~
100% chemie, Een familieverhaal , de nieuwste roman van Doeschka Meijsing, is geen roman waarbij de lezer achteruit kan hangen in zijn stoel om meegevoerd te worden. Hij wordt voortdurend wakker gehouden door de vertelster. Deze vertelt in de ik-vorm over haar familie en is nadrukkelijk aanwezig bij dit vertellen. Ze leunt naar voren, het is bijna alsof ze tegen de lezer spreekt: ‘Laat ik het reconstrueren.’ zegt ze, en: ‘Zelf wist ik uit zeer betrouwbare bron te melden dat […]’. In een meer realistische roman zou de verteller zoveel mogelijk op de achtergrond blijven, zodat de lezer op kan gaan in die ene laag van het verhaal en er niet steeds boven hoeft te gaan staan.
Hier wordt de lezer echter steeds geconfronteerd met de maakster van het verhaal, die duidelijk maakt dat het geen zekere geschiedenis is die ze vertelt, maar een geconstrueerd verhaal. ‘Wat moest ik verzinnen?’, vraagt ze zich op een gegeven moment zelfs af, aangezien ze de meeste personen uit de verre geschiedenis slechts van vage foto’s kent. Bovendien wil haar moeder niet veel loslaten.
Die moeder is ook een personage dat de lezer weerhoudt op te gaan in het vertelde verhaal, ze werkt als een soort tweede stem die de vertelster op de kop geeft met opmerkingen als ‘hoe kun je nou iets verzinnen over wat je nooit hebt meegemaakt?’ en ‘Daar geloof ik geen woord van’. De moeder zorgt er, net als de zo nadrukkelijk aanwezige vertelster, voor dat de lezer er zich voortdurend van bewust is dat hij fictie is aan het lezen.
~
Dit is niet een boek dat vanaf het begin af aan meesleept. De lezer wordt niet alleen keer op keer wakker geschud maar moet ook nog eens moeite doen het totale verhaal van de familie te reconstrueren. Het familieverhaal wordt namelijk niet ‘netjes’ van het begin tot het einde als één samenhangende geschiedenis verteld. Er is eigenlijk niet één verhaal, maar meerdere verhalen die allemaal over de familie gaan. Deze verhalen worden als brokstukken over het gehele boek verspreid.
Er is de geschiedenis van een overgrootoma genaamd Maria Blümentrager die haar dochters aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog in Duitsland heeft grootgebracht. Daardoorheen komt het verhaal van grootmoeder en haar Hollandse man die in de jaren dertig vanuit Duitsland naar Nederland vluchten. En, om nog meer tijdslagen erbij te halen wordt ook beschreven hoe de vertelster in de jaren vijftig/ zestig opgroeit in een burgerlijk Hollands milieu dat een half Duitse moeder eigenlijk niet accepteert.
De eerste indruk is die van een roman die je buitensluit als lezer. Een roman die je niet meeneemt. De vertelster springt associatief heen en weer en noemt bijna terloops een grote hoeveelheid namen. Het is alsof je als buitenstaander midden in een verhaal voor ingewijden valt, of in een verhaal van een kind dat aanneemt dat je van alles op de hoogte bent.
Sleept de roman dan helemaal niet mee? Integendeel, deze roman lijkt eerst te ontsporen en niet te volgen, maar langzaam neemt hij je op. De lezer wordt niet, zoals in vele andere romans, aan de hand genomen en een rechte weg afgeleid tot het boek uit is en het weggelegd kan worden om er nooit meer naar om te kijken. De structuur in 100% chemie werkt veel verraderlijker, als grijpende takken uit een dichtgegroeid mangrovebos. Langzaam word je opgenomen, verzwolgen in een overvol netwerk van beelden, merkwaardige personen en motieven zoals een pratende papegaai (Pfiffikus). Of, zoals Meijsing zelf schrijft: ‘Voordat je het weet ben je uit de veilige positie onder de vleugels getuimeld en begin je aan de val die geen duur heeft en dus geen einde.’ Door de associatieve manier van vertellen worden allerlei gebeurtenissen uit het verleden met elkaar verbonden en bestaan er geen beperkingen van tijd en ruimte meer. Het doorbreken van tijdsgrenzen is een typisch kenmerk van Meijsings werk.
De samenhang ontstaat niet door een rechtlijnige, chronologische geschiedenis van oorzaak en gevolg te vertellen, maar door motieven. De hoofdstukken heten dan ook niet ‘1899-1914’ of: ‘Aan de vooravond van de eerste wereldoorlog’ en ‘Een vlucht uit Duitsland’, maar: ‘Verhalen’, ‘Auto’s’, ‘Schoenen’, ‘Stoffen’, ‘Wol’ en ‘Veren’. Het banale, het tastbare, de details, dat wat normaal niet verteld wordt, daar is Meijsing in geïnteresseerd.
Zo komen in het hoofdstuk ‘Schoenen’ verschillende verhalen naar voren aan de hand van schoenen. Hoe de zelfstandigheid voor de vertelster en haar broers en zussen begon op het moment dat ze zelf hun schoenen konden strikken. Hoe moeder beweerde ‘moeilijke voeten’ te hebben, waarvoor ze elk jaar in Duitsland bij haar nicht, die een schoenenimperium had opgebouwd, langs moest om stapels schoenen voor zichzelf te kopen. Hoe de kinderen elkaar troosten met verhalen over een schoenmakertje wanneer de ouders, ‘gekleed als filmsterren’, weer eens op stap zijn:
‘Wij vertelden elkaar het eindeloze verhaal van het schoenmakertje, een verhaal dat uit het niets was ontstaan en dat nergens naartoe leidde, dat eeuwig voort kon duren, waarmee we doorgingen totdat de laatste van ons in slaap was gevallen. […] hoe gewoner zijn lotgevallen waren, dat hij van zijn krukje viel, dat hij een pleister op zijn bil kreeg, hoe meer we van hem hielden. Zonder het schoenmakertje hadden we het niet overleefd.’
Lijkt het proza van Meijsing op het eindeloze verhaal over het schoenmakertje? Op het eerste gezicht wel; ook zij heeft het voornamelijk over de meest banale ‘lotgevallen’, die op zichzelf niets lijken te betekenen. Het geheel heeft iets luchtigs, iets lichts en gewoons. Maar in de manier waarop ze die dingen beschrijft zit diepte.
‘Mocht er nog eens een oorlog uitbreken, dan had zij schoenen genoeg om van de plek des onheils weg te lopen, zo ver haar voeten haar konden dragen. Er kwam geen oorlog meer, ze konden vrijelijk beschikken over schoenen in alle kleuren en maten, maar het probleem van hun moeilijke voeten bleef mijn moeder en Else tot in lengte van dagen kwellen.’
‘Moeilijke voeten’ zijn niet zomaar moeilijke voeten, ze hebben iets te maken met oorlog en met overleven. De schijnbaar onbetekende details krijgen betekenis door de manier waarop Meijsing ze beschrijft. De zwaarte zit verborgen, tussen de regels. Het is dan ook niet toevallig dat ‘de meest indrukwekkende vrouw’ uit de familie een oude, door een beroerte getroffen, oudtante is, die alleen ‘Die de die je die, und ach, die de die je die die die’ kan zeggen, maar daarmee wel hele verhalen vertelt over ‘haar eerste man en het arme Duitsland. Daarna verzonk ze in diep gepeins over het lot van de mensen en hun God.’ Het gaat niet om wat duidelijk en hardop gezegd wordt, maar om ‘de talloze tussen-neus-en-lippens’: ‘in die tussenzinnetjes [was] de enige relevante informatie […] verwerkt.’
Een tussenregelig figuur is Pfiffikus, de papegaai van overgrootopa. Pfiffikus blijft het hele boek door terloops terugkomen, steeds met de aanduiding ‘de arme Pfiffikus’. Deze papegaai is een soort slachtoffer; hij wordt door de kinderen als offerlam gebruikt en krijgt allerlei zinnen aangeleerd (zoals ‘Völker hört die Signale’) die hij op de meest onverwachte en ongepaste momenten uitspreekt. Hoewel de vertelster op de eerste pagina heeft beloofd dat hij ondanks, of misschien wel dankzij, zijn ‘nietszeggend en treurig’ lot een hoofdrol speelt in het verhaal, komt hij het grootste gedeelte van het boek alleen in tussenzinnen naar voren. Tot het laatste hoofdstuk (met de titel ‘Veren’). Daarin wordt duidelijk dat deze papegaai, en zijn opvolger, een geel vogeltje genaamd Pfiffi dat tijdens de vlucht van Duitsland naar Nederland in quarantaine sterft, ergens voor staan. De papegaai als postmodern symbool voor de (geschied)schrijver, die ‘maar napraat wat hem ter ore is gekomen […] Hij roept maar wat, alsof elke ochtend splinternieuw is en de overblijfselen van het feest van gisteravond bijeengeveegd moeten worden in taal.’ De schrijver is machteloos, hij praat maar wat na.
Maar zo erg is deze machteloosheid toch niet, blijkt uit een wonderlijke passage waarin de moeder op het achtuurjournaal heeft gezien dat het menselijke genoom geheel in kaart is gebracht. ‘Ik geloof dat we allemaal voor de volle honderd procent uit chemie bestaan.’, zegt ze hierop. De vertelster vraagt wat ze dan denkt van de ziel. ‘ “De ziel” zei mijn moeder, ‘de ziel zegt wat je haar influistert. Wat dat betreft lijkt de ziel op de arme Pfiffikus.’ De toevoeging die ze echter een paar alinea’s later geeft, maakt het iets minder hopeloos: ‘Toegegeven, ze praten alle twee op onverwachte momenten.’
Misschien is het meest bijzondere van 100% chemie wel dat het, ondanks de geheel eigen logica, de vreemde structuur en het sprookjesachtige karakter niet heel ver van de herkenning af staat. Neem de moeder, bijvoorbeeld. Ze verpakt haar kinderen met een grote vastberadenheid in wollen kleren (ze kan niet naaien) om ze te beschermen tegen het vochtige zeeklimaat, ze verhaspelt Duitse en Nederlandse spreekwoorden en zegswijzen, ze speelt, als haar kinderen lastig zijn, dat ze hartklachten heeft en ze kan haar aandacht maar bij één ding tegelijk houden. Door kleine observaties wordt een beeld geschetst van deze licht onaangename vrouw. Ze leeft echt, ze is geen boekpersonage (je kunt je ook afvragen in hoeverre deze roman autobiografische elementen bevat). Ze is niet expres gekunsteld opgezet, zoals de personages uit Mystiek lichaam (1986) van Frans Kellendonk.
De (omstreden) term ‘academisme’ is vaker genoemd in verband met Revisor-auteurs, omdat hun romans op verwerkelijkte literatuurtheorieën zouden lijken en ze door de nadruk op de ingewikkelde vorm alleen zouden verbergen dat ze eigenlijk niets te zeggen hadden. Eerdere romans van Meijsing, zoals De beproeving (1990) en De tweede man (2000), zijn gekunsteld genoemd, onder andere vanwege de vele intertekstuele verwijzingen (naar de Bijbel, Bach, Griekse mythen enzovoorts). Dit soort kritiek gaat echter niet op voor 100% chemie. Het staat niet vol van de intertekstuele verwijzingen naar hoge literatuur (er wordt alleen af en toe naar lichte liedjes, sprookjes en films verwezen). 100% chemie is een levend boek, geschreven vanuit het hart.
Nederland toch kampioen!
Nog even en dan is het weer zover: de aftrap voor het WK voetbal. Ondanks de overkill aan voetbal op TV zijn velen de liefde voor het spelletje nog niet kwijtgeraakt. Voor hen (en daarmee dus ook voor mij) is de afwezigheid van het Nederlands elftal dan ook een trieste gewaarwording. Voor hen is er echter een aantal oplossingen. Je kunt China gaan aanmoedigen, of Nederland via de computer virtueel laten winnen. Want er is een eeuwenoude natuurwet: een nieuw WK, dus nieuwe voetbalgames.
~
GO! GO! Beckham!
Rage Software brengt het spel GO! GO! Beckham! voor de GameBoy Advance uit. In dit spel moet je een soort PowerPuff-versie van David Beckham besturen. Beckham is in een platformspelletje als Super Mario World beland. Al dribbelend, lobjes gevend en met een fiks schot moet je David langs diverse monsters zien te helpen. Naarmate het spel vordert, kan David steeds meer special moves ontdekken, en die zullen hem verder helpen. Het lijkt een wat onwerkelijk spelconcept, en we zijn dan ook zeer benieuwd wat dit gaat worden.
~
FIFA 2002 World Cup
Nog zo’n oude natuurwet: zodra er een groot toernooi is, brengt EA een nieuw FIFA-deel uit. De serie loopt sinds 1994, en elk jaar sleutelen ze de boel grafisch wat bij, en worden de statistiekjes weer up to date gemaakt. En wat zou ik eigenlijk nog over dit deel kunnen vertellen? Mensen die FIFA 2002 reeds hebben gespeeld hoeven dit deel dan ook in principe niet aan te schaffen. Verwacht volgende week een scherpe analyse van FIFA 2002 World Cup bij 8WEEKLY.
Lego Soccer Mania
Iedereen kent de beroemde Scandinavische bouwblokjes van Lego. Tegenwoordig richt Lego zich ook op het computerscherm. Het was dan ook een kwestie van tijd voor je kon voetballen met Legopoppetjes. Het spel is nog in production. Voor wie niet kan wachten en per se nu moet voetballen heeft Lego alvast wat voetbalspelletjes on-line gezet.
World Cup Manager
~
Sven Goran Eriksson’s – World Cup Manager
Verder heeft de Engelse bondscoach zijn naam verleend aan dit spel van 3dO. In dit spel kun je eerst een squad samenstellen uit de competitiespelers. Vervolgens ga je naar het WK om je samengestelde ploeg te testen tegen de andere 31 deelnemers. Alle topspelers zijn zodanig in het spel verwerkt dat je ze tijdens een wedstrijd meteen zou moeten herkennen. Ook dit spel is nog onder constructie, we hopen begin juni een gewichtige review hiervan te hebben.
Verder zijn er diverse on-line games waar je de manager kunt uithangen, en in sommige gevallen valt er een prijs te winnen:
Sky World cup manager
BBC World Cup Warrior
Sportdreams.nl
En dat de beste maar mag winnen!
Familieromannetje
In het dankwoord van Scheurbuik vertelt Annette de Vries dat ze gebruik heeft gemaakt van een proefschrift over winti. Winti is een Surinaamse geloofsovertuiging waarin de mens omringd is met geesten. Sommige geesten zijn vriendelijk, andere pesterig, weer andere geesten zijn de zielen van overledenen. Stof genoeg voor een geheimzinnig en spannend verhaal. Jammer genoeg is Scheurbuik niet zo schimmig als winti. Scheurbuik legt alles aan je uit, en laat geen ruimte voor interpretatie meer over.
~
Annette de Vries vertelt een verhaal dat in zijn sterkste momenten aan werk van Isabel Allende doet denken, maar helaas vaker iets weg heeft van een exotische streekroman. De Surinaamse familie in het boek is gelaagd en veelzijdig met onder meer een lethargische zus, een terminale broer, een rokkenjager, een oude oom en een springerige, jonge actrice. Deze actrice, Lucia Mac Nack, keert voor drie maanden terug naar haar geboorteland Suriname om daar haar vroegere buurjongen Miquel bij te staan in zijn laatste maanden op aarde. Miquel, die ooit in Nederland een gevierd danser was, heeft leukemie en brengt zijn tijd door bij de oude oom Ferdinand.
Vrouwenverslinder
Scheurbuik begint goed. De lezer krijgt de tijd om de personages te leren kennen en te ontdekken wat hun beweegredenen en drijfveren zijn. De spanning blijft echter uit. Lucia komt aan in Suriname, en wat dan? Het verhaal leidt niet direct tot iets. Lucia gaat uit, wordt een beetje verliefd op Miquels grote broer en vrouwenverslinder Pedro, maar ze kan niet toegeven aan haar gevoelens, “omdat ik het mij niet kan permitteren om in de war gebracht te worden.”
Pas in het achtste hoofdstuk ontstaat er plotstuwing: de oude oom Ferdinand wordt vijfenzeventig jaar en de dameskrans Leliën des Velds organiseert een groot feest, waarop een ontknoping volgt. De dameskrans is een karikatuur van alle gezelligheids- en huisvrouwenverenigingen: veertig dames in roze bloemetjesjurken brengen vals klinkende psalmen ten gehore.
Raadselachtig
~
Stereotiep
Geen voortstuwing in Scheurbuik en evenmin raadsels. De Surinaamse familieroman moet het hebben van de alledaagse beschrijvingen, waarin een levendig, zij het wat stereotiep beeld wordt gegeven van een Creoolse familie. De meid maakt heerlijke kipgerechten, de dames hebben het hart op de tong en de heren zijn allesbehalve monogaam. Nu heb ik geen Surinaamse achtergrond en kan ik dus niet zeggen in hoeverre ik deze mensen als echte Surinamers vind overkomen, maar als alle vrouwen zo kakelen en alle mannen zonder pardon vreemdgaan (alleen Miquel bedriegt niemand), dan moet Suriname geen prettig land zijn om te wonen.
Blank bloed
De Vries betrekt ook een historisch aspect van Suriname in haar verhaal. Lucia wil graag verhalen over slavernij horen. “Het kwam veel voor dat slavenhouders kinderen verwekten bij slavinnen, hè?” vroeg Lucia. “Ook in de aderen van mijn familie, de Mac Nacks, vloeit blank bloed. Schots.”
Wanneer De Vries tante Sophia de geschiedenis van haar voorouders laat vertellen, is ze op haar best. Het is op die momenten dat het boek leeft en een sfeer uitademt die het verder moet ontberen. Helaas duren zulke momenten te kort en zijn ze te weinig aanwezig.
Scheurbuik is een poging tot het construeren van een diepgravende familieroman vol mysterie en historie. De Vries is daar niet in geslaagd. Het verhaal op zich is compleet, maar er staat niets tussen de regels. Geen ondertoon, geen verborgen elementen. Scheurbuik is niet de modderige rivier waarin oom Ferdinands vrouw verdrinkt, maar een glashelder aquarium waarin je de bodem met gemak kunt ontwaren.
Prijs: 18,50
Bladzijden: 317 bladzijden
Misschien ook iets voor u
Innocence
Een drama, een echt drama dat geen Hollywood-tranentrekker is en het ook niet moet hebben van veel bloot of schokkende inhoud, dat zie je tegenwoordig niet meer zo vaak in de Nederlandse bioscopen. Innocence is dan ook in dat opzicht een zeer welkome afwisseling. Het is namelijk een levensechte film over echte mensen, die zich als echte mensen gedragen in herkenbare situaties. De Amerikaanse recensent Roger Ebert noemt de film “so wise about love it makes us wonder what other love stories think they are about”, en zegt daarmee geen woord teveel.
~
Het uitgangspunt van Innocence is: hoe dichter je bij de dood komt, des te intenser je lief kunt hebben. Claire (Julia Blake) ontmoet na vijftig jaar haar grote jeugdliefde Andreas (Charles Tingwell), en wordt op slag weer verliefd, hoewel ze inmiddels al lang is getrouwd. Andreas is al dertig jaar weduwnaar. Claires echtgenoot ziet de hartstochtelijke relatie met lede ogen aan.
Verliefde mensen boven de 70
~
Lichtvoetig
Hij mag dan een drama genoemd worden, een tragedie is Innocence niet, de film wordt mede dankzij de subtiele humor nergens zwaar, eerder lichtvoetig. Indrukwekkend en memorabel is hij wel, en hij zorgt ervoor dat je je afvraagt waarom je niet vaker zulke eenvoudige en eerlijke films ziet.
De in Australië gerenommeerde maar elders nauwelijks bekende acteurs zijn geen moment ongeloofwaardig. Paul Cox (1940) is over de hele wereld geprezen, maar wordt in Nederland nog het meest verward met naamgenoot Alex Cox. Hopelijk krijgt de man dankzij deze première wat meer naamsbekendheid en mogen we hier in de bioscoop ook van zijn volgende films genieten.
Innocence
Regie: Paul CoxJaar: 2024
Misschien ook iets voor u
Eine Kleine Webmusik
/ 0 Reactiesdoor: Melson Zwerver0 SterrenEine Kleine Webmusik is een onregelmatig verschijnende rubriek over de lekkerste muziek die Melson de afgelopen tijd tegenkwam op internet.
Hans Zimmer – Black Hawk Down OST
Met zijn vijfde soundtrack voor regisseur Ridley Scott levert Hans Zimmer niet alleen de (nu al) beste score van dit jaar af, maar ook één van de beste CD’s die er tot en met mei 2002 zijn verschenen. Alhoewel het idee door een kind bedacht kon zijn (“Hmm, Amerikanen die tegen Somaliërs vechten? OK, dat worden electrische gitaren en computerbeats vermengd met Afrikaanse muziek!”), is de uitvoering van zo’n hoog en intens niveau dat je mond er 66 minuten van open hangt. Zimmer creëerde samen met tientallen muzikanten, zangers en protégés een nietsontziende geluidsmuur die je volledig opslokt.
Pell Mell – Nothing Lies Still Long
In de tijd dat David Geffen nog niet bakken geld verdiende met DreamWorks, had zijn label DGC één van de fijnste neuzen voor het opduikelen van de fijnste en minst prententieuze gitaarpop van Noord-Amerika.
Misschien ook iets voor u
Theater voor de ‘moderne middenstand’
/ 0 Reactiesdoor: Jan Auke Brink0 Sterren.
~
Jullie noemen jezelf een theaterfirma. Wat is een theaterfirma?
“Growing up bestaat een artistieke leiding en een zakelijke leiding. Bij elkaar acht mensen die zo’n vier producties per jaar produceren. De artistieke kern, Don Duyns, Paul Feld, Jeroen Kriek en ik, zijn schrijvende regisseurs. Wij initiëren, schrijven en maken de voorstellingen. En soms spelen we deze ook zelf. Dat maken heeft iets ambachtelijks. Iets van noeste arbeid. Het woord firma dekt voor ons goed de lading van wat wij doen. Wij leveren theaterproducties waar niet de kunst de boventoon voert maar waar het handwerk en de persoonlijke stijl van de makers in te herkennen valt. Niet iets om alleen maar naar te kijken, maar waar je ook aan mag voelen. Of tegen kan schoppen. Of wat je onder je arm mee naar huis mag nemen.”
Waarom een musical over Mozes? Omdat Mozes, de Musical zo lekker bekt?
“Omdat Jeroen (Kriek) iets met Profeten heeft. Eerder maakte hij al voorstellingen over Jezus en het stuk Jesaja, Jeremia. Hij valt voor figuren die leiders zijn, of worden, ondanks zichzelf. Die met een missie worden opgezadeld en waar veel mensen dan achteraan lopen. Leiders zijn vaak dragers van idealen en idealen zeggen veel over de tijdgeest. Ze leggen iets bloot over sluimerende verlangens en frustraties van de aanhangers. Als werktitel had deze voorstelling Exodus. Een groep mensen die weg wil uit het systeem waarin ze gevangen zitten en zoeken naar een plek waar ze opnieuw kunnen beginnen; blanco, hun eigen wetten dicteren. Omdat wij vaak muziektheatervoorstellingen maken leek een musical een logische stap.”
Het spel is erg losjes en er zitten goed getimede grapjes en leuke actuele verwijzingen in Mozes. Is dat zo geschreven of heeft zich dat ontwikkeld tijdens de repetities?
“Alle tekst die in de voorstelling zit is van te voren geschreven. Jeroen heeft Don (Duyns) gevraagd om het materiaal te leveren voor deze voorstelling. Dat is in fasen gebeurd. Naar aanleiding van de teksten die Don maakte en de liedjes die ik schreef volgde steeds een intensieve sessie waaruit nieuwe ideeën ontstonden. Op basis daarvan werd er weer doorgeschreven. Zo ontstond er kaleidoscopische verzameling van teksten die een veelheid aan stijlen en betekenissen omhelsde.
Paul heeft als dramaturg dit materiaal gerangschikt en gemonteerd tot een scenario. Die wemeling van associaties en flarden, van historische interpretaties tot Monty Python-achtige nonsense, leidde tot een voorstelling die heel wendbaar was en alle kanten op kon.
Die grilligheid, dat bijna anarchistische was een grote kracht van de voorstelling maar tegelijkertijd ook de Achilleshiel. Er was niet echt sprake van een eenduidige mededeling van het fenomeen Mozes en zijn connotaties. Maar de performance en soms hilarische toon van Mozes, de Musical gaven wel inzicht in onze turbulente samenleving. Ik heb met veel plezier gespeeld.”
~
“Waarom zouden we God moeten sparen? Natuurlijk is God een entiteit, een mytisch begrip dat een zeer grote stempel drukt op onze, op alle culturen. Maar morrelen aan dat beeld is essentieel om het te kunnen begrijpen. Ik vind het zinloos om het imago van God als een oude wijze man in stand te houden. Dat zou afbreuk doen aan zijn impact. Hij is geen Sinterklaas.
Onze God in Mozes is een licht dementerend vrouwtje in een rolstoel die de wereld door haar vingers voelt glippen. Die nog teert op de herinnering aan wat ze ooit was, maar tegelijk kampt met de afbraak en het verval van haar eigen wereld. Dat is geen kritiek maar dat tekent hoe wij in dit huidige tijdsbestek aan kijken tegen een hogere macht. Er is geen rots in de branding waar je je aan vast kunt klampen, er zijn slechts individuen die wanhopig zoeken naar hun eigen bestaansvoorwaarden. En God is één van hen.”
Jij hebt de liedteksten geschreven. Heb je dat vaker gedaan en ben je tevreden over het resultaat?
“Ik heb altijd graag liedjes geschreven. Liedjes dwingen je tot bondigheid. Je moet met een minimum aan woorden, vaak ook nog binnen een dwingend metrum, een mededeling te doen, een gevoel definiëren. Maar liedjes zijn ook weer vrijer dan bijvoorbeeld een dialoog. Abstracter. Een lied is een soort dans met woorden.
Bij Mozes zijn het vaak uitingen van het dilemma waarin hij zich gevangen voelt. Keimpe de Jong en Arend Niks (de componisten van Mozes, de Musical, red.) hebben dat heel mooi op muziek gezet. Het zijn geen voor de hand liggende songs, maar composities die een complexiteit in zich dragen. Soms refereren ze aan het musical-genre, maar ze bestrijken vooral een autonome wereld. Ze zijn poëtisch, maar met een grimmige ondertoon. Dus ja, ik ben tevreden. Maar bij een volgende musical zal ik als song-writer proberen meer handeling in de liedteksten te schrijven.”
Wint Mozes volgend jaar een Musical Award (er van uitgaande dat ze blijven bestaan)?
“Nee, want we zijn nu klaar met Mozes. En ik denk niet dat Growing up volgend jaar opnieuw een musical uit zal brengen. Muziektheater is leuk, maar iedere voorstelling vraagt bij ons weer om zijn eigen genre.
Mijn opa de artiest van Don, een stuk dat dit najaar uitkomt krijgt één muzikant. Dat wordt een toetsenist/accordeonist die aansluit bij het varieté-gevoel van deze productie. En in mijn nieuwe voorstelling The Buddha Family werk ik met een jazztrio. Bovendien heeft het begrip musical een Growing up-se invulling gekregen die zich niet houdt aan de maatstaf van bijvoorbeeld Joop van de Ende. Wij zijn te tegendraads. Niet omdat we dat willen, maar omdat we van die eigengereide, koppige klootzakken zijn.”
~
“Het één staat naast het ander. Coppi en Bartali is een voorstelling die toert langs alle zomerfestivals. Dat is een andere atmosfeer, een ander publiek, een andere context dan bijvoorbeeld Mozes die langs de grote zalen van de schouwburgen reist. Dat vraagt om een andere benadering van je onderwerp. Maar de passie is even groot.
Paul houdt net zo veel van wielrennen als Jeroen van Mozes. Dat intersseert mij. Iedere voorstelling is een vorm geven aan je visioen, aan je persoonlijke fascinatie. En Growing up is er om dat op het toneel te zetten. Dat is een gezamenlijke klus die iedere keer weer geklaard moet worden en waar ik vreselijk veel van hou. Juist die steeds wisselende omstandigheden zijn een uitdaging. Je wil je tanden erin zetten. Daarnaast hebben voorstellingen bij ons ook altijd een anker in de huidige samenleving. Je probeert woorden te vinden voor bewegingen die zich onder de oppervlakte van het dagelijkse leven voltrekken. En of dit nou zijn uiting vindt in religie of in de beleving van topsport, maakt niet uit. Het gaat om het proberen je vinger te leggen op een grotere samenhang tussen de afzonderlijke dingen.
Op jullie website staat: “Growing up in Public zoekt aansluiting bij een publiek uit de ‘moderne middenstand’, met een smaak die het elitaire met het populaire combineert”. Wie is dat precies?
“Een hele grote groep mensen die naar theater gaat om te genieten, om zich te amuseren maar daarnaast zoekt naar een onconventionele manier om naar hun eigen leven te kijken. Growing up is niet moeilijk of ingewikkeld maar zoekt zeker niet de makkelijkste weg. Ik neem mezelf maar als ideale toeschouwer, en de andere Growing uppers. Ik maak voorstellingen die ik zelf graag zou willen zien.
Paul antwoordde ooit op de vraag of hij optimist of pessimist was dat hij een realist was. Dat vond ik een mooie plaatsbepaling. Onze voorstellingen hebben iets nuchters. Ze proberen de dingen te zien zoals ze zijn. Maar omdat we zelf schrijven is het een zeer persoonlijke en subjectieve beleving. Die combinatie bevalt me.”
Meer Growing up in Public?
www.growingupinpublic.nl
Growing up in Public op Theater.nl
Daphne de Bruin, theatermaker bij Growing up in Public
Artiest: Growing up in PublicMisschien ook iets voor u
Talloze tussen-neus-en-lippens
Doeschka Meijsing (1947) schrijft sinds haar debuut in 1974, de verhalenbundel De hanen en andere verhalen, andersoortig proza, dat ook wel betiteld is als Revisor-proza. Meijsing, die inmiddels negen romans en twee verhalenbundels op haar naam heeft staan, schrijft geen traditionele realistische romans. Ze wordt in verband gebracht met auteurs die net als zij in de jaren zeventig in het literaire tijdschrift Revisor publiceerden, zoals Frans Kellendonk, Dirk Ayelt Kooiman en Nicolaas Matsier. Een criticus als Carel Peeters heeft hun proza afgezet tegen de meer realistische en anekdotische literatuur van auteurs als Maarten ’t Hart en Mensje van Keulen. Revisor-auteurs zouden de werkelijkheid niet als een vaststaand gegeven buiten de mens om zien, maar als iets dat door de verbeelding van de mens gemaakt wordt.
~
100% chemie, Een familieverhaal , de nieuwste roman van Doeschka Meijsing, is geen roman waarbij de lezer achteruit kan hangen in zijn stoel om meegevoerd te worden. Hij wordt voortdurend wakker gehouden door de vertelster. Deze vertelt in de ik-vorm over haar familie en is nadrukkelijk aanwezig bij dit vertellen. Ze leunt naar voren, het is bijna alsof ze tegen de lezer spreekt: ‘Laat ik het reconstrueren.’ zegt ze, en: ‘Zelf wist ik uit zeer betrouwbare bron te melden dat […]’. In een meer realistische roman zou de verteller zoveel mogelijk op de achtergrond blijven, zodat de lezer op kan gaan in die ene laag van het verhaal en er niet steeds boven hoeft te gaan staan.
Hier wordt de lezer echter steeds geconfronteerd met de maakster van het verhaal, die duidelijk maakt dat het geen zekere geschiedenis is die ze vertelt, maar een geconstrueerd verhaal. ‘Wat moest ik verzinnen?’, vraagt ze zich op een gegeven moment zelfs af, aangezien ze de meeste personen uit de verre geschiedenis slechts van vage foto’s kent. Bovendien wil haar moeder niet veel loslaten.
Die moeder is ook een personage dat de lezer weerhoudt op te gaan in het vertelde verhaal, ze werkt als een soort tweede stem die de vertelster op de kop geeft met opmerkingen als ‘hoe kun je nou iets verzinnen over wat je nooit hebt meegemaakt?’ en ‘Daar geloof ik geen woord van’. De moeder zorgt er, net als de zo nadrukkelijk aanwezige vertelster, voor dat de lezer er zich voortdurend van bewust is dat hij fictie is aan het lezen.
~
Er is de geschiedenis van een overgrootoma genaamd Maria Blümentrager die haar dochters aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog in Duitsland heeft grootgebracht. Daardoorheen komt het verhaal van grootmoeder en haar Hollandse man die in de jaren dertig vanuit Duitsland naar Nederland vluchten. En, om nog meer tijdslagen erbij te halen wordt ook beschreven hoe de vertelster in de jaren vijftig/ zestig opgroeit in een burgerlijk Hollands milieu dat een half Duitse moeder eigenlijk niet accepteert.
De eerste indruk is die van een roman die je buitensluit als lezer. Een roman die je niet meeneemt. De vertelster springt associatief heen en weer en noemt bijna terloops een grote hoeveelheid namen. Het is alsof je als buitenstaander midden in een verhaal voor ingewijden valt, of in een verhaal van een kind dat aanneemt dat je van alles op de hoogte bent.
Sleept de roman dan helemaal niet mee? Integendeel, deze roman lijkt eerst te ontsporen en niet te volgen, maar langzaam neemt hij je op. De lezer wordt niet, zoals in vele andere romans, aan de hand genomen en een rechte weg afgeleid tot het boek uit is en het weggelegd kan worden om er nooit meer naar om te kijken. De structuur in 100% chemie werkt veel verraderlijker, als grijpende takken uit een dichtgegroeid mangrovebos. Langzaam word je opgenomen, verzwolgen in een overvol netwerk van beelden, merkwaardige personen en motieven zoals een pratende papegaai (Pfiffikus). Of, zoals Meijsing zelf schrijft: ‘Voordat je het weet ben je uit de veilige positie onder de vleugels getuimeld en begin je aan de val die geen duur heeft en dus geen einde.’ Door de associatieve manier van vertellen worden allerlei gebeurtenissen uit het verleden met elkaar verbonden en bestaan er geen beperkingen van tijd en ruimte meer. Het doorbreken van tijdsgrenzen is een typisch kenmerk van Meijsings werk.
De samenhang ontstaat niet door een rechtlijnige, chronologische geschiedenis van oorzaak en gevolg te vertellen, maar door motieven. De hoofdstukken heten dan ook niet ‘1899-1914’ of: ‘Aan de vooravond van de eerste wereldoorlog’ en ‘Een vlucht uit Duitsland’, maar: ‘Verhalen’, ‘Auto’s’, ‘Schoenen’, ‘Stoffen’, ‘Wol’ en ‘Veren’. Het banale, het tastbare, de details, dat wat normaal niet verteld wordt, daar is Meijsing in geïnteresseerd.
Zo komen in het hoofdstuk ‘Schoenen’ verschillende verhalen naar voren aan de hand van schoenen. Hoe de zelfstandigheid voor de vertelster en haar broers en zussen begon op het moment dat ze zelf hun schoenen konden strikken. Hoe moeder beweerde ‘moeilijke voeten’ te hebben, waarvoor ze elk jaar in Duitsland bij haar nicht, die een schoenenimperium had opgebouwd, langs moest om stapels schoenen voor zichzelf te kopen. Hoe de kinderen elkaar troosten met verhalen over een schoenmakertje wanneer de ouders, ‘gekleed als filmsterren’, weer eens op stap zijn:
Lijkt het proza van Meijsing op het eindeloze verhaal over het schoenmakertje? Op het eerste gezicht wel; ook zij heeft het voornamelijk over de meest banale ‘lotgevallen’, die op zichzelf niets lijken te betekenen. Het geheel heeft iets luchtigs, iets lichts en gewoons. Maar in de manier waarop ze die dingen beschrijft zit diepte.
‘Moeilijke voeten’ zijn niet zomaar moeilijke voeten, ze hebben iets te maken met oorlog en met overleven. De schijnbaar onbetekende details krijgen betekenis door de manier waarop Meijsing ze beschrijft. De zwaarte zit verborgen, tussen de regels. Het is dan ook niet toevallig dat ‘de meest indrukwekkende vrouw’ uit de familie een oude, door een beroerte getroffen, oudtante is, die alleen ‘Die de die je die, und ach, die de die je die die die’ kan zeggen, maar daarmee wel hele verhalen vertelt over ‘haar eerste man en het arme Duitsland. Daarna verzonk ze in diep gepeins over het lot van de mensen en hun God.’ Het gaat niet om wat duidelijk en hardop gezegd wordt, maar om ‘de talloze tussen-neus-en-lippens’: ‘in die tussenzinnetjes [was] de enige relevante informatie […] verwerkt.’
Een tussenregelig figuur is Pfiffikus, de papegaai van overgrootopa. Pfiffikus blijft het hele boek door terloops terugkomen, steeds met de aanduiding ‘de arme Pfiffikus’. Deze papegaai is een soort slachtoffer; hij wordt door de kinderen als offerlam gebruikt en krijgt allerlei zinnen aangeleerd (zoals ‘Völker hört die Signale’) die hij op de meest onverwachte en ongepaste momenten uitspreekt. Hoewel de vertelster op de eerste pagina heeft beloofd dat hij ondanks, of misschien wel dankzij, zijn ‘nietszeggend en treurig’ lot een hoofdrol speelt in het verhaal, komt hij het grootste gedeelte van het boek alleen in tussenzinnen naar voren. Tot het laatste hoofdstuk (met de titel ‘Veren’). Daarin wordt duidelijk dat deze papegaai, en zijn opvolger, een geel vogeltje genaamd Pfiffi dat tijdens de vlucht van Duitsland naar Nederland in quarantaine sterft, ergens voor staan. De papegaai als postmodern symbool voor de (geschied)schrijver, die ‘maar napraat wat hem ter ore is gekomen […] Hij roept maar wat, alsof elke ochtend splinternieuw is en de overblijfselen van het feest van gisteravond bijeengeveegd moeten worden in taal.’ De schrijver is machteloos, hij praat maar wat na.
Maar zo erg is deze machteloosheid toch niet, blijkt uit een wonderlijke passage waarin de moeder op het achtuurjournaal heeft gezien dat het menselijke genoom geheel in kaart is gebracht. ‘Ik geloof dat we allemaal voor de volle honderd procent uit chemie bestaan.’, zegt ze hierop. De vertelster vraagt wat ze dan denkt van de ziel. ‘ “De ziel” zei mijn moeder, ‘de ziel zegt wat je haar influistert. Wat dat betreft lijkt de ziel op de arme Pfiffikus.’ De toevoeging die ze echter een paar alinea’s later geeft, maakt het iets minder hopeloos: ‘Toegegeven, ze praten alle twee op onverwachte momenten.’
Misschien is het meest bijzondere van 100% chemie wel dat het, ondanks de geheel eigen logica, de vreemde structuur en het sprookjesachtige karakter niet heel ver van de herkenning af staat. Neem de moeder, bijvoorbeeld. Ze verpakt haar kinderen met een grote vastberadenheid in wollen kleren (ze kan niet naaien) om ze te beschermen tegen het vochtige zeeklimaat, ze verhaspelt Duitse en Nederlandse spreekwoorden en zegswijzen, ze speelt, als haar kinderen lastig zijn, dat ze hartklachten heeft en ze kan haar aandacht maar bij één ding tegelijk houden. Door kleine observaties wordt een beeld geschetst van deze licht onaangename vrouw. Ze leeft echt, ze is geen boekpersonage (je kunt je ook afvragen in hoeverre deze roman autobiografische elementen bevat). Ze is niet expres gekunsteld opgezet, zoals de personages uit Mystiek lichaam (1986) van Frans Kellendonk.
De (omstreden) term ‘academisme’ is vaker genoemd in verband met Revisor-auteurs, omdat hun romans op verwerkelijkte literatuurtheorieën zouden lijken en ze door de nadruk op de ingewikkelde vorm alleen zouden verbergen dat ze eigenlijk niets te zeggen hadden. Eerdere romans van Meijsing, zoals De beproeving (1990) en De tweede man (2000), zijn gekunsteld genoemd, onder andere vanwege de vele intertekstuele verwijzingen (naar de Bijbel, Bach, Griekse mythen enzovoorts). Dit soort kritiek gaat echter niet op voor 100% chemie. Het staat niet vol van de intertekstuele verwijzingen naar hoge literatuur (er wordt alleen af en toe naar lichte liedjes, sprookjes en films verwezen). 100% chemie is een levend boek, geschreven vanuit het hart.
Prijs: 15,95
Misschien ook iets voor u
The Curse of the Jade Scorpion
Woody Allen speelt in The Curse of the Jade Scorpion een druk onzeker mannetje dat met ‘snappy’ opmerkingen toch vrouwen weet in te pakken. Waar hebben we het allemaal eerder gehoord? In deze parodie op de film noir gaat de vroeger zo scherpe Allen helemaal op zeker. Bovendien wil hij de camera met zo weinig mogelijk mensen delen, wat betekent dat hij bijna constant in beeld is. Voor velen, zo ook voor mij, zal dat een beproeving zijn.
~
Het is ongeveer 1940. Allen werkt als claim-onderzoeker voor een groot verzekeringsbedrijf. Als een cliënt wordt beroofd moet Allen de zaak onderzoeken, waar hij tamelijk succesvol in is. Het bedrijf neemt op een dag manager Helen Hunt aan om te kijken of er ergens bezuinigd kan worden. Hunts conclusie is duidelijk: de afdeling van Allen is ouderwets, en kan zo goed als opgeheven worden. Allen kan Hunt hierdoor niet luchten of zien. Tijdens een bedrijfsuitje worden de twee aan elkaar gekoppeld tijdens een hypnose-act, met alle gevolgen van dien. De hypnotiseur, tot overmaat van ramp, gebruikt Allen (die onder een soort sluimerhypnose verkeert) voor een serie inbraken.
Neurotische etterbak
~
Film noir
The Curse of the Jade Scorpion begint aanvankelijk nog wel redelijk. Het verhaal wordt rustig opgebouwd, en de film is in stijlvolle bruintinten geschoten, iets wat goed past in de jaren 40. De makers proberen een soort knipoog naar het film noir genre te maken. Half bezopen, niet te vertrouwen blondines en morsige detectives, maar dan met een scheutje humor erin. De aanwezigheid van Hunt en Dan Aykroyd doen de film goed, maar helaas pikt Allen alle aandacht in. Ben je een Woody Allen-fan, huur dan gewoon lekker een klassieker als Manhattan in de videotheek.
The Curse of the Jade Scorpion
Regie: Woody AllenJaar: 2024
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur:
Tanende wellust
.
~
Patrick Wallingford is een knappe televisie journalist, die met alle denkbare vrouwen het bed heeft gedeeld. Hij werkt voor een TV zender welke dol is op het verslaan van raar nieuws. Wanneer hij op en dag naar India wordt gestuurd om verslag te doen van trapezeartiesten die weigeren gebruik te maken van een valnet gebeurt er een ernstig ongeluk.
Op het moment dat Wallingford met zijn microfoon in de buurt van de leeuwenkooi komt, grijpt de leeuw zijn hand en dat betekent het einde van zijn hand. Maar zeer zeker niet voor zijn roem. De aanval van de leeuw was wereldwijd te bewonderen op de televisie en zodoende is hij niet langer Patrick Wallingford maar: “the lion guy.”
Ondank zijn bekendheid, wenst Patrick toch wel een nieuwe hand. Maar handtransplantaties zijn nog geen gemeengoed. Dr. Zajac is een top chirurg en naarstig op zoek naar roem. Zijn grootste droom is als eerste een succesvolle handtransplantatie uit te voeren. Hij zal de geschiedenisboeken ingaan als de grondlegger van de handtransplantatie. Op persoonlijk gebied is het eerder redden wat er te redden valt. Hij is gescheiden van een kreng van een wijf, die niet alleen zijn zoontje tegen hem opzet, maar ook nog een met zijn collega er vandoor gaat. Bovendien heeft hij een hond, genaamd Medea, die zijn eigen stront opeet. Vullen we hier nog een wulpse assistente aan toe en we hebben de ingrediënten voor heel wat kommer en kwel.
Maar zonder donorhand geen handtransplantatie. Wanneer Doris Clausen het ongeluk van Wallingford op het nieuws ziet weet ze wat er moet gebeuren; Wallingford moet de hand van haar man krijgen! Ze neemt meteen contact op met de chirurg om de hand van haar man aan te bieden. Otto Clausen begrijpt dit alles niet echt goed. Hij is toch nog niet dood? Waarom Wallingford en geen andere handloze stumper? Of wil Doris hem dood hebben? Dit lijkt niet het geval te zijn, maar hoe meer Doris er over praat, des te banger Otto wordt. Zijn liefde voor Doris is zeer groot, en lijkt wederzijds te zijn.
~
Met zijn nieuwe hand probeert Wallingford zijn leven weer op te pakken, maar alle verhoudingen lijken verschoven te zijn. De humor van het absurdistische laat Irving grotendeels varen in het tweede deel van het boek. Met het afsterven van de transplantatiehand sterft het boek ook. Het boek komt over als een mengeling van twee mogelijke romans. Enerzijds een roman over de gevolgen van donoren, nabestaanden en hun omgang ermee. Anderzijds een opgeblazen roman over seksuele verlangens veroorzaakt door schoonheid, kunnen en bijzondere persoonlijkheden. Irving slaagt er naar mijn mening niet in een coherent geheel te maken van zijn materie. De veelgeroemde stijl van Irving kan hier wel eens de schuldige van zijn. Door alles in geuren en kleuren te vertellen maakt hij inbreuk op de implicitiet van de tekst. Samen met een teveel aan onderwerpen verliest het boek veel van zijn waarde. Irving sneeuwt zijn thematiek onder met zijn eigen stem.
Prijs: fl. 49,95
Misschien ook iets voor u
Star Trek: The Motion Picture
Elke review van een Star Trek-film of -serie schijnt te moeten beginnen met een verklaring, want net als er Beatles- en Stones-mensen zijn, zijn er ook Star Trek-mensen. Ik ben nooit een Star Trek-liefhebber geweest; de – in de jaren zestig letterlijk – bordkartonnen decors, de simpele make-up van buitenaardse wezens en de bizarre pseudo-wetenschappelijke taal hebben er bij mij altijd voor gezorgd dat ik gauw doorzap als ik Kirk of Picard op mijn TV-scherm zie.
~
Filosofisch
Trekkies prijzen de serie evenwel niet om zijn special effects of kostuumontwerpen, maar om de fantasievolle en vaak filosofisch getinte verhalen. Deze twee kenmerken zijn zeker te vinden in Star Trek: The Motion Picture, de allereerste Star Trek-bioscoopfilm. De film begint met een aantal Klingonschepen die door een mysterieuze wolk worden vernietigd. Amerika, na 300 jaar nog steeds geen spat veranderd, stuurt de USS Enterprise er op af onder leiding van Captain Kirk (William Shatner). Onderweg wordt overste Spock (Leonard Nimoy) opgepikt, die na een periode van bezinning op zijn thuisplaneet Vulcan op zoek is naar de Antwoorden des Levens. De kwaadaardige wolk blijkt het gigantische ruimteschip V’Ger te zijn: een levende machine die tijdens een lange reis door de ruimte bewustzijn heeft gekregen en nu op zoek is naar zijn Schepper. De reden van deze missie is verrassend maar heel plausibel.
2001
~
Puristen
Twintig jaar na het uitbrengen van het origineel heeft de legendarische regisseur Robert Wise de film opnieuw gemonteerd, een nieuwe geluidsmix laten maken en er nieuwe visuele effecten aan toegevoegd. Alhoewel dit de film als geheel ten goede komt, is maar de vraag of puristen deze werkwijze goedkeuren. De originele cut uit ’79 is namelijk nergens te bekennen, afgezien van een handvol verwijderde en aangepaste scènes die als extra zijn toegevoegd, wat helemaal niet nodig is omdat de DVD-techniek het afspelen van verschillende versies moeiteloos ondersteunt.
Klassiek
~
Topbezetting
Voornaamste extra op de eerste schijf van deze luxe twee-disk-set is het audiocommentaar van regisseur Wise, special effects-goeroes Douglas Trumbull en John Dykstra, componist Jerry Goldsmith en acteur Stephen Collins, die overste Decker speelt. Dankzij deze topbezetting wordt vrijwel elk aspect van het maken van de film belicht en de track is dan ook zeer informatief. Naast het audiocommentaar bevat disk 1 ook één van mijn favoriete DVD-extra’s (die gelukkig steeds meer gebruikt wordt): het tekstcommentaar. Dit commentaar bevat een enorme schat aan feitelijke info in de vorm van ondertiteling, geschreven door Star Trek-expert Michael Okuda.
Kater
~
Paramount levert met Star Trek: The Motion Picture een fantastische DVD af die je antwoord geeft op alle vragen die je maar mocht hebben over dit stukje filmgeschiedenis.
Star Trek: The Motion Picture
Regie: Robert WiseJaar: 1979
Distributeur: Paramount
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur:
Star Wars Episode II: Attack of the Clones
Ik was een jaar of zeven toen ik in de bioscoop Return of the Jedi zag. Vanaf dat moment was ik behoorlijk into Star Wars. Waar mijn vriendjes liever naar He-Man keken (“Star Wars, da’s toch al van vorig jaar?”) bleef ik dapper verdedigen dat Star Wars veel cooler was, en dat er nooit meer iets beters zou komen. Eind jaren negentig waren mijn verwachtingen dan ook hooggespannen toen Lucas met Episode I op de proppen kwam.
~
We weten inmiddels allemaal hoe dat afgelopen is. Lucas pakte uit met spectaculair computervuurwerk, maar vergat en passant een goed verhaal toe te voegen. De kritieken waren dan ook niet mals. De acteurs liepen rond als een stel houten klazen, en het jochie dat Anakin Skywalker moest spelen was niet in het bezit van enig acteertalent. Het enthousiasme van de vroegere cast was totaal niet aanwezig in Episode I. Mijn Star Wars-hart deed een beetje pijn, maar ik bleef volhouden dat het met Episode II allemaal zou goed komen.
Het kleine jongetje in mij
Na bijna drie jaar wachten is het dan zo ver. De hype van deel één is dit keer achterwege gebleven. Deels omdat Lucas misschien heeft begrepen dat al te hoog gespannen verwachtingen moeilijk zijn in te lossen, maar ook omdat veel mensen net het overdonderende Lord of the Rings achter de rug hebben, en reikhalzend naar deel twee van die film zitten uit te kijken. De eerste kritieken van Episode II waren echter redelijk optimistisch, dus het kleine jongetje in mij ging toch weer met gezonde opwinding naar de bioscoop.
Pubertje met een lichtzwaard
~
Gehuppel door weilandjes
De eerste helft van de film is een behoorlijke zit. Dit komt door de tenenkrommende scènes waarin Anakin probeert te ‘scoren’ bij Padme. Huppelen door weilandjes, flirtgedrag, cheesy versiertruukjes: niks wordt de arme kijker bespaard. De zinnen die de acteurs uitkramen zijn soms te lachwekkend voor woorden. Tussendoor krijgen we beelden te zien van Obi Wan die op avontuur is. Deze beelden zorgen voor de belofte dat het in de tweede helft nog wel spannend gaat worden, maar ondertussen staat Star Wars bij rust met 2-0 achter.
Christopher Lee is echt weer terug!
Na de pauze gaat de film inderdaad in een hogere versnelling. Anakin wreekt de dood van zijn moeder door de moordenaars over de kling te jagen. Weinig subtiel probeert Lucas hiermee aan te geven waarom Anakin vroeg of laat gaat toegeven aan het kwade. Wel leuk zijn de schaduwen van Anakin: als je goed kijkt, zie je af en toe de contouren van Darth Vader. Obi Wan komt in aanraking met graaf Dooku (een geweldige rol van Christopher Lee).
Dit alles leidt tot een grootse finale waarin de term “special effects” naar een nieuw plateau wordt getild. Lee weet de juiste toon te raken, en levert daarmee de beste prestatie van de hele cast. Een eervolle vermelding echter voor Ewan McGregor die in de film beter uit de verf komt in vergelijking met Episode I.
Gebrek aan charme
~
De tweede helft van de film, en het feit dat publiekslieveling Yoda het Jedizwaard hanteert, redden de film. Star Wars mag met een 3-2 overwinning naar de kleedkamers. Leuk resultaat, maar landskampioen zullen ze niet worden.
Star Wars Episode II: Attack of the Clones
Regie: George LucasJaar: 2024
Misschien ook iets voor u