Theater / Voorstelling

Wunderbaum schraapt het glitterlaagje van het cruiseleven af

recensie: Wunderbaum - Superleuk, maar voortaan zonder mij

Na Wunderbaums Superleuk, maar voortaan zonder mij wil je David Foster Wallace gaan lezen. En nooit meer voet zetten op een cruiseschip.

Het moet een vreemde ervaring zijn geweest: Wunderbaum die een avondje politiek geëngageerd  entertainment verzorgt op de AIDAPrima. Het publiek verwachtte waarschijnlijk een coverband, de jolige presentator had nog niet eerder van de groep gehoord. Het was wel erg “theater”, liet het management achteraf weten. Een verdere samenwerking zat er niet in.

AIDAPrima

Wat bezielt Wunderbaum om met een cruisebedrijf in zee te gaan? Het heeft alles te maken met A Supposedly Fun Thing I’ll Never Do Again, een essay waarin David Foster Wallace verslag doet van zijn eigen cruise-ervaring, en het verdovende amusement dat hij er aantrof. Superleuk, maar voortaan zonder mij is Wunderbaums variant van Wallaces trip: een week lang liepen ze mee op de AIDAPrima, onder Rotterdammers bekend als het schip dat elke week aanmeert bij de Wilhelminapier. Het slotstuk was een speciaal optreden op de bonte avond, wat naar verluid wisselend is ontvangen.

Moeizaam vermaak

Op filmbeelden zien we hoe de gasten moeizaam proberen ‘het leuk te hebben’ om de verveling te ontvluchten, terwijl aankondigingen van het personeel de troosteloosheid van het cruiseleven verder onderstrepen. We maken kennis met personages uit Wallaces boek: een Filipijns kamermeisje dat tien maanden per jaar aan boord werkt, een verveelde puber, een man die een speciale cursus volgde om de zee te filmen, en een ober die contractueel verplicht is om altijd een sombrero te dragen. Een groep identieke kapiteins blijken ingehuurde acteurs te zijn. Door kalm over het dek te lopen en zo nu en dan een praatje te maken, geven ze de gasten een gevoel van veiligheid. Het schip is prima te besturen op automatische piloot.

Cruiseschip als een groot toneelstuk

De eerste aktes van Superleuk onthullen hoe performatief het leven op een cruiseschip is. De jolige ober is lang niet zo exotisch als hij zich voordoet, en de kapitein schotelt een fantasiebeeld van een kapitein voor. Zolang ze hun rol overtuigend blijven spelen en het publiek in het toneelstuk blijft geloven, kunnen ze meedraaien in de illusiemakelarij van het schip. Onder de het glitterlaagje van leeg amusement ligt verveling en tragiek. Het is voelbaar in de opnames van apathische passagiers, de pijnlijke onthullingen die personages tussen neus en lippen door geven, en bovenal in een verrassend teder slotstuk van Wine Dierickx. Petra, het eerdergenoemde kamermeisje uit de Filippijnen, weet precies wat er schuilgaat achter de gezichten van haar passagiers. Een betraand kussen van een vaste gast en het ontbreken van zijn vrouw vertelt haar genoeg. Fluisterend deelt ze de verhalen van de gasten waar ze elke dag de lakens van verschoont. Ze had gemakkelijk een karikatuur kunnen zijn, maar blijkt meer mensenkennis te hebben dan we vermoeden. De passagiers lenen zich natuurlijk goed voor leedvermaak, maar krijgen aan het einde meer diepte. Wunderbaum weet als geen ander om te gaan met tragikomische figuren, en heeft in David Foster Wallace en de AIDAPrima dankbaar materiaal gevonden. Een vast contract zag AIDAPrima niet zitten, maar bij Theater Rotterdam valt Superleuk, maar voortaan zonder mij prima op zijn plek.

Boeken / Fictie

Hetzelfde en toch een beetje anders

recensie: Ben Lerner - 22.04

De opening van Ben Lerners roman 22.04 – een verwijzing naar de film Back to the Future –  is weergaloos. In een peperduur restaurant eten de verteller, een tobberige schrijver, en zijn literaire agent een voorgerecht van ‘met zout doodgemasseerde baby-inktvissen’. De gewelddadige luxe van de happy few van New York wordt gevolgd door een dreigend nieuwsbericht. Er is storm op til.

De vermoorde baby-inktvisjes vormen op hun beurt een scherpe tegenstelling met de uiterst zorgvuldige wijze waarop de naamloze ik-verteller en zijn vriendin een medisch traject voor inseminatie ingaan. Ze heeft hem gevraagd of hij donorvader van haar kind wil worden. Een andere tegenstem bij het lachwekkende lunchmenu is de coöperatie voor biologisch voedsel, waar de verteller gedwongen vrijwillig diensten draait als inpakker en vakkenvuller. Aan het slot van het verhaal is de storm uitgeraasd en proberen de personages Brooklyn Bridge te bereiken om thuis te komen.

Literaire fuga

Zo waait de roman voorbij, op stemmen en tegenstemmen. In een klassieke fuga zijn alle stemmen gelijkwaardig. Dit uitgangspunt past precies bij het postmoderne proza van Lerner. Met als enig verschil dat de auteur samen met zijn hoofdpersoon voortdurend op zoek is naar die ene ervaring die echt is. Die zo concreet en waarachtig is dat

‘de wereld om me heen (zich) opnieuw rangschikte terwijl ik de woorden (een bericht over de ernstige ziekte van een vriend ICR) tot me door liet dringen’

Dat ‘opnieuw rangschikken’ komt een aantal malen terug; steeds is het een confrontatie met ‘echt’ – leven en dood – die vreemd genoeg niet de geest van de verteller in beweging brengt maar de wereld om hem heen. Alsof hij, ook in precaire situaties, niet bij machte is om zelf van zijn stuk te vallen. De verteller zit behoorlijk vast in zijn cerebrale activiteiten en zijn geringe zelfvertrouwen. Hij piekert eigenlijk onafgebroken over de kloof tussen de werkelijkheid om hem heen en zijn onvermogen erin op te gaan. Het leidt tot onnavolgbaar grappige, ironische beschrijvingen, zoals de lange scène waarin hij moet masturberen om donorsperma te leveren.

‘Ik keek naar de afstandsbediening (voor de pornovideo, ICR) om te zien hoe het precies werkte en herinnerde me toen: ik word niet geacht iets aan te raken dat het spermamonster zou kunnen verontreinigen. Wat zou verontreinigender kunnen zijn dan deze afstandsbediening, die door ik weet niet hoeveel vieze handen was vastgepakt? Na enkele seconden paniekerig wikken en wegen drukte ik gewoon op play – waardoor de Aziatische Anale Avonturen begonnen, hoewel dat helemaal niet mijn ding is; het leek op de een of andere manier minder afkeurenswaardig om niet te kiezen dan om een positieve voorkeur voor een van de beschikbare categorieën te kennen te geven-, legde ik de afstandsbediening neer, liep terug naar de wasbak en waste mijn handen.’

Eerlijke fraude

De ironie slaat echter om in een soort wanhoop wanneer het vriendenpaar na veel gedoe besluit om de conceptie op natuurlijke wijze te doen plaatsvinden. Zodra de verteller zich bewust wordt van zijn handelingen krijgt hij de slappe lach en is de erectie voorbij. Het is exemplarisch voor alle activiteiten die hij onderneemt ten einde een ‘echt’ leven te leiden. Bewustzijn leidt tot distantie en wordt de duivel die alles kapotmaakt.

Dan besluit hij om het frauduleuze aspect van de realiteit niet meer te bestrijden. If you can’t beat them, join them, lijkt hij te denken. Zijn idee om een gefingeerde correspondentie met een literaire grootheid te presenteren als uit een archief opgedoken, bezorgt hem een reusachtig voorschot van zijn uitgever.

De roman moet alleen nog even geschreven worden en dat doet de hoofdpersoon in een gesubsidieerde schrijversflat in Texas. Korte tijd slaagt hij erin zich af te sluiten van de bedrieglijke realiteit om zijn hoogstpersoonlijke bedrog te plegen. Hij belandt vervolgens op een feestje van rijke mensen waar overvloedig drugsgebruik de authentieke schrijfervaring weer tenietdoet. Alleen door een kotsende gast met een bad trip te helpen, kan hij een restje eergevoel bewaren.

De verteller slaat een andere weg in, een omweg. Een kennis nodigt hem uit een bezoek te brengen aan haar collectie afgeschreven kunst. Het gaat om beeldende kunst die door vandalisme of brand- en waterschade uit galeries en musea is verwijderd, nadat de verzekering de marktwaarde heeft uitgekeerd. Deze kunst is waardeloos geworden en daardoor op een bepaalde manier ‘verlost’. Hij is diep ontroerd als hij naar een foto kijkt waar een andere foto bij hoorde die verloren is gegaan. Nu lijkt het motto van de roman, gebaseerd op een Chassidische vertelling, waarheid te worden: in de komende wereld zal alles hetzelfde zijn, maar

‘Alles zal zijn zoals het nu is, alleen een beetje anders.’

Voortouw

Over ‘een beetje anders’ gaat ook de Gidslezing – jaarlijks evenement van het gerenommeerde literaire tijdschrift De Gids – van Lerner. Hier onderzoekt hij de relatie tussen taal en beeldende kunst, met name de betekenis(verandering) van een beeld door de beschrijving ervan. Hij gaat in op dubbele beelden zoals het ‘eendkonijn’ van Wittgenstein; een tekening die tegelijk eend en konijn voorstelt. De filosoof Wittgenstein onderzocht een eeuw geleden, net als Ben Lerner nu, de relatie tussen taal en werkelijkheid en tussen feit en fictie.

Lerner voegt daar de beeldende kunst bij. Door Dada en het surrealisme van vroeger en het conceptual art van nu, zijn de zogenaamde ‘readymades’ in beeld gekomen. Dit zijn objecten die hun betekenis ontlenen aan hun context. In de Gidslezing gaat hij dieper in op de afgeschreven, waardeloze kunst uit de roman 22.04.

‘Toen ik de foto’s in mijn handen hield, was het alsof ik een subtiele maar wezenlijke gewichtsverandering kon waarnemen: de ziel van de markt was vervluchtigd; het was kunst buiten het kapitalisme. (…) Voor mij waren deze objecten – die nog hetzelfde waren, maar een beetje anders – readymades voor of uit een komende wereld, een toekomst waar een ander waardesysteem heerst dan de tirannie van de prijs, in de kunstwereld en daarbuiten.’

Hier ontvouwt Lerner zijn dieperliggende motief: maatschappijkritiek vanuit het – mystieke – chassidische messianisme. De werkelijkheid moet verlost worden, en de kunst zal daarin het voortouw nemen door het vermogen alles een beetje anders te maken.

Watermolen in de tijd

Een terugkerend thema is het motief van de verdwenen schilderijen. Een bevriende schilderes neemt vanuit de galerie waar ze zal exposeren een taxi naar huis om de laatste hand aan twee werken te leggen. Van de zenuwen vergeet ze de schilderijen, die vervolgens onnaspeurbaar zijn omdat de gegevens van latere taxiritten om privacyredenen niet worden verstrekt. De verteller besluit de zoektocht in proza vast te leggen en als kunstwerk aan de expositie toe te voegen. De schilderijen uit het verhaal zijn later in werkelijkheid ook geschilderd. Zo wordt fictie feit, betoogt Lerner, en draait het scheprad van een watermolen rond dat afwisselend werkelijkheid, verbeelding en kunst opschept uit een rivier van tijd – misschien het meest raadselachtige thema in het werk van Lerner.

Het loont de moeite zijn proza, poëzie en essay’s in samenhang te lezen. Lerner is een van die schrijvers die feilloos de problematiek van de eenentwintigste eeuw en het postmodernisme verwoordt. Zijn werk is een integere poging om uit te stijgen boven het anything goes van een totaal ‘geliberaliseerde’ wereld.

Kunst / Expo binnenland

Uit de kunst

recensie: Vrouwen Uit de kunst! Kunstenaressen op de noordelijke Veluwe 1880-1950

Wanneer je als bezoeker de tijdelijke tentoonstelling in het fijne Noord-Veluws Museum in Nunspeet binnenkomt, loop je meteen tegen vijf vrouwenportretten aan. Een springt in het oogt: van Suze Robertson, een van de zestien vrouwen waarvan werk wordt getoond. Op de een of andere manier hebben ze allemaal in Nunspeet of in de nabije omgeving gewoond en gewerkt.

Suze Robertson (1855-1922), Vischpoort te Harderwijk, circa 1910. Olieverf op doek, 89 x 106,5 cm (Singer Laren)

Verderop hangt een krachtig, groot doek van Robertson, waarop de Vischpoort in Harderwijk is afgebeeld. Een kenmerkend schilderij voor de steeds zelfbewuster schilderende vrouwelijke kunstenaars uit de periode 1880-1950.

In de loop der tijd

De bezoeker kan door de chronologische opzet van de expositie niet alleen de ontwikkeling van de zestien kunstenaars volgen, maar en passant ook die van de kunstgeschiedenis zelf. Dit geeft de tentoonstelling een extra laag, net als de uitgebreide biografieën die op banieren terzijde van de werken hangen.

Het begint zo rond 1880 met de stemmige, donkere doeken van Sientje Mesdag-van Houten, die door mannelijke recensenten soms kritisch werden ontvangen als zijnde te detaillistisch of uit balans. Ook het thema ‘vissersvrouw’ dat Aletta van Thol-Ruijsch gebruikt voor een prachtige kop in houtskool (ca. 1890-1910) is verwant aan die van de Haagse School. Raak getroffen op dit portret zijn de peinzende, diep liggende ogen.

Blanche Douglas Hamilton (1853-1927), Schapen met lammeren op een weide met bloeiende vruchtbomen, penseel op papier, 48,7 x 32,3 cm (Teylers Museum)

Wat gedurfder

Maar pas op: het werk van iemand als Chrisje van der Willigen doet op het eerste gezicht misschien traditioneel aan, maar is toch redelijk gedurfd en doet soms, zoals haar Bloemen in blauwe pot (1902) niet alleen aan Voerman maar ook aan Jan Mankes’ werk denken.
Zoals de waterlelies die Blanche Douglas-Hamilton aquarelleerde herinneren aan hetzelfde thema bij Monet, en het licht op haar met potlood en waterverf opgezette Haven in Noord-Italië (1897-1927) wat weg heeft van het zuidelijke licht van Pissarro.

Des te verder je in zowel de tijd komt als in het afzonderlijke werk van een kunstenares, des te sterker en persoonlijker het wordt. De naam van Suze Robertson is al genoemd. Haar latere werk kan worden gerekend tot de aanloop naar het expressionisme. Voor die tijd schilderde ze bijvoorbeeld Brabantse vrouwen à la Van Gogh, vrouwen die thuis of op het land aan het werk zijn. Op de vraag van een kunsthandelaar om over te stappen op portretjes, gaat ze niet in. Zij kan dit doen, omdat ze een baan heeft als tekenlerares.

Van Suze Robertsons kleindochter, Suzanne Eckhart, wordt in een vitrine keramiek getoond, zoals er ook een vitrine is met de door de oud-Bauhausleerlinge Kitty van der Muijll Dekker ontworpen theedoeken die nog steeds modern aandoen.

Gaby Bovelander (1931), Zonder titel, 1978. Olieverf op paneel, 58 x 61 cm (Collectie kunstenaar)

Modern

De ontwikkeling van de kunst en een eigen stijl valt ook duidelijk af te lezen aan het werk van Jo Koster. Zij was een van de eerste vrouwen die studeerde aan de kunstacademie van Rotterdam. Later studeerde ze in Brussel, omdat Parijs in die tijd volgens haar te conservatief was. Onder invloed van Jan Toorop schildert ze enkele pointillistische doeken die in Nunspeet zijn te zien.
Ook de inmiddels 86-jarige Gaby Bovelander vindt zichzelf telkens opnieuw uit. Van haar hangt er zowel magisch realistisch werk als een eigenlijk buiten de scope van de expositie vallend, fascinerend Zelfportret (1971) met een krachtige blik die aan het beroemde zelfportret van Charley Toorop doet denken.

Hedwig Kleintjes-van Osselen (1871-1936), Zinnia’s, 1934. Olieverf op doek, ca. 50 x 60 cm (Collectie Gemeente Heerde)

Wie thuis alles nog eens na wil lezen over leven, werk en context van de zestien exposanten, is er een mooie catalogus beschikbaar die werd samengesteld onder eindredactie van de curator van de tentoonstelling: Margot Jongedijk. Hierin valt ook te lezen hoe de receptie van het werk was. Zoals over Hedwig Kleintjes-van Osseler– om nog een van de zestien namen te noemen – : ‘Sterk is deze kunst niet, wel rustig, gul en gevoelig.’ Waar of niet – inderdaad is niet alles wat wordt getoond van de bovenste plank –, maar een mooi inzicht en beeld van kunstenaressen op de noordelijke Veluwe geeft deze tentoonstelling die louter uit bruiklenen bestaat zeker.

 

 

 

Boeken / Fictie

Een fijne kennismaking met Peper

recensie: Rascha Peper - Waterscheerling

‘Iemand valt in het water, een vennetje of een kanaal, en zinkt naar beneden.’ Een dergelijke scène probeert Alex van Warmerdam in al zijn films te krijgen – nooit lukt het. Rascha Peper maakte er een verhaal van, Waterscheerling – een prachtig, melancholisch verhaal.

Fans van Rascha Peper (1949–2013) zullen Waterscheerling al kennen. Hetzij als het nieuwjaarsgeschenk in 2004 van haar toenmalige uitgeverij L.J. Veen of uit de verhalenbundel Een Siciliaanse lekkernij (2014), die een jaar na haar overlijden verscheen. Deze nieuwe uitgave komt met een extraatje: prachtig sfeervolle tekeningen van Sylvia Weve. Irundina van Hella S. Haasse en Annejet van der Zijls De dageraad verschenen al eerder bij Querido in deze vormgeving en ook met tekeningen van Weve. Net als in de eerdere delen weet Weve moeiteloos het verhaal te verbeelden.

Stella in de put

Pepers verhaal gaat over Stella, na twee broertjes het nakomertje in het naoorlogse gezin van wisselwachter Tienverloren. Stella, ‘fijngebouwd, lang, zwartharig’ houdt van water en van zwemmen. Tijdens haar jeugd zorgt ze voor een aantal schrikmomenten bij haar ouders – zoals iedere in de jaren zestig opgroeiende puber, misschien –, maar telkens komt het goed. Tot ze op een dag verdwenen is, schijnbaar in de bodemloze put in de achtertuin gevallen. Ondanks alle waarschuwingen van haar ouders, ondanks het ontzag dat het gezin voor de put had: haar nieuwsgierigheid was te groot.

Waterscheerling schakelt op dat punt over naar Pirre, kleinzoon van een horlogemaker, die een oogje op Stella heeft en haar achternagaat. Ook hij daalt de put af en komt in een wonderschone onderwaterwereld terecht – gelijk Van Warmerdams scène. De jongere lezer zal aan SpongeBob SquarePants denken: Peper schetst een onderwaterwereld waarin alles lijkt op de wereld erboven, met water in plaats van lucht om ons heen. Pirre vindt Stella, maar weet haar niet mee uit deze onder(water)wereld te krijgen. Hier hint Peper op het eeuwenoude verhaal van Orpheus en Eurydice – een invloed die in een naschrift achter in het boekje ook erkend wordt.

Een fonkelende stijl

Peper weeft ook andere invloeden in haar verhaal – zo zijn er verwijzingen naar enkele bekende sprookjes. Voor de liefhebber is het fijn die te herkennen, maar Waterscheerling laat vooral Pepers schrijftalent zien. Zowel het grote als het kleine, de flow van het verhaal als individuele zinnen: Peper kon het allemaal laten fonkelen. Wat dat betreft is Waterscheerling het ideale instappunt in het oeuvre van deze veelzijdige schrijfster.

Chiharu Shiota, Uncertain Journey, 2017, metalen boten en rode draden (wol), Het Noordbrabants Museum. Foto: Joep Jacobs. © Chiharu Shiota, c/o Pictoright Amsterdam, 2017
Kunst / Expo binnenland

De rode draad van Shiota

recensie: Chiharu Shiota - Between the Lines
Chiharu Shiota, Uncertain Journey, 2017, metalen boten en rode draden (wol), Het Noordbrabants Museum. Foto: Joep Jacobs. © Chiharu Shiota, c/o Pictoright Amsterdam, 2017

Kunstenaar Chiharu Shiota maakt ongebruikelijke ‘schilderijen’. Met 2000 bollen rode wol heeft ze lijnen in de lucht getrokken over zo’n 130 vierkante meter van Het Noordbrabants Museum. De rode gloed zuigt je direct haar web in.

Voor het eerst wordt er een solotentoonstelling van de Japanse Chiharu Shiota in Nederland getoond. Hoog tijd: in 2015 brak zij door op de Biënnale in Venetië met haar installatie The Key in the Hand waarmee ze haar land representeerde. Shiota is te herkennen aan haar installaties met rode draad en alledaagse objecten. In de tentoonstelling Between the Lines wordt haar werk in retroperspectief getoond, met als hoogtepunt de installatie Uncertain Journey die speciaal voor het museum werd gemaakt.

Chiharu Shiota

Portret Chiharu Shiota, 2017. Still uit video Jochem de Vet

De rode draad

Behalve zijn indrukwekkende esthetiek heeft de installatie meerdere betekenislagen. Het web is verbonden aan twee boten die ons wijzen op de reis van het leven, waarbij de bestemming niet bekend is. De installatie wekt een dromerige wereld op; het gevoel onder de zee door te lopen. Wat gelijk al opvalt bij het bezoeken van de tentoonstelling is dat er een rode draad loopt door het werk van Chiharu Shiota. Letterlijk. Shiota gebruikt de draden als symbool voor de verbindingen tussen mensen. Ze lopen als bloedvaten door de ruimte en creëren een eigen wereld.

Shiota - Bevoming Painting

Chiharu Shiota, Becoming Paininting, 1994, c-print, foto’s van de performance met gelijknamige titel in Anu School of Art, Canberra, Australië. © Chiharu Shiota, co Pictoright Amsterdam, 2017

Between the lines

Oorspronkelijk heeft Shiota een klassieke opleiding schilderkunst gevolgd. Schilderen op doek vond ze echter te beperkend: ‘slechts’ een kleur op het doek. Tijdens haar zoektocht naar andere kunstvormen komt ze uit bij performance-art. In de tentoonstelling zijn enkele van haar performances te zien, waaronder haar eerste: Becoming Painting. Bij deze performance gebruikt ze zichzelf als schilderdoek. Het aanbrengen van een tweede huid is een terugkomend thema in de performances en in de installaties die tentoongesteld zijn. Shiota laat universele thema’s zien in haar unieke beeldtaal: herinneringen, verbondenheid en identiteit.
Uiteindelijk ontwikkelt Shiota haar installaties met draad, die haar in staat stellen om zonder beperkingen te schilderen in de fysieke ruimte. De titel van de tentoonstelling Between the Lines verwijst naar de zoektocht van de kunstenaar.

The Key in The Hand

In de tentoonstelling is ook haar werk te zien van de Biënnale van Venetië: The Key in the Hand. Hierbij zijn er sleutels in een web verweven. Shiota vroeg mensen van over de hele wereld om haar een sleutel toe te sturen, met een brief waarin stond wat deze sleutel voor hen betekende. Ze heeft de sleutels en herinneringen met elkaar verweven. Daarbij wordt een video getoond over de allereerste herinnering. Aan een aantal kinderen wordt gevraagd wat zij zich herinneren van hun geboorte. Op deze manier worden herinneringen die gedurende een mensenleven worden gemaakt met elkaar verbonden.
Het kunnen ronddwalen in en je verwonderen over de installatie Uncertain Journey maakt een bezoek aan de tentoonstelling meer dan waard. Het oeuvre van Shiota laat zien hoe ze zich als kunstenaar heeft ontwikkeld, en welke diepere lagen en thema’s de grondslag voor haar werk vormen. Maar volgens Shiota is de emotionele betekenis van haar installaties die de bezoeker ervaart, het meest waardevol.

Muziek / Album

Muzikale hoop in een tijd van onzekerheden

recensie: Rodney DeCroo - Old Tenement Man

In het openingsnummer zingt Jack Taylor vanuit de gevangenis over de moord op zijn vader. Hij was vijfentwintig jaren jong toen hij zijn leven verloor met één schot. “Blew my life away,” klinkt het vanuit de cel. Rodney DeCroo vertolkt het nummer levensecht, misschien wel vanuit een kleine ruimte met slechts drie muren en een raam met spijlen. Heeft hij zijn vader omgelegd?

De carrière van de Canadees DeCroo zou verfilmd moeten worden. Een paar zinnen om niet alle dramatische gebeurtenissen te herkauwen, niet alle oude koeien uit de sloot te willen halen. Zeven jaren geleden besluit hij vlak voor een uitverkocht optreden de samenwerking met zijn band op te zeggen; hij schrijft een toneelstuk, neemt een spoken-word langspeler op, schrijft een dichtbundel en moet iets met de diagnose posttraumatische stress-stoornis. In zijn schrift met ideeën voor nieuwe songs kan hij traumatische gebeurtenissen uit zijn jeugd stapelen.

 

Pratend publiek

Het debuutalbum onder eigen naam verschijnt in 2004, daarna neemt hij het live album War Torn Man op. Op de schijf is pratend publiek te horen. Juist deze nachtmerrie voor optredende artiesten laat DeCroo horen. De voorlaatste release is Campfires On The Moon in 2015. Het is een verzameling toegankelijke nummers. Tien nummers en de demonen en de impulsieve beslissingen lijken bij DeCroo tot het verleden te horen.

 

Lou Reed

Voor zijn zevende album Old Tenement Man heeft DeCroo rock ‘n’ roll ballades geschreven. De teksten verhalen over helden als Lou Reed en Leonard Cohen. Met producer Lorrie Matheson wilde DeCroo niet opnieuw schrijven over gebeurtenissen uit het eigen verleden, maar wilde hij zingen over de bewondering voor anderen. ‘Lou Reed On The Radio’ is een prachtig voorbeeld. Zinderend uptempo gitaarwerk en een tekst met bewonderende woorden. De fan DeCroo zit gekluisterd aan de radio en hoort over de dood van een held en kan slechts in ongeloof luisteren en woorden van verdriet aan het papier toevertrouwen.

DeCroo vertelt in het persschrijven lyrisch over de samenwerking met Lorrie Matheson. Hij heeft deze producer muzikaal de vrije hand gegeven. “I’ve always been labeled alt-country and getting to draw from Lorrie’s breadth of knowledge pushed me out of my musical bubble,” vertelt DeCroo over het bevrijdende partnerschap. Zijn muzikale palet met vooral americana heeft een fiks shot rock ‘n’ roll gekregen. Daarnaast schuwt Matheson schurende effecten niet. De uitgebalanceerde, heldere nummers krijgen daarmee een extra muzikale lading.

 

Tekstuele kracht

De tien nummers op Old Tenement Man hebben grote zeggingskracht. Natuurlijk gebruikt DeCroo in zijn liedjes karakters uit het verleden. Er komen meer mensen langs dan alleen Lou Reed en Leonard Cohen. Geen van de bezoekers in de nummers slaagt er ditmaal in het humeur van DeCroo te bederven. Het album sluit af met ‘The Barrel Has A Dark Eye’. DeCroo gaat toch nog op zoek naar de duivels en de demonen. Hij geeft geen antwoord over zijn zoektocht, het is aan de luisteraar om na te denken.

Old Tenement Man is een productie met talloze verhalen. Rodney DeCroo neemt de luisteraar bij de hand en laveert met groot muzikaal vakmanschap langs de vele mogelijke moeilijkheden. Hij heeft geen pasklare oplossingen maar biedt fascinerende, muzikale hoop in deze tijd van onzekerheden.

Muziek / Album

Een gevoelige tekst voor een stem met een snik

recensie: Jeffrey Halford & The Healers – Lo-Fi Dreams

In 2014 verschijnt Kerosene, het achtste album van Jeffrey Halford & The Healers. De agenda van deze muzikanten groep is dat jaar eenvoudig. Ze nemen nieuw materiaal op in een studio óf zijn  onderweg naar een podium om heel veel countryrock liedjes te spelen. Kerosene was een goed gekozen titel. De groep gebruikt brandstof om van plaats naar plaats te reizen en krijgt energie door het vele optreden en de respons van het publiek. Door het toeren heeft het even geduurd voor het nieuwe materiaal verschijnt, maar nu is Lo-Fi Dreams verkrijgbaar.

Jeffrey Halford is een in Dallas geboren zanger, liedjessmid en gitarist. In zijn jeugd luistert hij op de transistorradio naar Roger Miller. Deze zanger en acteur zong in 1965 het nummer ‘King Of The Road’ de Nederlandse hitlijsten in. Na wat omzwervingen belandt het gezin Halford in San Francisco, waar de tiener Jeffrey architectuur studeert en op de straathoeken zijn eerste liedjes ten gehore brengt.

Anno 2017 heeft Halford op het podium gestaan met Mick Fleetwood, Canned Heat, Guy Clark, Robert Earl Keen and Ramblin’ Jack Elliott, Taj Mahal, Etta James, Los Lobos en John Hammond. Geen misselijke groep muzikanten. Als componist wordt de Amerikaan in een rij met John Prine, Randy Newman en John Fogerty gezet.

Gevoelige inkt

Toxic is het debuutalbum van Halford. Net als opvolger Nine Hard Days zijn deze releases al jaren ‘out of print’. De langspeler Kerosene is nog gewoon verkrijgbaar. Jeffrey Halford & The Healers maken rootsrock met een flinke veeg romantiek. Een voorbeeld is de tekst van het nummer ‘Driving Alone’. Een band is aan het toeren, het podium staat in een wat kil kot en de toeschouwers zijn afstandelijk en kritisch. Halford zingt met een snik in zijn stem de volgende tekst: ‘The lonesome singer moaned through the speaker that was blown, while I was driving alone.’ Het is zo goed als onmogelijk meer drama en romantiek in een zin te vatten.

Gruzelementen

Ook voor Lo Fi Dreams heeft Halford de pen weer diep in de gevoelige inkt gestoken. In het nummer ‘10.000 miles’ reist de eenzame muzikant naar huis. ‘I’m rolling home to you,’ en daarna komt het nummer op gang voor ‘10.000 miles and 10.000 more’. De titel van het nummer ‘Looking For A Home’ zegt veel. Een echtpaar wordt door de sheriff het huis uitgezet en zal op zoek moeten naar een nieuwe plek om te wonen. Armoede en sentiment in een swingend traditioneel nummer. “Get your things, honey get your things. We gotta leave.” En dan jengelt er zo’n heerlijke steel gitaar. In ‘Elvis Shot The Television’ laat Halford horen humor en bewondering in een liedje te kunnen vatten. De luisteraar ziet bij de woorden Elvis onderuit gezakt voor een televisie zitten. Het programma staat hem niet aan, de afstandsbediening ligt niet binnen handbereik en hij schiet de beeldbuis aan gruzelementen.

Lo-Fi Dreams, in een hoes die Joost Swarte met een klare lijn had kunnen ontwerpen en telt maar tien nummers. Dat is tevens het enige punt van kritiek bij deze release. Jeffrey Halford & The Healers nemen de luisteraar mee op een trip die avontuurlijk maar wat kort is. Tijdens de reis wordt er heerlijke rootsrock gedraaid. Na het tiende nummer moet de repeat knop snel  worden ingedrukt. En dat is drie of vier nummers te snel.

Theater / Voorstelling

Prachtige dansers, matige voorstelling

recensie: Bitter Sweet Dance – Titanic

Titanic  is een remake van The Sinking of the Titanic, de eerste grote dansvoorstelling van de beroemde Israëlische choreograaf Ohad Naharin. De eveneens Israëlische, al lang in Nederland wonende, Liat Waysbort werd in haar tienertijd zeer door deze voorstelling geraakt, het was een inspiratie voor haar eigen leven. Bijzonder dat Waysbort nu deze voorstelling kiest voor haar eigen eerste grotezaalproductie. Of het een goede keus is valt te betwijfelen. Titanic bevat een paar mooie momenten, maar is over het algemeen te afstandelijk en statisch om echt indruk te maken.

Vermoedelijk is de voornaamste reden daarvoor de muziek die een grote rol speelt en ons lange tijd meedogenloos bombardeert met elektronische knallen.  Misschien ook moet Waysbort nog wennen aan de grootte van het podium. En wellicht levert het hernemen van een voorstelling van een belangrijke leraar en dansicoon veel druk en remmingen op. Eén ding is zeker, aan de dansers ligt het niet, die zijn fantastisch.

Symbolisch

Gedurende de eerste helft van de voorstelling zien we een aantal mooie solo’s: veel hoekige bewegingen, maar ook curves en veel naar de grond gaan, terwijl de overige dansers stil staan toe te kijken. Titanic gaat evenals zijn voorganger over de musici die tijdens het zinken van de Titanic door bleven spelen en met schip, muziek en al ten onder gingen. Een dergelijk gegeven, samen met de vaak ontoegankelijke muziek, maakt dat je een beetje in je hoofd komt te zitten. Wat wordt er bedoeld met deze beweging? En die? Is dit zwemmen in het water? Maar trachten te duiden wat je ziet is zelden een goed uitgangspunt voor dans, wat immers in je lichaam hoort te resoneren om echt impact te hebben.

Die impact ontstaat wel halverwege, wanneer de dansers meer verbinding met elkaar zoeken, een man en een vrouw elkaar zoenen en daarbij beginnen te grommen. Plotseling word je wakker, hier gebeurt iets. Het is de start van een boeiende fase met nauwelijks muziek en als hoogtepunt twee dansers die wild en rauw bewegen. Ondertussen staan de anderen zich aan de zijkant van het toneel uit te kleden – iedereen is topless gedurende het tweede gedeelte. Het gewone aardse daar staan, water drinken, bezwete lichamen afdrogen is, ook vanwege het contrast met wat er op de vloer gebeurt, uitermate boeiend.

Maar dan komen we helaas weer terug in de kalme bespiegelingen. Alle dansers hebben prachtige lichamen, tijdens de nu volgende synchroon gedanste duetten ben ik meer bezig die te bewonderen dan geraakt te worden door wat ze aan het doen zijn.

Ontreddering

Aan het eind raakt mijn geduld op. Terwijl de meeste dansers weer statisch gepositioneerd zijn en een danseres, enkel in lange broek gekleed, achter op het toneel een prachtige solo danst met lange strekbewegingen, liggen op de voorgrond twee vrouwen in elkaar verstrengeld. Eén van de twee zegt onophoudelijk ‘generation upon generation upon generation’, iets wat op den duur zeer irriteert. Later wordt het interessanter als ze haar hele lichaam mee laat trillen en de woorden bijna uitkotst. De voorstelling heeft een prachtig eindbeeld: één van de dansers eindigt, na alweer een mooie solo in het tegenlicht, in een houding van ontreddering.

Waysbort kan choreograferen, dat is duidelijk. In het nagesprek horen we dat ze eigenlijk achtentwintig dansers had willen hebben in plaats van acht, dat lukte niet. Jammer want dan zou er in ieder geval geen groot leeg podium zijn geweest. Ze toont talent, visie en drive. Deze eerste grotezaalvoorstelling is naar mijn mening niet goed gelukt, maar laten we hopen dat ze zich zo eigenwijs mogelijk verder ontwikkelt, dat deed haar grote leermeester immers ook.

David Vann - Klare lucht zwart - Andre van Dijk
Boeken / Fictie

Archeoloog Vann graaft diep

recensie: David Vann - Klare lucht zwart
David Vann - Klare lucht zwart - Andre van Dijk

In de romans van David Vann ligt de tragiek er dik bovenop. Dat zo nu en dan de werkelijkheid geweld wordt aangedaan, neemt hij voor lief. Het zorgt voor een zinderende spanning die op haast dichterlijke wijze in woorden wordt omgezet.

Als liefhebber van de Griekse tragedies en, volgens eigen zeggen, als neoclassicistisch schrijver heeft Vann veel op met het klassieke drama. De intensiteit van de verwikkelingen, de elementaire liefde en trouw, opoffering en overgave; allemaal onderdelen die terug te vinden zijn in zijn tot nu toe verschenen romans. De menselijke zwakheid wordt door Vann tot hoofdbestanddeel van de plot gemaakt, meestal eindigend in een morele uitputtingsslag die tot grootse bewegingen leidt.

In Klare lucht zwart is de schrijver nog dieper in de verhaalde geschiedenis gedoken: hij neemt het uit 431 v. Chr. stammende treurspel Medea van Euripides als basis voor een grondige hervertelling. Vann heeft tijdens een boottocht op een gereconstrueerd schip langs de Griekse eilanden inspiratie opgedaan en besluit de klassieke Medea opnieuw op schrift te stellen. Niet met een eigentijdse wending, niet met een filosofische uitvergroting, maar in de meest oorspronkelijke vorm: vanuit de hoofdpersoon vertellen hoe het allemaal verliep.

Gejaagd proza

Medea is met Jason en de Argonauten onderweg naar Iolkus. Ze hebben het veroverde Gulden Vlies aan boord en worden achtervolgd door koning Aietes, de vader van Medea. De liefde voor Jason heeft Medea zo ver gebracht dat ze haar broer heeft vermoord, aan stukken heeft gesneden en haar vader van zich heeft vervreemd. David Vann beschrijft de reis als een doorlopende zoektocht naar houvast waarin Medea de onzekerheid over haar toekomst probeert te beteugelen. Ze heeft zich verbonden aan Jasons lot: in Iolkus zal hij opvolger van koning Pelias worden en trouwen met Medea. Dat betekent een nieuw begin in een nieuwe hartstocht. Medea: ‘Jij bent van mij, ik zal heersen over je hart, jij bent het land dat ik verover’.

Vann schrijft in een beklemmende vorm. Hij laat in bepalende scènes de persoonsvorm en het lidwoord weg, zodat er een gejaagd proza ontstaat: ‘Haar vader een gouden gelaat in duister. In fakkellicht verschenen boven het water en weer vervaagd. Gelaat van de zon, afstammeling van de zon. Verraad en woede.’ Deze telegramstijl maakt van de zoekende gedachten van Medea een urgente, haast panische beleving. De situatie waarin ze zich heeft gestort is vol dreiging en de overgave aan Jason is haar enige hoop op een goede afloop. Maar terwijl ze met hem in de nacht de liefde bedrijft, lijkt Jason met zijn gedachten al af te dwalen. Alsof haar liefde er minder toe doet dan de zware reis en de strijd die nog geleverd moet worden. Een subtiele invulling van de schrijver, waarmee hij de loop van deze geschiedenis tot menselijke proporties probeert terug te brengen.

Ambachtelijke slagerij

Als Pelias zijn belofte niet nakomt weet Medea, met gebruikmaking van haar duistere krachten, hem door zijn eigen dochters te laten vermoorden. Daar maakt Vann een bloederig schouwspel van: er wordt gehakt, gesneden en gekookt als was het een ambachtelijke slagerij. Vervolgens vluchten Medea, Jason en hun kinderen naar Korinthe waar koning Kreon de scepter zwaait. Jason wordt echter verliefd op de dochter van Kreon en wil zich van Medea laten scheiden. Het eindspel bestaat uit de ultieme wraak van Medea: in haar wanhoop en waanzin vlucht ze in de totale ondergang.

David Vann gaat als een archeoloog te werk: hij graaft in de diverse verschijningsvormen van deze tragedie en weet de taal zodanig te conserveren dat er een nieuw, zij het een ietwat langdradig verhaal ontstaat. Hij gebruikt deze Medea niet om, zoals al veel is gebeurd in theater en op papier, de feministische kaart te trekken. Vanns Medea strijdt niet tegen de mannelijke overheersing in haar wereld, maar worstelt eerder met haar eigen hartstocht die door jaloezie en woede wordt verteerd. Deze Medea is een gevoelige en furieuze vrouw die weigert te accepteren dat haar liefde een verloren zaak is.

 

 

Boeken / Fictie

De laatste dagen van Szulski

recensie: Theodor Fontane (vert. Martin Michael Driesen) - Onder de perenboom

Onder de perenboom: een klein misdaadverhaal, geschreven door Theodor Fontane, de auteur van Der Stechlin. De vertaler van dienst is ECI-prijswinnaar Martin Michael Driessen. Een fijn tussendoortje.

Onder de perenboom in Abel Hradscheks tuin wordt een lijk gevonden. Zijn het de overblijfselen van de Poolse handelsreiziger en bankier Szulski? Nadat de Krakauer in alle vroegte uit de herberg van Hradschek vertrok, wordt zijn koets in de rivier teruggevonden. Van de brug gestort. Maar van Szulski geen spoor. Ook het lijk blijkt, eenmaal opgegraven, niet van de Pool te zijn, maar van een Franse soldaat.

Mysterie

Rondom dit mysterie bouwt Theodor Fontane (1819–1898) zijn oorspronkelijk als feuilleton verschenen misdaadroman Onder de perenboom. De lezer weet meer dan Abels dorpsgenoten, die in het duister tasten rondom Szulski’s verdwijnen. Abel had een schuld bij hem, en de enige manier om daarvan af te komen was door de arme man om te brengen. Dader en motief zijn dus bekend, maar niet de methode: hoe heeft Abel het gedaan? En hoe gaat deze puzzel opgelost worden?

De kracht van deze korte roman zit in de manier waarop Abel en zijn vrouw Ursul zich langzaam maar zeker steeds meer bezwaard voelen. Hun schuld is met de Pool in de rivier verdwenen, maar echt genieten kunnen ze niet. Deels komt dat door de buurvrouw, die haar neus iets te graag in andermans zaken wil steken. Zij blijkt op de hoogte te zijn van cruciale informatie.

Pruisisch bewustzijn

Daar komt bij dat de bewoners van Tschechin, het kleine dorp waar de Hradscheks wonen, Abel en Ursel niet helemaal vertrouwen. Het is interessant om te zien hoe Fontane hier speelt met een Pruisisch bewustzijn. Onder de perenboom speelt zich rond 1850 af, decennia voordat het moderne Duitsland gevormd werd. In die constellatie is Krakau net zo vertrouwd als Hildesheim, de plaats in de buurt van Hannover waar Ursul vandaan komt. Hradschek zelf is van Tsjechische origine, en hij gaat regelmatig naar Berlijn om theatervoorstellingen te bezoeken. Zo lopen er vier lijnen naar ‘het vreemde’, waardoor Abel Hradschek al bij voorbaat verdacht lijkt te zijn.

Dialect

In Driessens vertaling komt het taalspel van Fontane niet zo goed naar voren als in het Duitse origineel. Elk personage spreekt in een herkenbaar dialect of met een typisch accent, maar in dit boekje zijn de accenten en dialecten min of meer gelijkgetrokken. Heel erg is dat niet, want Onder de perenboom blijft onderhoudend vanwege zijn vaart en de aangename plot. Veel heeft de roman niet om het lijf, maar toch wil je weten hoe die arme Szulski aan zijn einde is gekomen. Dat maakt Onder de perenboom tot een fijne novelle.