David Bowie
Muziek / Interview
special:
David Bowie

Eigenaar Plaatboef Utrecht over zijn muzikale held

Het overlijden van David Bowie liet velen niet onberoerd. In Utrecht speelde het carillon van de Dom als eerbetoon een aantal van zijn bekende liedjes, waaronder ‘China Girl’ en ‘Space Oddity’.

Nico Kruithof, al zo’n 33 jaar het gezicht van Plaatboef Utrecht aan de Oudegracht, en groot Bowiekenner/fan, was er ook uitgenodigd om zijn verhaal te doen: “Het programma begon om elf uur, maar dan open ik altijd net mijn winkel. Ik kon er dus niet bij zijn helaas.”

Uitverkocht
Net als bijna iedereen was de Rotterdammer totaal verrast door het overlijden van het Britse popicoon: “Toen ik maandagochtend mijn telefoon aanzette, had ik zo’n dertig sms’jes. Het drong eerst niet echt tot me door.” Pas later kwam het besef dat zijn muzikale held was heengegaan. Bowie’s muziek draait hij sindsdien niet, of nauwelijks: dat valt hem nog te zwaar. Ook zijn laatste album Blackstar beluisterde hij nog maar mondjesmaat: “Dat is sowieso lastig omdat het steeds uitverkocht is.”

Kruithof bewondert Bowie zeer: “Hij kwam altijd met iets nieuws of verrassends. Alleen Never Let Me Down draai ik eigenlijk zelden, dat vind ik echt niet goed. Mijn favoriete albums zijn David Live, en Heroes, Low en Lodger uit zijn Berlijn- periode.

Te toevallig
Na Bowie’s dood kwamen de speculaties al snel op gang: hij zou zijn afscheid (na een ziekte van anderhalf jaar) zelf hebben geregisseerd: “Er doen inderdaad verhalen de ronde dat hij er zelf de hand in heeft gehad. Het is ook een beetje te toevallig allemaal: de cd en zijn laatste clip kwamen uit op zijn (69e) verjaardag. In ‘Lazarus’ zingt hij: “I’m in heaven now”, en in een ander lied “Where the fuck did Monday go?” En Bowie overleed op zondag. Dan was er nog die macabere clip bij ‘Lazarus’, de wereldwijde overzichtstentoonstelling en de recente première van zijn theaterstuk: “Maar misschien zijn het ook wel onzinverhalen allemaal.”

Schuw
Kruithof zag Bowie ongeveer tachtig keer live optreden en was regelmatig in de nabijheid van de zanger: “Toen Bowie in 1987 in Rotterdam was voor de Glass Spider Tour, verbleef hij een maand (!) in het Hilton. Tegenover het hotel zat een kroeg waar zijn hele crew regelmatig kwam, en ik dus ook met mijn vrienden. Dat waren bijzonder gezellige avonden.” In Brussel ging Kruithof eens mee naar het hotel waar Bowie met zijn band vertoefde, na een optreden op Werchter: “Aan de hotelbar hebben we de hele avond gekletst en flink doorgehaald. Carlos Alomar, toenmalig gitarist bij Bowie, heeft toen nog de rekening betaald.”

Kruithof sprak ook wel eens met Bowie: “Dat ging dan over zijn muziek of waar hij op dat moment mee bezig was. Maar dat waren maar korte gesprekken hoor, hij was altijd vrij schuw.”

Katéa @ EuroSonic 2016
Muziek / Reportage
special: EuroSonic 2016: donderdag 14 januari
Katéa @ EuroSonic 2016

Opnieuw ontdekkingen

Het showcase festival EuroSonic in Groningen focust zich ieder jaar op een ander gedeelte van Europa. Tijdens de dertigste editie is het Centraal/Oost-Europa (CEE) dat in de schijnwerpers staat.

Een dag voor aanvang van het festival komt het bericht naar buiten dat zowel de conferentie als het festival uitverkocht zijn. De ruim drieduizend nationale en internationale muziekprofessionals bezoeken ruim veertig podia waar 346 acts optreden. Voor iedereen wordt het dus een uitdaging om een mooie selectie te maken, want alles zien en horen is onmogelijk! Ook 8WEEKLY heeft veel tijd besteed achter de computer om een fraaie selectie te maken. Door toevoeging van het randprogramma PlatoSonic aan onze agenda, is het uiteindelijk mogelijk om twintig acts live te zien.

 

Katéa @ EuroSonic 2016EuroSonic donderdagavond

Onze eerste keuze is het optreden van de Finse Katéa. Ze laat zich begeleiden door toetsen en zachte elektrische gitaarklanken. De stem van Katéa bevindt zich op de kruising van Adele en Lana Del Rey, maar bevat voldoende eigens om te kunnen doorgroeien naar die van een groot artiest. Daarvoor heeft ze zeker de uitstraling, die ze toont bij de uitvoering van de prima composities, die vragen om vaker geluisterd te worden. De maniertjes en bewegingen van Katéa mogen de ingestudeerde vorm nog wat ontgroeien, zodat ze haar artiestzijn wat natuurlijker vorm kan geven.

 

Terwijl we wachten op de volgende artiest, Axel Flóvent, spreken we de ouders en peetouders van Katéa, die speciaal voor dit optreden zijn overgekomen uit Finland. Ze hadden haar optreden en Finland gemist en omdat haar volgende optreden in Groningen is, zijn ze haar achterna gevlogen! De aanleiding om ons aan te spreken is het vragen om de foto’s die we maakten aan hen door te sturen.

 

FlóventFlovent @ EuroSonic 2016 lost zijn belofte van het korte optreden van die middag meer dan in. Hier is duidelijk een talent aan het werk dat rijp is om omarmd te worden door een groter publiek. Denk bij deze artiest aan de muziek van Asgeir, die overigens op hetzelfde festival zijn doorbraak wist te krijgen. Ondanks de zenuwen, die soms zijn waar te nemen aan de handen van Flóvent zelf, speelt hij een zeer strakke en gedegen set muziek. Flóvent speelt zelf gitaar en toetsen, terwijl hij een band heeft met de klassieke bezetting van bas, gitaar en drums. Toch weet deze IJslander een frisse sound te creëren, zodat je bij herhaalde beluistering al snel zult herkennen met Flóvent en zijn mannen te maken te hebben. Het handelsmerk blijkt ontegenzeggelijk de klankkleur en de manier van gebruik van de stem van deze man: er zit zoveel speelsheid en niet ‘rechttoe, rechtaan’ in de stem van Flóvent dat hij niet snel zal vervelen. Eigenlijk hebben we nu het gevoel al het beste van de avond en misschien wel het festival gehad te hebben, terwijl er nog veel te horen is.

 

We snellen naar Grand Theatre UP op de markt om daar nog op tijd te kunnen zijn voor When Airy Met Fairy. Juist het feit dat het een showcase festival is, waar mensen komen proeven, is haar blijkbaar niet helemaal helder. De zangeres heeft het er zichtbaar moeilijk mee dat luisteraars blijven gaan en komen terwijl de zaal vol blijft. De vooral elektronische muziek met zang, die doet denken aan Björk, is smaakvol. When Airy Met Fairy @ EuroSonic 2016De deels uit IJsland en deels uit Luxemburg komende formatie weet voor de zittenblijvers zeker te imponeren. De elektronisch-met-een-vleugje-indie-klanken van When Airy Met Fairy zal zeker meer gehoor vinden na dit optreden. Dat is mede door de lichte dansbaarheid van de composities.

 

Dansbaarheid geldt in nog hogere mate voor de laatste act die we donderdag zien en horen: Dua Lipa grossiert in uiterst dansbare, ritmische muziek. We kunnen dit het beste typeren als gezongen hip-hop/soul-muziek. De stem van Dua Lipa is van een fijn timbre voor deze dansbare muziek, die het zeker goed zal doen op de nationale popzenders en in de discotheken. Voor de niet hip-hop-liefhebber is het een welkome verademing dat deze dame zingt in plaats van praat-zingt. Ze heeft een jonge, lekker in het gehoor liggende, stem die helaas weinig eigenheid in zich heeft.

 

Balans

Als we de balans opmaken na één dag van muziek genieten, dan steken Axel Flóvent, Katéa en The Young Folk (tijdens het randprogramma PlatoSonic) als beste drietal met kop en schouders boven de rest uit. Toch passen er meer direct achter deze top drie; echte missers hebben we niet gehoord. Gelukkig maar, want dan hadden we andere optredens moeten kiezen uit het grote aanbod om onze tijd niet te verspillen.

 

Met nog een volle dag en een middag als toegift te gaan kijken we alweer vooruit. De muziekhonger is gelukkig nog niet over.

 

 

Boeken / Non-fictie

Heldere beschrijving van een troebele geschiedenis

recensie: Gert Oostindie - Soldaat in Indonesië, 1945-1950. Getuigenissen van een oorlog aan de verkeerde kant van de geschiedenis

Gert Oostindie, directeur van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV-KNAW) en hoogleraar Geschiedenis aan de Universiteit Leiden, schreef met Soldaat in Indonesië, 1945-1950 een nieuw onderzoeksboek over de onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië.

In tegenstelling tot veel andere werken over dit stukje Nederlandse geschiedenis, focust Oostindie zich expliciet op de soldaten die in Indonesië waren: hij verweeft hun dagboeken, memoires en gedenkboeken, zogenaamde ‘egodocumenten’, met de bestaande literatuur over deze oorlog.

Oorlogsmisdaden

Hierdoor ontstaat een imposant onderzoekswerk; Oostindie heeft duidelijk uitgebreid zijn huiswerk gedaan. Het boek is opgedeeld in tien hoofdstukken die elk een onderdeel van de oorlogssituatie bespreken: van de (aanvankelijke) missie en de tegenstander tot het soldatenleven en de thuiskomst. Twee hoofdstukken zijn gewijd aan de saillante details van deze oorlog: het oorlogsgeweld – of oorlogsmisdaden, in Oostindies woorden.

Door het geweld te bestempelen als misdaden, en niet als excessief of buitensporig geweld, zoals de Nederlandse regering in 1969 deed, geeft Oostindie een duidelijk teken. Volgens Oostindie zijn Nederlandse militairen tijdens de jaren 1945-1950 veelvuldig over de schreef gegaan, en in zulke mate dat dit beschouwd kan worden als oorlogsmisdaden. Hij doorbreekt hiermee definitief het taboe dat sinds 1950 op deze oorlog rust. Oostindie laat enige egodocumenten voor zich spreken, maar voegt daaraan toe dat veel documenten gecensureerd zullen zijn, mogelijk de waarheid verdraaid hebben, of niet eens bestaan. Dit klinkt alsof Oostindie zijn eigen argumenten verzint, maar niets lijkt minder waar. Hij weet overtuigend neer te zetten dat niet alle bronnen, om verschillende en veelal pijnlijke redenen, de waarheid konden zeggen, of om diezelfde of andere redenen niet eens gemaakt zijn.

Soldaten zelf

Meer dan dat laat Oostindie zien dat er in een oorlog, en zeker in een guerrilla– en contraguerrilla-oorlog, geen zwart-wit situatie bestaat. Door te vertellen vanuit het perspectief van de Nederlandse soldaten, van wie velen jonge dienstplichtigen zijn, weet hij duidelijk te maken hoe het is om in een onbekend, tropisch warm land te zijn, met een andere bevolking en andere gebruiken, in een totaal onbekende situatie. Hiermee probeert Oostindie niets goed te praten. Hij velt naar eigen zeggen geen morele oordelen, hoewel dit misschien niet helemaal strookt met zijn oordeel over de gepleegde oorlogsmisdaden, iets waar de Nederlandse regering tot op heden niet aan toegegeven heeft.

Oostindie laat je kennismaken met de oorlog aan de verkeerde kant van de geschiedenis, met het leger dat weleens het ‘vergeten leger’ wordt genoemd. Door de soldaten en veteranen zelf aan het woord te laten, schetst Oostindie een begrijpelijk beeld van de oorlog, voor de lezer die, twee generaties verder, wat onbevangener in het debat staat. De vraag op welke schaal er oorlogsmisdaden zijn gepleegd blijft, maar Oostindie levert een waardevolle bijdrage. Of er ooit een antwoord zal komen, is maar de vraag.

windmolens
Boeken / Fictie

Perfecte controle en heerlijke spontaniteit

recensie: Maartje Wortel - Er moet iets gebeuren
windmolens

Maartje Wortel weet op zo’n manier los, droog en experimenteel over melancholie te schrijven dat elk verhaal razendsnel wegleest en tegelijkertijd raakt.

Met Er moet iets gebeuren keert Wortel, na twee romans, terug naar haar liefde voor het korte verhaal. Het verschil tussen de verhalen zit vooral in de stijl, inhoudelijk draaien ze bijna allemaal om de thema’s verlies en melancholie. Vooral de dood van kinderen blijft terugkomen. Toch zijn verhalen luchtig te noemen. Zitten ze vol humor. En dat is precies de kracht van Wortel.

Verraderlijke eenvoud

De schrijfster weet magistraal de illusie in stand te houden dat het leven in simpele zinnen te vangen is. Neem ‘Als de dingen beginnen te draaien’,  waarin een vader in een inrichting zit en de moeder de kinderen hier plichtmatig naartoe brengt. Onderweg komen ze langs een reeks stilstaande windmolens:

Het leek nooit hard genoeg te waaien. Mijn moeder zei over die molens: Je hebt dingen die voor niets bestaan. Mijn broertje en ik wisten dat ze daarmee niet de windmolens maar mijn vader bedoelde.

Een tweede blik op de titel van het verhaal bewijst dat de eenvoud die Wortel toepast prachtig dubbelzinnig is. Diezelfde eenvoud laat in ‘Daar is de hond’, waarin een stel op steeds vreemdere wijze omgaat met het verlies van hun hond, juist zien in hoeverre Wortel de touwtjes van haar stukken strak in handen heeft. De opbouw is perfect, de lezer wordt op het verkeerde been gezet en uiteindelijk lopen de rillingen over je rug.

Arrogant, maar het werkt

Maartje Wortel was altijd al in staat om met korte, doelgerichte zinnen complexe personages tot leven te roepen. In deze bundel durft ze iets van die regie los te laten door te experimenteren met losse gedachtestromen. ‘Schrijver II’, het langste en meest opvallende verhaal, is hier het beste voorbeeld van. In dit semi-autobiografische stuk over een oude liefde krijgen gedachtestromen ogenschijnlijk de vrije loop. Door het verhaal heen geweven staan fragmenten die ingaan op de verhoudingen tussen schrijver en lezer, schrijver en de tekst en schrijver en de persoon (Maartje Wortel dus).

Goed, het gaat in dit verhaal veel over Wortel zelf. De stijl is intiem, onsamenhangend en misschien ook wel arrogant. Soms vliegt ze hiermee uit de bocht. Zo zegt ze over zichzelf: ‘Ik laat de mensen zien wat ze denken wanneer ze kunnen denken wat ze willen.’ Iets te clichématig. Maar voor het grootste gedeelte werkt Wortels stijl heel goed. ‘Schrijver II’ springt alle kanten op en gaat bijna te snel om bij te houden. Vooral omdat de indringende stijl erom vraagt alsmaar door te lezen.

Ze heeft lef

De grote afwisseling in stijlen (ze wisselt ook vrij tussen de ik-, jij-, wij-vorm) laat Wortels diversiteit zien. En vooral haar lef om te experimenteren. Ze schrijft onder perfecte controle en is tegelijkertijd spontaan. Alsof al die kleine zinnen die plots verbazen, het perspectief doen kantelen, per ongeluk in een verhaal terechtkomen. Dat haar dit keer op keer weer lukt bewijst gelukkig het tegendeel.

Film / Serie

Altijd maar die leren broek

recensie: The Bridge III

Het is de best verkopende dvd-box van het moment. Het Zweeds/Deense The bridge, met speurneus Saga Norèn, is toe aan zijn derde seizoen.

Wat is dat toch met vrouwen in Scandinavische series? Droeg Sarah Lund in The killing wel heel vaak dezelfde trui. In The bridge 3 maakt speurneus Saga Norèn het nog bonter met haar eeuwige leren broek, gedragen op altijd hetzelfde shirtje. Gelukkig bestaat er nog geen geurtelevisie. De kleuren in de serie zijn ook nog eens afgestemd op dit ensemble. Alles, van auto tot de inrichting van het politiebureau, is een variant op het olijfgroen. Het moet gezegd worden: de serie ziet er fantastisch uit.

Daverende plotwendingen

Helaas blijft het overvolle plot daar wat bij achter. De makers zijn dol op wendingen, maar ook dat kan een serie voorspelbaar maken. In seizoen 3 draait het om een reeks kunstzinnig geënsceneerde moorden die niet zouden misstaan in een museum. Steeds duiken er in verhaallijnen, die aanvankelijk niets met de serie te maken hebben, nieuwe verdachten op. Een paar afleveringen later kunnen we hen weer van de lijst van mogelijke daders afstrepen. The bridge wil niet te vroeg pieken en hup, daar is weer een nieuw subplot en een nieuwe potentiële serial killer. Na twee daverende plotwendingen is de verrassing er wel vanaf. Het patroon maakt de serie een beetje te voorspelbaar.

Wat wel zeer vermakelijk blijft, is de afwijking van hoofdpersonage Saga. Ze lijdt aan een extreme vorm van Asperger en ontbeert iedere vorm van empathie. Ze spreekt dus altijd de waarheid en stoort zich niet aan sociale conventies. Dat begint de nieuwe politiechef wat te irriteren. Saga mag dan een briljante speurneus zijn, ze is niet bepaald een ‘mensenmens’, laat haar meerdere haar weten. En dus zal ze in therapie moeten. Opvallend is wel dat iedere kijker ziet dat het gedrag van Saga toch enigszins autistisch is, maar dat geen enkele collega dat ooit benoemt. Die vinden haar vooral vreemd.

Nieuwe tics

Saga wordt nog verder in het nauw gedreven wanneer haar moeder ineens opduikt. Die verstoort haar vaste routine en een zenuwinzinking ligt op de loer. Hoofdrolspeelster Sofia Helin mag in dit scenario uitpakken met een sterk staaltje acteren, inclusief een heel arsenaal nieuwe tics. In het derde seizoen zien we een andere, breekbare kant van Saga Norèn en dat is pure winst.

Ook goed nieuws is het verdwijnen van sidekick Martin, de Deense buddy van Zweedse Saga. In de vorige seizoenen bleek hij vooral een huilebalk die worstelde met privéproblemen en leverde hij nauwelijks fatsoenlijk politiespeurwerk af. Hij stond erbij en keek er naar. In seizoen 3 zit hij na een ambtsmisdrijf achter slot en grendel. En dus krijgt Saga vanuit Kopenhagen een nieuwe partner, want The bridge blijft immers een Zweeds-Deense coproductie.

Demonen

Deze Henrik Sabroe (Thure Lindhart) blijkt een stuk interessanter dan goedzak Martin. Hij is, net als Saga, een eminent rechercheur, maar worstelt met een persoonlijk drama: Zijn vrouw en kinderen worden vermist. Om overeind te blijven slikt hij pillen. Tussen hem en Saga groeit een verhouding die aanvankelijk om seks draait maar uitgroeit tot een ontroerende relatie waarbinnen twee gewonde zielen troost vinden bij elkaar.

De sterke personages, het hoge tempo en het aantrekkelijke uiterlijk van de serie maken veel goed, maar aan de spanningsopbouw mogen de makers in het onvermijdelijke vierde seizoen nog wel eens sleutelen. Misschien moeten ze eens naar het Noord-Ierse The Fall kijken, ook een serie over een iets te gedreven vrouwelijke speurder, maar dan echt spannend, zonder al die daverende plotwendingen.

Theater / Voorstelling

Memorabel metatoneel

recensie: Toneelgroep Oostpool - They Are Just Kids

De zomer van de liefde is terug, onder regie van Marcus Azzini. Na het succes dat Oostpool afgelopen jaar had met They Are Just Kids, geven Judith van den Berg, Ludwig Bindervoet en Matthijs van de Sande Bakhuyzen opnieuw gestalte aan godmother of punk Patti Smith en haar muze Robert Mapplethorpe.

New York, jaren ’70: Smith (Judith van den Berg)  en Mapplethorpe (Ludwig Bindervoet) ontmoeten elkaar te midden van de sloppenwijken waar niets de kans krijgt te groeien, op het kunstenaarschap na. Smith, een rebel die schopt tegen niets dan zichzelf, kan de kwasten voor hun meesterwerken in wording  niet eens betalen en Mapplethorpe is daarbij geen enkele hulp. Verafgoding kost echter niets. Arthur Rimbaud, Jean Genet en Jeanne d’Arc slepen het tweetal de roerige tijden door, en krijgen dan ook een prominente plek op de gedenktafel die de helft van het toneel in beslag neemt.

Toneel met een identiteitscrisis

Scnefoto_1_They_are_just_kids_Fotografie_Sanne_Peper‘Klink ik als Robert?’ ‘Je klinkt als een acteur die Robert speelt.’ They Are Just Kids, dat gebaseerd is op het requiem ‘Just Kids’ dat Patti Smith in 2010 schreef, is toneel met een identiteitscrisis. Het is een biografie, en tegelijkertijd een weergave van de mogelijkheden van verhalen vertellen en de manipulatieve kant van het geheugen. We kijken naar metatoneel, met als toppunt van de Sande Bakhuyzen, die wel vijf rollen aanneemt. Met zwart touw over zijn bovenlip gedrapeerd stelt hij een reïncarnatie van Salvador Dali voor, maar af en toe vergezelt hij Van den Berg in haar rol als Patti.

Het is juist deze metavorm die de inhoud versterkt. Niemand weet exact wie of wat hij voorstelt in de reconstructie, en dat illustreert precies de zoektocht naar identiteit die de twee personages doormaken. Smith en Mapplethorpe veranderen van door LSD-nachtmerries gekwelde wannabe’s langzaam in waardige individuen, hoewel dat even duurt. In de woorden van Smith: ‘Ik vind het moeilijk om naar mijn naam te luisteren. Het is alsof hoe ik heet en wie ik ben twee verschillende elementen zijn, die niet met elkaar samenvallen.’

Het kleine dochtertje

They Are Just Kids bevat alle ingrediënten voor hysterie: punk, AIDS, anale seks en Allen Ginsberg. Tekstschrijver Roeland Hofman weet echter precies waar de grens ligt, wat resulteert in een vertelling die genoeg adempauzes heeft en in plaats van hysterisch vooral ontzettend eerlijk is. Misschien komt dat ook door het meisjesachtige spel van van den Berg, dat met geen mogelijkheid kan worden gecamoufleerd door haar scheldkanonnades en gescheurde panty. Een godmother of punk is ze niet, eerder het kleine dochtertje, maar dat geeft haar juist zo’n charme.

Scnefoto_3_They_are_just_kids_Fotografie_Sanne_PeperTroost en verdriet

Natuurlijk komt het noodlot voor de twee ergens opduiken, in de vorm van Mapplethorpe’s homoseksualiteit en een AIDS-virus afkomstig uit de krochten van San Francisco. 1989 breekt aan, en samen met Mapplethorpe sterft er iets – een verwantschap tussen twee personages, maar ook tussen personages en toeschouwer. Tussen 1967 en 1989, op de reis van een beschimmelde boomhut naar het Chelsea Hotel en door naar Parijs, is een band zo zorgvuldig opgebouwd dat het bijna onmogelijk is om er nog afstand van te doen. Daarmee is They Are Just Kids het verdriet en de grootste troost tegelijkertijd.

Muziek en het brein.
Muziek / Achtergrond
special: Erik Scherder en Pekka Kuusisto @ Het Concertgebouw, Amsterdam
Muziek en het brein.

Hoe muziek ons brein helpt

De 64-jarige hoogleraar Klinische Neuropsychologie Erik Scherder betrekt het publiek volledig bij een informatieve avond over het bijzondere effect van muziek op het functioneren van het brein. Hij heeft de Finse violist Pekka Kuusisto uitgenodigd om zijn betoog aan de hand van verschillende vragen en muziekvoorbeelden structuur te geven.

De charismatische professor betreedt het podium en pakt een viool. Het melodietje dat hij speelt zit vol met valse, krakende noten en is hier en daar wat onritmisch. Hij erkent dat hij op leeftijd is en meldt met zelfspot dat het spel niet veel bijzonders is: “Ik hoorde de opluchting in uw applaus.” Waar het Scherder werkelijk om gaat, is de betekenis die het spelen van muziek kan hebben voor ouderen. “De witte stof in het brein, met name in de frontale lob, is gevoelig voor ouderdom,” vertelt Scherder. “De functies van de prefrontale cortex gaan achteruit als je het niet blijft stimuleren.”

Scherder verduidelijkt zijn verhaal met veel afbeeldingen en laat met kleuren zien waar de belangrijke delen van de grijze massa zich in het brein bevinden. De prefrontale cortex is zeer complex. Het is het laatste deel van het brein dat zich volledig ontwikkelt. Daarom begrijpen we niet goed waarom bepaalde hersenfuncties, zoals het empatisch vermogen, achteruit gaan.

Amateur versus professional

Pekka begint de avond zoals veel musici doen: met inspeeloefeningen, met name voor de linkerhand. “Realiseert u zich wel wat er in het brein nodig is voor deze coördinatie?” Scherder legt uit dat een professionele muzikant minder gebieden van het brein nodig heeft om te kunnen spelen dan een amateur.

Aan de hand van twee menuetten (Menuet I en II uit Derde partita in E, BWV 1006) en een fuga (Uit Tweede sonata in a, BWV 1003) van J.S. Bach wordt het empatisch vermogen van de luisteraar besproken. Het publiek wordt gevraagd om de muziek in te beelden, omdat zo het brein het meest actief wordt. Met deze oefeningen is het ook mogelijk om het empatisch vermogen van autisten te verhogen.

Het brein van een muzikant functioneert anders dan het brein van een niet-musicus. Pekka vertelt dat het spelen van een Bach-fuga voor hem een soort meditatie is: “We groeien op en leven als het ware met de muziek. Van kinds af aan krijgen we een stuk vaak te horen voordat we het moeten oefenen. Dat maakt het uiteindelijk makkelijker om te spelen; we weten al welke noten we verwachten.”

Scherder versterkt het argument door een grafiek van hersenactiviteit te laten zien: “Het brein van de muzikant geeft een signaal af dat een gespeelde noot fout is. Daarom is er eerst een negatieve uitslag te zien, gevolgd door een postieve uitslag, terwijl de de hersenfunctie van de niet-musicus dit niet aantoont.” Bovendien heeft muziek invloed op belangrijke punten in het brein, zoals de insula die een grote rol speelt bij diepe gevoelens en emoties.

Samenwerking van kwabben

Pekka vervolgt de avond met een improvisatie op elektrische viool en verscheidene effectpedalen, waaronder een loop-pedaal, een octaver en een choruspedaal. Tegen het eind van de voorstelling gaat Pekka nog helemaal los op variaties van Paganini (Tema – Quasi Presto (11) Variazioni – Finale, nr. 24 uit Caprices, op. 1), waarbij hij erg expressief de pizzicato noten speelt en een paar paardenharen van zijn strijkstok breekt, tot groot genoegen van het publiek.

Op zijn beurt vertelt Scherder dat bij improviseren bepaalde gebieden in het brein inactiever worden, zodat de energie door andere gebieden gebruikt kan worden. Daarnaast maakt het wel degelijk uit welke muziek je leuk vindt. Scherder laat afbeeldingen zien van een verschillende hoeveelheid activiteit in de frontale kwab en pariëtale kwab. Bij muziek die je leuk vindt werken de kwabben samen. Deze samenwerking helpt ook bij de onderdrukking van pijn.

Ook hebben we soms we de neiging om te gaan dansen, of meebewegen, op muziek die op de achtergrond gedraaid wordt, wat aangeeft dat ook het motorisch geheugen betrokken is bij het verwerken van muziek. Veel muziek die we ons herinneren wordt hier in het brein opgeslagen. Het spelen van muziek heeft veel voordelen, omdat het verscheidene gebieden in het brein stimuleert. Muziek kan ingezet worden als wondermiddel bij mensen met autisme, de ziekte van alzheimer, parkinson en voor pijnonderdrukking.

Het plezier en enthousiasme was duidelijk van het gezicht van Scherder af te lezen, hoewel de beste man zo te zien veel meer had willen zeggen dan hij nu eigenlijk gedaan heeft. Deze avond lijkt daarmee slechts een inleiding op een vervolg wat hopelijk nog ooit gaat komen over het effect van muziek op ons brein.

Ariodante, Nationale Opera
Muziek

Händel had het niet kunnen verzinnen

recensie: Ariodante@De Nationale Opera, Amsterdam
Ariodante, Nationale Opera

Ariodante in schipperstrui, de Schotse koning in kilt, hertog Polinesso in habijt en prinses Ginevra in ondergoed: regisseur Richard Jones verplaatst Händels glansopera naar een Schots landhuis waar de Bijbel het hoogste woord heeft. Samen met barokmuziekspecialist Andrea Marcon, die voor de volledige versie kiest, lukt het Jones een filmisch tafereel à la jaren 70 neer te zetten: statisch, maar zo boeiend dat het soms ook nog een lachje ontlokt. Händel had het niet kunnen verzinnen.

Evenwichtig en verfrissend

Na ongeveer twintig jaar viel Händel in ongenade bij het Engelse Koninklijk hof. We schrijven het jaar 1734, een nieuwe George bestijgt de Britse troon. Händels contract, dat sterk door de vorige koning Georg I gesubsidieerd was, loopt af. Het lukt de componist niet meer zijn beste zangers, waaronder ook de beroemde castraat Farinelli, in zijn operagezelschap te houden. Daarom gaat Händel met het Londense Covent Garden aan de slag. De eerste opera die hij in het toen splinternieuwe operahuis presenteert is Ariodante. Na alle slechte kritieken van het afgelopen jaar, wil hij iets verfrissends schrijven.

Is Ariodante daarom zo anders dan zijn negentien eerdere opera’s? De handeling speelt zich in Schotland af, er ontbreken subplots en Händel verrast met geïntegreerde balletten die – vermoedelijk om de beroemde dansers van Covent Garden te pleasen – iedere akte afsluiten. Hoewel de opera iets aan de lange kant is, brengt de balletmuziek evenwicht in de muzikale achtbaan van verraad, wanhoop en kwetsbare liefde; bij Jones wordt die door poppen vertolkt, die somtijds het visuele te snel in een moderne richting willen duiden.

Filmisch

Het dramaturgische genie van Händel is in deze opera niet te missen. Het verhaal uit Ariosto’s vierde en vijfde boek Orlando Furioso verwondert met zijn tijdloze elementen. De hartstochtelijke liefde tussen Ariodante en Ginevra wordt vergiftigd door Polinesso’s hitsige verlangen naar macht en seks. De Duitse wondersopraan Anett Fritsch laat je helemaal in Ginevra’s wanhoop geloven. Sandrine Piau als Dalinda, en Sonia Prina die de schurk Polinesso schitterend vertolkt, houden je malende gedachten in bedwang tussen afschuw voor hun daden en bewondering voor de perfecte match tussen zang en acteren. En dan Sarah Connolly in haar topzware rol als Ariodante: nog wat onzeker in de eerste acte schittert ze al gauw in een goddelijke dialoog met de fagotten tijdens het lamento Scherza infida. Het zou een film kunnen zijn.

De ballen die Jones in deze voorstelling opgooit weet hij briljant in de lucht te houden. Hij laat de zeven jonge zangers, die voor het eerst, in het kader van talentontwikkeling, samen met hun mentoren uit het DNO een koor vormen, niet alleen zingen maar ook dansen en mimen. Een meesterlijke zet om de logica van de plot niet te vertroebelen en de drie ouderwetse kamers die drie uur lang onveranderd het decor blijven, dynamischer te maken.

Geen happy end

In het derde bedrijf, als de plot zich volgens de barokke operawetten ten goede keert en Marcon Concerto Köln na flinke passages ook weergaloos mooi de adem laat inhouden, haalt Jones zijn filmische countryverhaal naar het heden. Hij laat Ginevra in de laatste scene de koffer pakken en -wat ontzet na alles wat gebeurd is- stilletjes vertrekken. Ginevra stapt uit het huis vol vreugde en feestelijke muziek naar buiten. Alsof ze het publiek zou willen vragen: wat doe ik hier nog? Ze loopt langs een Schotse weg op het platteland en probeert een ‘lift’ te krijgen – fraaie aaneenvoeging met de marionettendans uit de tweede akte. En u? In uw rode stoel genageld, vol wisselende emoties, geeft u haar nog gelijk ook: geen vrouw van nu zou haar familie en vrienden kunnen vergeven dat ze haar zo makkelijk lieten vallen.

Boeken / Poezie

Erudiet plakboek van Europese poëzie

recensie: Benno Barnard - Mijn gedichtenschrift

Met  Mijn gedichtenschrift heeft Benno Barnard een klein monument voor  de Europese dichtkunst geschreven. In een lichte, associatieve stijl, die pas bij nadere lezing zijn diepzinnigheid loslaat, voert hij de lezer door grappige, vreemde en droevige poëzie, vaak door hemzelf vertaald. Voor wie een aparte bundel een te groot hoofdgerecht zal zijn, wordt hier een schaal vol smakelijke hapjes vooraf aangereikt.

In de 19e eeuw hielden dames van goede familie vaak een gedichtenschrift bij. Als ze poëzie hadden gelezen die hen geraakt had schreven ze het over in een schrift, eentje met een harde, gemarmerde kaft, en legden op deze wijze een hoogst persoonlijke verzameling aan. Benno Barnard heeft dit voorbeeld gevolgd en zijn lievelingsgedichten voorzien van korte essays. Er komt van alles langs. De “vuile grimas’ van Apollinaires hoteldeuren, de ‘zwarte sneeuwvlokken van Shoah-dichter Paul Celan tot het magisch labyrint van ‘Hoog Catharijne’ bij Ingmar Heytze.

Terreur van de burgerlijkheid?

Met Gerrit Komrij gaat Barnard even in polemiek. Bij het gedicht ‘Verzoening’, van de Amerikaanse, mogelijk  homoseksuele dichter Walt Whitman haalt hij Komrij aan, die ooit verkondigde dat de homo zich met een eindelijk toegestaan huwelijk “zich aan de terreur van de burgerlijkheid onderwerpt.” Hoezo terreur, vraagt Barnard zich af. Juist de uit burgerlijke kringen afkomstige kunstenaars hebben sinds de Verlichting het moderne artistieke Europa  gevormd. In tegenstelling tot Komrij´s opvatting over de hoogstaande, in ultieme vrijheid gedijende artistieke homoseksueel  verdedigt Barnard “een burgerdom dat niet verstrikt raakt in haar eigen morele conventies.Je zou bij deze discussie over burgerlijkheid ook kunnen denken aanThomas Mann. Hij was een vurig bewonderaar van Walt Whitman, worstelde zelf met homoseksualiteit maar ook, vooral, met zijn verhouding tot de elite waar hij van afstamde. Zijn hele leven heeft hij gewerkt volgens een minutieuze dagorde, die nauwgezet werd bewaakt door zijn vrouw en gerespecteerd werd door zijn kinderen. In dit gestructureerde, “burgerlijke”, dagelijks leven schreef hij zijn moderne, ironische, romans die vaak de kunstenaar in relatie tot de burgerlijke samenleving als hoofdthema hebben. Dezelfde spanning tussen artistieke vrijheid en worteling in tradities is in deze bloemlezing volop aanwezig.

Geloof als beschavingsideaal

Een andere, interessante spanningsverhouding is die met geloof. Barnard is opgegroeid met de Bijbel, zelfverklaard agnost, maar laat wel zijn kinderen dopen en voedt ze op met een flink stuk traditioneel christendom, natuurlijk uitsluitend bij wijze van beschavingsideaal. In zijn commentaar op ‘De Wederkomst’, van W.B. Yeats en ‘Bij een graf in Lourmarin’, van Huub Beurskens krijgt de lezer deze spanning tussen hechting en losmaking van domineeszoon Barnard op een lichtvoetige manier aangereikt.

Mijn gedichtenschrift is geen boek om van de eerste pagina tot het eind toe achter elkaar uit te lezen. Het is een bladerboek, waarbij je soms even ophoudt met lezen om verder te denken over een van de vele goed geformuleerde, originele gedachten van de enthousiaste poëzieliefhebber Barnard, die wat mij betreft ook zijn andere gedichtenschriften van de plank mag halen.

Theater / Voorstelling

Onevenwichtig pleidooi voor theater

recensie: Het Nationale Toneel - De revisor

Theu Boermans bewerkte voor Het Nationale Toneel Gogols satirische komedie De revisor tot een hedendaags betoog voor het theater. De uitwerking is alleen regelmatig zo plat en overvol dat de boodschap weinig overtuigend overkomt.

In Gogols beroemde stuk De revisor (1836) wringt de ijdele, hebzuchtige lokale politiek van een Russisch provinciestadje zich in allerlei bochten vanwege de komst van een vermaande overheidsinspecteur met een geheime missie. De inspecteur is in werkelijkheid echter slechts een lage kantoorbediende met grootheidswaanzin en te veel fantasie. De verwarring die volgt aan beide zijden is komisch.

Setting hier en nu

de revisor, theu boermansDe revisor van Boermans speelt zich af in een onbenoemd Brabants dorp. De sullige gemeenteraad moet dealen met actuele zaken zoals de komst van een azc, bemoeienis van hogere overheden en drugstoerisme. De draai die Boermans geeft aan de setting van Gogols De revisor maakt het stuk herkenbaar voor het hedendaagse publiek. Het toont dat er weinig veranderd is in hoe plaatselijke machten verstrikt raken in netelige kwesties en ze daardoor onbetrouwbare, corrupte kantjes kunnen krijgen.

De verhaallijn wordt uitgespeeld tegen een abstract decor. Het bestaat uit een simpele kooi-constructie. Elke spijl zit vol met kleine scherpe lampjes. Staat de kooi symbool voor de mentale kooi waarin de personages zich bevinden? Wat het ook is, de zee van felle lichtjes is hinderlijk voor de ogen en leidt af van de handeling.

Wazige rode draad

De revisor is bij Boermans een gefaalde theatermaker, die soms losbarst in monologen vol maatschappijkritiek en betogen voor het theater en de verbeelding. Het toppunt is een soort musicalachtige uitbarsting waarin de jongen zich de kleren van het lijf rukt tot aan een wit lendendoekje aan toe, vervolgens in een lied uitbarst, zichzelf onderkliedert met rode lippenstift en verwordt tot een gekruisigde Jezus. Over de top, dat is duidelijk. Waarschijnlijk is het komisch bedoeld, maar omdat het personage zo twijfelachtig en karikaturaal is, ontstaat er weinig feeling met hem en zijn acties.

de revisor, theu boermansDe revisor heeft, om onduidelijke redenen, een Syrische asielzoeker op sleeptouw genomen. Het gebroken Nederlands van de asielzoeker en zijn smekerige, onderdanige houding zijn waarschijnlijk wederom bedoeld als karikatuur, maar de platheid ervan is hoogst irritant. De man wordt en passant onder de vleugel genomen door een van de dochters van de burgemeester. Zij zit toevallig constant het Bijbelverhaal uit te spelen met handpoppen. Is het de bedoeling dat we De revisor gaan zien als een soort Bijbelse allegorie?

De wethouders en andere gemeentefiguren wekken door hun bordkartonnen typering ook weinig sympathie op. Iedereen kent de pompeuze burgemeester, de truttige maar goedbedoelende ambtenaar en de inhalige ondernemer. Daardoor zijn ze wel grappig. Voor de duur van vijf bedrijven zijn ze echter te oninteressant. Dan is er nog de amateurmusical over de Ark van Noach, waar de hele zwik aan personages gezamenlijk aan werkt – inclusief malle pakjes en een lied met het hele ensemble. Dat moet laten zien dat ook deze mensen pogingen doen om zichzelf te verheffen en zich over willen geven aan de verbeelding. Gezien hun eerdere handelingen in het verhaal is ook dit echter weinig geloofwaardig.

Te volle bak

Het stuk De revisor heeft de volle potentie om ook nu nog relevant te zijn. De gedachte van het extrapoleren van het verhaal van De revisor naar het hier en nu is zeker interessant. Doordat Boermans echter allerlei verhaaltoevoegingen heeft gedaan en ervoor heeft gekozen om de personages zo simplistisch te houden, raakt de rode draad verwaterd en voelt deze uitvoering overvol. De boodschappen vangen zo te weinig weerklank.