Theater / Voorstelling

Een vernietigend dilemma dat niet helemaal van de grond komt

recensie: DommelGraaf & Cornelissen Entertainment - Indecent Proposal

Miljardair John LePoole doet David en zijn vrouw Daphne een verleidelijk voorstel, dat heel hun leven op zijn kop zet.  In het toneelstuk Indecent Proposal draait het om vragen als ‘maakt geld gelukkig?’  en ‘is alles te koop?’ Het toneelstuk beleefde afgelopen zondag de wereldpremière in Leiden, het is namelijk de eerste theaterversie van het gelijknamige boek van Jack Engelhard dat in 1993 ook verfilmd werd.

Eén miljoen, voor een nacht met jouw vrouw. Dat is het voorstel dat miljardair John (Chris Tates) David (Matteo van der Grijn) en zijn vrouw Daphne (Roos van Erkel) doet. Het is een verleidelijk voorstel, want het echtpaar zit krap bij kas. Toch gaat David er in eerste instantie niet op in, hij moet er niet aan denken. Het voorstel blijft maar in hun gedachten en uiteindelijk gaan ze er toch op in, want wat is maar één nacht?

Weinig spanning en actie

Genoeg materie voor een spannend toneelstuk, toch? Helaas weet het toneelstuk de spanning niet de hele tijd vast te houden en is het soms zelfs wat langdradig. Het verhaal heeft een te lange aanloop voordat het voorstel, waar het allemaal omdraait, wordt gedaan. Ook de gevolgen van het voorstel worden te breed uitgemeten. Het verleidelijke voorstel is een goed ingrediënt voor een spannend toneelstuk, maar het stuk komt niet helemaal van de grond. Het verzandt in lange ruziënde conversaties tussen Daphne en David, die echt een stuk ingekort konden worden. Bovendien is de chemie tussen het verliefde koppel ver te zoeken.

Het toneelstuk wordt gespeeld door drie spelers en met name de zeldzame momenten dat ze alle drie op het podium staan zijn interessant door de spanning tussen de spelers. David is stikjaloers en John probeert Daphne te verleiden, al zou hij daar volgens Daphne nooit in slagen. De droge humor van personage David, dat goed vertolkt wordt door Matteo van der Grijn, weet het publiek gelukkig wel aan het lachen te krijgen. Het onvoorstelbare dilemma en het acteerwerk van Van der Grijn redden het toneelstuk.

De wisseling van ruimte en tijd is niet altijd duidelijk. De sobere enscenering van het stuk zorgt soms namelijk voor verwarring. Op het toneel staan drie stoelen met een tafel en een bed. De ene keer bevindt men zich in het vakantiehuis, de andere keer in het casino, Johns verblijf of het huis van het echtpaar. Ook duurt het even voordat het duidelijk is dat het stel op vakantie is. Maar wie gaat er dan ook op vakantie als je krap bij kas zit?

Interessante materie

Toch blijft het toneelstuk in zekere mate boeien, want de materie is en blijft interessant. Het verhaal roept allerlei vragen op. Hoe ver zou jij gaan voor een miljoen? Is alles te koop? Bovendien laat het toneelstuk veel aan de verbeelding van de kijker over, want wat er nu precies misgaat na dé nacht, is niet duidelijk. Daphne stort in en David kan het ook niet aan, maar waarom? Maakt geld dan toch niet gelukkig?  Het stuk eindigt toch enigszins positief met Davids woorden: ‘Voor iets waardevols moet je altijd blijven vechten.’

Kortom, het plot van het toneelstuk is spannend en intrigerend en heeft de potentie om een groot publiek te vermaken. De toneelbewerking is echter minder geslaagd en eerder tragikomisch dan spannend. Indecent Proposal is voor de fijnproever, die zich een avond wil buigen over ingewikkelde levensvragen.

weissenbruch
Kunst / Expo binnenland

Fotoshoppen avant la lettre

recensie: Jan Weissenbruch - De Vermeer van de 19e eeuw
weissenbruch

De schilderijen van Jan Weissenbruch (1822-1880) hebben een januskop: aan de ene kant zijn het rustieke landschappen en stadsgezichten die je ziet, beïnvloed door 17e-eeuwse Hollandse meesters, aan de andere kant hebben ze een vlakverdeling met horizontale en verticale lijnen die al vooruit lijkt te lopen op de abstracte schilderkunst van later tijd.

‘Romantisch’ mag je het volgens Terry van Druten in een essay in het schitterend uitgevoerde boek bij de tentoonstelling in het Teylers Museum in Haarlem niet noemen, want die term reserveert hij voor een tijdgenoot als Cornelis Springer. ‘Fotoshoppen avant la lettre’ kun je het wel noemen, want Weissenbruch zette alles naar zijn hand. Hij draaide er zijn hand niet voor om details naar gelang weg te laten of toe te voegen, gebouwen uit te vergroten of in een ander perspectief te plaatsen. Én veel pleinen, wat opvallend mag heten voor iemand die steeds meer gebukt ging onder de gevolgen van pleinvrees.
Datgene wat hij afbeeldt, gebouwen, pleinen, mensen, is allemaal heel verstild en evenwichtig weergegeven. De mensen zijn statische figuurtjes her en der verspreid over het doek (of op een paneel). Meestal zijn het mensen uit het gewone volk en slechts een enkele keer, zoals op een afbeelding van het Korte Voorhout in Den Haag, wat chiquere mensen. En dit alles in een zonnige, zomerse sfeer met lange schaduwen en fraaie wolkenluchten, en hier en daar witte accenten. In een wolk, een kap op het hoofd, of een ander detail. Een stijl die niet moet worden verward met het bekendere, maar donkerder Haagse School-werk van neef Jan Hendrik Weissenbruch (1824-1903).

Eigen stem in het kapittel

weissenbruch

Jan en Frederik Hendrik Weissenbruch, 1850-1856. Ets op papier, 8,9 x 5,8 cm. Teylers Museum, Haarlem.

Jan Weissenbruch leerde het vak van Salomon Verveer, de Haagse romantische meester van wie verleden jaar nog werk was te zien in het Joods Historisch Museum in Amsterdam. De bescheiden maar informatieve tekstbordjes wijzen onder meer op de invloed van Ruisdael, Berckheyde en Vermeer. Weissenbruch wilde zich het Nederland weergeven op een manier zoals deze voorgangers het deden; niet voor niets noemt hij een schilderij van de Laurenskerk in Rotterdam dan ook een ‘Souvenir’, zoals ook veel componisten herinneringen aan hun jeugd een Souvenir d’enfance noemen. Prachtig is het hoe het licht hierop vanuit de kerk naar buiten straalt.
Toch wil hij die Hollandse stijl ook vervolmaken, en kun je niet zeggen dat de schilder geen eigen stem in het kapittel heeft. Die heeft hij wel degelijk, zoals blijkt uit zijn Houtvlotten in de zalmhaven te Rotterdam. Een schilderij waaruit het hiervoor genoemde januskop-karakter in optima forma blijkt: een voor die tijd uniek onderwerp in een haast moderne stijl met horizontale en verticale lijnen weergegeven.
In tegenstelling tot veel tijdgenoten had de schilder echter weinig op met fotografie, hoewel op de expositie een kleine ets van Weissenbruch hangt die hij naar een foto heeft gemaakt. Een afbeelding van hemzelf en zijn broer Frederik Hendrik, die lithograaf was.

Nonchalance of gefotoshopt souvenir?

weissenbruch

Jan Weissenbruch – De Lepelstraat tussen de Grote Kerk en de Vleeshal te Haarlem, ca. 1860. Olieverf op paneel, 19 x 14,9 cm. Particuliere collectie.

Jenny Reynaerts noemt in een essay in het begeleidende boek het feit dat Weissenbruch gebouwen niet natuurgetrouw afbeeldde, ‘nonchalance.’ Maar zou dit niet eerder onder de eerder genoemde noemer Souvenirs kunnen vallen? Wellicht kun je dit vergelijken met de insteek bij de reconstructie van Warschau na de Tweede Wereldoorlog: een terugkeer naar de 18e eeuw à la Bernardo Bellotto. En al even geïdealiseerd.
De bezoeker van deze haast klassiek opgezette tentoonstelling, zonder toeters en bellen, krijgt een mooi overzicht van de schilderijen en etsen van Jan Weissenbruch. Aanbevolen wordt er de tijd voor te nemen, om alle details op je in te kunnen laten werken. Een tentoonstelling die om onthaasting vraagt, maar je krijgt er als bezoeker veel voor terug.

Catalogus: Jan Weissenbruch. Met teksten van Terry van Druten, Annemieke Hoogenboom, Jeroen Kapelle, Manon van der Mullen en Jenny Reynaerts.
Uitgeverij THOT i.s.m. Teylers Museum, Haarlem.
ISBN 978 90 6868 7121 8

louis-in-uitvoering
Muziek / Concert

LOUIS! – What A Wonderful World

recensie: Prachtig theaterconcert @ Jan van Besouw huis te Goirle
louis-in-uitvoering

De theatershow LOUIS! van trompettist Michael Varekamp is, zoals hij zelf meldt bij de opening van de show, een ode aan Louis Armstrong. De show houdt het midden tussen een musical en een concert. Voor een musical is het spelelement te klein en voor een concert is er teveel verhaal; een mooie combinatie om hoofdbrekens te geven over hoe we het gaan noemen.

Varekamp opent de show met een persoonlijke ode aan Armstrong. Hij bewondert hem al vanaf zijn tiende door te luisteren naar de platen van zijn vader. Dit is de enige persoonlijke noot van de hoofdpersoon in deze productie. Hierna duiken we in het levensverhaal van Louis Armstrong, al gaat dat niet chronologisch. We starten op het moment dat Armstrong zijn geboortegrond in New Orleans verlaat en zijn heil zoekt in Chicago. Hij is achttien jaar als zijn moeder hem komt opzoeken, omdat ze hoorde dat hij er slecht aan toe is. Van haar laatste geld koopt ze een ticket naar Chicago om met eigen ogen te zien hoe het haar zoon vergaat. Ze woont uiteindelijk drie maanden in het appartement dat haar zoon haar aanbied, omdat het juist zo goed met hem gaat.

Veel wetenswaardigheden

joy-wielkens

Joy Wielkens

Wie niet al te diep op de hoogte is van de historie van Armstrong leert tijdens deze theaterproductie voldoende wetenswaardigheden over deze grondlegger van de jazz om er met meer kennis vandaan te komen. Wie wist bijvoorbeeld dat Armstrong als jeugdige in de gevangenis zijn trompet ter hand nam, of dat hij vlak daarvoor werd opgenomen in een Joodse familie? Hij werkte voor hen op de voddenkar en kreeg van hen zijn eerste cornet. Zittend op de voddenkar verruilde hij het blikken hoorntje, waarmee hij dagelijks de aandacht van het volk trok voor de voddenkar, voor deze cornet om zo de aandacht te vragen voor hun handel. Zijn hele leven droeg Armstrong de Jodenster als eerbetoon aan deze familie, die hij veel dank verschuldigd was en die hij nog lange tijd bleef bezoeken. Dit is slechts een kleine greep uit de wetenswaardigheden die de revue passeert.

Joy Wielkens kruipt tijdens de show veelvuldig in de huid van belangrijke vrouwen uit het leven van Armstrong; niet alleen zijn moeder of de vrouw van het Joodse gezin, maar ook de zangeressen waarmee Armstrong liedjes heeft opgenomen. Zowel haar verhalen over de geschiedenis als haar zang zijn fijn om te horen. Haar stem is een waardige partner naast het trompetgeluid van Varekamp. Ook de stem van Varekamp is het noemen waard, want deze komt dicht in de buurt van de grote meester.

Bijzonder in de kapel

Dit optreden in de Annetje van Puijenbroek-Kapel van het Jan van Besouw-huis is een bijzondere gelegenheid, blijkt naderhand bij een praatje met Varekamp. Normaal gesproken worden er tijdens de show ook nog beelden getoond, maar daar is deze setting niet geschikt voor. De akoestiek van de kapel levert op zijn beurt dan weer een bijzondere bijdrage aan het geluid. Bijzonder is, wat ook een verrassing voor de techniek blijkt, dat Varekamp na de pauze ‘St. James Infirmary’ vanaf het balkon bij het kerkorgel inzet. Door deze impulsieve keuze ziet het publiek hem niet, maar hoort hem des te meer. Geheel zonder versterking schalmt zijn stem prachtig door de kapel. In de loop van het stuk komt hij naar beneden en hij beëindigt het lied op het podium voor in de kapel.

michael-varekamp-als-armstrong

Michael Varekamp als Armstrong

Zijn band, waarin de tenorsaxofoon gespeeld wordt door Ben van den Dungen, het Hammond-orgel door Wiboud Burkens, de akoestische bas door Harry Emmery en de drums door Erik Kooger, is werkelijk fantastisch. De muzikanten zijn zowel samen goed in de begeleiding als ook individueel: daar waar de ruimte er is kunnen ze prima soleren. Zo horen we een verrassende solo op de contrabas, voorwaar geen eenvoudig solo-instrument.

De afsluiter van de show kan natuurlijk niets anders zijn dan het prachtige – maar door de collega’s van Armstrong verguisde – lied ‘What A Wonderful World’. De show is een waardig eerbetoon aan een bijzonder mens, uitstekend muzikant en grondlegger van de jazz. Voor wie een van de shows gezien en gehoord heeft is het geen belangrijk issue meer: voor hen blijft de herinnering aan een mooie beleving.

Live in Nederland:
do 13-10-2016: Den Durpsherd Berlicum
za 15-10-2016: Theater de Kunstgreep Oostzaan
zo 16-10-2016: Theater de Stoep Spijkenisse
wo 19-10-2016: Theater de Bussel Oosterhout
do 20-10-2016: Theater de Meervaart Amsterdam
vr 21-10-2016: Theater de Luifel Heemstede
za 22-10-2016: Theater de Kappen Haaksbergen
zo 23-10-2016: Evertshuis Bodegraven
wo 26-10-2016: Theater Koningshof Maassluis
do 27-10-2016: C.C VU Griffioen Amstelveen
vr 28-10-2016: Calypso Theater Wijk bij Duurstede
za 29-10-2016: Agnietenhof Tiel
wo 02-11-2016: Theater de Omval Diemen
do 03-11-2016: Theater aan het Vrijthof Maastricht
vr 04-11-2016: Schouwburg Amphion Doetinchem
za 05-11-2016: De Kleine Willem Enschede
zo 06-11-2016: Theater Walhalla Rotterdam
do 10-11-2016: Theater De Leest Waalwijk
za 11-11-2016: Westland Theater De Naald Naaldwijk
zo 12-11-2016: Theater de Speeldoos Vught
za 07-01-2017: Jazzclub Perdido Hillegom
za 06-05-2017: Theater Top Bemmel Bemmel

 

Theater / Voorstelling

Vermakelijke maar inconsistente voorstelling over autoriteit

recensie: Hummelinck Stuurman Theaterbureau - Bint

Met Bint brengen regisseur Ger Thijs en het Hummelinck Stuurman Theaterbureau een bewerking van de gelijknamige roman van Ferdinand Borderwijk op de planken. Het uit 1934 stammende boek wordt vaak als een waarschuwing voor het toentertijd opkomende fascisme geïnterpreteerd. Borderwijk schreef over een leraar – De Bree – die als invalkracht kwam te werken in een keihard onderwijsregime, waar schooldirecteur Bint de scepter zwaaide. Tucht en gehoorzaamheid waren de toverwoorden, waarmee leerlingen klaargestoomd werden voor het sociale klimaat van de jaren ’30, dat in rappe schreden aan vrijzinnigheid moest inboeten.

 

Bint, Hummelinck Stuurman TheaterbureauDe Bree wordt vertolkt door Tijn Docter. De kersverse docent kan zich al snel vinden in de autoritaire visie op onderwijs van directeur Bint (Jules Croiset). De klassen die hij onder zijn hoede krijgt zijn de intelligente en hardwerkende ‘bloemenklas’ en het rebelse 4D, die niet zonder gevoel voor drama  zijn omgedoopt tot ‘De Hel’. De eerste klas vindt De Bree vooral vanwege hun keurigheid een beetje saai, de tweede verklaart hij de eerste les de oorlog nadat ze zijn tas hebben opgeblazen. De rolverdeling lijkt hiermee duidelijk: een rebelse, slecht presterende klas en een brave, goed presterende klas. Gek genoeg zijn het de niet-functionerende oproerkraaiers uit ‘de hel’ die door Bint tot zijn lievelingetjes worden gerekend. Het zijn daarentegen de braveriken uit de bloemenklas die opbloeien onder het regime van Bint, toch lijkt Bint hen niet te erkennen als zijn succesklas. Het blijft het gehele stuk een raadsel waarom dit zo is

Deze contradictie komt nog duidelijker in beeld na een zelfmoord van een van de leerlingen uit de bloemenklas. De bloemenklas besluit na deze gebeurtenis in opstand te komen tegen Bint. De studenten uit De Hel verhinderen deze opstand en worden door Bint getrakteerd op sigaren waar ze gezamenlijk van genieten. Maar waarom zijn de leerlingen uit De Hel ineens zo autoriteitsgevoelig? Ze werden geïntroduceerd als de rebellen, maar scanderen halverwege het stuk luidkeels de naam van Bint. bint_hummelinckstuurman_fotobenvanduin_6_webWelke ontwikkeling is mij hier ontgaan?

Achter de feiten aan

Ook de ontwikkelingen die de hoofdpersonages doormaken zijn lang niet altijd goed te volgen. Zo is De Brees collega To (Hanneke Last) keihard wanneer ze hoort dat een van haar leerlingen zelfmoord overweegt vanwege slechte cijfers: ‘hij gaat zijn gang maar’. In het tweede helft van het stuk draait ze 180 graden om en gaat ze het conflict aan met Bint. Maar in het duister blijft waarom ze van visie is veranderd. Deze willekeurige overgangen maken het moeilijk om je in te leven in de personages en geven je als kijker vaak het gevoel dat je achter de feiten aanloopt.

bint_hummelinckstuurman_fotobenvanduin_5_webHet interessantste personage is waarschijnlijk Bint zelf. Sterk is bijvoorbeeld de scène waarin de leraren met elkaar de kerstrapporten bespreken. In geklets over de persoonlijke toestand van de leerlingen heeft Bint geen zin en wanneer de student met zelfmoordoverwegingen ter sprake komt, is Bint vooral geïnteresseerd in hoe de school pr-technisch met deze klap om moet gaan, mocht de leerling zijn plan doorzetten. Griezelig en komisch tegelijkertijd.

Zo kent Bint nog genoeg andere amusante scènes, maar uiteindelijk is het inconsistente handelen van de hoofdpersonages te ondoorgrondelijk om werkelijk door dit stuk meegenomen te worden.

Theater / Voorstelling

De liefde als slagveld en thuisfront

recensie: Toneelgroep Oostpool - Demonen

Na Een soort Hades van Theater Utrecht van vorig jaar wordt dit seizoen weer Lars Noréns bekende Demonen opgevoerd. En hoe. Deze versie van Toneelgroep Oostpool speelt een complex en prikkelend spel met de intimiteit, kwetsbaarheid en eenzaamheid van de personages, die steeds meer uit elkaar vallen.

Nog voordat er een woord is gezegd, weet je dat het geen vrolijke bedoeling wordt. De huiskamer waarin Demonen zich afspeelt is een bijna volledig lege installatie van metaal en glas waarvan de vloer en het plafond samenkomen. De personages worden van alle kanten bekeken en buiten hun glazen ‘wereldje’ bevindt zich de rest van het toneel, dat leeg en donker is. Dan begint er een klok te tikken, steeds intenser, en weet je: dit kan niet goed gaan.

demonen1Die gedachte wordt bevestigd wanneer de personages opkomen. Frank (Daan Schuurmans) komt thuis met de urn van zijn moeder. Zijn vrouw Katrina (Kirsten Mulder) heeft zin in een leuke avond. Ze nodigen hun buren uit. Jenna en Tomas, respectievelijk gespeeld door Mariana Aparicio Torres en Rick Paul van Mulligen, willen graag hun gezinsleven voor een avond ontvluchten. Al gauw blijken beide huwelijken op losse schroeven staan. Alle personages zijn gemarkeerd met een rode kleurstof – Franks handen, Katrina’s knieën, Jenna’s borst en bovenbenen, die ze tevergeefs probeert te bedekken, en Tomas’ gezicht – waardoor duidelijk wordt dat ze al langer verwikkeld zijn in de strijd van het huwelijk. Desalniettemin proberen de echtparen aanvankelijk de schijn op te houden en gedragen zich conform de conventies van het stereotype huwelijk. Ze houden de handen van geliefde vast en zeggen lieve woorden tegen elkaar, maar dit klinkt erg gedicteerd. Bovendien kunnen ze het al gauw niet laten om een nare opmerking naar hun partner te maken. De drank vloeit en de sfeer wordt steeds grimmiger, tot de personages en hun glazen wereld letterlijk en figuurlijk openbreken.

Een prachtige tekst vol subtiele details

Qua plot doet Demonen erg denken aan Who’s afraid of Virginia Woolf van Edward Albee, maar dat wil niet zeggen dat Noréns stuk er ondergeschikt aan is. De tekst is prachtig. Het zit vol subtiele details waarin zowel de duistere als de kwetsbare kant van de personages naar boven komt, zoals wanneer Jenna eerst zegt dat ze erg moe is van het opvoeden van haar kinderen en vervolgens opbiecht dat ze haar kind al twee keer heeft laten vallen. Of zoals wanneer beide echtparen hun buren gebruiken om hun partner te kwetsen. Zo komen Katrina en Tomas steeds meer tot elkaar, maar waar Tomas daadwerkelijk naar Katrina verlangt, gebruikt Katrina Tomas vooral om aan de ene kant Frank te kwetsen, maar tegelijkertijd om zich met Frank te kunnen verzoenen.

demonen2Beide huwelijken zitten weliswaar in hetzelfde schuitje, toch gaat iedereen er op een unieke manier mee om. Dat is vooral te danken aan de regisseur en de acteurs, die stuk voor stuk liefde, haat en humor op overtuigende wijze met elkaar combineren. Zo intrigeert Kirsten Mulder als een droogkomische, maar kwetsbare Katarina, zet Daan Schuurmans een interessante Frank neer, die eerst alles probeert weg te lachen en je vervolgens raakt door zijn oprechtheid, brengt Mariana Aparicio Torres een oververmoeide en bijna kinderlijke Jenna naar boven en fascineert Van Mulligen vanwege zijn gepreoccupeerde karakter.

Zo is Demonen een voorstelling die beklijft, niet alleen vanwege de mooie tekst, maar ook vanwege de acteurs en enscenering die diepe, menselijke emoties blootstellen.

Film / Films

Nestblijver saboteert familiediner

recensie: Prejudice (dvd)

Steeds meer jongeren blijven langer thuiswonen. Lekker makkelijk. Het eten staat klaar, je was wordt gedaan. De tijd dat ouders vooral je vrijheid beperkten ligt al even achter ons. In de Belgische film Prejudice zien we ook zo’n nestblijver.

Cédric (Thomas Blanchard) is 32 jaar. Hij is geobsedeerd door Oostenrijk, luistert naar jodelmuziek en bouwt aan een landkaart. Zijn grote wens is om op reis te gaan naar het Alpenland. Ondertussen leggen zijn bemiddelde ouders hem in de watten. Dat er een steekje los zit aan Cédric wordt al snel duidelijk. Maar, de jonge Belgische regisseur Antoine Cuypers laat mooi in het midden waar het aan schort. Zijn bed is voorzien van dwangbanden, zijn kamerdeur kan alleen van buiten op slot en zijn familie vertrouwt hem niet met kleine kinderen. Tegelijkertijd stellen zijn ouders zich steeds zorgzaam en begripvol op en bedelven ze hem onder pseudo-liefde.

Het diner

Dat kan natuurlijk niet goed gaan. Tijdens een gezamenlijk familiediner explodeert de boel. Cédrics zus kondigt een zwangerschap aan, waarna Cédric zijn familie het bloed onder de nagels vandaan haalt door zich beledigend en kinderachtig op te stellen. Hij buit zijn positie van buitenbeentje genadeloos uit. Het is een klassieke situatie die we kennen uit Festen, een bijna documentair realistisch verslag van een familieruzie. Maar regisseur Cuypers pakt het theatraler aan. Door middel van een suggestieve cameravoering en een bijna kunstmatige setting – een duister landhuis, een apocalyptische onweersbui en een donker sprookjesbos – voert hij het naderende gevoel van onheil vaardig op, zonder dat er sprake is van een duidelijk plot.

Acteursfilm

Prejudice is vooral een acteursfilm waarin de spelers zich uit kunnen leven op onderhuidse spanningen. Voor een debutant heeft Cuypers de beschikking over niet de minste spelers. Blanchard is een gelauwerd theateracteur, Ariane Lebed, die de zus speelt, viel eerder op in The lobster, moeder Nathalie Baye kennen we uit Laurence Anyways. Daarnaast zien we zowaar de oude rocker en TC-Matic-frontman Arno Hintjes in de rol van ambivalente vader.
De Engelse dichter Philip Larkin wist het al:

They fuck you up, your mum and dad,
they may not mean to, but they do.
They fill you with the faults they had
and add some extra, just for you.

Cuypers laat in Prejudice een treffend staaltje zien van de vernietigende kracht van families. Een ijzersterke debuutfilm.

Boeken / Non-fictie

Leren van hoe het moest

recensie: Vittorio Busato, Willem Koops, Mineke van Essen - Zeven grondleggers van de onderwijskunde

In Zeven grondleggers van de onderwijskunde wordt precies uiteengezet wat de titel belooft, namelijk het leven en denken van zeven grondleggers van de onderwijskunde. Het merendeel van de ideeën die we aantreffen in het boek is volstrekt achterhaald, maar dat is een goed teken. Het geeft immers aan hoe snel de onderwijswetenschap zich ontwikkelt.

Als je niets met onderwijskunde hebt, is het logisch dat je nog nooit gehoord hebt van de grondleggers van deze wetenschap. De kans is echter aanzienlijk dat dit ook het geval is wanneer je wie wel iets met onderwijs van doen hebt. Dit boek probeert daar verandering in te brengen en ons mee te voeren in het denken en leven van onder andere Berend Brugsma, Philip Idenburg en Frans Prins. Dat is geen gemakkelijke opgave, want de kost die het probeert over te brengen is van enorme droogte.

Wat ook niet helpt is dat de onderwijskunde bepaald niet zo spannend is als de psychologie, of zo concreet verweven in de dagelijkse praktijk als de pedagogiek. Het ogenschijnlijk gebrekkige succes van die onderwijskunde, waar bij menigeen het idee bestaat dat ze met theoretische noviteiten vooral de praktische docent in de weg zit, schoolbobo’s het hoofd op hol jaagt, de succesvolle mavo en MTS de nek om heeft gedraaid en bureaucratie niet bepaald schroomt, maakt dat de wetenschap nog een lange tijd nodig heeft zich te bewijzen als echte meerwaarde. Iets wat in het boek zelf ook erkend wordt.

Jonge wetenschap

De onderwijskunde is één van die laatste wetenschappen die zich heeft geëvolueerd uit de sociale wetenschappen tot zelfstandige tak. Pas sinds 1983 is het een afzonderlijke, interdisciplinaire studierichting. Onderzoek naar onderwijs bestaat echter al veel langer. Want wie gelooft dat onderwijs een eenvoudige zaak is waarbij het gaat om het overbrengen van kennis, vergist zich schromelijk. Kern-, school- en leerdoelen, didactische evaluaties, activerende werkvormen, het leren leren, probleem gestuurd denken en handelen, dynamische affectieve leerprocessen, klassenklimaat en systematische kwaliteitszorg; het maakt allemaal onderdeel uit van het complexe proces van kennisoverdracht of ligt er aan ten grondslag.

De zeven

Berend Brugsma (1797-1868), de ‘nestor van de schoolpedagogiek’ waar het boek mee opent, heeft op het belang gewezen van de vorming van verstandelijke vermogens en het begrijpend lezen. Volgens de auteurs een miskend onderwijskundig pionier, die pas heden ten dage juist op waarde wordt geschat. Philip Idenburg (1901-1995) was naast een onderwijsgeneralist ook statisticus, en pleitbezorger voor een constructieve onderwijspolitiek waarbij het onderwijs nadrukkelijk moest worden ingezet voor maatschappelijke doelen als gelijkheid en weerbaarheid. De controversiële socialist Hans Freudental (1905-1990) wordt in verband gebracht met realistisch wiskunde-onderwijs ‘waar we wat aan hebben’, en had een buitengewoon vertrouwen in de mogelijkheid om leerlingen te leren denken in het belang van een betere wereld. Frans Prins (1907-1993), wereldverbeteraar en de man die zich vanuit de lagere sociale klasse wist op te werken tot hoogleraar, stelde zijn leven in het teken van de vraag hoe kinderen het beste in staat waren om te leren. Didactiek en onderwijsverbetering vanuit de psychologie van het denken vormden daarop het antwoord. De nog levende Johan van Hulst (1911-), onderwijseclecticus en vertegenwoordiger van de geesteswetenschappelijke pedagogiek vanuit de Bijbelse openbaring staat bekend als de grootste pleitbezorger van het christelijk onderwijs in Nederland. Van Hulst laat ergens denken aan John Henry Newman wanneer hij zijn ergernis uitdrukt dat God uit de collegezalen van de hedendaagse universitaire pedagogiek is verbannen. Leon van Gelder (1913-1981) bekritiseert het Nederlands onderwijssysteem waarin veel te vroeg veel te bepalende keuzes moeten worden gemaakt door het jonge kind, met allerlei ongelijkheid als gevolg. Als pleitbezorger voor de middenschool (een schooltype zonder splitsing in studierichting gelijk al na  het basisonderwijs, met ene nadruk op creatieve en sociale vorming). En tenslotte is er nog de vriendelijke Carel van Parreren (1920-1991), de invloedrijke psycholoog die met zijn Psychologie van het leren het hele terrein vernieuwde, zich verdiepte in de grote Russische psychologen en hun denken toegankelijk maakte in Nederland en een man die bijzondere aandacht gaf aan de studie omtrent kinderen met leerproblemen.

Dit boek is het vierde deel van een meerdelige reeks over pioniers van de academische psychologie, pedagogiek en onderwijskunde. Helaas treffen we geen Jan Ligthart of Kees Boeke aan, figuren die zeker tot de verbeelding spreken als het gaat om onderwijsvernieuwing. Van de genoemde vernieuwers zijn hoogstwaarschijnlijk alleen Leon van Gelder en Carel van Parreren inhoudelijk niet helemaal onder het stof verdwenen. Hoelang het duurt voordat dit boek onder het stof is verdwenen valt niet te zeggen. Het is zakelijk goed geschreven, maar alleen de echte onderwijsliefhebber met een bijzonder gevoel voor geschiedenis lijkt ermee te plezieren.

 

Anna Woltz
Boeken / Interview
special: Interview Anna Woltz
Anna Woltz

Een volwassen kinderboek

De Utrechtse schrijver Anna Woltz won vorige week met ‘Gips’ de Gouden Griffel voor het beste kinderboek van 2015: “Ik heb spierpijn in mijn wangen van de grote grijns die ik al dagenlang heb!”

Naast alle media-aandacht voor deze prijs is er ook nog de Kinderboekenweek. Tussen een televisieoptreden bij ‘Koffietijd’ en het signeren in een Rotterdamse boekenwinkel door is er net even tijd voor een gesprek: “Ja, het is behoorlijk hectisch nu: ook zonder het winnen van de Gouden Griffel is de Kinderboekenweek toch al een marathon van optredens in boekhandels, bibliotheken en scholen,” zegt Woltz terwijl ze een vluchtige hap neemt van haar lunch. Het winnen van de Gouden Griffel geeft dan wel vleugels: “Daar had ik echt totaal geen rekening mee gehouden. De concurrentie was heel groot en de lijst van schrijvers die de Griffel eerder heeft gewonnen is indrukwekkend. Ik heb letterlijk spierpijn in mijn wangen van de grote grijns die ik al dagenlang heb!”

Inlevingsvermogen

De Utrechtse won de prestigieuze boekenprijs voor haar kinderroman ‘Gips’, waarin de twaalfjarige Fitz besluit om nooit meer verliefd te worden na de scheiding van haar ouders. Wanneer ze obstinaat door de gangen van het ziekenhuis doolt waar haar jongere zus geopereerd moet worden, en ze de vijftienjarige, puberstoere Adam ontmoet, begint ze te twijfelen over dat voornemen. In rake zinnen, met de nodige humor en veel inlevingsvermogen typeert Woltz de omslag die – op een en dezelfde dag – plaatsvindt in het hoofd van Fitz. De schrijfster wordt soms haar eigen personage, zo zegt ze: “Ik leef me zo in dat ik een half jaar zelf het gevoel heb gehad dat mijn ouders een week geleden waren gescheiden. Ze zijn nog steeds gelukkig bij elkaar.” De talrijke geestige anekdotes en dialogen geven lucht aan het verhaal: “Een ziekenhuis, operaties, een echtscheiding: het is al zwaar genoeg allemaal. Door de humor hou je toch een goed gevoel aan over aan ‘Gips’.”

Zelf ervaren

Het idee over een ziekenhuis als decor ontstond toen de zus van Woltz wekelijks spannende verhalen opdiste over haar eigen praktijkervaring: “Ze is chirurg in opleiding en vertelde me doodenge, bloederige verhalen over de meest fantastische operaties.” Het inspireerde Woltz (“Zelf ben ik ook wel een beetje gefascineerd door bloed”) tot het schrijven van het bekroonde kinderboek. Een dag en een nacht liep ze met haar zus mee in het ziekenhuis om zelf te ervaren hoe het er binnen uitzag, voelde en rook: “Ik kreeg zelfs een witte jas aan en patiënten kwamen naar me toe om dingen te vragen. Dan zei ik: “Ik werk hier nog niet zo lang.” Ja, dat zou Fitz ook gezegd kunnen hebben, haha.”

Griezelen

De in Londen geboren 34-jarige Woltz schreef intussen al zo’n twintig kinderboeken: “Kinderen zijn geweldige hoofdpersonages: ze maken alles voor de eerste keer mee. De verliefdheid van een twaalfjarige bijvoorbeeld: iedereen weet hoe dat voelt. Voor de vijfde keer verliefd zijn is al een stuk minder interessant.” Dat haar verhaal ook enkele nogal bloederige operatiescènes bevat schrikt kinderen vast niet af: “Die houden er juist van om te griezelen. Als ik de passage voorlees over het verlies van een vingertopje kijken ze me stralend aan en roepen tegelijkertijd: “oeh oeh oeh”. Maar ze willen wel dat ik doorlees.”

Enigszins jammer vindt de schrijfster het wel dat ze zelf nooit in het gips heeft mogen rondlopen: “Ik heb er altijd een fascinatie voor gehad: Als vroeger een kind in mijn klas een gebroken arm had was ik altijd stikjaloers. Zes weken lang vraagt iedereen wat er aan de hand is en je krijgt overal handtekeningen.”

Muziek / Interview
special: Interview met Gerhardt

Zwijmelen zonder gêne

Terwijl er een herfststorm uitbreekt, schuil ik met Gerhardt onder een afdakje. Met een sigaret tussen zijn lippen, kijkt hij mij van onder de rand van zijn hoed aan. Als ik gerookt had, stak hij nu ongetwijfeld galant mijn sigaret aan met een Zippo. Voor mij was een gesprek aan een tafeltje onder LED-lampen genoeg, maar nee, voor Gerhardt kan zelfs een interview niet romantisch genoeg zijn.

Zijn album What Lovers Do is doordrenkt met eenzelfde soort romantiek. Het is de derde soloplaat van artiest Gerhardt Heusinkveld, bekend van onder andere het Pauperparadijs en Beans & Fatback. De romantische sfeer die Gerhardt met zijn plaat neerzet is zo een die je niet snel meer tegenkomt, wellicht in een film met Humphrey Bogart, of in het wonderbaarlijke geval van Gerhardt op een rommelmarkt in Groningen.

Mijn hele leven koop ik al oude troep: banden, lp’s; het liefst waar geen etiket op zit. Toen ik weer zo’n random tape kocht en hem beluisterde op oude bandrecorder, hoorde ik een man die daarop vertelt over zijn leven. Ooit had hij een vrouw gekend, er een wilde nacht mee beleefd en dacht:  ‘Dit is haar, eindelijk’. De volgende ochtend was ze verdwenen… Jaren blijft hij met haar bezig. Hij zegt tegen mensen hoe ze er uit ziet, vraagt hen haar te zeggen dat hij nog steeds aan haar denkt. Hij blijft zoeken tot hij haar gevonden heeft, maar dan valt het enorm tegen. Dat confronteert hem met de vraag: “Als zij niet mijn grote muze is, wie is het dan wel?” Ergens op die band zegt de man ‘Men zegt weleens dat de liefde de toestand is waarin de mensen de dingen het meest zien zoals ze niet zijn.’ Het is een verbasterde uitspraak van Nietzsche, maar dat was voor mij de trigger om vanuit dit verhaal liedjes te schrijven. Het begin van What Lovers Do.

Voor zo’n bijzonder verhaal volstaat een albumpresentatie in een underground club niet. Gerhardt kiest voor een intiemere en meer magische plek: het theater. Op 10 oktober speelt hij nergens minder dan in de sfeervolle Kleine Komedie, maar voor de try-out is er eerst de knusse locatie de Boerderij in Huizen. Ik mocht een dagje mee op tour en voel me “almost famous”. We vertrekken vanaf Amsterdam in een bus waar de muziekinstrumenten als tetris-stukken in elkaar zijn geschoven. Terwijl Sinatra uit de speakers schalt, neemt Gerhardt regelmatig een stukje stoep of berm mee. Wanneer hij zijn stijf gestreken pak voor de zijspiegel wegneemt, voelt het iets veiliger, maar wel minder rock ’n roll.

Met What Lovers Do wilde Gerhardt het soort plaat maken die hij zelf eindeloos zou kunnen luisteren. ‘Mijn hele leven luister ik al naar jaren veertig- en jaren vijftigmuziek. Wat je maakte is toch een verwerking van datgene wat je altijd tot je neemt. Voor mij is dit echt mijn state of being, dit voelt het meest natuurlijk. Ik ben op ‘What Lovers Do’ niet ‘Fifties’ na gaan doen. Het is fifties anno nu. Vroeger had je óf doo-wop  óf rock ’n roll. Ik heb overal elementen uitgehaald en daar een nieuwe blend van gemaakt.’

De bus zit vol met muzikanten die nog een beetje moeten bijkomen van Gerhardts keus om in de theatersetting te spelen. ‘We zitten dus echt bijna op het publiek, hè. Best wel eng!’ Het overgrote deel van zijn band kennen we als het ruigere Beans & Fatback. Voor Gerhardt komt het theater echter als een logische keus.

‘Ik merkte wel als ik optrad dat er een soort verwachtingspatroon ontstaat. Als je naar een liveband gaat, dan word je helemaal kapot gemaakt, je kunt terechtkomen in een uitzinnige menigte die met liters bier gaat gooien. Te gek natuurlijk, maar stel dat ik in zo’n club met een poëziebundel een nummer in wil leiden dan is de aandacht al weg. Ik hou heel erg van verhalen en ja, dat zou ik dus niet in een club kunnen doen. Dus met dit verhaal ontstond vanzelf het idee: ik wil die theaters in. En here we are. Drie jaar later.’ 

Gerhardt zet de stap naar het theater niet alleen, maar werkt samen met een van de grootste acteurs die Nederland ooit gekend heeft. De man waar zelfs ik een beetje zenuwachtig van werd: niemand minder dan Peter Faber!  Maar wanneer die iets later binnenkomt met een vrolijk rood petje en ons gefrituurde sushi aanbiedt,  ontspan ik volledig. Zijn soundcheck is een performance op zich, met feilloze dictie spreekt hij de meest lastige tongbrekers uit, net zo lang tot zijn microfoon precies de juiste sterkte en galm heeft. Geloof het of niet: Gerhardt strikte Peter Faber met slechts één telefoontje voor de klus.

johi_whatloversdo_001‘In de voorstelling speel ik de man van de dagboeken in zijn jonge jaren, eager en nog vol met plannen, maar ik wilde nog een “oudere ik” die in de voorstelling aan de tapespeler te zien is. Toen zei iemand ‘Maar Peter Faber joh. Dat is ‘em. Die moet je gewoon bellen’. Dat heb ik gedaan. Vervolgens sprak ik hem en zei hij: ‘Kom, we gaan effe een peukie doen’. Daar stonden we dan onder zo’n afdakje in de regen. Ik was natuurlijk fucking zenuwachtig. Ik vroeg aan hem: ‘Wil je het nou doen?’. Zegt ie ‘Natuurlijk, pik! Dat heb ik je toch net ook al gezegd.’

Na de soundcheck vervallen de artiesten ieder in eigen rituelen. De een maakt wat zenuwachtige sprongetjes, de ander rookt nóg een sigaret, maar Peter Faber is er zo een die met al zijn ervaring voor de show nog in alle een dutje doet. Gerhardt heeft in zijn uiterlijk wel iets weg heeft van een jonge Faber; misschien helpt zijn klassieke kledingstijl ook iets mee.

‘In de jaren vijftig had je een meer mysterieuze afstand tussen een man en een vrouw. De vrouw verleidelijk gekleed, de man in pak. Als je haar wilde ontmoeten, moest je onder een lantaarnpaal staan of bij de kerk. Als ze dan voorbij kwam, liep je een beetje mee en als je geluk had, dan kreeg je haar telefoonnummer of haar adres en kon je aanbellen. Ik vind dat praktische wel mooi. Nu kan je je altijd makkelijk verschuilen achter een foto met filter of achter een mooi opgetuigd Facebookprofiel. In de jaren vijftig kon je je nergens achter verschuilen en was het meer “what you see is what you get”. Dat trekt mij heel erg aan. Op ons podium is bijvoorbeeld ook alles te zien. We maken het niet mooier dan het is. Het gaat echt om het verhaal en dat is iets wat ik mooi vind aan de jaren vijftig. Als je in de kroeg zat, dan ging je verhalen vertellen. Nu is het allemaal veel meer opsmuk, maar ik wil niet zo’n sukkel zijn die zegt dat het vroeger beter was. Ik bedoel: vrouwen hadden bijvoorbeeld helemaal niks te zeggen.’

Bij de ingang groeten Gerhardt en Faber de verschillende gasten. Toegankelijk, galant en warm. Hoewel ze nog in de try-out-fase zitten, is voor Gerhardt zijn missie duidelijk: de mensen moeten verliefder naar huis gaan dan dat ze kwamen.

‘Wanneer heb je het eens een keer ongegeneerd anderhalf uur over de liefde? Dat is bijna not done. Zet vandaag vier keer iets over liefde op Facebook en iedereen zegt:’ Wat ben jij voor een weekdier! We speelden de voorstelling afgelopen vrijdag in Antwerpen en toen was er een vrouw die zei na afloop: ‘We blijven niet te lang hangen.”’Met ondeugende glunderogen imiteert Gerhardt een Vlaamse dame: ‘Alee, we zijn keiromantisch geworden, dus we gaan lekker thuis vrijen met elkaar.’ Te gek!’

Gerhardts muziek raakt mensen (gelukkig) ook nog op andere manieren.

‘Een andere man was helemaal ontroerd. Hij zei: ‘Het heeft me echt aan het denken gezet hoe ik om ga met de liefde. Kennelijk is die er altijd, maar ik doe allemaal dingen waardoor ik er steeds verder van af raak.’ Dat vind ik zo mooi: wij geven geen antwoorden, maar we inspireren. De voorstelling is niet belerend, we hebben het over wat liefde zou kunnen zijn. Maar maak je geen zorgen: de voorstelling is niet alleen maar zoetsappig, er zit ook gevaar in en femme fatales. Het is gewoon rock ’n roll en liefde.’

Gerhardt gaat met What Lovers Do op maandag 10 oktober in de Kleine Komedie in première. Gelukkig kunnen we al iets eerder ongegeneerd thuis zwijmelen bij de plaat die op 9 oktober uitkomt. Vol met Rock n Roll, maar vooral ook met heel veel liefde. Zak niet weg in melancholie, want al lijkt het misschien de romantiek van de fifties, het is gewoon 2016. Ook nu kunnen we nog steeds onder een afdakje schuilen voor de regen, met of zonder sigaret.

Theater / Voorstelling

Een onmogelijke zoektocht

recensie: Laura van Dolron - WIJ

Stand-up filosofie is het zelf ontwikkelde genre dat Laura van Dolron in het theater beoefent. Ze spreekt haar publiek toe, zoals een stand-up komiek zijn publiek toespreekt: anekdotisch en in directe vorm. Bij Van Dolron ligt echter niet de grap, maar de filosofie centraal. Dit levert maatschappelijk betrokken theater op. Van Dolrons stukken laten zich het beste kijken als theatraal opgevoerde redevoeringen.

In WIJ wil Van Dolron een analyse leveren over wie wij zijn. Met ‘wij’ doelt Van Dolron op de moderne West-Europeaan. Deze analyse wil ze geven voor haar dochtertje van anderhalf die staat te springen om mee te doen in de grote-mensen-wereld. Maar wat is die grote-mensen-wereld en wie zijn die ‘wij’ waar haar dochter zo graag bij wil horen? Van Dolron wil met een enthousiasmerend verhaal komen. Van Dolrons schets van onze maatschappij is echter weinig opbeurend. De moderne westerling gaat op de pijnbank: we leven in saaie tijden, waarin we niks mee maken, hebben geen enkele compassie met de ellende buiten onze wereld, geloven nergens meer in en zijn vooral bezig met Facebook en oppervlakkige televisieprogramma’s. Van Dolron stelt vast dat de huidige politici wel in hun handjes zullen knijpen met zo’n passieve en aan elk idealisme ontbrekende bevolking.

wij-laura-van-dolron-kamerich-budwilowitz-eyes2_6In haar kritiek kan de actuele vluchtelingenproblematiek natuurlijk niet ontbreken. Van vluchtelingen verlangen we dat ze zo snel mogelijk integreren. Maar integreren waarin? Als we integratie eisen van migranten, dan hebben we – net als voor onze kinderen – wederom een enthousiasmerend verhaal nodig om die integratie aanlokkelijk te maken, stelt Van Dolron. Maar in haar betoog lijkt ze ook veel te missen.  Het gegeven dat vluchtelingen massaal hierheen komen en niet andersom, doet mij namelijk vermoeden dat het met dat enthousiasmerende verhaal wel goed zit. Vormen de idealen van vrede en vrijheid niet ons enthousiasmerende verhaal? Hoe dan ook weigert Van Dolron onze identiteit in die waardes vast te leggen.

Geen plaats voor populisten

wij-laura-van-dolron-kamerich-budwilowitz-eyes2_-19Van Dolrons betoog wordt duisterder wanneer ze bij politiek populisme aankomt. Van nee-stemmers op referenda en Wilders-aanhangers mogen we ons wel eens wat minder aan gaan trekken. Zij snappen namelijk toch niet hoe genuanceerd de wereld in elkaar steekt. Om hen buiten het politieke discours te houden zou er een stem-examen ingevoerd kunnen worden waar met een paar simpele vragen iemands intelligentie wordt gecheckt. Natuurlijk bedrijft Van Dolron theater, maar wel oprecht politiek theater. Van ironie is naar mijn weten geen sprake. Daarom is het gerechtvaardigd om kritisch op Van Dolrons antidemocratische ideeën te zijn. Totalitarisme lijkt me namelijk niet het enthousiasmerende verhaal waar we naar zoeken, daar vlucht men nu juist van weg.

Van Dolron stelt terecht vast dat wanneer je algemene kenmerken wil toeschrijven aan een groep mensen – in dit geval ons – je altijd individuen kunt vinden voor wie die kenmerken niet opgaan. In die zin is een analyse geven van wie wij zijn onbegonnen werk. Van Dolron is zich hiervan bewust en erkent dat ze ‘Ons’ niet gevonden heeft. Ze heeft gezocht naar een enthousiasmerend verhaal maar levert een ernstige kritiek op ‘Ons’. Bij vlagen sterk, maar ik vraag mij af of het niet uiteindelijk alleen  maar overtuigend is voor mensen die het toch al met Van Dolron eens waren.