Muziek

Händel had het niet kunnen verzinnen

recensie: Ariodante@De Nationale Opera, Amsterdam
Ariodante, Nationale Opera

Ariodante in schipperstrui, de Schotse koning in kilt, hertog Polinesso in habijt en prinses Ginevra in ondergoed: regisseur Richard Jones verplaatst Händels glansopera naar een Schots landhuis waar de Bijbel het hoogste woord heeft. Samen met barokmuziekspecialist Andrea Marcon, die voor de volledige versie kiest, lukt het Jones een filmisch tafereel à la jaren 70 neer te zetten: statisch, maar zo boeiend dat het soms ook nog een lachje ontlokt. Händel had het niet kunnen verzinnen.

Evenwichtig en verfrissend

Na ongeveer twintig jaar viel Händel in ongenade bij het Engelse Koninklijk hof. We schrijven het jaar 1734, een nieuwe George bestijgt de Britse troon. Händels contract, dat sterk door de vorige koning Georg I gesubsidieerd was, loopt af. Het lukt de componist niet meer zijn beste zangers, waaronder ook de beroemde castraat Farinelli, in zijn operagezelschap te houden. Daarom gaat Händel met het Londense Covent Garden aan de slag. De eerste opera die hij in het toen splinternieuwe operahuis presenteert is Ariodante. Na alle slechte kritieken van het afgelopen jaar, wil hij iets verfrissends schrijven.

Is Ariodante daarom zo anders dan zijn negentien eerdere opera’s? De handeling speelt zich in Schotland af, er ontbreken subplots en Händel verrast met geïntegreerde balletten die – vermoedelijk om de beroemde dansers van Covent Garden te pleasen – iedere akte afsluiten. Hoewel de opera iets aan de lange kant is, brengt de balletmuziek evenwicht in de muzikale achtbaan van verraad, wanhoop en kwetsbare liefde; bij Jones wordt die door poppen vertolkt, die somtijds het visuele te snel in een moderne richting willen duiden.

Filmisch

Het dramaturgische genie van Händel is in deze opera niet te missen. Het verhaal uit Ariosto’s vierde en vijfde boek Orlando Furioso verwondert met zijn tijdloze elementen. De hartstochtelijke liefde tussen Ariodante en Ginevra wordt vergiftigd door Polinesso’s hitsige verlangen naar macht en seks. De Duitse wondersopraan Anett Fritsch laat je helemaal in Ginevra’s wanhoop geloven. Sandrine Piau als Dalinda, en Sonia Prina die de schurk Polinesso schitterend vertolkt, houden je malende gedachten in bedwang tussen afschuw voor hun daden en bewondering voor de perfecte match tussen zang en acteren. En dan Sarah Connolly in haar topzware rol als Ariodante: nog wat onzeker in de eerste acte schittert ze al gauw in een goddelijke dialoog met de fagotten tijdens het lamento Scherza infida. Het zou een film kunnen zijn.

De ballen die Jones in deze voorstelling opgooit weet hij briljant in de lucht te houden. Hij laat de zeven jonge zangers, die voor het eerst, in het kader van talentontwikkeling, samen met hun mentoren uit het DNO een koor vormen, niet alleen zingen maar ook dansen en mimen. Een meesterlijke zet om de logica van de plot niet te vertroebelen en de drie ouderwetse kamers die drie uur lang onveranderd het decor blijven, dynamischer te maken.

Geen happy end

In het derde bedrijf, als de plot zich volgens de barokke operawetten ten goede keert en Marcon Concerto Köln na flinke passages ook weergaloos mooi de adem laat inhouden, haalt Jones zijn filmische countryverhaal naar het heden. Hij laat Ginevra in de laatste scene de koffer pakken en -wat ontzet na alles wat gebeurd is- stilletjes vertrekken. Ginevra stapt uit het huis vol vreugde en feestelijke muziek naar buiten. Alsof ze het publiek zou willen vragen: wat doe ik hier nog? Ze loopt langs een Schotse weg op het platteland en probeert een ‘lift’ te krijgen – fraaie aaneenvoeging met de marionettendans uit de tweede akte. En u? In uw rode stoel genageld, vol wisselende emoties, geeft u haar nog gelijk ook: geen vrouw van nu zou haar familie en vrienden kunnen vergeven dat ze haar zo makkelijk lieten vallen.