Fotoshoppen avant la lettre
De schilderijen van Jan Weissenbruch (1822-1880) hebben een januskop: aan de ene kant zijn het rustieke landschappen en stadsgezichten die je ziet, beïnvloed door 17e-eeuwse Hollandse meesters, aan de andere kant hebben ze een vlakverdeling met horizontale en verticale lijnen die al vooruit lijkt te lopen op de abstracte schilderkunst van later tijd.
‘Romantisch’ mag je het volgens Terry van Druten in een essay in het schitterend uitgevoerde boek bij de tentoonstelling in het Teylers Museum in Haarlem niet noemen, want die term reserveert hij voor een tijdgenoot als Cornelis Springer. ‘Fotoshoppen avant la lettre’ kun je het wel noemen, want Weissenbruch zette alles naar zijn hand. Hij draaide er zijn hand niet voor om details naar gelang weg te laten of toe te voegen, gebouwen uit te vergroten of in een ander perspectief te plaatsen. Én veel pleinen, wat opvallend mag heten voor iemand die steeds meer gebukt ging onder de gevolgen van pleinvrees.
Datgene wat hij afbeeldt, gebouwen, pleinen, mensen, is allemaal heel verstild en evenwichtig weergegeven. De mensen zijn statische figuurtjes her en der verspreid over het doek (of op een paneel). Meestal zijn het mensen uit het gewone volk en slechts een enkele keer, zoals op een afbeelding van het Korte Voorhout in Den Haag, wat chiquere mensen. En dit alles in een zonnige, zomerse sfeer met lange schaduwen en fraaie wolkenluchten, en hier en daar witte accenten. In een wolk, een kap op het hoofd, of een ander detail. Een stijl die niet moet worden verward met het bekendere, maar donkerder Haagse School-werk van neef Jan Hendrik Weissenbruch (1824-1903).
Eigen stem in het kapittel
Jan Weissenbruch leerde het vak van Salomon Verveer, de Haagse romantische meester van wie verleden jaar nog werk was te zien in het Joods Historisch Museum in Amsterdam. De bescheiden maar informatieve tekstbordjes wijzen onder meer op de invloed van Ruisdael, Berckheyde en Vermeer. Weissenbruch wilde zich het Nederland weergeven op een manier zoals deze voorgangers het deden; niet voor niets noemt hij een schilderij van de Laurenskerk in Rotterdam dan ook een ‘Souvenir’, zoals ook veel componisten herinneringen aan hun jeugd een Souvenir d’enfance noemen. Prachtig is het hoe het licht hierop vanuit de kerk naar buiten straalt.
Toch wil hij die Hollandse stijl ook vervolmaken, en kun je niet zeggen dat de schilder geen eigen stem in het kapittel heeft. Die heeft hij wel degelijk, zoals blijkt uit zijn Houtvlotten in de zalmhaven te Rotterdam. Een schilderij waaruit het hiervoor genoemde januskop-karakter in optima forma blijkt: een voor die tijd uniek onderwerp in een haast moderne stijl met horizontale en verticale lijnen weergegeven.
In tegenstelling tot veel tijdgenoten had de schilder echter weinig op met fotografie, hoewel op de expositie een kleine ets van Weissenbruch hangt die hij naar een foto heeft gemaakt. Een afbeelding van hemzelf en zijn broer Frederik Hendrik, die lithograaf was.
Nonchalance of gefotoshopt souvenir?
Jenny Reynaerts noemt in een essay in het begeleidende boek het feit dat Weissenbruch gebouwen niet natuurgetrouw afbeeldde, ‘nonchalance.’ Maar zou dit niet eerder onder de eerder genoemde noemer Souvenirs kunnen vallen? Wellicht kun je dit vergelijken met de insteek bij de reconstructie van Warschau na de Tweede Wereldoorlog: een terugkeer naar de 18e eeuw à la Bernardo Bellotto. En al even geïdealiseerd.
De bezoeker van deze haast klassiek opgezette tentoonstelling, zonder toeters en bellen, krijgt een mooi overzicht van de schilderijen en etsen van Jan Weissenbruch. Aanbevolen wordt er de tijd voor te nemen, om alle details op je in te kunnen laten werken. Een tentoonstelling die om onthaasting vraagt, maar je krijgt er als bezoeker veel voor terug.
Catalogus: Jan Weissenbruch. Met teksten van Terry van Druten, Annemieke Hoogenboom, Jeroen Kapelle, Manon van der Mullen en Jenny Reynaerts.
Uitgeverij THOT i.s.m. Teylers Museum, Haarlem.
ISBN 978 90 6868 7121 8