Gelijk aan de waarom-vragen die ze vaak stellen. Het hebben van een mening, je afzetten, alles stom vinden wat een ander vindt; de pubertijd (‘Waarom?’ ‘Daarom!’). De wetenschap dat je iets mag vinden, dit kan poneren als een stelling en je jezelf beter leert kennen door de mening van een ander daarover te vragen en in overweging te nemen; (jong) volwassenen. En tot slot, het verhalende aspect, reflecteren op, ervaringen delen; senioren.
Keurige rondjes en slingerende paden
De vraag is met welke vertolker je het meest op één lijn zit; het is niet per definitie zo dat je het beste, meest gemakkelijke gesprek hebt met degene die het dichtst bij jouw eigen leeftijd in de buurt komt. Zaken die exemplarisch lijken voor een bepaalde levensfase kunnen zich eerder of later ook gerust nog aandienen. Beppies vertwijfeling is daar een voorbeeld van. Hier schemert tevens de meerduidigheid van ‘vooruitgang’ door, juist omdat Beppies opmerking duidelijk maakt dat vooruitgang in de westerse wereld veelal gezien wordt als iets lineairs en verticaals: een opeenvolging. Wat This is progress eindeloos fascinerend maakt, is dat je wordt meegenomen van het een naar het ander, van de een naar de ander, maar dat je aan het eind zelf voor de keuze staat en je je af moet vragen ‘Waar ga ik nu heen?’ Enerzijds basaal – ‘Welk kunstwerk ga ik nu bekijken?’ of ‘Ga ik eerst koffie drinken? – anderzijds symbolisch – ‘Welke verbanden leg ik? en ‘Waar sta ik?’ Vooruitgang als reflexieve beweging.
Eerder, wanneer Annelore Annelot/Annelies afwisselt, vraag ik Annelot of ze bij ons blijft. “Misschien kom je me nog tegen”, luidt haar antwoord terwijl ze wegloopt. Ze geeft me een metafoor voor vooruitgang; een metafoor voor This is progress. Wie is de ‘je’ die je tegenkomt, waarnaar je op zoek bent? Annelore zou misschien zeggen: “Wie is de ik die je weerspiegeld ziet?” Samenkomst, kruisende wegen, keurige rondjes rond de trap, slingerende paden en voor even een antwoord op wat vooruitgang voor mij is: je een voorstelling kunnen maken.
Dikke wratten, zachtaardige helden en kippenvel
/ 0 Reactiesdoor: Nouschka van der Meijden0 SterrenVolgend jaar vieren we Roald Dahl’s honderdste verjaardag. Hoewel hij er dan niet meer zelf bij zal zijn is de nagedachtenis aan deze wereldberoemde schrijver, bekend om zijn humoristische, onvoorspelbare -en soms een tikkeltje sadistische- schrijfstijl, nog springlevend.
“Ik heb nog nooit iemand ontmoet die zo hardnekkig woorden gebruikt die precies het tegenovergestelde betekenen dan waar ze voor gebruikt zijn” schreef de lerares Engels in het rapport van Roald Dahl (1916 -1990). Toen was dat niet als compliment bedoeld, maar nu zou het zomaar een citaat uit zijn eigen werk kunnen zijn.
Kromme neuzen en dikke wratten
Dahl was scenarioschrijver en een oorlogsheld, schreef macabere verhalen en gedichten, maar het meest bekend zal hij altijd zijn door zijn kinderboeken. Dahl nam kinderen serieus. Niet door ze een volwassenwereld voor te schotelen, maar juist door zich midden in hun wereld te nestelen. Hij durfde erin mee te gaan dat kinderen kunnen genieten van griezelige, vieze dingen, dat ze schaamteloos schateren om politiek incorrecte humor. Bij de beschrijving van moddervette personages die in chocoladefonteinen plonsen (Sjakie en de Chocoladefabriek) of spuuglelijke volwassen met kromme neuzen en dikke wratten, spat het plezier van de pagina’s.
De Britse schrijver vond ook veel genot in shockeren, zowel in zijn eigen leven als binnen de verhalen. Al op achtjarige leeftijd werd hij op het matje geroepen omdat hij samen met vier vrienden een dode muis in de snoeppot van de lokale snoepwinkel hadden gestopt. “Het Grote Muis Plot van 1924”, noemde de jongens het onderling. Zijn jeugd, en eigenlijk zijn hele leven, zou een onuitputtelijke bron blijken voor zijn verhalen. Zijn eigen avonturen beschreef hij in het autobiografische Boy en Solo. De Cadbury chocoladefabriek vlakbij zijn kostschool diende als inspiratie voor Sjakie.
Assertieve powerchick
Maar zijn voorliefde voor schokeren ging verder dan kinderen laten lachen om muizen tussen de snoepjes. Dahl nam graag bekende liedjes en sprookjes en gaf er een humoristische, onverwachte draai aan. Roodkapje verandert onder zijn pen gemakkelijk van een timide, kleurloos meisje in een assertieve powerchick. Wanneer ze oog en oog staat met de wolf:
“’t Kind lacht en trekt in een wipje
een revolver uit haar slipje,
Ze richt hem op het grote beest
en beng, beng… die is er geweest”
Lezen moet leuk zijn, vindt Dahl. Een avontuur, niet een verplichting opgelegd door vervelende leraren of strenge ouders. De leergierige en fantasierijke Matilda uit het gelijknamige boek is hierin een ideaal voorbeeld van hoe hij kinderen graag zag. Geen geestdodende televisie, maar boeken als verrijking van en ontsnapping aan de werkelijkheid. Daarom vertelde hij zijn verhalen ook het liefst vanuit het perspectief van een kind.
Echte obstakels vragen om echte helden
Ondanks al het plezier, is Dahl ook eerlijk en oprecht wanneer het aankomt op de hardere kant van de realiteit. Onder het magische sausje verschuilen zich verhalen over eenzame kinderen die omringd worden door verwaarlozende ouders, strenge weeshuizen honger en armoede. Fantasie en magie (het laten vliegen van voorwerpen met je ogen! Omarmd worden door een excentrieke chocoladefabrikant!) fungeren als middel tegen als ontsnapping aan de obstakels die de Matildas, Sjakies, Sofies en Daantjes tegenkomen.
Maar naast de afzichtelijke slechteriken van Dahl, staat net zo goed een prachtige reeks zachtaardige, realistische helden, die met net zo veel plezier door Dahl zijn vormgegeven. De vriendelijke oma uit De Heksen (gebaseerd op zijn eigen moeder), de reddende Juf Engel uit Matilda en de handige vader van Daantje uit Daantje de wereldkampioen zijn hier slechts een paar voorbeelden van. Dahl is een meester in het schetsen van contrasten tussen volwassenen en kinderen, maar deze personages zijn juist weer stuk voor stuk bronnen van troost.
Deze troost daalde niet alleen neer op zijn personages en lezers, maar wellicht ook op Dahl zelf. Het leven van de schrijver was minstens net zo turbulent en ontsnappingswaardig als al zijn boeken bij elkaar. Op vierjarige leeftijd verloor Dahl zijn vader en zus. Later kwam hier een dochter van hemzelf bij, had zijn vrouw op jonge leeftijd een beroerte en zijn zoon een ernstig auto-ongeluk. Wellicht gaven de dappere kinderen, tovenaars en Willie Wonkas die hij creëerde hem ook daadwerkelijk het gevoel dat hij het verloop van het leven in handen had.
Verlangen, hebzucht en wraak
Het oeuvre van Dahl stopt echter niet bij zijn kinderboeken. Ook met zijn korte verhalen voor volwassenen, er verschenen er meer dan zestig in totaal, wist hij verschillende prijzen in de wacht te slepen. De bombastische humor maakt hierin plaats voor cynische, duistere verhalen. De onverwachte plotwendingen blijven, maar nu vooral om het thrillergevoel door de pagina’s te doen gieren. Hier zijn de belangrijkste thema’s verlangen, hebzucht en wraak. Juist het feit dat hij tot dit en tot juf Engel in staat is, maakt de rilling die over de rug loopt bij het lezen van deze verhalen heftiger.
De nalatenschap van Dahl vertaalt zich niet alleen in het continue succes van zijn boeken, inmiddels zijn er meer dan 100 miljoen exemplaren verkocht in bijna 50 talen, maar ook in de vele films, biografieën en toneelstukken die daar weer uit zijn gegroeid. De man zelf wordt door velen nog steeds als ongrijpbaar gezien. De veelgeprezen biografie van Jeremy Treglown laat zien dat Dahl wellicht net zoveel kanten had als er mensen waren die hem ooit beschreven. Uiteindelijk is de vraag misschien wel welke wereld fantasierijker was, die op papier of zijn eigen leven.
Eind oktober verschijnen drie titels uit zijn oeuvre in een nieuw jasje. In samenwerking met uitgeverij de Fontein geeft 8WEEKLY in totaal drie exemplaren weg. Laat ons weten wat jouw favoriet is en maak kans op een van de titels! Meedoen kan tot 22 oktober 2015. Bekijk de prijsvraag hier.
Misschien ook iets voor u
‘Voilà un homme’
‘Voilà un homme’, zo werd Goethe in 1808 door Napoleon ontvangen. Of het de werkelijke woorden zijn, valt niet meer te achterhalen, maar de strekking is veelzeggend: de Grote Keizer herkende een man van statuur. Een man die op en top mens was.
Dat is wat Rüdiger Safranski zich ten doel heeft gesteld met Goethe. Kunstwerk van het leven: het nauwgezet schrijven van de biografie van Johan Wolfgang von Goethe (1749-1832) om daarmee te verbeelden hoe der Mensch Goethe in het leven stond. Naast de tientallen meters boeken die al over de grote Duitse dichter zijn gepubliceerd, is dit kunststukje van Safranski een ware openbaring. Op een luchtige, zeer leesbare manier brengt hij de levensgeschiedenis van Goethe in beeld, gekoppeld aan fragmenten uit brieven, dagboeken, gedichten en proza uit diens omvangrijke oeuvre. Zo weet Safranski nog stelliger een complete Goethe neer te zetten, waarbij vele aannames gestaafd worden door originele teksten en talrijke gaten op overtuigende wijze gevuld worden.
Sterrenstatus
Eerst de bekende aanloop: Goethe wordt geboren in Frankfurt, groeit op in de gegoede middenklasse en begint, in de voetsporen van zijn vader, een rechtenstudie in Leipzig. Dat gaat niet al te best, mede door een onstuimige kalverliefde en verkeerde vrienden. Na een kort oponthoud vervolgt hij zijn studie in Straatsburg, waar hij met moeite promoveert, en terechtkomt in Wetzlar als assistent bij de rechtbank. In deze periode wordt de basis gelegd voor zijn brievenroman Die Leiden des jungen Werthers, die te maken heeft met een liefdesgeschiedenis maar ook met de zelfmoord van een goede vriend.
Safranski vergelijkt in zijn meeslepende beschouwing de Werther met Don Quichot, de klassieke roman over de macht van de literatuur. De persoon Werther is een romanfiguur en tegelijk een karakter dat door de literatuur is gevormd. Ook relativeert Safranski de in Goethes tijd ontstane geruchten dat de roman tot vele nabootsende zelfmoorden zou hebben geleid. Het hoorde allemaal bij de enorme hype die het boek veroorzaakte en die de schrijver in één klap een internationale sterrenstatus bezorgde.
Totalkünstler
Schrijver/kunstenaar Douglas Coupland (2015)
Deze bekendheid markeert voor Goethe ‘het begin van de rest van zijn leven’. Hij wordt opgemerkt door de hertog van Weimar en sluit zich aan bij diens entourage. Het kleine hertogdom – en de jonge, enthousiaste hertog – bieden hem veel mogelijkheden zich te ontwikkelen op allerlei gebieden. In de jaren die volgen wordt pas goed zichtbaar waar de Totalkünstler Goethe toe in staat is: hij schrijft proza, poëzie en dramastukken en ontfermt zich over het hoftheater, hij legt zich toe op de anatomie, mineralogie, astronomie, plantkunde en kleurenleer. Na zijn benoeming tot Geheimrat krijgt Goethe – niet tot zijn vreugde – steeds meer bestuurlijke functies in het hertogdom en is hij verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de mijnbouw in Weimar.
De mens Goethe wordt in Goethe. Kunstwerk van het leven op een uitzonderlijke wijze gepresenteerd. Het is vooral de gepassioneerde eigenzinnigheid waarmee de dichter zijn levensweg weet te bekleden. Met een zekere afstandelijke ijdelheid omgeeft hij zijn positie, maar opvallend is hoe hij op vrijwel alle onderdelen van zijn leven en werk een eigen koers vaart. Al op jonge leeftijd is hij onderzoekend en kritisch over zijn van oudsher meegekregen geloofservaring. Het hele godsbeeld in de christelijke leer is voor hem een sprookjesverhaal dat haaks staat op zijn vaste overtuiging dat de mens én de natuur gezamenlijk dat allesbepalende beeld vormen. De stukgelezen werken van Spinoza vormen in die tijd de basis van zijn denken.
Zelfverworven vrijheid
Op een prachtige manier beschrijft Safranski hoe Goethe, die de wereld aan zijn voeten heeft liggen, zich nestelt in het onaanzienlijke staatje Saksen-Weimar-Eisenach. De wens om zo onzichtbaar mogelijk zijn eigen gedachten vorm te geven, kan hij hier in betrekkelijke rust ten uitvoer brengen. Reizen naar Zwitserland en Italië zijn voldoende om zijn gerichte nieuwsgierigheid te bevredigen en om zich op te laden voor weer een nieuw tijdperk van creatie en onderzoek.
Met dezelfde hartstocht begeeft hij zich op het liefdespad. Door de fragmenten die hij aanhaalt, weet Safranski een mooie verbinding te leggen tussen de vele affaires en verliefdheden die Goethe in zijn leven heeft meegemaakt. Van opgroeiende jongeling tot hoogbejaarde grijsaard: er is altijd een vrouw in beeld die zijn passie aanzwengelt. Het is juist deze menselijkheid, waardoor de omvang van Goethes importantie met een bijzondere uitstraling wordt omgeven, die door Safranski op een indrukwekkende manier naar boven wordt gehaald.
Beschouwd als misschien wel de laatste homo universalis – zoals Napoleon al wist – laat Goethe bij zijn dood een enorme hoeveelheid tekst achter. Alle studies, onderzoeken, ontdekkingen, proza en poëzie zijn volgens Safranski ontstaan omdat Goethe ‘zijn zelfverworven vrijheid creatief heeft gebruikt’. Dat wordt in dit prachtige boek bevestigt met de slotzin: ‘Hij toont hoever je kunt komen als je het als levenstaak opvat diegene te worden die je bent’.
Goethe. Kunstwerk van het leven
Schrijver: Rüdiger SafranskiUitgever: Atlas Contact
Prijs: 44,99
Bladzijden: 702
ISBN: 9789045026848
Misschien ook iets voor u
Kleine bands worden groot
De mannen van Bear’s Den, het nieuwste fenomeen uit de muziekscene uit West-Londen, zijn al even bezig. Eerder tourden ze onder andere met Mumford and Sons en stonden ze op Eurosonic en Lowlands. Allemaal prima die voorprogramma’s en festivals, maar deze week draait het om de band zelf. Ze geven drie Nederlandse clubshows weg: in Paradiso Amsterdam, De Oosterpoort Groningen en vanavond 13 oktober in de grote zaal van een uitverkocht Doornroosje in Nijmegen.
Bear’s Den is niet de eerste band die vergeleken wordt met Mumford and Sons. Dat is niet zo gek: de mannen komen uit dezelfde scene in Londen, ze maken beiden heerlijke folkmuziek en ook dat typerende Mumford and Sons banjogeluid is in sommige nummers van de heren van Bear’s Den niet weg te denken. Zij zijn echter zeker niet de enige band uit dit gebied die het probeert te maken in de internationale muziekwereld. Hoewel de plaat grijsgedraaid is hier, is het maar afwachten wat “één van de vele bandjes uit Londen” live te bieden heeft.
Goed samenspel
Ze trappen de setlist af met een wonderschone versie van het rustige ‘Elysium’, afkomstig van hun debuutplaat Islands. Het meeslepende refrein waarin de blazers voor het eerst te horen zijn geeft direct kippenvel, en op de een of andere manier een heel gelukzalig gevoel. Zanger/gitarist Andrew Davie kan tussendoor niet stoppen met glimlachen. Het is bij het eerste nummer meteen al goed te zien dat de mannen enorm genieten van optreden. Van het folky tweede nummer ‘Mother’, waar het geluid van de instrumenten de vocals nogal overstemmen, gaan ze door naar ‘Don’t Let The Sun Steal You Away’, een track waarvan de lyrics erg krachtig zijn. Ook live komen deze songteksten hard binnen: “Well, I know that you’re scared. I know, for I am too, I am scared of hurting someone, the way I have been hurt by you. And I don’t want to touch you in the night, if I can’t hold you in the day”. Heftige woorden die Davie met een ernstig gezicht en een loepzuivere stem geloofwaardig weet over te brengen. Opvallend is dat drummer Kevin Jones hier laat zien dat hij prima tegelijkertijd basgitaar kan spelen.
Dat de rest van de band ook niet vies is van een beetje instrumentenwissel laten ze vanaf het nieuwe nummer ‘Red Earth And Pouring Rain’ zien. Het geeft een extra leuk element aan het visuele van de show, omdat er naast het zichtbare plezier niet veel te zien is op het podium. Dat moeten ze geweten hebben, want na deze nieuwe track spelen Davie, Jones en gitarist en banjospeler Joey Haynes, vooraan het podium, onversterkt een adembenemende versie van ‘Sophie’. Mooi om te zien dat de hele grote zaal van Doornroosje stil is (het handjevol mensen met een acute hoestbui tijdens deze paar bijzondere minuten niet meegerekend). Het enige wat mist is een kampvuurtje en een heldere hemel, want daar past deze versie van ‘Sophie’ perfect bij.
Emoties
Na dit speciale middenstuk kabbelt het concert voort met het lieflijke ‘Isaac’. De muzikanten kunnen zowel rustige nummers zoals deze en de meer opzwepende tracks prima hebben. Het is jammer dat het geluid van de instrumenten soms te hard staat, iets wat gitarist Haynes een paar keer laat weten aan de geluidstafel, maar wat niet echt lijkt te verbeteren. Het bijna dromerige “I’m gonna give all my love to you” uit ‘Isaac’ laat horen dat Bear’s Den al een aardige voet in de aarde in Nederland heeft weten te zetten. De hele zaal zingt zachtjes mee, tot grote verbazing van Davie. Weer ontbreekt dat kampvuur, want dat zou een fantastische combinatie zijn.
Een andere grote verrassing van vanavond is het hardere ‘When You Break’, dat live nog net een stukje harder wordt gespeeld dan op Islands. Het intense refrein neemt ons langzaamaan mee naar de betoverende woorden “So tell me another beautiful lie, tell me everything I want to hear. Won’t you lay here by my side? I want to fuck away all my fear” waarna het uitspat in een muur van knetterhard instrumentaal geweld. Alsof alle emoties uit de lyrics er in één keer uit knallen.
Prachtig slot
In het tweede deel van het optreden laten ze wederom een nieuwe track horen, die zelfs bij de eerste keer luisteren al kippenvel brengt. ‘Roses On A Breeze’ is een prima liefdesliedje dat goed in het rijtje nummers afkomstig van het eerdere Islands past. ‘Above The Clouds Of Pompeii’ is live net zo mooi als op de plaat, maar het allermooiste deze avond staat ons nog te wachten: in de toegift komen de heren het publiek in om een akoestische versie te spelen van ‘Bad Blood’. Het is fijn hoe rustig de aanwezigen de mannen het publiek in en uit laten. ‘Bad Blood’ is op deze manier op haar mooist. De aandacht is volledig gevestigd op de middenstip en het prachtige geluid wat daar vandaan komt. Om de avond compleet te maken sluiten ze af met het dansbare banjohitje ‘Agape’, waarna ze met een big smile het podium verlaten.
Bear’s Den hoeft helemaal niet vergeleken te worden met Mumford and Sons. Het is niet te ontkennen dat er hier en daar vooral met het banjogeluid een wat zelfde sound is, maar sinds de Mumford mannen besloten hebben om de banjo er uit te gooien is er toch iemand die het op moet pakken? Nee, zonder gein, de band is live een genot om naar te luisteren. Fantastisch om te zien wat voor een plezier de heren samen hebben op het podium en hoe dankbaar ze het publiek zijn. Daar kunnen veel bands nog een voorbeeld aan nemen. Mochten ze binnenkort nog in een kleinere zaal te zien zijn, ga ze checken. Bear’s Den kan namelijk nog wel eens heel groot gaan worden. En nog een kleine p.s.: thumbs up naar het publiek dat eigenlijk alleen bij het onversterkte ‘Bad Blood’ alle telefoons in de lucht had en voor de rest alleen maar écht luisterde. Zoals het hoort.
Misschien ook iets voor u
Van Benshi tot Kore-eda
Als we voor lief nemen dat er in Japan nog steeds interessante en relevante films worden gemaakt, is Camera Japan per definitie een evenement dat meer bestaansrecht heeft dan menig ander filmfestival. Want ook al is het bij 8WEEKLY al vaker geroepen, de boodschap mag herhaald worden: het is droevig gesteld met de aanwezigheid van Japanse cinema in Nederlandse bioscopen. In feite nog steeds zo droevig als een jaar geleden, want de distributeurs en vertoners gunnen ons nog steeds geen andere films dan die van de drie regisseurs die populair zijn in Cannes: Hirokazu Kore-eda, Kiyoshi Kurosawa en Naomi Kawase. Het instorten van de dvd-markt heeft het aanbod nog verder ingeperkt. EYE organiseert in oktober een welkom Japans programma, maar dat richt zich vooral op de geschiedenis; twee van de drie hedendaagse films die er draaien, zijn, u raadt het al, van de Cannes-lievelingen.
In het geval van Kore-eda is dat op zich niet onterecht, want zijn nieuwste film Our Little Sister, ook vertoond bij Camera Japan, is een van de betere Japanse films van het jaar. De plotloze film, over drie samenwonende zussen die hun halfzusje in huis nemen, is gebaseerd op een manga, maar duidelijk het geesteskind van de regisseur. We zijn het wel van Kore-eda gewend, maar het blijft indrukwekkend hoe haarfijn hij in beeld brengt hoe ingesleten gewoontes en karaktertrekken, al dan niet onbewust geërfd, bepalen hoe families en gezinnen functioneren. Dat doet hij nog altijd zonder gemaakt drama, zonder grote gebaren en zonder een valse noot: daarin bewijst de regisseur zich opnieuw als meester.
Het woord ‘meester’ werd door de festivalorganisatie ook gebruikt voor Takeshi Kitano, maar hij verdient dat niet meer. De synopsis van Kitano’s nieuwste film Ryuzo And His Seven Henchmen (2015) klinkt leuker dan de film is: acht stokoude ex-yakuza heroprichten hun oude clan en gaan de strijd aan met modern, jong geboefte. Je moet heel hard zoeken naar de hand van een meester in deze grotendeels afgezaagde farce; de minst voor de hand liggende zet is dat een reeks flashbacks liefdevol is vormgegeven als vintage fragmenten uit het soort misdaadfilm waarin de bejaarde acteurs vroeger daadwerkelijk speelde.
Yuya Ishii, die al op zeer jonge leeftijd succes had met onafhankelijke komische drama’s, is als dertiger inmiddels een populair commercieel regisseur, maar hij is er opvallend genoeg in geslaagd zijn geloofwaardigheid als indie-filmmaker te behouden. Dat bewijst zijn film The Vancouver Asahi (2014), het ware verhaal van het succes van een honkbalteam van Japanse arbeidsmigranten in het Vancouver van vlak voor de tweede wereldoorlog. Het is op alle fronten een mainstreamfilm, maar wel een zonder enig vals sentiment, die in een sleutelscène een machojongen in huilen laat uitbarsten, en die een treurig coda toevoegt over het lot van de Japanners in Canada toen de oorlog uitbrak. Een mindere regisseur had dat niet gedurfd, en zulke strategieën zijn moeilijk denkbaar in de commerciële sector van andere filmculturen.
Volstrekt ondenkbaar in een ander land dan Japan was de enige echte verrassing van het festival: Makeup Room (2015), een toneelachtige film over de opnamen van een seksfilm. Regisseur Kei Morikawa besloot wijselijk om de seks buiten beeld te laten en zich te richten op de perikelen achter de schermen, vanuit het perspectief van de visagiste (Aki Morita), die met lede ogen aanziet hoe de opnamen voortdurend in het honderd dreigen te lopen. Een huilende debutante, te lange vingernagels voor bepaalde scènes, storend omgevingslawaai, lunch stelende assistenten—talloze logistieke problemen passeren de revue. Ingrediënten genoeg voor een klucht, maar het geheel lijkt in grote lijnen realistisch, wat de film bijna voortdurend hilarisch maakt. Het was ook een slimme zet om alle mannen als zwak, arrogant en egoïstisch af te schilderen en de kant van de vrouwen te kiezen. De film bevat een paar valse noten, en is op zijn minst dubieus als visie van een rooskleurig bestaan als pornoactrice, maar ook een toonbeeld van maximaal komisch effect met minimale middelen.
Het meest indrukwekkend was het optreden van Ichiro Kataoka, die de oude Japanse traditie van de zogeheten benshi toepaste op de stomme film The Scent of Pheasant’s Eye (1935). Kataoka was explicateur, las de tussentitels voor en verzorgde ook nog eens voice-over voor verschillende personages. Deze tactiek, in de eerste decennia van de cinema gebruikelijk in Japan, zorgt voor een hedendaags publiek voor een heel andere belevenis van een stomme film. De combinatie met live-pianobegeleiding van Kevin Toma, op zich schitterend, was echter bijna teveel. Benshi werkten vroeger ook naast muzikanten, maar het verwerken van drie even prominente stromen informatie—beeld, levendige vocale en muzikale begeleiding, soms in contrasterende toon en stijl—was bijna ondoenlijk voor de onwennige toeschouwer. Een unieke indruk van de manier waarop film honderd jaar geleden in Japan werd beleefd was het wel. De leiding noemde het een cadeau voor zichzelf vanwege het tienjarige bestaan van het festival, maar het was een groot geschenk aan de kijker. Dat er nog tien jaren mogen volgen.
Misschien ook iets voor u
Een plaats in je geheugen
/ 0 Reactiesdoor: Joost Festen0 SterrenVoor de vijfde keer wordt het New Fall Festival gehouden in Düsseldorf. Een bijzonder festival dat er voor gaat een plaats in ons geheugen te veroveren door een bijzondere concertbeleving op een speciale plaats met een uitzonderlijk geluid.
Daar waar anders de deuren gesloten blijven, maar het geluid vanwege een bijzondere akoestiek heel fijn is, of daar waar het gaat om een act van formaat of waarvan de verwachtingen al een tijdje hoog gespannen zijn: daar wil New Fall Festival zijn.
Jubileumjaar
Dat Düsseldorf op nog geen uur rijden van Nederland ligt, weet natuurlijk bijna iedereen. Maar komt het ooit in ons op om in plaats van naar Rotterdam, Amsterdam, Utrecht of Maastricht eens te kijken wat er over de grens georganiseerd wordt? In veel gevallen zal het antwoord ‘nee’ zijn. Misschien dat de aandacht voor dit festival in Düsseldorf daarin verandering kan brengen.
Zoals de organisatie zelf zegt mikken ze op ”concertervaringen die een mensenleven lang worden gekoesterd”.
Het festival brengt naast gerenommeerde namen ook talenten die op het punt van doorbreken staan. Daarnaast wordt de festivalganger gevraagd om niet van het ene naar het andere concert te hoppen, maar om van iedere avond een complete concertbeleving te maken en dus voorafgaand een gedegen keuze te maken. Zo wordt ook 8WEEKLY gevraagd om vooraf te kiezen uit de veelheid van acts.
Keuzes maken
Het is lastig keuzes maken uit het rijtje namen dat de affiches vult. Namen als Kitty, Daisy & Lewis, BOY, Marianne Faithfull, Bernhoft, Balthazar, Apparat, Curtis Harding, Aurora, Malky, Mine, Patrice, Hundreds, Chassol, Two Gallants, Alligatoah en Olli Schulz & Band.
Stel dat we daarnaast rekening willen houden met de bijzondere locaties, waar de optredens plaatsvinden, dan kunnen we kiezen uit de volgende statige en sfeerrijke gebouwen met namen die tot de verbeelding spreken: Johanneskirche, Tonhalle, NRW-Forum, Tanzhaus NRW, Hotel Nikko en Capitol Theater. Van de foyer van een Japans hotel tot een antieke symfoniehal: ze zijn allemaal geselecteerd vanwege hun bijzondere karakter en fraaie akoestiek.
8WEEKLY zal de keuzes maken op basis van de muzikale lekkernijen. Opkomend en al gewaardeerd talent zal de revue passeren. Wetende dat we veel terrein onontgonnen moeten laten liggen, gaan wij voor een bijzondere ervaring.
New Fall Festival in Düsseldorf, 28 oktober t/m 1 november 2015.
Misschien ook iets voor u
De macht van de hype
Bij het betreden van de tentoonstelling Planet Hype in het Bredase Museum Of The Image wordt de argeloze bezoeker overstelpt met een overdaad aan beelden en indrukken. Gelukkig wordt de ogenschijnlijk oppervlakkige verzameling hypes gered door de kritische interventies van een aantal hedendaagse kunstenaars.
Een zestig meter lang behang waarop meer dan zeventig hypes figureren slingert zich door de verschillende zalen van de expositie. Het is één grote aaneenschakeling van herkenning en daarmee gepaard gaande uitroepen van verrukking of gezucht van irritatie. Werkelijk alles komt voorbij aan internet-hypes van de afgelopen jaren: van onzinnigheid als de Harlem Shake en Grumpy Cat, tot de meer politiek correcte Ice Bucket Challenge en ‘Je suis Charlie’. Deze laatstgenoemde hype is het onderwerp van de installatie die fotoredacteur Frank Schallmaier voor de tentoonstelling ontwierp. Op de binnen- en buitenzijden van het hokje is een selectie te zien van de maar liefst 20.762 commerciële producten met ‘Je suis Charlie’ erop. De uiting van solidariteit met de vermoorde journalisten groeide ongekend snel uit tot een heuse hype en verloor daarmee veel aan zeggenschap. Het eens krachtige statement was al snel verworden tot een lege tekst op een string of thee-mok. Als je midden in de installatie staat en je wordt aangestaard door honderden Je suis Charlie’s is het moeilijk om te ontkomen aan de triestheid van deze ontwikkeling. Schallmaier laat hiermee treffend zien dat een ‘verhyping’ niet zelden een verlies aan betekenis inhoudt.
Kritische perspectieven
Toch zijn hypes niet per definitie nietszeggend of uiteindelijk gedoemd tot oppervlakkigheid. Constant Dullaart laat vrijwel het tegenovergestelde van Schallmaier zien met zijn project getiteld High retention, slow delivery. Door doelbewust jonge internetkunstenaars te hypen probeert hij deze net zo bekend te maken als de meer gevestigde kunstenaars. Op deze manier zet Dullaart de werking van de hype naar zijn eigen hand om betekenisvolle content te genereren op het internet, als tegenhanger van de verzameling onzin die daar circuleert. Een nog kritischer perspectief biedt de Duitse kunstenaar Benedikt Wöppel, die letterlijk een altaar voor de hype bouwde. Bij binnenkomst van de expositieruimte ziet men zichzelf getransformeerd tot devote aanbidder van alle nonsens die het internet ons biedt. Met dit werk onderzoekt Wöppel hoe fictieve narratieven ontstaan en bovenal hoe deze macht uitoefenen op onze verbeelding en daarmee op de samenleving. De kleurrijke, ogenschijnlijk nietsbetekenende installatie verbeeldt zo een kritische houding ten aanzien van de invloed van het internet. Een thema dat bij nader inzien het daadwerkelijke onderwerp van de tentoonstelling lijkt.
De macht van het beeld
De ondertitel ‘Welke hypes beheersen jouw leven?’ past uitermate goed bij de expositie, en niet alleen vanwege het voor de hand liggende feit dat het beheersen van vele levens inherent is aan het fenomeen hype. De titel haakt in op een diepere, onderliggende gedachte die te koppelen is aan het verschijnsel van de hype: de macht van het beeld. De verslavende werking die een internethype op iemand kan hebben lijkt relatief onschuldig. De invloed die deze beelden op het leven van velen hebben kan echter veel verder gaan dan het opslokken van wat extra tijd. De manier waarop hypes de publieke opinie beïnvloeden en de snelheid waarmee ze zich kunnen verspreiden over miljoenen mensen is ronduit beangstigend. Een hype kan in korte tijd het internet overnemen en heeft zo een ongekende reikwijdte, die twee decennia geleden nog onvoorstelbaar was. Gaandeweg de tentoonstelling wordt duidelijk dat ze meer van onze huidige ideologieën en ideeën reflecteren dan we ons realiseren. Sterker nog, de hype is niet alleen een weerspiegeling van ons gedachtegoed, maar creëert ook nieuw gedachtegoed. Het onheilspellende aan de hype is dat velen geen besef hebben van de macht die een beeld dat ontelbare keren wordt herhaald kan uitoefenen. De manier waarop collectief gedrag door hypes wordt beïnvloed illustreert dat propaganda volgens dezelfde principes werkt. Een openbaring die de gehele tentoonstelling plots in een griezelig nieuw daglicht plaatst. De bezoeker onderwerpt zicht net zo slaafs aan de getoonde hypes als de in het zwart geklede modellen zich aan de mode-Mekka-installatie van Aziz Bekkaoui.
Planet Hype ademt de sfeer van het internet en ons huidige mediatijdperk: het is overdadig, kleurrijk en schreeuwt van alle kanten tegelijk om aandacht. Het gevaar van oppervlakkigheid en vluchtigheid ligt dan ook op de loer bij de tentoonstelling. Toch weet het MOTI het geheel door een goede selectie van hedendaagse kunstwerken scherp en kritisch te houden. Het publiek wordt in de duizelingwekkende diepten van het hype-universum meegesleurd, maar vervolgens wakker geschud door de kunstenaars die vraagtekens zetten bij het proces van betekenisgeving en de macht van het beeld inzichtelijk maken. De bezoeker verlaat de tentoonstelling dan ook met een scherper bewustzijn van de manier waarop kunst en media de maatschappij injecteren met ideeën en zo veranderingen in gang kunnen zetten.
Planet Hype in MOTI
Gezien in: MOTI, Museum Of The Image, BredaNog te zien tot: zondag 13 maart 2016
Link: MOTI
Misschien ook iets voor u
Hypnotiserende dans met wetenschappelijk tintje
Kunst en wetenschap, twee totaal verschillende werelden? Arno Schuitemaker denkt daar anders over. Hij gebruikt juist zijn wetenschappelijke achtergrond (afgestudeerd aan de TU Delft) voor het creëren van choreografieën. Zo ook met While we Strive, wat een uitzonderlijke en intense voorstelling oplevert.
Het begint met een onbezonnen spel van drie performers met drie kleine speakers die een constant zoemgeluid produceren. De bewegingen van de performers in combinatie met het geluid van de speakertjes creëert herkenbare ‘bewegingsmuziek’: de richting van de bewegingen bepaalt of het geluid het publiek bereikt, zoals iedereen weleens heeft geëxperimenteerd met de positie en richting van de muziekboxen thuis. Dit ietwat lang durende, ontspannende begin groeit uit tot een overweldigende combinatie van geluid, kleur en beweging. Mijn oren en ogen worden optimaal geprikkeld door het telkens minimaal veranderen van de bewegingen van de performers, geluiden van de muziek en kleuren van het licht.
Hypnotiserend
Van de voorspelbaarheid en het simpele van het begin is niets over in de rest van het werk. Het toneelbeeld blijft veranderen. De op elkaar ingespeelde dansers, de muziek en het licht lijken compleet synchroon te gaan in hun veranderingen. Dit, samen met de intensiteit van de bewegingen en muziek, heeft een hypnotiserend effect. In de zaal zie ik vele hoofden of benen, inclusief die van mijzelf, heen en weer gaan op het ritme van de bewegingen. Een verslavend ritme waar je compleet in op gaat, met als effect dat je (onbewust) letterlijk meebeweegt. Deze zintuiglijke ervaring heeft gedeeltelijke inspiratie vanuit de wetenschappen. Arno’s voorbereiding bestaat naast de tijd in de studio namelijk ook in het verdiepen in neurowetenschappen: de kennis over het zenuwstelsel. Wat dit en zijn andere werk uitzonderlijk maakt is dat hij hierdoor verschillende lagen raakt: zowel het wetenschappelijke/rationele als het zintuiglijke/emotionele vlak.
Meer dan zintuigelijk
Richting het einde is er één opvallende scène waarin de drie dansers stoppen met de herhalende bewegingen met hun armen en bovenlijf, en elkaar opzoeken door op elkaar leunend als één geheel over de vloer te bewegen. Dit geeft niet alleen een moment van rust, maar ook een moment voor reflectie op het werk, wat door de (on)uitputtende bewegingen en doordringende muziek een welkome afleiding is. De volgende vraag komt in mij op: is dit hoe wij leven? Gehypnotiseerd door de constante herhaling van rituelen en informatie wat op ons afkomt, terwijl we eigenlijk de behoefte hebben aan contact? While we strive is geen goede keuze voor degene die op zoek is naar een avond vermaak of om rustig in een stoel te zitten kijken. Het is een gecalculeerde belevenis die je in een trance brengt en tegelijkertijd (letterlijk) beweegt, als je er voor open staat.
Arno Schuitemaker - While we strive
Misschien ook iets voor u
Wisselvallige collage over illegaliteit
In 48 scènes geven vijf acteurs een kijkje in het bestaan van zeventien mensen die leven in en rondom Thais-Chinees-Vietnamees restaurant De gouden draak. De personages blijven in Vanderputtes regie te vaak vertellers in plaats van echte mensen, waardoor Schimmelpfennigs actuele thematiek soms beneveld raakt.
Der goldener Drache van Ronald Schimmelpfennig, in Duitstalig Europa een veel gespeelde en vaak gelauwerde theaterauteur, draait om illegaliteit en hoe illegaliteit zich op verschillende manieren manifesteert in de Europese samenleving. Dit thema is alleen nog maar prangender en zichtbaarder geworden sinds het stuk in 2009 in première ging. Daarmee is Vanderputtes keuze voor dit stuk als basis voor hoogwaardig theater dat thuishoort in een actueel maatschappelijk kader, gerechtvaardigd.
Vergevorderde vervreemding
Schimmelpfennig heeft verfrissende middelen gehanteerd om het moeilijke thema tastbaarder te maken en Vandeputte volgt deze op. Ten eerste vertolken de acteurs personages die ver van henzelf af liggen. Zo spelen vrouwen mannenrollen, jongeren ouderenrollen en vice versa. Ten tweede zijn de spelers naast personage soms verteller. Ze zeggen bijvoorbeeld soms regie-aanwijzingen hardop. Deze keuzes zorgen voor een constant bewustzijn van dat er een toneelstuk gaande is. Dit is enerzijds prettig, omdat er zo ruimte ontstaat voor kritische reflectie op de verwikkelingen en zo uiteindelijk op het thema. Anderzijds ontstaat het risico dat de personages eendimensionale demonstraties worden van de verschillende subthema´s, in plaats van echte mensen.
Onscherpe scènebegrenzing
Het probleem met De gouden draak van het Nationale Toneel is dat die tweede zijde op veel fronten inderdaad het meeste gewicht heeft gekregen. De vijf verhaallijnen zijn soms lastig te volgen en van elkaar te onderscheiden, wat komt doordat het regelmatig onduidelijk is wanneer zich een scènewisseling heeft voorgedaan. Dit heeft te maken met de willekeurige plaatsing van de scènes op het toneel. Ook het decor, bestaande uit een mix tussen een kringloopwinkel, keuken, wasserette en magazijn, biedt weinig houvast. Tevens is er geen lijn te trekken in de audio en wordt er schaars gebruikgemaakt van lichteffecten. Als laatste is er te weinig variatie in hoe de verschillende personages worden neergezet. Hun toon en houding geven slechts spaarzaam inzicht in welk personage er op dat moment wordt vertolkt. Dat moet voornamelijk worden afgeleid uit de teksten.
Abstracte presentatie
Vanderputte lijkt de personages expres in elkaar te laten overvloeien. Deze vloeibaarheid zorgt ervoor dat scherp duidelijk wordt dat alle personages in een door illegaliteit veroorzaakte ellende verzeild zijn geraakt. De vlakheid van de personages verhindert echter gevoelens van mededogen en sympathie voor de slachtoffers van die ellende. De personages blijven zo hoofdzakelijk anonieme vertellers. Al met al is De gouden draak meer een abstracte presentatie dan een theatervoorstelling. Dat is zonde, want het thema heeft meer dan genoeg volume om heftige indrukken achter te laten.
Het Nationale Toneel - De gouden draak
Regie: Casper VandenputteArtiest: Het Nationale Toneel
Gezien op zaterdag 10 oktober 2015 in Theater aan het Spui, Den Haag
Nog te zien tot woensdag 28 oktober 2015
Misschien ook iets voor u
Dissonante bewegingsinnovatie
Na de wegkaping van Marco Goecke als huischoreograaf bij Scapino Ballet Rotterdam, zocht artistiek leider Ed Wubbe naar nieuw talent en vond dit in de Israëliër Itamar Serussi. Met het avondvullende dansstuk Henry laat het gezelschap, dat dit jaar zijn zeventigste jubileum viert, zien dat het nog steeds bij de top behoort.
In een compleet witte kijkdoos heeft danser Jean Gabriel Maury zijn rug naar de zaal gekeerd. Als het enige decor accentueert warm licht van bovenaf zijn spieren. Hij rolt zijn schouder rechts, draait zijn hoofd naar links en zakt door zijn knie. Indrukwekkend hoe soepel hij de haast onlogisch op elkaar volgende bewegingen met precisie uitvoert en zich door de ruimte verplaatst met grootste beheersing. De openingsscène van Henry doet denken Marco Goeckes Affi (2006), in zoverre dat de nadruk ligt op spierspanning en zo ook de persoonlijkheid van de danser.
In Henry verwijst Serussi naar onder andere zijn eigen jeugd en het leven met zijn twee kinderen. Zo vliegen momenten met fictief touwtje springen, hand-in-hand lopen, huppen als een konijn en handjeklap spelen in een flits voorbij. Daarna brokkelt het tableau vivant weer af om plaats te maken voor iets compleet anders. Dit assembleren aan de hand van vaak scherpe en banale beelden, dit spelen met suggestie, zien we ook terug in het werk van filmregisseurs Lars von Trier en Quentin Tarantino, welke eveneens fungeren als inspiratiebronnen voor Serussi’s werk. Fijn voor het oog van de toeschouwer is dat de choreograaf de dansers af en toe in duetten, in trio’s en met het ensemble van zestien synchroon laat dansen. Dit breekt de visuele chaos en brengt net dat beetje harmonie in het dansstuk dat de ongetrainde danskijker nodig heeft, want Henry is voor die groep ongetwijfeld een uitdaging.
When the beat drops
Serussi werkt voor deze productie samen met componist Richard van Krysdijk. Zijn soundscape hoor je niet, die voel je. Heerlijk als die beat drops; het is alsof je hart een kickstart krijgt en meteen zit je rechtop. Of het de choreografie daadwerkelijk goed doet en naar een hoger niveau tilt, is de vraag. Zeker, de techno intensiveert het chaotische in het ensemble en de lange tonen sieren expressieve solo’s. Maar Serussi heeft er goed aan gedaan om ook momenten van complete stilte en dansante stillness in het stuk aan te brengen. Hiermee trekt hij zich los onder het juk van muzikale begeleiding en toont hij de kracht van pure beweging.
Herkenbaar maar ongrijpbaar
Serussi geeft je geen tijd om je blik te laten rusten, verbindingen te maken en betekenis te vinden. Zijn stijl is innovatief, absurd en hoekig maar breekbaar, subtiel en vloeiend tegelijkertijd. En daar zit het ‘m ook in: alles gebeurt tegelijkertijd. De afbraak van flow en momentum en het zien van de opgekropte energie in het dansers lichaam, brengt je als kijker continu uit evenwicht. Achteraf denk je misschien dat je iets hebt herkend, iets dat te maken kan hebben met dat wat je hebt gelezen over jeugdangsten, verloren liefdes en enge huisdieren. Maar uiteindelijk laat je alle vluchtigheid op je af komen, kies je een danser of duet uit om je blik op de laten rusten en geniet je van de oneindig lijkende mogelijkheden van het dansende lichaam.
Scapino Ballet Rotterdam – Henry
Artiest: Scapino Ballet RotterdamGezien op woensdag 07 oktober 2015 in Rotterdamse Schouwburg, Rotterdam
Nog te zien tot zaterdag 19 december 2015
Misschien ook iets voor u
Twaalf keer Sehgal – oktober
/ 0 Reactiesdoor: Laure van den Hout0 SterrenEen retrospectief van een jaar. Twaalf werken in de vorm van geconstrueerde situaties, elke maand één. Dagelijks opgevoerd vanaf het moment dat het Stedelijk opengaat totdat het sluit. Tino Sehgal choreografeert met zijn werken, die elke maand in een andere zaal van het museum te vinden zullen zijn, niet alleen hen die zijn werken vertolken, maar ook het gedrag van het museumpubliek.
Tien uit twaalf: This is progress
Mijn voortgang bestaat uit Dagmar, Annelot, Annelore en Beppie. Een kwartier lang nemen zij me op sleeptouw door de lege zalen van de bovenbouw, wandelend, pratend, doorvertellend, interpreterend. Wat is vooruitgang?
Ik loop de trap af richting het ondergrondse gedeelte van de ‘badkuip’ en neem vervolgens de roltrap naar boven. Daar, tegenover het auditorium, zitten bovenaan de trap enkele ogenschijnlijke bezoekers, waarvan opvallend veel van jonge leeftijd. Voordat ik de tijd heb om me af te vragen wat er staat te gebeuren komt er een meisje naar me toe, ik schat een jaar of zeven. Ze geeft me een hand – “Dagmar” – en vraagt me of ik met haar mee wil lopen. Zwierig opent ze de zwaar ogende witte deur om vervolgens achter mij de lege witte museumzaal te betreden. “Wat is vooruitgang voor jou?”
Om mezelf meer bedenktijd te geven, herhaal ik haar vraag. Voor me loopt een ander tweetal. Er is iets vreemds aan de hand, ik probeer niet alleen een idee te vormen van wat vooruitgang voor mij is, ik sta tevens stil bij het feit hoe ik dit zodanig kan verwoorden dat het te bevatten is voor de leeftijd die ik denk dat Dagmar heeft. “Dat iets verandert ten opzichte van hoe het eerst was”, antwoord ik tenslotte. “Kun je daar een voorbeeld van geven?” Dagmar dwingt me tot specificeren. Ik raak verstrikt in mijn te abstracte eerste antwoord wanneer ik probeer duidelijk te maken dat het mijns inziens veeleer om een nieuwe blik gaat, dan om daadwerkelijke verbetering. Want aan verbetering zijn onlosmakelijk de vragen ‘Wat is beter?’ en dus ook ‘Wat is goed? en ‘Wat is slecht?’ verbonden. Waarop een antwoord – indien al mogelijk – afhankelijk is van de context.
Tussengebied, tussenleeftijd
“Is dat positief of negatief, als iets verandert?”, vraagt Dagmar. We komen bij twee deuropeningen. Één biedt zicht op een grote ruimte waar meerdere duo’s, vertolker en bezoeker, een pad afleggen, de andere leidt naar een lege ruimte van waaruit een ander meisje zich bij ons voegt. “Dit is Annelies”, zegt Dagmar, “en zij”, hierbij wijst ze naar mij, “denkt dat vooruitgang betekent dat er iets verandert. Dat hoeft niet positief, maar ook niet altijd slecht te zijn.” Annelies dwingt me met haar mee te lopen door me voor te gaan. “Dankjewel Dagmar”, zeg ik, maar ze is alweer ver van ons verwijderd.
Adolescentie heb ik altijd een vreemd begrip gevonden; het klinkt volwassener dan de groep die ermee aangeduid wordt, toch is het gevoelsmatig van toepassing op Annelies. Ik schat haar zestien. Ze is voortvarend, recht voor zijn raap. Ze vraagt me of ik iets dat niet ten positieve verandert toch als vooruitgang zie. “Ik maak bijvoorbeeld muziek en als een leraar me dan vertelt dat het niet goed is, dan heb ik zoiets van, ik weet toch wat ik wil maken en ík vind het goed”, hierbij steekt ze beide armen recht voor zich uit, de handen naar voren alsof ze ‘stop’ wil zeggen. “Ik ben heel eigenwijs, ik denk altijd dat ik gelijk heb”, antwoordt ze als ik haar vraag of ze denkt iets te leren van het in overweging nemen van een andere mening. Gevolgd door: “misschien”. Het onderwerp van ons gesprek, dat zich voltrekt terwijl we meanderend door de lege zaal lopen, lijkt ‘het hebben van een mening’ te zijn. Ergens iets van vinden om een plek in te nemen in de wereld. Zou dit exemplarisch zijn voor Annelies’ leeftijd? Of voor mijn idee van de leeftijd waartoe ik denk dat Annelies behoort?
Ze vertelt honderduit over hoe haar vriend Hendrik – “eigenwijs, politiek correct, maar vooral héél intelligent” – het altijd van haar wint in discussies. Laatst discussieerden ze over of iets nuttelozer dan nutteloos kon zijn. Hoe nutteloos iets is ligt aan de situatie, aan de context, probeer ik. “Volgens Hendrik kan dat niet”, zegt Annelies. Mijn advies om de volgende keer niet meteen te reageren op Hendriks stelling, om zo zijn verwachtingspatroon te doorbreken en de discussie een andere dynamiek te geven, besluit ze met: “Ik had u naast me moeten hebben”.
Stelling nemen
“Soms denk ik dat we alle spiegels moeten verbannen”, zegt Annelore die we ontmoeten in de zaal waar Matisse’s zeemeermin nog niet zo lang geleden hing. Ik zie het afscheid met Annelies als een gelegenheid om te vragen of ze wel echt zo heet, toen Dagmar haar voorstelde verried haar gezicht naar mijn idee van niet. “Bijna”, zegt ze, “Annelot”.
Annelore vraagt mij, terwijl we teruglopen en de zaal ingaan die Dagmar eerder links liet liggen, of ook ik denk dat alle spiegels verbannen moeten worden. “Is geen spiegels niet hetzelfde als wel spiegels?”, vraag ik haar. Het terugkaatsen van deze vraag in het bijzonder doet ons beiden lachen, een ander soort spiegel is in het spel. Wellicht zouden we intiemer zijn, oppert Annelore, omdat we meer afhankelijk zouden zijn van de ander. “Zouden we elkaar opmaken?” “Zouden we elkaar meer vertrouwen?”
Naar schatting is Annelore ongeveer even oud als ik ben, dat wil zeggen nog net geen, of begin, dertig. Onze filosofische overdenking vindt plaats terwijl we keurig langs de muren van twee aangrenzende zalen lopen – ongeveer een meter uit de kant. Hoewel we bevragen, raakt het gesprek clichés van de gesprekken die vrouwen onderling hebben. Het downgraden van complimenten – “Leuk jurkje!” “O, ja? Was maar vijf euro.” Annelore geeft mij mee aan een oudere dame die haar opwachting maakt in de deuropening. Terwijl zij zich aan me voorstelt als Beppie, blijven in mijn hoofd gedachten als ‘de ogen van de ander als enige spiegel’ nog rondspoken.
Van spiegelen naar reflecteren
Na geverifieerd te hebben of ik Engels of Nederlands spreek, vraagt Beppie me of ze me een verhaal mag vertellen uit haar eigen repertoire. Dat mag. Ze vertelt over hoe het vertrek van haar kleinzoon van zeventien naar Granada om Spaans te leren haar inspireerde om hetzelfde te doen, zij het hier in Nederland. “Binnen no time zat ik op het hoogste niveau. Ik sprak al goed Frans dus dan heb je een basis.” Beppie leidt me vanuit de lege zaal naar de hal waar de monumentale trap op uitkomt. Terwijl ze verder vertelt, lopen we er in een traag tempo eromheen.
De strekking van Beppies verhaal is dat haar kleinzoon ontzettend trots op haar is, hetgeen bij Beppie de vraag doet rijzen of dat niet de omgekeerde wereld is. “Ik hoor toch trots te zijn op hém?” In het gesprek met Beppie heb ik duidelijk de rol van toehoorder, maar nu kan ik het toch niet laten: “Is het niet zo dat, naarmate je ouder wordt, de jongere generatie (meer) gaat zorgen voor de oudere? Bovendien, het een sluit het ander toch niet uit?” Beppie stemt in, geeft me een hand en bedankt me voor het leuke gesprek. We staan weer aan dezelfde kant van de trap als waarvandaan we vertrokken. Alle wegen zijn een mogelijkheid, behalve die terug de zaal in: een spanband voorkomt de binnenkomst van bezoekers.
Verbindingen en knooppunten
‘Spaziergang’, is het woord dat gedurende de eerste minuten van This is progress in me opkomt en me niet meer loslaat. Het omschrijft de situatie op de een of andere manier beter dan dat ‘wandeling’ dat doet. Misschien vanwege ‘gang’ dat in het woord aanwezig is, wat in het Nederlands zowel refereert aan ‘gaan’ als aan ‘tempo’ en ‘verbindende ruimte’. Een gang is bovendien een vrij ongedefinieerde ruimte, één die je naar een andere plek brengt; je weet dat er zich achter de deuren die erop uitkomen iets bevindt.
Nadat Beppie me heeft achtergelaten bij de monumentale trap begin ik mijn ervaring te noteren – het marmer van de trapomheining dient als ondergrond voor mijn a4’tje. Ondertussen maken andere tweetallen hun Spaziergang. Met mijn vinger in de lucht probeer ik de route te reconstrueren die ik afgelegd heb door de verschillende zalen. Naast mij staat een echtpaar. “Hoort zij er ook bij?”, hoor ik de man aan de vrouw vragen.
De vraag naar wat vooruitgang is en de letterlijke vooruitgang die This is progress is, geven inzicht in de gelaagdheid van het werk. Je bent aan het eind van het werk letterlijk ergens anders dan aan het begin en dit is ook op metaforisch niveau van toepassing. Daarnaast representeren de verschillende vertolkers de levensloop; van jong naar oud. Wanneer je daar de vraag wat vooruitgang is op loslaat, is er geen eenduidig antwoord. Volwassen worden komt met ervaring, inzicht en groei – zo wordt algemeen verondersteld – maar op een gegeven moment ook met gebreken en aftakeling.
Elk gesprek lijkt in de manier waarop het geïnitieerd wordt – de manier waarop de vertolker de bezoeker benadert – symbool te staan voor het clichébeeld van de levensfase waarin de vertolker zich bevindt. Het vragen stellen in het begin, zonder zelf antwoord te geven; kinderen. Gelijk aan de waarom-vragen die ze vaak stellen. Het hebben van een mening, je afzetten, alles stom vinden wat een ander vindt; de pubertijd (‘Waarom?’ ‘Daarom!’). De wetenschap dat je iets mag vinden, dit kan poneren als een stelling en je jezelf beter leert kennen door de mening van een ander daarover te vragen en in overweging te nemen; (jong) volwassenen. En tot slot, het verhalende aspect, reflecteren op, ervaringen delen; senioren.
Keurige rondjes en slingerende paden
De vraag is met welke vertolker je het meest op één lijn zit; het is niet per definitie zo dat je het beste, meest gemakkelijke gesprek hebt met degene die het dichtst bij jouw eigen leeftijd in de buurt komt. Zaken die exemplarisch lijken voor een bepaalde levensfase kunnen zich eerder of later ook gerust nog aandienen. Beppies vertwijfeling is daar een voorbeeld van. Hier schemert tevens de meerduidigheid van ‘vooruitgang’ door, juist omdat Beppies opmerking duidelijk maakt dat vooruitgang in de westerse wereld veelal gezien wordt als iets lineairs en verticaals: een opeenvolging. Wat This is progress eindeloos fascinerend maakt, is dat je wordt meegenomen van het een naar het ander, van de een naar de ander, maar dat je aan het eind zelf voor de keuze staat en je je af moet vragen ‘Waar ga ik nu heen?’ Enerzijds basaal – ‘Welk kunstwerk ga ik nu bekijken?’ of ‘Ga ik eerst koffie drinken? – anderzijds symbolisch – ‘Welke verbanden leg ik? en ‘Waar sta ik?’ Vooruitgang als reflexieve beweging.
Eerder, wanneer Annelore Annelot/Annelies afwisselt, vraag ik Annelot of ze bij ons blijft. “Misschien kom je me nog tegen”, luidt haar antwoord terwijl ze wegloopt. Ze geeft me een metafoor voor vooruitgang; een metafoor voor This is progress. Wie is de ‘je’ die je tegenkomt, waarnaar je op zoek bent? Annelore zou misschien zeggen: “Wie is de ik die je weerspiegeld ziet?” Samenkomst, kruisende wegen, keurige rondjes rond de trap, slingerende paden en voor even een antwoord op wat vooruitgang voor mij is: je een voorstelling kunnen maken.
A year at the Stedelijk: Tino Sehgal
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur: