Terwijl Kierkegaard-minnend Nederland uitziet naar de lang verwachte vertaling van het Afsluitend onwetenschappelijk naschrift of het te verschijnen biografische standaardwerk van Joakim Garff voor ons taalgebied, is er Jan Keij met een nieuwe Kierkegaard-studie. Keij, gepromoveerd op de Frans-joodse filosoof Levinas, belooft in Kierkegaard anders gezien ‘een geheel eigen en nieuwe kijk op Kierkegaard’. Dat zou revolutionair zijn, want de (internationale) Kierkegaard-studie is een van de meest veelzijdige en becommentarieerde gebieden in de hedendaagse wijsbegeerte. Er is werkelijk niet veel onontgonnen terrein over om nog met ‘een geheel nieuwe kijk’ op Kierkegaard te komen.
Keij lijkt dan ook niet zozeer met iets nieuws te komen, maar eerder met een ongebruikelijke invalshoek. Vanuit zijn kennis van Nietzsche en Levinas en met behulp van het deconstructivisme van Derrida komt hij met een postmoderne interpretatie van Kierkegaard, waarbij Kierkegaard ruimte lijkt te verschaffen voor een seculiere levensbeschouwing. De kritiek op postmoderne interpretaties van Kierkegaard is al vaak benadrukt (vgl. Walsh 1991, Rudd 1998), wat niet betekent dat er niets goeds van kan komen (Dooley, 2001).
Gevorderden
Keijs hele boek leest als een inleiding op Kierkegaard voor gevorderden waarbij belangrijke inzichten van Kierkegaard zoals angst, vrijheid, geest, zelf en paradox uiteen worden gezet op een manier die voor de hand lijkt te liggen. Rode draad van het boek is een schema dat grotendeels ontleent is aan de opening geschreven door Kierkegaards pseudoniem Anti-Climacus in De ziekte tot de dood:
‘De mens is geest. Maar wat is geest? Geest is het zelf. Maar wat is het zelf? Het zelf is een verhouding die zich tot zichzelf verhoudt. Het zelf is niet de verhouding, maar dat de verhouding zich tot zichzelf verhoudt (…).’
Kierkegaards knipoog naar de Duitse filosoof G.W.F. Hegel (1770-1831) in deze tekst, die bekend stond om zijn ondoorgrondelijke taalgebruik, wordt door Keij verder opgepakt, uitgelegd en uitgewerkt.
Keij plaatst Kierkegaards verhouding tot Hegel, die met zijn dialectisch Systeem het individu leek te vernietigen, in perspectief waarbij Kierkegaard als differentiedenker of verschildenker wordt opgevat: iemand die fundamentele kritiek levert op eenheids- of systeemdenken. Het individu, de enkeling, die ene mens, kan nooit opgeheven worden in een krachtenspel van ideologieën. Kierkegaards excentrische positionaliteit, de mens beschouwend als ‘dat dubbelzinnige, dialectische wezen van het tijdelijke en het eeuwige, van lichaam en ziel, van vrijheid en noodzaak, van eindigheid en oneindigheid’ (p. 72) toont de mens die ten diepste appèlgevoelig, zich tot zichzelf en de ander verhoudt zonder er mee samen te vallen.
De Franse denker Gilles Deleuze zag Kierkegaard in 1968 in Différence et répétition al als voorloper van het differentiedenken. Keij borduurt daar op voort en combineert existentiële thema’s zoals verveling, wanhoop en het huwelijk met de opvatting dat Kierkegaards filosofie net als die van Levinas het absolute verschil van het menselijke individu benadrukt. Ieder mens is uitzonderlijk verschillend van anderen, wat hem juist deelgenoot maakt van de mens. Dit kader tenslotte reikt allerlei mogelijkheden aan om Kierkegaards filosofie op onszelf te betrekken en na te gaan welke betekenis deze heeft voor mij. Hoe kan ik handelen? Hoe zou ik leven? Wie ben ik?
Aanstoot
Zoals opgemerkt leest het boek als een inleiding voor gevorderden. Er zijn zelfs een bibliografie en register aanwezig. Juist daarom is het storend dat Keij zijn hele verhaal opbouwt met het knippen en plakken van fragmentjes uit Kierkegaards oeuvre zonder context. Citaten met paginaverwijzingen naar de originele bron zijn bij uitstek in filosofische werken een must. Daarnaast dient het de lezer duidelijker te zijn dat alle citaten nadrukkelijk worden verdedigd door een pseudoniem van Kierkegaard en niet door Kierkegaard zelf. Keij schenkt aan dat laatste wel minieme aandacht (p. 25), maar lijkt het zo uit te leggen dat daarmee zijn eigen interpretaties dus gelegitimeerd zijn: hij reageert niet op Kierkegaard, maar op ‘een derde’. Is dat Kierkegaard anders zien?
Een ander opvallend kenmerk van het boek, is Keijs nadrukkelijk aanwezige angst -of beter vrees- om zijn seculiere lezer te verliezen of voor het hoofd te stoten. De door het boek verweven bewegingen van anti-metafysering, waarmee Keij met veel moeite zijn seculiere lezers tracht te behouden, zijn de zwakste schakels in het lopende verhaal. ‘We moeten zelf de Messias zijn’, schrijft Keij (p.253). Dat Kierkegaard zijn hele schrijverswerkzaamheid heeft verklaard vanuit maar één doel, namelijk om christen te worden, vindt Keij niet zo relevant: uit de teksten kan men ook op een creatieve manier een humanisme abstraheren. De Liefde is een universeel menselijke waarde, waarvoor het christendom niet nodig is om dat te begrijpen. God kan worden afgeschaft, zijn bestaan doet er niet toe. Kierkegaard veegt bij monde van eveneens Anti-Climacus de vloer aan met dergelijke opvattingen in Oefening in Christendom (vgl. Taels, 1991, p. 158), maar Keij lijkt zich te verschuilen achter een hermeneutiek die synoniem lijkt voor anything goes. En gek genoeg is dat ook weer de kracht van het boek: het levert een vrije filosofische oefening op.
‘Hier ben ik’
Want Keij toont zich wel een echte denker die de lezer nadrukkelijk bij de hand neemt en hardop diepzinnig speculeert over grote thema’s van het leven op basis van handreikingen die hij bij Kierkegaard aantreft. Leunend op het adagium dat de subjectiviteit, de innerlijkheid de waarheid is, mondt het hoogtepunt van het boek uit in een onvermijdelijke interpretatie van Kierkegaards klassieker Vrees en beven. Met inzichten van Levinas en Derrida zet Keij het Offer van Abraham zo uiteen, dat de lezer telkens gedwongen wordt zich reflexief te verhouden tot de tekst. Keijs demystificatie en ontreligisering pakken hier goed uit, al rust een en ander erg zwaar op Derrida’s interpretatie van Vrees en beven in De gave van de dood. Het appèl dat Keij uiteindelijk op de lezer doet kan worden samengevat als: ‘Hier ben ik!’ En gelijk Abraham het zei tegen God, zouden wij het vaker moeten zeggen tegen onszelf.
Keij heeft een werk afgeleverd waarin de lezer aan het werk wordt gezet. Het is geen eenvoudig boek, maar binnen het perspectievencircus die de filosofie kan zijn, heeft Keij voor het Nederlandse taalgebied een aparte inleiding op Kierkegaard geschreven, waarin vele lezers veel verschillende dingen zullen ontdekken. Enerzijds 2 sterren vanwege genoemde bezwaren, maar anderzijds 4 sterren vanwege de diepte die Keij in de interpretatie weet te leggen. Kierkegaard zou dan uitkomen op 3 1/2 ster.
Verder lezen:
Walsh, S. (1991). Kierkegaard and postmodernism. International Journal for Philosophy of Religion 29 (2):113-122.
Rudd, A. (1998). Kierkegaard’s Critique of Pure Irony in: Pattison, G. & Shakespeare, S., Kierkegaard on Self and Society, p. 82-96.
Dooley, M. (2001). The Politics of Exodus. Soren Kierkegaard’s Ethics of Responsibility.
Taels, J. (1991). Soren Kierkegaard als filosoof. De weg terug naar het subject.
Derrida, J. (2006). De gave van de dood.
Mezelf anders zien
De Deense filosoof Kierkegaard (1813-1855) interpreteren vanuit een seculier of atheïstisch oogpunt; is dat revolutionair of eerder provocerend? Jan Keij excuseert zich er overmatig voor en presenteert een alternatieve inleiding voor gevorderden.
Terwijl Kierkegaard-minnend Nederland uitziet naar de lang verwachte vertaling van het Afsluitend onwetenschappelijk naschrift of het te verschijnen biografische standaardwerk van Joakim Garff voor ons taalgebied, is er Jan Keij met een nieuwe Kierkegaard-studie. Keij, gepromoveerd op de Frans-joodse filosoof Levinas, belooft in Kierkegaard anders gezien ‘een geheel eigen en nieuwe kijk op Kierkegaard’. Dat zou revolutionair zijn, want de (internationale) Kierkegaard-studie is een van de meest veelzijdige en becommentarieerde gebieden in de hedendaagse wijsbegeerte. Er is werkelijk niet veel onontgonnen terrein over om nog met ‘een geheel nieuwe kijk’ op Kierkegaard te komen.
Keij lijkt dan ook niet zozeer met iets nieuws te komen, maar eerder met een ongebruikelijke invalshoek. Vanuit zijn kennis van Nietzsche en Levinas en met behulp van het deconstructivisme van Derrida komt hij met een postmoderne interpretatie van Kierkegaard, waarbij Kierkegaard ruimte lijkt te verschaffen voor een seculiere levensbeschouwing. De kritiek op postmoderne interpretaties van Kierkegaard is al vaak benadrukt (vgl. Walsh 1991, Rudd 1998), wat niet betekent dat er niets goeds van kan komen (Dooley, 2001).
Gevorderden
Keijs hele boek leest als een inleiding op Kierkegaard voor gevorderden waarbij belangrijke inzichten van Kierkegaard zoals angst, vrijheid, geest, zelf en paradox uiteen worden gezet op een manier die voor de hand lijkt te liggen. Rode draad van het boek is een schema dat grotendeels ontleent is aan de opening geschreven door Kierkegaards pseudoniem Anti-Climacus in De ziekte tot de dood:
Kierkegaards knipoog naar de Duitse filosoof G.W.F. Hegel (1770-1831) in deze tekst, die bekend stond om zijn ondoorgrondelijke taalgebruik, wordt door Keij verder opgepakt, uitgelegd en uitgewerkt.
Keij plaatst Kierkegaards verhouding tot Hegel, die met zijn dialectisch Systeem het individu leek te vernietigen, in perspectief waarbij Kierkegaard als differentiedenker of verschildenker wordt opgevat: iemand die fundamentele kritiek levert op eenheids- of systeemdenken. Het individu, de enkeling, die ene mens, kan nooit opgeheven worden in een krachtenspel van ideologieën. Kierkegaards excentrische positionaliteit, de mens beschouwend als ‘dat dubbelzinnige, dialectische wezen van het tijdelijke en het eeuwige, van lichaam en ziel, van vrijheid en noodzaak, van eindigheid en oneindigheid’ (p. 72) toont de mens die ten diepste appèlgevoelig, zich tot zichzelf en de ander verhoudt zonder er mee samen te vallen.
De Franse denker Gilles Deleuze zag Kierkegaard in 1968 in Différence et répétition al als voorloper van het differentiedenken. Keij borduurt daar op voort en combineert existentiële thema’s zoals verveling, wanhoop en het huwelijk met de opvatting dat Kierkegaards filosofie net als die van Levinas het absolute verschil van het menselijke individu benadrukt. Ieder mens is uitzonderlijk verschillend van anderen, wat hem juist deelgenoot maakt van de mens. Dit kader tenslotte reikt allerlei mogelijkheden aan om Kierkegaards filosofie op onszelf te betrekken en na te gaan welke betekenis deze heeft voor mij. Hoe kan ik handelen? Hoe zou ik leven? Wie ben ik?
Aanstoot
Zoals opgemerkt leest het boek als een inleiding voor gevorderden. Er zijn zelfs een bibliografie en register aanwezig. Juist daarom is het storend dat Keij zijn hele verhaal opbouwt met het knippen en plakken van fragmentjes uit Kierkegaards oeuvre zonder context. Citaten met paginaverwijzingen naar de originele bron zijn bij uitstek in filosofische werken een must. Daarnaast dient het de lezer duidelijker te zijn dat alle citaten nadrukkelijk worden verdedigd door een pseudoniem van Kierkegaard en niet door Kierkegaard zelf. Keij schenkt aan dat laatste wel minieme aandacht (p. 25), maar lijkt het zo uit te leggen dat daarmee zijn eigen interpretaties dus gelegitimeerd zijn: hij reageert niet op Kierkegaard, maar op ‘een derde’. Is dat Kierkegaard anders zien?
Een ander opvallend kenmerk van het boek, is Keijs nadrukkelijk aanwezige angst -of beter vrees- om zijn seculiere lezer te verliezen of voor het hoofd te stoten. De door het boek verweven bewegingen van anti-metafysering, waarmee Keij met veel moeite zijn seculiere lezers tracht te behouden, zijn de zwakste schakels in het lopende verhaal. ‘We moeten zelf de Messias zijn’, schrijft Keij (p.253). Dat Kierkegaard zijn hele schrijverswerkzaamheid heeft verklaard vanuit maar één doel, namelijk om christen te worden, vindt Keij niet zo relevant: uit de teksten kan men ook op een creatieve manier een humanisme abstraheren. De Liefde is een universeel menselijke waarde, waarvoor het christendom niet nodig is om dat te begrijpen. God kan worden afgeschaft, zijn bestaan doet er niet toe. Kierkegaard veegt bij monde van eveneens Anti-Climacus de vloer aan met dergelijke opvattingen in Oefening in Christendom (vgl. Taels, 1991, p. 158), maar Keij lijkt zich te verschuilen achter een hermeneutiek die synoniem lijkt voor anything goes. En gek genoeg is dat ook weer de kracht van het boek: het levert een vrije filosofische oefening op.
‘Hier ben ik’
Want Keij toont zich wel een echte denker die de lezer nadrukkelijk bij de hand neemt en hardop diepzinnig speculeert over grote thema’s van het leven op basis van handreikingen die hij bij Kierkegaard aantreft. Leunend op het adagium dat de subjectiviteit, de innerlijkheid de waarheid is, mondt het hoogtepunt van het boek uit in een onvermijdelijke interpretatie van Kierkegaards klassieker Vrees en beven. Met inzichten van Levinas en Derrida zet Keij het Offer van Abraham zo uiteen, dat de lezer telkens gedwongen wordt zich reflexief te verhouden tot de tekst. Keijs demystificatie en ontreligisering pakken hier goed uit, al rust een en ander erg zwaar op Derrida’s interpretatie van Vrees en beven in De gave van de dood. Het appèl dat Keij uiteindelijk op de lezer doet kan worden samengevat als: ‘Hier ben ik!’ En gelijk Abraham het zei tegen God, zouden wij het vaker moeten zeggen tegen onszelf.
Keij heeft een werk afgeleverd waarin de lezer aan het werk wordt gezet. Het is geen eenvoudig boek, maar binnen het perspectievencircus die de filosofie kan zijn, heeft Keij voor het Nederlandse taalgebied een aparte inleiding op Kierkegaard geschreven, waarin vele lezers veel verschillende dingen zullen ontdekken. Enerzijds 2 sterren vanwege genoemde bezwaren, maar anderzijds 4 sterren vanwege de diepte die Keij in de interpretatie weet te leggen. Kierkegaard zou dan uitkomen op 3 1/2 ster.
Verder lezen:
Walsh, S. (1991). Kierkegaard and postmodernism. International Journal for Philosophy of Religion 29 (2):113-122.
Rudd, A. (1998). Kierkegaard’s Critique of Pure Irony in: Pattison, G. & Shakespeare, S., Kierkegaard on Self and Society, p. 82-96.
Dooley, M. (2001). The Politics of Exodus. Soren Kierkegaard’s Ethics of Responsibility.
Taels, J. (1991). Soren Kierkegaard als filosoof. De weg terug naar het subject.
Derrida, J. (2006). De gave van de dood.
Kierkegaard anders gezien. Over de denker die het verschil maakt
Schrijver: Jan KeijUitgever: Boekencentrum B.V.
Prijs: €19,95
Bladzijden: 268
ISBN: 9789086871681
Misschien ook iets voor u
Spelen en leren in het nijntje museum
/ 0 Reactiesdoor: Machiel Coehorst / beeld: Machiel Coehorst 0 Sterren6 februari vond de opening plaats van het kersverse en prachtig vormgegeven nijntje museum. De welbekende tekeningen van de bedenker zelf staan uiteraard centraal.
Het voormalig Dick Bruna-huis aan de Agnietenstraat (Utrecht) is grondig verbouwd en heringericht met tien themaruimten waar peuters en kleuters spelenderwijs de wereld van nijntje kunnen ontdekken. “Al met al heeft de verbouwing slechts een half jaar geduurd, maar voor een kind van twee is dat een eeuwigheid,” zegt curator Yolanda van den Berg van het museum.
Uniek
Bij de opening waren ongeveer driehonderd bezoekers aanwezig. Van den Berg hoopt (en verwacht) dat het kindermuseum een groot succes gaat worden: “Nijntje is over de hele wereld natuurlijk erg populair en er is weinig museumaanbod voor deze doelgroep. Het is ook uniek: zo’n museum op deze schaal voor kinderen. Op de sociale media heb ik al gelezen dat mensen er heel blij mee zijn.” Het ‘stukgespeelde’ Dick Bruna-Huis was na acht jaar aan een verbouwing toe, maar er was nog een belangrijke reden om te renoveren. “Veel mensen vonden het huis van nijntje het leukste van het Dick Bruna-Huis, maar in het gastenboek vroegen ze vaak: waar is nijntje zelf?”
Confucius
Meteen na binnenkomst treft de bezoeker het huis van nijntje. Verderop in het gerenoveerde gebouw is er onder andere ruimte voor een bos, een dierentuin en een museum. In een leerrijke omgeving kunnen de kinderen zelf op onderzoek gaan: “Samen met nijntje ontdekken ze hun eigen wereld. Ze doen ervaringen op, zodat ze later, als ze in een vergelijkbare situatie komen, weten hoe ze moeten handelen. Uit herkenning kunnen kinderen ervaren. Confucius zei het al: ‘Als je het me vertelt vergeet ik het, als je me het laat zien onthoud ik het, maar als je het me laat doen begrijp ik het.'”
Imiteren
In het museum is er voor de peuters en kleuters ook de mogelijkheid om te koken, tuinieren, timmeren en is er op de plek waar vroeger het krankzinnigengesticht zat een heuse dokterskamer. “Kinderen kunnen doen wat ze het liefste doen: volwassenen imiteren.” Ook mogen ze aan de slag met taalspelletjes, en is er ruimte om te knutselen en te tekenen. Een zaal staat in het teken van het verkeer: kleuters worden er op speelse wijze wegwijs gemaakt over treinen, verkeersborden en verkeerslichten. In een stilstaande kinderauto zien ze zichzelf op een schermpje rijden over de Oudegracht, maar wel pas nadat ze de riem hebben vastgemaakt.
Enthousiast
De inmiddels 88-jarige Dick Bruna is zelf nog niet in de gelegenheid geweest om het museum te bezichtigen. Wel is er een levensgrote afbeelding te zien van de bedenker van nijntje, werkend aan een nieuw kinderboekje. Van den Berg betwijfelt of Dick Bruna zelf, die enkele jaren geleden stopte met tekenen, het museum nog gaat bezichtigen: “Zijn kinderen en kleinkinderen zijn hier wel al op bezoek geweest, en die gaan hem ongetwijfeld enthousiaste verhalen vertellen.”
Misschien ook iets voor u
Doordacht herinneren
In Over onze vader weet choreograaf Jens van Daele met behulp van dans, theater, live muziek en de bewaard gebleven brievenwisseling tussen zijn ouders de contrasterende facetten van niet alleen zijn vader, maar de hele mens te belichten.
Met de dood van vader Benny (‘Benneke’) stierf ook een groot deel van de roekeloosheid binnen het zesledige gezin Van Daele. Het jaarlijkse tripje naar de Costa Brava, waarbij luidkeels uit het autoraam werd gezongen, kon hij zich als technisch tekenaar geenszins veroorloven, maar ach, dan verpats je toch gewoon de armbanden van je vrouw? Uit de intrigerende combinatie van drie kunstvormen blijkt al snel dat ‘vader’ maar één van de vele rollen was die Benny had binnen het gezin.
Veelzijdig geheel
‘Ach lieveke, poezeke, wat zal ons huwelijk zalig en mooi worden.’ ‘Poezeke’ verwijst naar moeder Godelieve Flies, gespeeld door Eva Schram. In aandoenlijk Vlaams en op een volstrekt natuurlijke manier exposeert zij zowel de romantiek als de verstikkendheid van haar huwelijk. Soms wisselt ze naar het perspectief van de jonge Jens en nuanceert ze door te tonen hoezeer er tegen ‘onze papa’, vertolkt door van Daele zelf, opgekeken wordt. Binnen het veelzijdige geheel krijgt elke discipline haar eigen ruimte. Rennen dansers Patricia van Deutekom en Pjotr Nuyts eerst nog met de souplesse van een vlieger plagerig achter elkaar aan, raken ze later verwikkeld in een agressiever patroon van aantrekken en afstoten. Vanaf een stellage strooit gitarist Richard van Kruysdijk de bijpassende bastonen over hen heen.
Geslaagde gelaagdheid
‘Allee, was dat echt zo erg destijds?’ Uit Over onze vader blijkt hoezeer we in staat zijn onszelf te manipuleren, hoe graag we soms willen geloven dat dingen niet gelopen zijn zoals ze zijn gelopen. Daarmee overstijgt de voorstelling het particuliere en krijgt een universele geldigheid. Op een beamer wordt het tussentijdse commentaar van familieleden op de voorstelling in wording weergeven. Kritische woorden als ‘onrealistisch’ en ‘geromantiseerd’ plaatsen de vertelling in perspectief en roepen de vraag op wat nou precies werkelijkheid is. Zo ontstaat een gelaagdheid die blijft boeien.
Geen rouw
Omdat al vrij snel wordt benoemd dat vader is overleden aan kanker, komt het niet onverwacht dat uiteindelijk de gitaar riffjes produceert waarin je met wat fantasie een stagnerende hartmonitor kunt herkennen. Wat wel verrast, is de manier waarop het sterven wordt uitgebeeld: gestript van elk melodrama. Waar iemand doodgaat, is gemis, zo ook hier. In Over onze vader is echter niemand zielig, en juist dat ontroert: dit is geen rouw, maar een weldoordacht herinneren.
Jens van Daele - Over Onze Vader
Regie: Jens van DaeleArtiest: Jens van Daele
Gezien op zaterdag 20 februari 2016 in Stadstheater Arnhem, Arnhem
Misschien ook iets voor u
Laat je onderdompelen in de warme gloed van Kommil Foo
De broers Raf en Mich Walschaerts, beter bekend als het duo Kommil Foo, tonen wederom hun grote klasse in de voorstelling Schoft. De Vlamingen staan al ruim 20 jaar op de planken, wat te zien is aan het gemak waarmee ze het publiek in zang en spel inpakken. De humor is subtiel, net als het engagement. Maar typisch cabaret is het niet; hun onbehagen vindt haar weg in prachtige taalvondsten.
Ter inspiratie voor het maken van een nieuwe voorstelling, besluiten Raf en Mich traditiegetrouw in een goed restaurant in Gent ideeën uit te wisselen. Net als zij aan het diner willen beginnen, zien ze buiten een man zitten. Op het eerste oog een behoeftige bedelaar, en oudste broer Raf besluit om in zijn goedertierenheid de man wat kleingeld te geven. De bedelaar weigert; Raf voelt zich miskend in zijn intenties en verhoogt keer op keer zijn bod. Maar de bedelaar houdt voet bij stuk.
Pareltjes
Voor Kommil Foo zijn dit soort situaties voer voor debat. Wanneer deugt de mens, en is hij daar überhaupt toe in staat wanneer de verschillen en belangen onderling zo ver uit elkaar liggen? Dat blijkt verdomde moeilijk, want Kommil Foo heeft meerdere sketches in petto waarbij het mensbeeld nader beschouwd wordt. Zoals wanneer Mich vertelt over een tragedie in de familiegeschiedenis of seksuele lusten die geen gehoor vinden. Maar wie zonder zonde is, werpe de eerste steen, lijkt Kommil Foo te willen zeggen. De mens is wellicht intrinsiek goed, maar wordt door omstandigheden gedwongen andere keuzes te maken. De onmacht van de broers is voelbaar, evenals de melancholie. Wanneer Mich zich pontificaal laat zien in een kroniek van zijn geboorte tot het graf, is duidelijk dat het onderwerp serieus is. En zoals hij zijn waarheid opdient, heeft eerder ook Raf zich laten ‘ontleden’ als de mens die is overgeleverd aan willekeur. De korte scènes die zij telkens spelen, worden gelardeerd met prachtige liedjes. Mich op piano is goed, maar Raf bespeelt zijn gitaar alsof het zijn eigen baby is: aaiend en liefkozend, voorzien van de juiste klanken. Ja, dan ontstaan er pareltjes.
Warme gloed
In zijn totaliteit maakt de kwaliteit van muziek en spel het boeiend om naar deze broers te kijken. Hier staat een brok aan ervaring dat met speels gemak het podium vult. Ondertussen vraag je je af: is dit cabaret? Kleinkunst? Poëtisch theater? Ach, wat geeft het. Wie Kommil Foo nog niet kent: ga erheen en laat je onderdompelen in de warme gloed van vakbekwaam meesterschap.
Kommil Foo – Schoft
Artiest: Kommil FooGezien op vrijdag 19 februari 2016 in De Kleine Komedie, Amsterdam
Nog te zien tot woensdag 25 mei 2016
Misschien ook iets voor u
Vermakelijk maar niet verbluffend
Hoe echt is echt echt is een uit twee ‘theaternovelles’ bestaande voorstelling, beide deels geschreven door Judith Herzberg en deels ontstaan uit improvisaties van de Theatertroep. Dit jonge gezelschap met pakkende naam zet in het Utrechtse Theater Kikker een energieke voorstelling met treffende dialogen neer.
Hoe echt is echt echt is zowel de naam van de voorstelling als de titel van het eerste toneelluik. Dit deel is gebaseerd op de documentaire Familie te huur, waarin een Japanner mensen in opdracht verhuurt die zich voordoen als je familielid, vriend of collega. Handig als je zelf geen zin hebt in een saaie verjaardag op zondagmiddag. In de voorstelling runt Piet het bedrijf met in dienst de acteurs van de Theatertroep. De vraag ‘is iemand zichzelf, of speelt hij een rol?’ klinkt tijdens het eerste deel van de voorstelling door.
Levendig, maar rommelig
Het eerste deel is levendig, maar rommelig. Tien acteurs drentelen om elkaar heen. Ze spelen om de beurt korte scènes met snelle dialogen. De constante aanwezigheid en beweging van de acteurs op het toneel leidt af van het spel en de tekst. Juist de momenten waarop er volledige rust heerst, zijn het sterkst, zoals een mooie monoloog over angst voor inbrekers in het donker. Om minder bang te zijn besluit het meisje een acteur in te huren die ’s nachts haar huis betreedt, zodat ze zeker weet dat het geen echte inbreker is. Herzbergs dialogen zijn snel, treffend en de zinspelingen prachtig gevonden. De vraag of iets leugen of waarheid is komt hierin telkens terug.
Meer humor en harmonie
Het tweede deel, Zeeziek in het zwembad, dat niets met het eerste te maken heeft, speelt zich af in een kamp voor mensen die willen afvallen. Alleen al deze situatie zorgt voor een hoop hilariteit. De kampdeelnemers zijn gekleed in badkleding. Deze toch wel domme personages, die amper tot niet worden uitgewerkt, maken je nog meer aan het lachen. Bijvoorbeeld tijdens de gezamenlijke weegmomenten, de onderlinge discussie waar de verloren kilo’s heengaan en de stiekem meegesmokkelde chocolade. Zeeziek in het zwembad heeft meer humor en harmonie en dat doet de voorstelling goed. Maar waarom er voor twee delen is gekozen, en waarom die niets met elkaar te maken hebben, blijft mij een raadsel.
In zijn geheel heeft de voorstelling veel energie en het tempo ligt hoog. De Theatertroep zet duidelijk een komedie neer; er valt genoeg te lachen, vooral in het tweede deel. Al had de timing soms scherper gekund, want helaas komen lang niet alle grappen over. Hoe echt is echt echt is een vermakelijke voorstelling met prachtige dialogen, maar niet verbluffend.
De Theatertroep - Hoe echt is echt echt
Artiest: De TheatertroepGezien op woensdag 17 februari 2016 in Theater Kikker, Utrecht
Misschien ook iets voor u
We Are Here: stuurloos zweven in de ruimte
Voor de meeste mensen is Michael Collins een onbekende naam, in vergelijking tot zijn collega-astronauten Buzz Aldrin en Neil Armstrong. De theatermakers van muziektheatergezelschap Nineties Producties hebben Michael Collins gekozen als het centrale personage in de voorstelling We are here, terwijl hij in werkelijkheid meer een voetnoot was bij de historische maanlanding van 1969.
In het openingsnummer verandert de titel We are here al snel in de vraag Are we here? De eenzame astronaut Collins ziet hoe klein de aarde is in verhouding tot de kosmos, en komt in een existentiële crisis. Een groter contrast met andere personages in de voorstelling, zoals de huisvrouwelijke wissewasjes van zijn vrouw en de bravade van de Amerikaanse president lijkt bijna niet mogelijk. Op papier zijn dit interessante uitgangspunten voor een voorstelling. We are here schakelt tussen de verschillende karakterperspectieven en gebruikt verschillende stijlen en vormen van muziek. Ook wordt gespeeld met camera’s en licht in het toneelbeeld, waardoor de schijnbaar willekeurige bewegingen van de personages in een choreografie van gewichtloze astronauten veranderen.
Kloof tussen inhoud en beleving
Maar toch kwam de voorstelling We are here niet van de grond. Het is lastig om precies te verklaren waar dat aan ligt. De vorm en thematiek van de voorstelling zijn origineel en interessant genoeg. Soms is er echter een kloof tussen de inhoudelijk beschrijving en de beleving van een voorstelling. Vanaf de eerste scène, waarin de acteurs direct het publiek toespreken en vertellen over Michael Collins terwijl ze gewichtsloos over elkaar heen buitelen, is te merken dat er een duidelijk perspectief ontbreekt. Een paar mensen in het publiek moeten lachen, maar lijken zelf nog niet helemaal zeker te zijn of het wel echt een lachmoment was.
Kinderlijke aspecten
Bij vlagen is We are here ook net iets te flauw, of wordt een grap net te lang uitgesponnen. De enscenering van de voorstelling voelt aan alsof de acteurs voor zichzelf rollenspelletjes spelen, waardoor de voorstelling iets kinderlijks krijgt, zonder de toeschouwer daarin mee te nemen. Dat ligt niet aan de kwaliteiten van de acteurs: met name Charlie Chan Dagelet zet een sterk typetje neer als de licht neurotische vrouw van Michael Collins. Het probleem zit hem eerder in de regie. Door de non sequitur scènewisselingen en harde overgangen met muziek, mist de voorstelling een verhaalontwikkeling, en alleen afwisseling an sich is voor de voorstelling niet genoeg om boeiend te blijven. Er is ook geen maat gehouden: elke associatie met ruimte en de ruimtevaart komt langs. Op een gegeven moment hebben bijvoorbeeld ruimtewezentjes een muzikaal nummer in de voorstelling, maar zij staan verder helemaal los van het verhaal van Michael Collins.
Te vroeg
Als geheel voelt de voorstelling We are here alsof het in een vroeg stadium van het creatieve proces is blijven hangen. Met de goede ideeën en originele basis hadden de theatermakers meer kunnen doen om een uitgebreide brainstorm te vertalen naar een voorstelling met een scherpe visie. We are here wil grote filosofische vragen stellen: wie zijn we, wat doen we hier, doen wij er toe? De theatermakers blijven ons het antwoord schuldig. Die inhoudelijke leegte wordt de voorstelling fataal, want daardoor blijven alleen de losse associaties rondom het thema ‘ruimtevaart’ over. De sketches en muzikale fragmenten zijn helaas niet sterk genoeg om op zichzelf te blijven boeien. Hierdoor blijft het originele uitgangspunt onbenut.
Nineties Productions - We Are Here
Regie: Anne Maike MertensArtiest: Nineties Productions
Gezien op donderdag 11 februari 2016 in De Melkweg, Amsterdam
Nog te zien tot zaterdag 17 september 2016
Misschien ook iets voor u
Vlotte vertaling van complex privacyschandaal
Voor sommigen brengt het thema ‘privacy’ per definitie angst en spanning met zich mee, anderen blijven wellicht sceptisch. Theatergezelschap F.C. De Volle Bak brengt Snowden: het bizarre, waargebeurde verhaal van ‘s werelds bekendste klokkenluider. Het is een voorstelling die onherroepelijk leidt tot boeiende discussies in de foyer.
Edward Snowden (Cas Jansen) werkt als programmeur voor de NSA, een van de belangrijkste geheime diensten van de VS. Tijdens zijn werk ontdekt hij dat de VS na de aanslagen van 9/11 miljoenen gewone burgers afluistert en bespioneert. De voorstelling start vanaf het moment dat Snowden contact opneemt met journalist Glenn Greenwald (Simon Heijmans) en filmmaakster Laura Poitras (Myrthe Burger), die hij vraagt het grootschalige privacyschandaal in de media te brengen.
Citizenfour
Filmmaakster Laura Poitras registreert het verhaal van Snowden in de documentaire Citizenfour. De voorstelling is vrijwel een exacte kopie van deze documentaire en voegt qua feiten weinig toe. Wel hanteert regisseur Dick van den Heuvel een meer persoonlijke benadering, met privéscènes uit Snowdens jeugd en Snowdens leven met zijn vriendin. In afwisseling met scènes omtrent Snowdens werk bij de NSA ontstaat er een chronologische aanloop naar de vorming van Snowdens mogelijke motief tot het delen van zijn verhaal. Het blijft een wonderlijke daad met grote consequenties voor zijn privéleven.
Vaart
De kracht van de voorstelling zit hem in de uiterst vloeiende overgangen tussen de scènes. Hiermee wordt voornamelijk een beroep gedaan op het acteerspel van Cas Jansen, die zonder het toneel te verlaten uiterst snel schakelt. De scènes zijn kort, volgen elkaar in rap tempo op en zorgen zo voor een heerlijke vaart.
Juiste theatrale vertaling
Moedig daarbij is dat Van den Heuvel een complex en vooral technisch thema in het theater heeft durven onder te brengen. Waar de documentaire een grote informatieve waarde heeft, vraagt de theaterwereld om meer emotie en gevoel. Via de monologen van Snowden en de lichte confrontaties tussen hem en Laura, worden deze verstopte emoties subtiel geaccentueerd. De menselijke kant van het mogelijk droge onderwerp wordt daarnaast haarfijn versterkt door beeld en geluid. Twee grote schermen binnen het decor bieden op een ondersteunende manier sferische beelden en achtergrondinformatie, zonder dat ze van het spel afleiden. De grote pixels hebben een suggestieve werking en sluiten samen met de gekozen grafische stijl goed aan bij de digitale wereld waarin Snowden zich begeeft. Meelezen met een privé chatgesprek met zijn vriendin geeft een gek gevoel en maakt het stuk even heel intiem. Deze interessante regiekeuze zorgt ervoor dat de toeschouwer zelf schuldig wordt aan een vorm van spionage.
De omschrijving van de voorstelling op de flyer als ‘bloedstollende toneelthriller’ is wellicht wat overtrokken voor een stuk waarbij je niet op het puntje van je stoel zit van spanning. Wel biedt Van den Heuvel een laagdrempelige kennismaking met het boeiende verhaal van een van de grootste klokkenluiders van onze tijd. Middels een vlotte en persoonlijke benadering van het verhaal activeert hij opnieuw de discussie omtrent privacy. Snowdens visie is in ieder geval ijzersterk:
‘Niets geven om privacy omdat je niets te verbergen hebt, is hetzelfde als niets geven om vrijheid van meningsuiting omdat je niets te melden hebt.’ – Edward Snowden
F.C. De Volle Bak – Snowden
Misschien ook iets voor u
Stap voor stap door het leven van Mata Hari
Artistiek directeur en choreograaf van Het Nationale Ballet Ted Brandsen (1959) creëert een filmische voorstelling over het turbulente leven van exotisch danseres Mata Hari. Het scenario dat hij toont, houdt op chronologische wijze vast aan de gebeurtenissen uit het leven van de danseres.
Mata Hari werd in 1876 geboren als Margaretha Zelle in een rijke Friese familie, waar zij opgroeide als verwend meisje. Na een ongelukkig huwelijk, waar een vroegtijdig gestorven zoon en een dochter uit voortkwamen, vertrok zij naar Parijs om een ander leven op te zoeken. Als exotisch danseres reisde zij aan het begin van de twintigste eeuw door heel Europa. Ze werd na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog verliefd op een Russische officier en uiteindelijk vond zij haar dood voor een Frans vuurpeloton in 1917, nadat zij was beschuldigd van dubbelspionage. Al deze gebeurtenissen zijn stap voor stap in het ballet te volgen; Brandsen heeft zich strikt aan het levensverhaal van Zelle gehouden, wat de dans een rigide en illustratief kader geeft. Om het leven van de danseres zo groots en meeslepend weer te kunnen geven als het werkelijk was, had de choreografie, naast technische perfectie, meer speelsheid en creativiteit mogen tonen.
Piekmoment
Halverwege de eerste helft wordt een moment van conflict en ruzie uitgebeeld door Mata Hari (Anna Tsygankova) en haar man, waar voor het eerst de passie, emotie en toewijding van de karakters te zien is. Op dynamische wijze wordt Mata Hari door haar man door de lucht gegooid, wanneer zij hem op haar beurt aanvliegt. Er ontstaat een interessante fysieke dialoog. De speelse vorm van het klassiek ballet weet de toeschouwer mee te nemen in de belevingswereld van Mata Hari. Dit duet is meteen het hoogtepunt van de avond, want na deze scène vervalt het stuk wederom in uitleg en illustratie.
Vormgeving en muziek
De vormgeving van het stuk bestaat uit vele grote decorstukken, die soms (te) letterlijk worden ingezet, zoals de verhoortafel, waar Mata Hari’s herinneringen zogenaamd omheen dansen. Op andere momenten worden haar dromen en verlangens beter uitgebeeld, door middel van planten en rook, waardoor er niet te veel meteen duidelijk wordt. De meeslepende muziek, speciaal gemaakt voor het stuk door Tarik O’Regan, zorgt voor een nodig scheutje mysterie. Zo krijgt de toeschouwer steeds weer hoop op een groots en meeslepend ballet, maar gaat uiteindelijk toch teleurgesteld de deur uit, wanneer de schoonheid van het stuk ten onder gaat aan het de overheersende verhaallijn.
Het Nationale Ballet – Mata Hari
Gezien op zaterdag 13 februari 2016 in Nationale Opera, AmsterdamNog te zien tot dinsdag 23 februari 2016
Misschien ook iets voor u
International Film Festival Rotterdam 2016
/ 0 Reactiesdoor: Erik Kersten0 SterrenDe 45e editie van het Internationaal Film Festival Rotterdam zit er weer op. Zo’n 500 films, events en voorstellingen, waarvan bijna 200 lange speelfilms, namen bezit van een hongerig filmpubliek. 8WEEKLY was erbij, met twee razende reporters. In twee verslagen kijken we terug op een festival dat zoals altijd druk bezocht werd, maar dat ook moeite had om relevant te blijven in een veranderend filmlandschap.
Bero Beyer staat voor een zware taak. De nieuwe directeur van het IFFR moet zien op te bouwen wat onder voorganger Rutger Wolfson jarenlang is afgebroken. Niet dat Wolfson moedwillig de reputatie van het festival naar de vernieling heeft geholpen, maar als voormalig kunstdirecteur leek hij vooral geïnteresseerd in het randprogramma van crossovers en installaties. Dat zagen filmmakers ook en die trokken hun conclusie. Steeds minder films beleefden hun première in Rotterdam, waardoor het festival in een vicieuze cirkel kwam. Aan het IFFR begon een reputatie te kleven die zei dat het festival niet meer van belang was in de internationale filmwereld. Geldgebrek speelde daar overigens ook een rol in. Rotterdam zou niet meer op kunnen tegen grote concurrenten als Berlijn, Toronto en Venetië. Wolfson probeerde het tij nog te keren door grotere films, die later het jaar toch al in première zouden gaan, vooruit te programmeren in Rotterdam. Hoewel dat bij het grote publiek wel in de smaak viel, bleek dat een heilloze weg. Daarmee zat het IFFR in het vaarwater van de festivals in bijvoorbeeld Leiden (Leiden International Film Festival), Vlissingen (Film by the sea), Leeuwarden (Noordelijk Film Festival) en Utrecht (Nederlands Film Festival). Het IFFR moet terug naar de kern: het programmeren van gewaagde, vernieuwende cinema door filmmakers die op andere festivals weinig kansen krijgen. Dat is een missie die Bero Beyer, als voormalig filmproducent met veel inhoudelijke kennis, wel is toevertrouwd.
Echt hard durfde hij nog niet in te grijpen. Het onderdeel Limelight werd gehandhaafd en bevat maar liefst 28 films die op voorhand al aangekocht waren door Nederlandse distributeurs. Dat hij ook nog eens weinig geld te besteden had om regisseurs over te laten komen, werd pijnlijk duidelijk. In tien IFFR-dagen was het aantal Q&A’s, het moment dat de filmkijker oog in oog komt te staan met de filmmaker, echt minimaal. Van de regisseurs die toch voor de volle zalen stonden, bleek een deel ook nog hun eigen reis betaald te hebben. Als je film dan eindelijk internationaal in première gaat, wil je daar ook bij zijn. Naast enkele beginnende makers waren er ook een paar ervaren namen. Van de Amerikaanse kunstenares Laurie Anderson (die een film maakte over haar hond) en de veelzijdige Ben Wheatley (al meerdere jaren in Rotterdam vertegenwoordigd, dit jaar met de gestileerde zwarte sciencefiction komedie High-Rise) tot veteraan acteur Udo Kier (te zien in de Oostenrijkse tv-serie Altes Geld). Daar staat het ontbreken van echt grote namen tegenover. Geen Hou Hsiao-hsien (wiens The Assassin in Rotterdam een voorpremière beleefde) en geen Apichatpong Weerasethakul (die zijn Cemetery of Splendour zelfs al tijdens het IFFR in de Nederlandse zalen zag verschijnen).
Maar, aan Beyer heeft het niet gelegen. Hij bleek een begenadigd spreker die respect geniet van filmprofessionals die er wel waren. Ook dit jaar wist het IFFR weer een paar obscure filmmakers op te graven uit de krochten van de filmgeschiedenis. Regisseurs die om een of andere reden vergeten waren en opnieuw een podium krijgen. Dat is een taak waarvan het IFFR zich al 45 edities kwijt. En, dat moeten ze ook vooral blijven doen. Dit jaar waren dat de Spaanse experimentele Pere Portabella, de Italiaanse genrefilmer Claudio Caligari en de controversiële Japanner Masao Adachi. Portabella is vooral historisch interessant. Zijn Informe general sobre unas cuestiones de interés para una proyección pública (1977) is een filmisch essay over een periode waarin Spanje zichzelf opnieuw moest zien uit te vinden na de dood van dictator Franco. Drie uur lang discussiëren groepjes politici, vakbondsleiders, arbeiders en industriëlen over de teloorgang van de middenklasse, de rechten van de werknemer, de voor- en nadelen van marxisme en de voorwaarden waaronder democratie in de post-fascistische tijd zou kunnen werken. Fascinerend, maar vooral ook saai.
Claudio Caligari maakte slechts drie films met flinke tussenpozen, maar aan een film als l’Odore della notte (1989), over een groep kleine criminelen die door een serie inbraken proberen te ontkomen aan hun nederige roots, is te merken dat dat niet aan zijn beheersing van het vak heeft gelegen. Spannend, sfeervol en sterk geacteerd, geeft de film een goed beeld van het groezelige Rome van begin jaren tachtig. Maar ook Masao Adachi is met zijn politiek getinte seksfilms een maker die in Rotterdam helemaal tot zijn recht komt.
De Deep Focus-sectie bracht in elk geval een vergeten meesterwerk naar Rotterdam. The Brick and the Mirror (1965) van de Iraanse filmmaker Ebrahim Golestan, is een schitterend epos over een taxichauffeur die een baby op zijn achterbank vindt en in zinderend Teheran op zoek gaat naar verlossing. Golestan laat een verbijsterend liberale maar ook kritische visie zien op zijn land, waarin vrouwen de morele leiding hebben en corruptie welig tiert.
Een andere hoofdtaak is uiteraard de eigen Tiger-competitie. Daarin had Beyer al wel ingegrepen. Van de gebruikelijke zestien titels, werd teruggegaan naar acht. Een hoognodige ingreep, want het bleek al jaren onmogelijk om elk jaar zoveel enigszins aansprekende titels van beginnende filmmakers te selecteren. Ook bracht hij het aantal winnaars terug van drie naar een. Die enige winnaar is de melancholische komedie Radio Dreams, van de in Iran geboren en in Londen opgegroeide Babak Jalali. Dat hij al meerdere films maakte is tekenend: het was aan zijn film te zien, maar roept ook de vraag op waar de grens tussen ontluikend talent en de enigszins gevorderd auteur zit.
Als het aan het publiek ligt, hoeft het IFFR geen afstand te doen van voorpremières. Die films scoren steevast hoog in de polls en zijn snel uitverkocht. Van het prachtige Demolition (met een zeer sterke Jake Gyllenhaal die op eigen wijze dealt met de dood van zijn vrouw) en het ijzingwekkende El Clan (over een voormalig junta-lid dat met zijn gezin vrolijk doorgaat met het ontvoeren van rijke industriëlen in een land dat op weg is naar democratie), tot de bijzondere boekverfilming Beyond Sleep naar het boek van Willem Frederik Hermans en de absurde Deense komedie Men & Chicken. Ook de winnaar van de publieksprijs komt vrijwel elk jaar uit een voorpremière. Dit keer het Deense oorlogsdrama Land of Mine, over een groep jonge Duitse soldaten die na afloop van de Tweede Wereldoorlog een Deens strand van mijnen moet ontdoen. Een prima film, maar ook degelijk en voorspelbaar. De top 10 wordt gedomineerd door 5 Limelight-films (waaronder plaatsen 1, 2 en 3), en met Demolition ook nog op 11.
Het IFFR wil en moet, naast een filmmakersplatform, ook een publieksfestival blijven. De drukte en de sfeer in de stad schreeuwen elk jaar om een voortzetting van dit succes. Afstand doen van het Limelight-programma is dan ook niet aan de orde. Veel filmliefhebbers verkiezen het kijken van een film in een uitverkochte zaal boven het zien van diezelfde film in een veel leger zaaltje een aantal maanden later. Je kunt ze geen ongelijk geven. Gelukkig is het publiek in Rotterdam niet eenkennig. Vrijwel alle films trekken een flink publiek. Dat films als het Libanese Halal love (and sex), het Turkse Ballad of Exiles Yilmaz Güney, het Ethiopische Price of Love en het Colombiaanse El abrazo de serpiente in Rotterdam steeds uitverkocht zijn, spreekt boekdelen. Het is de magie van het IFFR. Het festival is nog steeds stevig verankerd in de harten van filmkijkers. Het is aan de nieuwe directeur, zijn team van programmeurs en de geldschieters om ook de makers weer naar Rotterdam te lokken.
Misschien ook iets voor u
Vreugde en volharding
De hoogste trap van schrijven is volgens Kees ’t Hart het gelukkige schrijven. Hij probeert het in zijn laatste publicatie in het vizier te krijgen en stelt daarbij vooral scherp op zijn eigen ervaringen.
Kees ’t Hart heeft in het verleden vele romans, verhalen en gedichten geschreven en zo mogelijk nog meer recensies. Het gelukkige schrijven is een verzameling van essays waarvan een deel eerder in onder andere De Groene Amsterdammer en De Revisor is gepubliceerd. Gedichten worden geanalyseerd, schrijvers worden geïnterviewd, filosofen worden aan de tand gevoeld en boeken worden in tradities gezet.
Als een mier in een kelder
Wie bij Het gelukkige schrijven een veredeld zelfhulpboek voor schrijvers in gedachten had, komt bedrogen uit. Zelfs de titel van het boek wordt nauwelijks gedefinieerd. Het gelukkige schrijven wil volgens ’t Hart verborgen zijn, ‘het ontkent zichzelf en spreekt vanuit een kelder op de toonhoogte van een mier’. Vanzelfsprekendheden moeten door elkaar worden gehaspeld, de woorden en zinnen zelf moeten vanzelfsprekend blijven.
Als schrijver wil ’t Hart de staat van het gelukkige schrijven bereiken, als lezer en recensent wil hij er mee geconfronteerd worden. Het moet het centrale thema van het boek zijn, maar in werkelijkheid zijn de hoofdstukken vaak slechts zijdelings met elkaar verbonden. Kees ’t Hart leidt de lezer vooral langs zijn eigen inspiraties, ervaringen, meningen, ontboezemingen en ontdekkingen.
In het essay over de geboorte van zijn bibliotheek wijdt ’t Hart uit over zijn eerste ervaringen met boeken. Zo werd hij voorgelezen door zijn moeder uit de Daantje-reeks van Leonard Roggeveen. Later wordt er nostalgisch uitgeweid over Lord Lister-boekjes, die tegenwoordig niet meer te krijgen zijn. ’t Hart beschrijft zijn weg door de wereld van letters, woorden en uiteindelijk literatuur.
Persoonlijk genot voorop
Het gelukkige schrijven is een persoonlijk boek van een literaire alleseter die mensen bewust wil maken van een oneindig literair paradijs dat blijft inspireren, verbazen en vermaken. Wel is het zo dat de opvattingen van ’t Hart vooral toegespitst zijn op het schrijven en niet op het lezen. De schrijver moet volgens hem voor zijn eigen genot en voldoening schrijven, hij moet het doen omdat hij niet anders kan. De lezer is voor de gelukkige schrijver niet van belang, betoogt ’t Hart. Uiteraard heet het boek ook Het gelukkige schrijven, maar dat er in de schrijfvisie van ’t Hart zo weinig aandacht voor de lezer is, blijft opmerkelijk.
Bij het schrijven van Het gelukkige schrijven lijkt ’t Hart het persoonlijke genot ook voorop te hebben gesteld. Zo worden de jurken van mevrouw Klinkhamer uit De Kameleon met schaamteloos veel lol geanalyseerd en wordt het gedicht De Wolken van Martinus Nijhoff op een bizarre manier besproken: er komt zelfs een kaart van Scandinavië aan te pas als vergelijking van een penis met een balzak. ’t Hart heeft duidelijk plezier gehad, maar of de lezer met hem meelacht is zeer de vraag. Voor ’t Hart zal het niet uitmaken: hij heeft gelukkig geschreven.
Het gelukkige schrijven
Schrijver: Kees 't HartUitgever: Querido
Prijs: € 19,99
Bladzijden: 328
ISBN: 9789021458984
Misschien ook iets voor u