Theater / Voorstelling

Naar de essentie van het leven via seksbom en filosoof

recensie: Kassett - Hoofdrol

In Hoofdrol van muziektheatercollectief Kassett bevragen drie verleidelijk geklede actrices de essentie van de mens door de levenskeuzes van seksbom Jayne Mansfield af te zetten tegen Schopenhauers denkbeelden over verlangen en het redelijk verstand. Op de achtergrond klinkt een jazzy soundtrack. Het levert een frisse, prettig filosofische voorstelling op.

Hoofdrol speelt op de skatebaan in de Over het IJ-loods: een uitgestrekte betonnen plaat. Op een derde van de ruimte bevindt zich een kledingrek. Vooraan staat een verrijdbaar podium met de instrumenten van het Blazin’ Quartet. Verder is de baan leeg. De drie actrices Oukje den Hollander, Ellen Goemans en Ayla Satijn hebben alle ruimte om zich te bewegen, en dat doen ze ook – speels, op rolschaatsen.

Scheiding hoofd en lichaam

De Amerikaanse Jayne Mansfield, die in de jaren ’50 en ’60 bekend werd als actrice en sekssymbool met het perfecte zandloperfiguur, de enorme borsten en het platinablonde haar, deed zich onnozel voor. Eigenlijk was ze echter erg intelligent. Waarom wil een vrouw die zo slim is, zich voordoen als simpele bombshell? Waarom die scheiding tussen hoofd en lichaam? Dit intrigeerde Frank Siera, de regisseur en schrijver van Kassett. Om antwoorden te vinden richtte hij zich op de filosofie en hij kwam, gesteund door huisfilosoof Gerko Tempelman, via Hume en Kant uit bij Schopenhauer. Schopenhauer redeneerde eind negentiende eeuw dat de essentie van de mens niet ligt in de ratio, maar in het verlangen.

Soepel geheel

Den Hollander, Goemans en Satijn spelen afwisselend (een gestileerde versie van) zichzelf, Jayne Mansfield, en Schopenhauer. De kittige korte pakjes die ze dragen refereren naar Mansfield, maar doordat de dames haar juist filosofisch – via de ratio – proberen te benaderen, krijgt de sexy kleding een ironische lading. Om de beurt vertellen ze over het vaak tragische leven van Mansfield en over de schijnbare tegenstellingen in haar bestaan. Daarnaast brengen ze in vogelvlucht de relevante denkbeelden van de drie filosofen, waarbij de grootste rol is weggelegd voor Schopenhauer, en koppelen die aan het verhaal. Siera’s teksten zijn prettig ritmisch door de vele alliteraties en spitse taalvondsten. Ondanks het zware onderwerp zijn ze bovendien licht verteerbaar. Op de achtergrond brengt het Blazin’ Quartet regelmatig jazzy intermezzo’s, wat ook bijdraagt aan de soepele toon van de voorstelling.

Transparante benadering

Opvallend en verfrissend aan Hoofdrol is de transparante manier waarop de verschillende facetten van de voorstelling aan elkaar geweven worden. Siera schrikt er niet voor terug om de stappen van het denkproces te laten zien. De drie actrices kunnen hier bovendien uitstekend mee overweg. Het enige gevaar wat op de loer ligt, is dat dingen soms te expliciet worden benoemd of dat ze net te vaak worden herhaald, in plaats van dat ze voor zichzelf mogen spreken. Op die momenten heb je het idee dat je een college bijwoont. Dit voert echter niet de boventoon van de voorstelling, want die is verder vooral slim en levendig.

 

 

 

 

 

 

Boeken / Fictie

Onthullende brief aan gestorven vriendin

recensie: Jens Christian Grøndahl - Vaak ben ik gelukkig

Een weduwe schrijft een brief aan haar lang geleden gestorven vriendin. Dat is in het kort de novelle Vaak ben ik gelukkig van de Deense schrijver Jens Christian Grøndahl, onlangs in Nederlandse vertaling verschenen. De titel is ontleend aan een vroeg negentiende-eeuws gedicht, dat als motto op de eerste bladzijde staat:

‘Vaak ben ik gelukkig en toch zou ik graag huilen;/omdat geen enkel hart mijn geluk volledig deelt.’ De blijdschap is buitenkant, zegt de dichter, eigenlijk huilt de vrouw. Haar eenzaamheid brengt haar in een toestand van fundamentele gespletenheid. Als ze verdrietig is verschaft diezelfde eenzaamheid haar een vreemd soort geluk.

Zo zitten veel mensen in elkaar. Onze gevoelens zijn ambivalent, gecompliceerd en vaak niet te peilen. Het levensverhaal van Ellinor is een illustratie van deze innerlijke tegenstrijdigheid. Zonder grote woorden of emotionele uitschieters vertelt ze wat er gebeurd is nadat Anna, haar vriendin, verongelukte tijdens een gezamenlijke skivakantie. Anna was daar niet alleen. Ellinors man Morten kwam om in dezelfde lawine. Hij werd nooit gevonden. Later bleek dat de twee een relatie hadden gehad. Een geheim dat Ellinor deelde met Anna’s echtgenoot Georg.

Overname van een achtergelaten leven

Grøndahl werkt, geholpen door de oude dichtregels, dit banale overspelthema in een ononderbroken stroom herinneringen uit tot een existentieel verhaal. De nu zeventigjarige Ellinor kwam na het ongeluk en de schokkende onthulling in de rol van trooster en helper. Georg en zijn twee kinderen hadden haar nodig. En zij liet zich niet kapot maken door het ultieme verraad; ze was wel wat gewend na haar eenzame jeugd. De achtergebleven wederhelften trouwden met elkaar en Ellinor voedde de twee jongens op. De rijke Anna, die Ellinor altijd haar afdankertjes had gegeven, liet haar nu haar gezin na.

‘Ik nam de plek in die jij had achtergelaten. Ik nam jouw leven over, Anna, net zoals ik indertijd jouw trouwjurk had overgenomen’

Het belang van echte fictie

Grøndahl heeft onlangs een essay gepubliceerd waarin hij zich keert tegen de razend populaire stroom autobiografie en autofictie. Zijn opvatting is dat een lezer meer meekrijgt in een – uiteraard met autobiografische ingrediënten opgebouwd – fictioneel proces dan in een direct verslag van een schrijvers-ego. De dieptewerking van ieder menselijk gevoel, handelen en denken verdwijnt wanneer alleen de laag van het eigen bewustzijn wordt aangeboord. Zonder meteen alle egodocumenten te bestempelen als narcisme en navelstaarderij pleit hij voor een verhaal dat is opgebouwd uit zoveel mogelijk verschillende personages. Als we bijvoorbeeld dieper willen doordringen in het thema ‘overspel’ hebben we meer aan romans als Anna Karenina of Madame Bovary dan aan een dagboek of een blog. Een-op-een-herkenning versmalt de leeservaring.

Met deze stelling kun je het eens zijn of niet – Grøndahl heeft met Vaak ben ik gelukkig een overtuigende poging gewaagd. Met de beoogde meerdimensionaliteit en dieptewerking heeft hij echter voor zo’n korte novelle in de ik-vorm zijn hand overspeeld. Een van de raadsels die ten grondslag ligt aan Ellinors gespletenheid in ‘innerlijk’ en ‘uiterlijk’ wordt opgelost, maar een dergelijke ‘plot’ is toch niet voldoende. De andere personages zijn nauwelijks uitgediept – daarmee ondergraaft Grøndahl eigenlijk zijn eigen romantheorie. Met name de beschrijving van de verwende zoon Stefan, die carrière heeft gemaakt en er een karikaturaal succesgezin op na houdt, komt clichématig over. De vertaling van Femke Blekkingh-Muller is echter uitstekend.

Theater / Voorstelling

Aan adrenaline geen gebrek

recensie: De Kernploeg - A New Brain

Met A New Brain brengt de Kernploeg een nieuw geluid naar het musicalveld. Een musical met hits en missers die de hersenen scherp houdt.

Op eigen kracht een musical produceren: het lijkt een overambitieuze onderneming, maar Erwin Aarts heeft het voor elkaar gekregen. Zijn initiatief De Kernploeg belooft elke zomer onbekend werk te introduceren, en trapt af met William Finns A New Brain. In een loods op de NDSM werf is de intieme en rauwe sfeer voelbaar die de producties van het M-Lab destijds zo interessant maakten. In A New Brain zijn we deelgenoot van een grillige voorstelling die soms uit de bocht vliegt, en soms boven zichzelf uitstijgt.

A New Brain is geïnspireerd op Finns eigen ervaring met een levensbedreigende hersenoperatie. Componist Gordon Schwinn verlangt naar diepgang in zijn muziek, maar produceert kleurloze liedjes voor een kinderprogramma. De routine van zijn leven wordt ruw verstoord door een hersenaandoening en een operatie die hij misschien niet zal overleven. Wat volgt is een koortsdroomachtige revue waarin uitvergrote versies van vrienden, familieleden en verplegers figureren. We ontmoeten een overbezorgde moeder, een neurotische manager, een afwezige vriend, en zelfs een personage uit de kinderserie waar hij voor werkt. Met zijn ‘nieuwe brein’ volgt ook een nieuwe toon in de musical: hij kan zijn naasten weer met heldere blik zien en een nieuw beter leven ligt in het vooruitzicht.

Energiek en manisch

De doorgecomponeerde revuestijl is een aanwinst en een struikelblok in deze musical. Finns muziek heeft een energieke, manische kwaliteit die een gelaagdheid geeft aan de limbo waar Gordon zich in bevindt. Tegelijkertijd krijgt de voorstelling er zo’n snelheid door, dat het lastig wordt om alle verhaallijnen ademruimte te geven. Er is een afstand tussen Gordon en zijn vriend, een onzekerheid over zijn kunstenaarschap, en een pijnlijke familiegeschiedenis. Veel ruimte om deze conflicten uit te diepen en tot een crisis te laten komen, blijft uit. Met uitzondering van de relatie met zijn moeder komt Gordon niet echt tot nieuwe inzichten over de figuren in zijn leven. En dat terwijl regisseur Benno Hoogveld dit zo mooi suggereert in het eindbeeld: als een dirigent plaatst Gordon zijn naasten in de ruimte en laat ze in harmonie zingen. De vraag blijft hoe hij hier gekomen is: heeft hij zelf een volgende stap kunnen zetten in zijn relaties en zijn zelfbeeld, of heeft zijn hersenoperatie hem een heldere blik op zijn leven gegeven?

Excentrieke daklozen en predatory gays

Het enige personage dat in deze wereld kalm in het leven staat is Lisa, de excentrieke dakloze die in de levens van Gordons vriend Roger en moeder Mimi spookt. Ze is vrij van de deadlines en stress die Gordon beklemmen, en laat een alternatief zien: een leven met liefde en aandacht als leidraad. De twee karikaturale verplegers die Gordons hallucinaties bevolken zijn bedoeld als komische noot, maar slaan de plank mis. De broeder is een schoolvoorbeeld van een predatory gay: een homoseksueel personage die humoristisch wordt geacht door ongewenste avances te maken. Jammer, want anderzijds biedt A New Brain juist een verfrissend ongecompliceerd beeld van een homoseksuele relatie. Dat Gordon een relatie heeft met een andere man wordt nergens geproblematiseerd.

Voltreffer in de finale

De voltreffer van deze voorstelling ligt in handen van Lone van Roosendaal, die als Mimi opnieuw haar talent als musicalactrice bewijst. Na Gordons operatie ziet hij zijn moeder in een ander licht: de neurotische dame maakt plaats voor een vrouw die zich, op een gefantaseerde begrafenis van haar zoon, staande probeert te houden. Haar angst om dierbaren te verliezen en alleen achter te blijven is voelbaar onder haar decorum. Het maakt de neurose van de uitvergrote Mimi en Gordons wil om te blijven vechten begrijpelijk.

Al met al is A New Brain een voorstelling met successen en missers, maar bovenal een welkome afwisseling van de brandschone musicals in de grote zalen. Onbekende musicals met rauwe randjes, daar mogen er wel wat meer van komen. Met deze vuurdoop kan de Kernploeg daar in komende jaren in voorzien.

Boeken / Fictie / Poezie

Botsende generaties

recensie: Truus Rozemond - Tussenruimte

De afwezigheid van een kindje, de woorden die niet gesproken worden en het scheppen van afstand – wat uiteindelijk tot een confrontatie leidt.

Truus Rozemond debuteerde in 2015 met Een verwaarloosd huis, een boek over mantelzorg. Inmiddels is haar tweede roman bij uitgeverij Magonia verschenen. Tussenruimte is een psychologische roman over familie, verlies en vervreemding.

In Tussenruimte laat Rozemond afwisselend twee mensen aan het woord: Egbert en zijn moeder Mieke. Egbert en Mieke hebben een moeizame relatie. Naarmate het verhaal vordert, komt de lezer steeds meer te weten over de achtergrond van deze personages. De beweegredenen van beiden komen aan bod en de lezer leert, door de interessante, uitgebreide gedachtegangen te volgen, twee kanten van het conflict kennen. Is er een schuldige aan te wijzen? Wat verbergt Mieke?

Het scheppen van afstand

Rozemond heeft goed gebruik gemaakt van haar kennis als psycholoog. De relatie tussen Egbert en Mieke staat centraal. Hierin zit een bepaalde afstand, die terugkomt in de titel, waar goed is over nagedacht. In het nawoord legt Rozemond uit waar ze dit vandaan heeft: ‘De titel Tussenruimte ontleen ik aan Martin Buber. Dit begrip komt uit zijn boek Ich und du uit 1923. Tussenruimte verwijst naar een beleving van ruimte en tijd in een ontmoeting waarin we werkelijk “zijn met de ander”.’

Een duidelijk moment van het creëren van deze afstand is wanneer Egbert zijn relatie met Anja, zijn vrouw, verbreekt, tot groot ongenoegen van zijn moeder. Mieke was erg gesteld op Anja en is het niet eens met zijn keuze. Een ander moment is wanneer het eerste kindje van Egbert en zijn nieuwe vriendin Annelies dood wordt geboren. Egbert mist de steun van zijn ouders, die niet genoeg begrip kunnen opbrengen voor dit verlies.

Egbert en Annelies krijgen hierna nog twee kinderen, die hun oma en opa van vaders kant nauwelijks leren kennen. Het gemis van het verloren kindje is nog steeds voelbaar en de kloof tussen Egbert en Mieke wordt steeds groter.

Wanneer Mieke een toenaderingspoging doet en haar zoon, schoondochter en kleinkinderen uitnodigt om bij haar vakantiehuisje in Lanzarote langs te komen, lopen de gemoederen hoog op. Egbert zal een manier moeten vinden om met zijn ouders om te gaan. Dit zet zijn relaties met beide vrouwen, Mieke en Annelies, op het spel.

Wat mooi is om te zien, is dat de personages een ontwikkeling doormaken. De lezer leeft met zowel Egbert als Mieke mee en het is niet eenvoudig om partij te kiezen. Dat hoeft gelukkig ook niet. Er is geen sprake van een ‘goed’ of een ‘slecht’ personage; voor beide standpunten valt wat te zeggen en zowel Mieke als Egbert begaat stommiteiten. Dit zorgt ervoor dat je als lezer je eigen familie onder de loep neemt.

Vluchten voor je problemen

Egbert vlucht, zowel letterlijk als figuurlijk. Hij kan geen rust vinden en de frustratie lijkt hem op te breken. Ondertussen probeert Annelies te schipperen tussen Egbert en zijn ouders, terwijl de kinderen het naar hun zin lijken te hebben. Gaandeweg merkt Egbert dat hij eerst wat moet breken voordat het helen kan beginnen. Mieke schuift de schuld van haar gedrag af naar haar moeder, maar begint langzaamaan haar zoon steeds meer te begrijpen. Is de toenadering nog haalbaar, of is het te laat?

Rozemond heeft een paar gedichten in het boek opgenomen, die de emoties van de figuren weergeven. Ze kan naast schrijven ook dichten en het combineren van deze vormen geeft een extra dimensie aan het verhaal; de gedichten zijn als cadeautjes tussen de hoofdstukken door.

Tussenruimte is een zeer boeiende roman die goed ingaat op de psychologische ontwikkelingen van de personages, die ingewikkelde relaties met elkaar hebben. Een verhaal met diepgang.

Maison Martin Margiela, Dekbedjas
Kunst / Expo binnenland

Mode uit de museale kast

recensie: Uit de mode - De inloopkast van het museum
Maison Martin Margiela, Dekbedjas

Deze zomer stelt het Centraal Museum in Utrecht een deel van haar rijke collectie aan het publiek tentoon. De tentoonstelling is een spiegel van het verzamelbeleid door de jaren heen; oud en nieuw verweven en op unieke wijze getoond.

Het museum viert met Uit de Mode – De inloopkast van het museum het moment dat jonkvrouw Carla de Jonge honderd jaar geleden in dienst trad als eerste betaalde modeconservator. Het verzamelbeleid is de afgelopen eeuw nogal veranderd; van een focus op historische kostuums, naar een nadruk op conceptuele en hedendaagse (inter-)nationale mode.

Dozen

De tentoonstelling is opgedeeld in een thematisch vierluik. De bezoeker betreedt als eerste een zaal waarin de maker centraal staat. De ruimte is speels ingericht, oud en nieuw staat door elkaar, maar het meest opvallende zijn de kartonnen dozen waarop de kledingstukken worden gepresenteerd. De speelsheid is mede afkomstig van het modehuis MAISON the FAUX, deels verantwoordelijk voor de vormgeving. De dozen fungeren als platform, maar zijn ook een verwijzing naar het museale depot, waar de kleding ook in dozen wordt geconserveerd. De kartonnen platforms zijn voorzien van een logo, speciaal ontworpen voor het Centraal Museum, wat een verwijzing is naar de modehuizen. De verwijzing naar enerzijds het museum, anderzijds een modehuis laat zien hoe twee grote instanties bepalend zijn voor wat mode is. Een inhoudelijke presentatie, maar wel één die doet denken aan een rommelig pakhuis.

Centraal Museum - Uit de Mode

Anoniem, Kinderjurk 1890-1900, wol, zijde, Collectie Centraal Museum, Utrecht, Image & copyrights CMU

Jongensjurk

Het volgende thema is dat van de drager, gepresenteerd in een roze, snoepachtige etalage. Tussen shoppingbags van het Centraal Museum wordt kleding gepresenteerd die betekenis heeft gekregen door de drager ervan. De ruimte is gevuld met hedendaagse stukken die zijn gedragen door bekende personen, zoals de actrice Tilda Swinton. Daarnaast zijn er ook historische kostuums te zien, afkomstig van vooraanstaande families uit de negentiende eeuw. Een zeer opvallend stuk is een kinderjurkje, dat door een onbekende ontwerper is gemaakt tussen 1890 en 1900. Het crèmekleurige jurkje, inclusief roze-rode strikjes, zou tegenwoordig gezien worden als een kledingstuk voor meisjes. Onderzoek heeft echter uitgewezen dat het werd gedragen door een jongetje; een foto toont daarvan het bewijs. Niet alleen is dit een confrontatie met de tijd en de daarbij behorende tradities, ook is het stuk onderdeel van een relatief grote hoeveelheid mannenkleding binnen de tentoonstelling. Het Centraal Museum breekt daarmee een traditie binnen de modetentoonstellingen, waar vaak alleen de focus op kleding voor vrouwen ligt.

Centraal Museum - Uit de Mode

Iris van Herpen, Jurk uit de collectie Escapism, Look 11 2011- polyamide; 3D geprint lengte 120 cm ; breedte 60 cm ; diepte 60 cm Collectie Centraal Museum, Utrecht; aankoop 2011 Image & copyrights CMU/ Adriaan van Dam 2017

Dekbedjas

Opmerkelijk is het Live Science Program, waar drie dagen per week live kleding wordt gerestaureerd. Het publiek wordt zo actief betrokken bij de tentoonstelling en krijgt zo ook een uniek kijkje ‘achter’ de schermen. Dat restauratie nodig is wordt eveneens goed duidelijk; in dezelfde zaal worden namelijk ook vergane kledingstukken getoond. Vanwege de kwetsbaarheid worden deze niet getoond op mannequins, maar liggen zij in houten kisten. De vergankelijkheid wordt zo in beeld gebracht.

Dat mode eigenlijk nooit stopt wordt met het laatste thema aan het licht gebracht. Vooruitstrevende ontwerpers hebben hier een plek gekregen om de toekomst van mode in beeld te brengen, voortbouwend op het verleden. Iris van Herpen is hierin opmerkelijk, met haar 3d-geprinte jurk. De Dekbedjas van Maison Martin Margiela laat zien dat recyclen tot een hoger niveau getild kan worden, door aan een oud dekbed een nieuwe betekenis te geven.

Net als de getoonde ontwerpers, is het Centraal Museum met deze tentoonstelling progressief en vrijzinnig. Kleding wordt op vernieuwende wijze getoond, wat in sommige ruimtes rommelig aandoet, maar wel zorgt voor een spanning tussen oud en nieuw en een bijzondere beleving.

Theater / Voorstelling

Geblinddoekt door een verlaten fabriek

recensie: Project Wildeman - Happiness Unlimited

Op een grijze en verregende zomeravond schuifelt een groepje mensen, geblinddoekt en gekleed in roze overall, over een verlaten industrieterrein in Amsterdam-Noord. Het zijn geen gegijzelden die hun executie tegemoet lopen, maar het publiek van Project Wildeman op weg naar hun nieuwe voorstelling Happiness Unlimited.

Tot 23 juli is het Over het IJ Festival gaande, wat het de moeite waard maakt om weer eens de pond te pakken en naar Amsterdam-Noord te togen. Over het IJ richt zich sterk op locatietheater, en laat Noord zich daar nu net goed voor lenen. Ook Happiness Unlimited van Project Wildeman (een muziektheatercollectief bestaande uit Milan Mes, Maarten Vinkenoog, Sven Hamerpagt en Robin Block) is gesitueerd op een indrukwekkende locatie: de voormalige en tegenwoordig leegstaande Draka-fabriek. Een enorm pand aan de oever van het IJ, dat prima zou kunnen figureren in een gangsterfilm.

Blinddoek om

Maar het draait in Happiness Unlimited niet om visuele pracht: het publiek wordt geblinddoekt en zal de oude fabriekshal als een geluidsinstallatie ervaren. Je wordt in deze voorstelling op je lichaam teruggeworpen. Soms loop je hand in hand met andere toeschouwers – uiteraard nooit wetend wie –  dan richt je je weer op lichten die vaag, als gedimde sterren, door je blinddoek heen schijnen. Je moet je bewuster worden van je andere zintuigen om Happiness Unlimited vol te kunnen beleven. Je wordt gevraagd om te gaan zitten, liggen, weer te staan en te dansen; om de bewustwording van je lichamelijkheid te activeren. De geluiden zijn ontspannend en de muziek is lekker.

Als ervaring is Happiness Unlimited daarmee geslaagd. Maar de makers willen iets te graag benadrukken dat we hier iets bijzonders aan het doen zijn; dat je je moet overgeven en je verbeelding de vrije loop moet laten. ‘Dit is een oefening in dromen,’ zo wordt er onder andere gesteld. Daarmee zijn de Wildemannen soms te sturend, alsof ze bang zijn dat het publiek zonder deze aanmoedigingen niet begrijpt wat het moet doen. Terwijl de geluiden en de muziek sterk genoeg zijn om parallel aan de visuele werkelijkheid, een wereld te creëren die droomachtig, prettig en geborgen is.

Filosofische inleiding

Happiness Unlimited is voorzien van een filosofische inleiding van Jonatan Bartling van het initiatief Zinnig Noord, een organisatie die zingevingsprojecten in Amsterdam-Noord organiseert. Bartling geeft de voorstelling zijn filosofische missie mee: onderzoeken waar het individu ophoudt en het collectief begint. Het blinddoeken is hierom een interessante zet: we ervaren onszelf normaal gesproken als een afgebakend lichaam, maar wanneer we dit lichaam niet kunnen zien moeten we ons veel sterker concentreren op wat buiten ons ligt. Daarmee treden we als het ware buiten ons lichaam. Hoewel deze inleiding best weet te boeien en ook zeker in lijn ligt met de voorstelling, is het ook weer een zoveelste uitdrukking van de makers om de voorstelling te willen uitleggen, wat eigenlijk vooral afleidt van de ervaring.

Desalniettemin is er ook nog veel om gewoon naar te luisteren. Zo sluit Happiness Unlimited sterk af, met een rauwe, energieke en luide finale die door de enorme loods heen galmt. Hier hoeft niks uitgelegd te worden, de performance spreekt voor zich.

Wakefield
Film / Films

Huwelijkse trouw op de zolder van de garage

recensie: Wakefield
Wakefield

Howard Wakefield (Bryan Cranston) is een succesvol advocaat, trouw echtgenoot en vader van een tweeling. Hij reist met de trein naar en van zijn werkplek. Door een stroomstoring komt hij vast te zitten en peinst over zijn dagelijkse beslommeringen. Uiteindelijk wandelt hij naar huis en kijkt door het raam naar zijn eega en twee dochters. Wordt hij gemist? Is zijn aanwezigheid noodzakelijk? Hij wandelt door naar de garage op zoek naar een stoel. Na een ruzie die ochtend gaat hij een voorspelbare ervaring met zijn vrouw nog even uit de weg. Bovenin de garage vindt hij een plek en kan door het raam naar zijn familie kijken. Zijn vrouw belt en Wakefield laat de telefoon overgaan.

De Amerikaanse schrijfster Robin Swicord schreef eerder de scripts voor Memoirs of a Geisha en The Curious Case of Benjamin Button. Beide films werden hits. Bij Wakefield kroop ze tevens in de stoel van de regisseur. De Amerikaanse brengt met deze film een origineel verhaal naar het filmdoek. Acteur Bryan Cranston is bij velen bekend van de serie Breaking Bad. Ook op het witte doek overtuigt hij de laatste jaren met rollen in Godzilla, Trumbo en The Infiltrator. In Wakefield is hij aanstichter van veel onverwachte gebeurtenissen, vertelt hij het verhaal en komt na bijna twee uur met de oplossing.

De vermiste echtgenoot

Na vijftien jaren huwelijk gaat Howard Wakefield niet naar binnen. In een opwelling besluit hij niet de sleutel in het slot van de voordeur te steken. Veel in zichzelf pratend kijkt hij naar zijn huwelijk en denkt na over de liefde voor zijn vrouw en kinderen. Hij besluit voor een nacht zijn perfecte leven te laten en houdt zich schuil. De volgende ochtend ziet hij het gezin op gang komen, zijn vrouw belt, de kinderen gaan naar school en er stopt een politieauto. De vermiste echtgenoot wordt besproken. Wakefield voorspelt elke emotie bij zijn vrouw, ziet elke traan van veraf aan komen rollen. Hij wil even uitstel, niet de confrontatie met zijn echtgenoot en niet uitleggen waarom hij een nacht in de garage is gebleven. En na de eerste nacht volgt een tweede.

Heden en verleden

Het gegeven is nogal eenvoudig: echtgenoot besluit ’s avonds niet naar huis te gaan en verdwijnt. In de film zit hij bovenin de garage en ziet de reacties van zijn familieleden. Om het verhaal inhoud te geven wordt er veel teruggekeken. De ontluikende romance, de geboorte van de dochters en de bezigheden van zijn vrouw komen aan de orde. Alles wordt becommentarieerd door Howard Wakefield. Tevens neemt hij de kijker mee naar de herinneringen en gedachten die bij hem naar boven komen. Door het raam kijkt hij naar zijn verleden en ziet hij ook zijn eventuele toekomst.

Feelgood met beperkingen

Wakefield is een film waarin Bryan Cranston in elke scène aanwezig is. De rol van echtgenote, gespeeld door Jennifer Gardner, is klein, de dochters zijn pubers zonder problemen. Het is zeker geen saaie film, maar wel een verhaal met beperkingen. Voor de kijker is de uitkomst van de film namelijk weinig verrassend, het open einde zelfs wat teleurstellend. Swicord heeft met een herkenbaar thema vooral een feelgood movie gemaakt. Wakefield is een warme film met een goed acterende Bryan Cranston, maar mist daardoor de nodige verrassende wendingen om echt te beklijven.

Boeken / Non-fictie

Geschiedschrijving met de Franse slag?

recensie: Henk Wesseling - Scheffer – Renan – Psichari: Een Franse cultuur- en familiegeschiedenis

Het is bijna een anachronisme: historici die schrijven over de grote lijnen in de geschiedenis en dwarsverbanden leggen tussen tijdvakken. Emeritus hoogleraar H.L. Wesseling is zo’n historicus. Voor liefhebbers van deze manier van geschiedschrijving zal Wesselings nieuwste boek geen teleurstelling zijn.

Wesseling, die scriptiebegeleider van koning Willem Alexander was, laat zich niet afleiden door nodeloze details. Naar eigen zeggen zoekt hij bij het schrijven zelden iets op. Archieven vindt hij stoffig en vies. Hij schaamt zich niet voor zijn ledigheid. “Ik ben mij uit pure luiheid voor Frankrijk gaan interesseren.”

Een pose? Waarschijnlijk wel. Wesseling houdt nogal van relativeren – vooral van zichzelf. Maar wie bekend is met zijn werk kan zich lastig aan de indruk onttrekken dat het door hem zo gekoesterde nonchalante imago hooguit een overdrijving van de werkelijkheid is.

Uit de mode

Scheffer – Renan – Psichari: Een Franse cultuur- en familiegeschiedenis versterkt dat beeld nog maar eens. Wesseling gebruikt nauwelijks voetnoten of lange citaten en is gretig met lichtvoetige uitstapjes. Het leest alsof het in een namiddag in één ruk is opgeschreven, zo uit het hoofd.

Een typische Wesseling dus – en niet alleen wat betreft stijl. Zo behandelt hij ook in dit boek een groot tijdvak maar stelt tevens individuen centraal, hetgeen in de wetenschappelijke geschiedschrijving ook al een tijdje uit de mode is.

Familiegeschiedenis

De drie hoofdrolspelers zijn de Nederlands-Franse schilder Ary Scheffer, de intellectueel Ernest Renan en de katholieke en nationalistische militair Ernest Psichari. De laatste Ernest is de kleinzoon van de eerste, die weer getrouwd was met een nichtje van Ary Scheffer. Aan de hand van hun familiegeschiedenis beschrijft Wesseling het Frankrijk ten tijde van wat historici ‘de lange negentiende eeuw’ noemen, de periode van de Franse Revolutie (1789) tot de Eerste Wereldoorlog (1914).

Die vorm pakt niet overal even goed uit. Het eerste deel van het boek behandelt de carrière van Scheffer en de periode van de Franse Revolutie tot het revolutiejaar 1848. Deze twee verhaallijnen lijken echter wat kunstmatig aan elkaar geplakt. Vooruit, Scheffer was goed bevriend met het Huis van Orléans dat na de Julirevolutie van 1830 aan de macht kwam. Maar daar houdt de verwevenheid van de twee verhaallijnen ook wel mee op.

Familiaal contrast

Meer geslaagd is het tweede deel van het boek. De levens van Ernest Renan en zijn naar hem vernoemde kleinzoon, Ernest Psichari, symboliseren de politieke en culturele ontwikkelingen in Frankrijk. Renan, die van bescheiden afkomst was, werkte zich op tot een gerespecteerd intellectueel. Hij werd opgeleid tot priester maar viel van zijn geloof en verruilde het katholicisme voor een nieuw geloof: de wetenschap.

Renan brak in 1863 door met het controversiële boek La vie de Jesú waarin hij Jezus beschreef als bijzonder mens, maar – en dat maakte het boek controversieel – slechts als mens en dus ontdaan van alle goddelijkheid. Hij werd een idool van verlicht en progressief Frankrijk.

Het leven van kleinzoon Psichari kon haast geen groter contrast zijn met dat van zijn grootvader. Psichari was geen rationalistische denker, maar een kunstenaar en een man van actie. Hij werd een fel nationalist, verheerlijkte geweld en oorlog en kende aan het leger een mystieke waarde toe. Psichari koppelde zijn verering van Frankrijk aan de verering van God en bekeerde zich tot het katholicisme.

Te kort

Psichari is een representant van een stroming die in zijn tijd dominant was. Veel schrijvers en intellectuelen bekeerden zich tot het geloof en veel Fransen, meevarend op de golven van een ontwakend nationalisme, verlangden naar oorlog. Op 3 augustus 1914 kwam Psichari’s droom uit: de Grote Oorlog brak uit. Lang kon hij er niet van genieten. Binnen drie weken nadat Duitsland aan Frankrijk de oorlog had verklaard, sneuvelde hij.

Psichari was een fascinerend en tragisch figuur en leefde in een fascinerende en tragische tijd in Frankrijk. Wesseling besteedt er betrekkelijk weinig aandacht aan en maakt zich er wat makkelijk vanaf. Dat is zonde en onnodig. Over deze intrigerende periode aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog heeft hij al eens een boek geschreven (zijn debuut, Soldaat en krijger). Met gemak – en volledig uit het hoofd – had hij dus wat dieper op deze periode in kunnen gaan. Helaas heeft hij dat niet gedaan, maar voor wie daar meer over wil lezen kan altijd nog zijn debuut oppakken – hetgeen zeker geen straf is om te lezen.

Boeken / Non-fictie

Denken over het kwaad

recensie: Bettina Stangneth – Het kwade denken

De Duitse filosofe Bettina Stangneth schrijft met haar nieuwste boek Het kwade denken een meesterwerk. In navolging van Kant en Arendt geeft ze op daverende wijze een actuele beschrijving van het kwaad en maakt ze de ethiek actueler dan ooit.

Stangneth werd beroemd met haar boek Eichmann in Argentinië (2012), waarin ze aantoont dat Adolf Eichmann niet als voorbeeld kan gelden voor de ‘banaliteit van het kwaad’, zoals Hannah Arendt dat beschrijft. Eichmann, een van de hoofdverantwoordelijken voor de Jodenvervolging in nazi-Duitsland, vluchtte na de oorlog naar Argentinië. Uiteindelijk werd hij opgespoord en terechtgesteld in Israël. Met de ‘banaliteit van het kwaad’ doelt Arendt op iemand die kwaad doet zonder dat hij daarbij die intentie heeft. Eichmann neemt ze als voorbeeld: hij was vooral bezig met het maken van carrière en het opvolgen van bevelen. Wat de gevolgen van zijn handelen waren heeft hij nooit overzien. Zijn handelen is overduidelijk kwaad – want hij heeft miljoenen mensen de dood in gejaagd – maar door het gebrek aan een besef daarvan ook ‘banaal’.

‘We zijn vrijer dan we willen’

Voor de moraal is denken vereist, zo stelde Kant. Alle mensen die over een rede beschikken weten wat goed is en wat fout. ‘Niets is zo simpel als de moraal’, begint Stangneth haar boek. Maar dit zorgt er niet direct voor dat iedereen juist handelt. De mens is namelijk zo absoluut vrij, dat hij een moreel onjuiste handeling kan voltrekken terwijl hij weet dat dit fout is. In een interview met de VPRO zegt de filosofe: “We zijn vrijer dan we willen.” We zijn dusdanig vrij, dat we onszelf voor de gek kunnen houden en kwaad kunnen doen, terwijl we weten dat het verkeerd is.

Stangneth laat zien waarom Eichmann niet ‘banaal’ kwaad was: hij dacht namelijk wel na. Ondergedoken in Argentinië heeft hij zitten broeden op het verhaal dat de slachtoffers het liefst zouden horen. Het werd een verhaal over een moeilijke jeugd en de slechte band met zijn vader. Dit, in combinatie met Arendts verhandeling over de banaliteit van het kwaad, heeft ervoor gezorgd dat we hem herinneren als een bijna zielige man die niet wist wat hij deed en slechts bij de groep wilde horen, ondanks het feit dat zijn verhaal een leugen was, zijn jeugd vredig en de band met zijn vader liefdevol.

Bevlogen waarschuwing

Stangneth legt in Het kwade denken in jip-en-janneketaal de Kantiaanse ’transcendentale eenheid van de apperceptie’ uit en gebruikt tal van metaforen om ook de niet-filosofisch geschoolde lezer bij de les te houden. Dat dit allebei lukt mag bijzonder knap genoemd worden. Ze schrijft zo vlot en bevlogen dat het lijkt alsof je niet een boek leest maar een college van haar bijwoont. En het lezen van Het kwade denken blijft niet zonder gevolgen. De lezer wordt direct aangesproken, de hele verhandeling lang. De ethiek staat namelijk onder druk. Hedendaagse filosofen bewegen wat rond in de samenleving en duiden hier en daar het een en ander, maar durven niet langer een ethisch oordeel te vellen.

Deze angst zien we ook breder binnen de maatschappij, waarschuwt de filosofe. Er worden minder discussies gevoerd omdat mensen zich te snel persoonlijk aangevallen voelen als iemand het niet eens is met hun mening. Zo is een trend ontstaan van het hebben van meningen die je niet langer hoeft te verdedigen met argumenten, maar die je mag hebben omdat het je recht is. Maar wat dat recht ons biedt, blijft op deze manier verborgen.

Stangneth gaat hier dan ook lijnrecht tegenin, omdat het überhaupt kunnen vormen van een oordeel volgt op het gebruik van de rede, die elk mens bezit. Wanneer hierover niet gecommuniceerd wordt en er dus geen gemeenschappelijke ruimte van veronderstelde waarheid overblijft om in te bewegen, verdwijnt ook de ondergrond voor het maken van een juiste keuze. ‘Waarheid is wat ons verbindt’, citeert Stangneth filosoof Karl Jaspers. In die gemeenschappelijke ruimte is mogelijkheid tot debat, tot leren van elkaar en tot oordelen over goed en kwaad. Als de moderne mens deze gemeenschappelijke grond doet wankelen, brengt hij zichzelf in gevaar.

Moraal voor de moderniteit

Daarmee trekt Stangneth de ethiek van Kant de 21e eeuw in. ‘Wat stelt een beetje waarheid nog voor zolang iedereen maar trots op zijn mondigheid kan zijn?’ Dit gaat over onze tijd van fake news en van jan en alleman die zijn mening rondschreeuwt en tegelijkertijd de vingers in de oren steekt. Welke plek heeft de moraal in de moderniteit? Stangneth laat zien dat de ethiek zeer onterecht een negatieve connotatie heeft gekregen. Moraliteit is gelijk aan menselijkheid en gaat aan elke cultuur vooraf. Ieder mens beschikt over een rede en ieder mens heeft de keuze in vrijheid daar naar te luisteren of niet. Met de Tweede Wereldoorlog als waarschuwing dwingt Stangneth je tot nadenken en laat zien dat we niet moeten onderschatten hoe simpel – en belangrijk – ethiek en het vrije denken ook in onze tijd zijn.

Boeken / Achtergrond
special: De 8WEEKLY-boekenredactie geeft leestips voor de vakantie

Lees de zomer door met deze titels

De zomervakantie is de periode bij uitstek om boeken te lezen. Wat is er fijner dan de zon op je snoet, een drankje binnen handbereik en een goed boek om in te duiken. De boekenredactie tipt 6 titels die niet in je koffer mogen ontbreken.

J.J. Voskuil – Het Bureau

Inge Cohen Rohleder: “Deze zomer lees ik – voor het eerst – Het Bureau van J.J.Voskuil. Iedereen in mijn omgeving had het jaren geleden al enthousiast aangeprezen maar ik had er geen zin in. Te lang, te saai misschien. Een wetenschappelijk bureau in Amsterdam met alle ins and outs vanaf de zestiger jaren, gaap.
En nu ben ik alsnog bewonderaar van Han Voskuil geworden.
Misschien omdat de sfeer van de tweede helft van de twintigste eeuw zo herkenbaar is. Misschien omdat ik zelf ook jaar in jaar uit in een team werkte en de afkeer, solidariteit, irritaties, verveling en sympathie – alle onderlinge, diep-menselijke bewegingen op een willekeurige werkplek, zo herken.
Het Bureau is een meesterwerk.
De hoofdpersoon Maarten Koning, alter ego van Han Voskuil, wordt neergezet met al zijn sterke en zwakke kanten, zijn angsten en voorliefdes, zijn onwrikbare huwelijk met de streng-linkse Nicolien en zijn hartstocht voor alles wat nog echt en authentiek is. Want juist in die periode begon het traditionele Nederland te veranderen in een leuke democratische consumentenmaatschappij. Iets dat het bloed van Maarten Koning deed koken van woede.
Duizenden pagina’s historisch, sociaal-psychologisch maar bovenal literair meesterschap.
Je moet er wel een flink lange vakantie voor hebben. En anders gewoon het hele najaar doorlezen, ’s avonds in bed.”

Yolanda Entius – Abdoel en Akil

Jesse van Amelsfoort : “Voor in de koffer, zeker wanneer de reis naar warm Zuid-Europa gaat: Yolanda Entius’ Abdoel en Akil. Een broeierig, op het scherpst van de snede geschreven roman over trauma en de grip die onze geschiedenis over ons heeft. Entius laat zien dat wat echt gebeurd is minder belangrijk is dan wat we denken dat er gebeurd is.”

Cynan Jones – Inham

André van Dijk “Een man komt bij bewustzijn, in een kajak, midden op zee. Hij weet niet wie hij is en hoe hij daar verzeild is geraakt. Er ontstaat een fragmentarisch zoeken naar aanknopingspunten, afgewisseld met de absolute wil om te overleven. Inham is een fenomenale overlevingstocht van lichaam en geest, prachtig gecomponeerd in een poëtische stijl. Een juweel voor de literaire fijnproever.”

T.C. Boyle – De Terranauten

Dorien Pool: “De Terranauten is een pageturner met inhoud en daarom perfect om op vakantie te lezen. Via (fictieve) dagboekfragmenten wordt het verhaal verteld van twee deelnemers aan een bijzonder experiment: Dawn en Ramsay worden samen met acht anderen twee jaar lang opgesloten in een afgesloten biosfeer. In dit gebouw is een compleet ecosysteen nagebouwd, inclusief een zee en een oerwoud. Er leven apen en vissen en de deelnemers verbouwen er zelf hun eten. Het verhaal is om meerdere redenen boeiend om te lezen. Doordat vijf mannen en vijf vrouwen samen zijn opgesloten, ontstaan er soap-achtige taferelen. Ook is het interessant om te lezen hoe ze omgaan met de druk van buitenaf: ze worden in de gaten gehouden door de media en ze moeten positieve publiciteit genereren om de financierders tevreden te houden.
Voor lezers die geïnteresseerd zijn in de wetenschap rondom een reis naar Mars is De Terranauten extra interessant: zou het technisch mogelijk zijn om het aardse leven kunstmatig na te bootsen en – belangrijker nog – kunnen mensen het aan om zo lang met elkaar opgesloten te zitten?”

Kurt Vonnegut – Cat’s Cradle

Kasper Nijsen: “Wie op een nieuwsluwe vakantie zijn dagelijkse portie absurde berichtgeving uit de VS van Trump begint te missen, zou ter vervanging het werk van een van haar beste absurdisten eens een kans moeten geven. Vonneguts visie op de waanzin van de geschiedenis is even hilarisch als diep-tragisch. Cat’s Cradle is misschien wel zijn sterkste werk, een allegorische vertelling over de waarde van geloof en de zoektocht naar waarheid. Achter de absurde taferelen, verteld in schijnbare jip-en-janneke-taal (“nice, nice, very nice”), gaat een messcherpe analyse van de grote tragedies van de twintigste eeuw schuil.”

 Dodie Smith – De dagboeken van Cassandra Mortmain

Carmen Ploeg:“Dodie Smith is vooral bekend van de 101 Dalmatiërs, maar deze zomer lees ik voor de tweede keer het boek dat ze eerst schreef: De dagboeken van Cassandra Mortmain (oorspronkelijke titel: I Capture the Castle, 1949). Deze nieuwe Nederlandse vertaling is een mooi moment om nogmaals in het bijzondere leven van Cassandra te stappen. Met haar ietwat vreemde gezin woont ze in een oud Engels kasteel. Waar een kasteel doorgaans doet denken aan luxe en veel geld, is de familie Mortmain enorm blut. Alle meubels van waarde zijn verkocht en ze betalen al lang geen huur meer. Gelukkig is dat voor de eigenaar geen probleem. Vader Mortmain heeft namelijk ooit een belangrijk literair boek geschreven en geniet nog van enige bekendheid. Inmiddels heeft hij alleen al jaren niets nieuws meer geschreven. Het gezin heeft alle hoop verloren dat de vader nog voor geld gaat zorgen. Dus proberen ze zichzelf te redden, met de hulp van een aantal lieve dorpsbewoners. Voor wat verkoeling tijdens de (hopelijk) warme zomer: Waan je op het regenachtige platteland van Engeland met De dagboeken van Cassandra Mortmain.”

Sarah Bakewell – De Existentialisten

Fenna Kortooms: “De Existentialisten is een interessante, spannende en levendige combinatie van filosofie en geschiedenis. Bakewell laat zien wie de filosofen waren die we nu de existentialisten noemen. Ze beschrijft niet alleen hun zienswijzen, maar ook hun levens, vriendschappen, relaties etc. We leren Husserl, Heidegger, Sartre, Merleau-Ponty, Camus en De Beauvoir kennen als denkers én als mensen die regelmatig met elkaar in discussie gingen of op elkaar verliefd werden. Bakewell gaat bovendien op zoek naar het onderliggende en komt een definitie van dat ‘existentialisme’, iets wat door veel historici gemeden wordt. De Existentialisten is zowel leerzaam als vermakelijk. Het boek neemt je mee naar de rokerige cafés van het Parijs van de jaren ’50 waar je van iedereen kan leren en met iedereen in gesprek kan gaan. Zo is dit boek zeker ook voor de thuisblijvers aan aanrader, omdat je door Bakewell mee op avontuur wordt genomen.”

J.M. Coetzee – The Lives of Animals

Vera Martens: “Mijn zomertip is The Lives of Animals (Dierenleven, in de Nederlandse vertaling) van J.M. Coetzee. Dit boek gaat over een schrijfster, Elisabeth Costello, die zich dierenleed enorm aantrekt. Het onderwerp raakt haar zo dat ze mensen die vlees eten niet eens meer in de ogen kan kijken. Costello geeft verschillende lezingen over dit onderwerp, die in de roman helemaal zijn uitgeschreven en veel interessante ideeën bevatten. Na één van haar lezingen raakt ze tijdens een diner met familie verwikkeld in een heftige discussie over het eten van dieren waarin verschillende meningen en argumenten op tafel worden gelegd.

The Lives of Animals vind ik een meesterwerk. J.M. Coetzee heeft een complex onderwerp waar op dit moment veel discussie over is in een fictief verhaal gegoten. Binnen dat raamwerk belicht hij deze kwestie van veel verschillende kanten: persoonlijke, religieuze, politieke en ethische argumenten komen aan bod. Toen ik het boek had uitgelezen voelde ik me enorm verrijkt én lichtelijk verward op een prettige manier. Zo knap hoe Coetzee door middel van fictie je aanzet tot diepgaand nadenken. Het riep veel interessante vragen op over mens en dier waar ik voorheen helemaal niet bij stil stond. Inhoudelijk is het een must read, maar ook qua stijl is het een prachtige en fascinerende roman doordat Coetzee’s speelt met metaperspectief en de grens tussen fictie en werkelijkheid. Ik ben fan.”