Theater / Achtergrond
special: Theatergroep GUTS oefent voor Our Country's Good

“Ik weiger met háár te spelen!”
“Je doet maar alsof!”

De regisseur heeft het maar moeilijk met z’n acteurs. Ze liggen dwars, ze hebben zo hun eigen ideeën over de regie, en steken hun mening over hun tegenspelers niet onder stoelen of banken. Het valt niet mee als je het moet doen met een groep veroordeelde criminelen die ook nog eens amper kunnen lezen of schrijven.

~

Gelukkig hoort het allemaal bij het repetitie-proces van GUTS. Momenteel zijn ze druk bezig met het werken aan een toneelstuk dat op 15 april in première gaat: Our Country’s Good van Timberlake Wertenbaker. Het stuk is gebaseerd op het boek The Fatal Shore van Robert Hughes, dat weer gebaseerd op de belevenissen van de eerste veroordeelden die in Australië terechtkwamen in 1788. Een special over een toneelstuk in the making.

Elke donderdagavond, als vakanties en tentamens het toelaten, werken de leden van de Groningen University Theatre Society, GUTS in het kort, aan het toneelstuk. Meestal gebeurt dat in klaslokalen, omdat het theater vaak niet beschikbaar is. Voor veel nieuwe leden, die het theater niet kennen, is een repetitie in het theater een goede gelegenheid om de ruimte ruim voor de première eens te zien. Het is een groot verschil met vorig jaar, toen Rob Koopman, voor de tweede keer acteur in GUTS, begin april met verbazing rondkeek. “Oh, dus hier spelen we over een maand.”

Omdat iedereen nu weet hoe het theater eruit ziet, kunnen ze zich een veel betere voorstelling maken van hoe het er in april uit gaat zien. Omdat de klaslokalen meestal maar eenderde van het vloeroppervlak van het theater hebben, moet er nogal vaak geïmproviseerd worden met de ruimte. Tijdens het repeteren ben je in drie stappen aan de andere kant, in het theater doe je er straks drie keer zo lang over.

Het merendeel van de acteurs speelt twee rollen, een gevangene en een officier, en hoewel dat voor iedereen uitdagend is, heeft die uitdaging voor sommigen nog iets extra’s. Acteur Cees Krottje bijvoorbeeld, speelt de Schotse majoor Ross en de Ierse gevangene James Freeman, met bijbehorende accenten, en mag daarnaast ook nog een echt Engels accent weergeven in de openingsscène van het stuk. Ook Annelies de Jong mag gaan oefenen op haar accent: zij opent de tweede akte van het stuk met een monoloog in onvervalst Cockney Engels. En dat terwijl haar accent van nature Amerikaans is.

~

Maar de uitdaging beperkt zich niet tot het aanleren van accenten. Albert Sein speelt de flamboyante Robert Sideway, een karakter dat zo weggelopen lijkt te zijn uit de derde serie Blackadder (de aflevering Sense and Senility, als je deze aflevering ooit tegenkomt: kijken). De acteurs besteden de maanden van repeteren aan het leren kennen van hun rollen, en vooral aan het uitvinden hoe ze die karakters kunnen weergeven. Want over het algemeen geldt dat als je denkt dat je erg overdreven staat te doen, dat het dan meestal nog niet overdreven genoeg is.

“Ehm, zou je dat misschien ook iets natuurlijker kunnen spelen?”
“Natuurlijk spelen? In een theater?”

De regie is, voor het vierde jaar op rij, in handen van Hans Jansen, en hij wordt dit jaar bijgestaan een assistentregisseur. Het hebben van twee mensen die samen de regie plannen heeft een aantal voordelen. Er kunnen bijvoorbeeld twee scènes tegelijk gerepeteerd worden, één onder leiding van de regisseur, de ander onder leiding van de assistentregisseur.

Het stuk wordt op deze manier wel erg fragmentarisch ingestudeerd. Iedereen richt zich op de individuele scènes, en dus is het vrijwel onmogelijk om een goed beeld te krijgen van hoe het totale stuk er straks uit gaat zien. De eerste totale doorloop van het toneelstuk kan nog best weken op zich laten wachten, maar dan is het eigenlijk gewoon een legpuzzel, en klikt de hele boel in elkaar.

“Heb je wel eens een toneelstuk gezien?”
“Tuurlijk!”
“Welke dan?”
“Ehm, ik weet niet meer hoe ze heetten, maar ik wist wel altijd hoe ze af zouden lopen.”

Ook achter de schermen wordt er gewerkt door een vijfkoppig productieteam, onder leiding van Harrie de Vries. Zij zijn verantwoordelijk voor de fysieke kant van het stuk, zoals de set, de rekwisieten en de kostuums. Our Country’s Good is wat dat betreft een vrij gemakkelijk stuk. Regisseur Hans gaat vooralsnog uit van een spaarzame set; niet meer dan wat doeken en kratten om de armoede van achttiende-eeuws Sydney weer te geven. Ook de rekwisieten zijn beperkt tot slechts enkele voorwerpen.

De kostuums compenseren dit echter ruimschoots. Zo moet er voor alle officieren een ‘redcoat’ worden gevonden, zoals de Britse militairen die toen droegen. Verder zou het ook ideaal zijn als er voor de hoge heren (de gouverneur-generaal Arthur Phillip, gespeeld door Deciana Speckmann, en rechter David Collins, gespeeld door Albert Sein) echt Britse pruiken kunnen worden gevonden. Het werk van het productieteam begint zich deze komende maanden uit te breiden van vergaderingen en besprekingen naar het actief zoeken of maken van spullen.

“Wat doe je nou weer?”
“Melancholiek zijn, hoezo?”

Straks in april moet een reeks goede voorstellingen neergezet worden. Dat is de bedoeling tenminste, want de ervaring leert dat zo omstreeks maart iedereen zo langzamerhand een hekel aan het stuk begint te krijgen (en aan elkaar); een jaarlijkse dip die gelukkig slechts tijdelijk is.

Our Country’s Good gaat op 15 april in première en speelt vijf keer in het Universiteitstheater, tot en met 20 april. De voorstellingen zijn in het Engels. Kijk voor toegangsprijzen en precieze tijden op de website van Guts

Muziek / DVD

Best grappig mits gedoseerd

recensie: Tenacious D - The Complete Master Works

Beroepsidioten Jack Black en Kyle Gass zijn in Nederland bekend geworden door de muziek en vooral de clips die ze maken met hun band Tenacious D. Een band die het vooral heel goed doet in de Verenigde Staten, getuige een eigen tv-serie met daarin onder meer de liedjes van hun titelloze album verweven in de meest stompzinnige korte verhaaltjes. Deze serie staat nu als geheel op dubbel-DVD, samen met een compleet concert opgenomen bij de Brixton Academy (London), alle clips (inclusief ‘making of’), tourvideo’s en nog veel meer onzin. Kortom: The Complete Masterworks.

Ik heb echt zwaar te doen met Kyle Gass. Deze kale dikkerd moet het gehele jaar door nauw samenwerken en zelfs op tournee met Jack Black. Zelf word ik na zo’n drieëneenhalf uur Tenacious D echt helemaal gestoord van deze camerageile rockpipo, die overigens wel een erg leuk rol speelde in het door Stephen Frears geregisseerde High Fidelity. Black heeft de rol van druktemaker, naast een relatief rustige Gass die meer een soort aangever is. Een tip: doseer Tenacious D in blokken van een uur, dan is het allemaal best grappig.

Rock ‘n’ Roll

De filmpjes gaan vooral over het leven van de rockster in de dop. Sommige onderdelen van de sketches komen ook nog eens terug in het optreden. Wat vooral opvalt aan de concertregistratie, is de kwaliteit van de twee muzikanten (beide gewapend met een akoestische gitaar) en de kwaliteit van de songs. Black en Gass zijn beide zeker geen onverdienstelijke gitaristen en daar komt bij dat Black ook nog eens een erg goede stem heeft. Hij doet zijn best om zo rock ‘n’ roll mogelijk te zijn, wat hem behoorlijk lukt. En de liedjes zijn zeker niet slecht. Ondanks de absurde teksten klinken nummers als Wonderboy en Tribute uitstekend.

Toppunt van onderbroekenlol

Tribute kennen we nog van die belachelijke clip waarin Black en Gass het opnemen tegen Dave Grohl in de gedaante van de duivel. Ook de ‘making of’ van dit nummer is erg de moeite waard. De meest aanstootgevende clip van het tweetal kent helaas geen achtergrondfilmje: de animatie van Fuck Her Gently (twee Tenacious D-engeltjes laten de duivel zien hoe je een vrouw zacht moet beroeren) is nog steeds het toppunt van de onderbroekenlol die deze twee voorbrengen.

De gemiddelde Amerikaanse tiener houdt echter, gezien de enorme successen van films als Road Trip en American Pie, wel van de nodige dosis flauwe humor. Tenacious D zorgt ervoor dat de Amerikaanse en ook Nederlandse ‘kids’ met deze DVD op de wenken wordt bediend, want flauwer kan het bijna niet. Mijn God, wat een randdebielen.

Film / Films

Frisse apen

recensie: Planet of the Apes: Special Edition

Omdat mijn baantje als hoofd-/filmredacteur van 8WEEKLY best leuk is maar weinig betaalt, vertaal ik als bijbaantje wel eens een boek. Op dit moment ben ik bezig met een groot naslagwerk c.q. bladerboek over de cinema van de jaren 70. Ik heb op deze plaats al vaker mijn liefde voor de seventies verklaard, en deze vertaalklus is me dan ook op het lijf geschreven. De periode tussen 1968 en 1980 was een tijd waarin de studio’s hun macht verloren en regisseurs het voor het zeggen kregen, wat resulteerde in grote films met verrassend persoonlijke thema’s.

~

Hoewel de originele Planet of the Apes strikt gezien geen film van de jaren 70 is, ademt hij wel die sfeer door het rauwe, aardse camerawerk, een sociologisch thema en Jerry Goldsmiths vernieuwende muziek. Regisseur Franklin Schaffner (ook bekend van Patton en Papillon, twee andere typische seventies films) had de beschikking over een groot budget en topster Charlton Heston voor de verfilming van Pierre Boulles pulproman. Het verhaal begint aan boord van een ruimteschip, waar de astronaut Taylor (Heston) de laatste voorbereidingen treft voor een lange hyperslaap. Er wordt geen tijd verspild aan onnodige informatie, want na een psychedelische titelsequentie zien we hoe het schip neerstort op een schijnbaar verlaten woestijnplaneet.

Omgekeerde wereld

Taylor overleeft de crash, en samen met zijn twee overgebleven collega’s gaat hij op onderzoek uit, op zoek naar leven. De planeet blijkt te worden bewoond door pratende apen, die mensen houden als slaven. Deze omgekeerde-wereldsituatie geeft Schaffner de kans cynisch commentaar te leveren op onze eigen wereld, waar wij ook vaak niet zo lief zijn tegen degenen die niet helemaal gelijk zijn aan de rest van ons. Het valt op hoe weinig de film is gedateerd na vijfendertig jaar: niet alleen de thematiek is vandaag de dag nog even actueel als in 1968, maar ook de actiescènes hebben nog niets van hun kracht verloren. Het feit dat deze versie nog zo fris is terwijl de remake uit 2001 nu al vergeten is, bewijst maar weer eens dat de films van tegenwoordig niet meer zijn wat ze ooit zijn geweest.

Teleurstelling

De lijst met extra’s van deze nieuwe Special Edition ziet er veelbelovend uit: drie commentaartracks (een audiospoor van componist Jerry Goldsmith, een spoor met verschillende leden van cast en crew en één tekstcommentaar), de documentaire Behind the Planet of the Apes (met zijn speelduur van ruim twee uur meer dan twintig minuten langer dan de hele film!) en een assortiment archiefbeelden, van promotiemateriaal tot acteur Roddy McDowells super8-filmpjes. Helaas stelt vooral de eerste disc danig teleur: als je de opmerkingen van de twee audiocommentaren bij elkaar zou optellen, kom je misschien net op een half uur. Bovendien zou je in de stiltes tussen Goldsmiths commentaar toch minstens de integrale filmmuziek mogen verwachten, maar helaas: te horen is alleen het normale filmgeluid. Een zware teleurstelling, zeker gezien de klassieke status van Goldsmiths score.

Schatkist

Gelukkig maakt de tweede schijf een hoop goed. De al eerder genoemde documentaire is ongelooflijk uitgebreid en beslaat niet alleen de originele Planet of the Apes, maar ook de vier vervolgdelen. Voor de echte apen-fans is dit schijfje een ware schatkist; de beelden die voor en tijdens de opnamen werden gemaakt zijn prachtig studiemateriaal voor elke filmliefhebber. Samen met het uitgebreide tekstcommentaar op de eerste disc scoren deze extra’s een dikke voldoende.

Planet of the Apes is een klassieker, zo veel is zeker. Deze dvd is dat jammer genoeg net niet dankzij twee zwaar teleurstellende audiocommentaren, maar gelukkig blijft er ook zonder die tracks nog genoeg over om van te genieten – al houd je het alleen maar bij de film.

Film / Films

Monsters in de ruimte

recensie: Farscape: seizoen 1

.

~

De kracht van de serie wordt direct duidelijk in de eerste aflevering. Vaak heb je in science-fictionseries geen enkel referentiepunt naar de realiteit. Bij Farscape begint de serie echter met de lancering van IASA Commander Jonathan Crichton (Ben Browder) voor een relatief simpel experiment buiten de dampkring. Met de ons wel bekende Space Shuttle wordt hij het heelal in geschoten. Dit experiment verloopt niet helemaal zoals verwacht en Chrichton eindigt ergens aan de andere kant van het universum, tussen allemaal vreemde types. Crichton blijft echter wel duidelijk de hoofdpersoon in de serie en als kijker is het dus eenvoudig om je in hem in te leven. Hij zit dan wel tussen de meest rare figuren, hij is wel de enige die op dingen menselijk reageert.

Het schip leeft

Uiteindelijk komt Chrichton terecht in het ruimteschip Moya dat eigenlijk een organisme is (jawel: het schip leeft). In dit ruimteschip zitten een aantal personen die eigenlijk allemaal zijn uitgekotst door hun eigen volk. Je hebt de redelijk menselijk wezens Aeryn Sun (Claudia Black) en Pa’u Zotoh Zhaan (Virginia Hey). De laatste is het best te omschrijven als een soort blauw geverfde Sinead O’Connor, de andere is ‘gewoon’ een mens. Een stuk minder menselijk is echter al Ka D’Argo (Anthony Simcoe), die vrijwel geheel onder een masker verdwijnt. Voor de rest zijn de hoofdfiguren voornamelijk animaties waar slechts de stemmen van worden ingesproken. De meeste figuren zijn wel raar, maar zeker niet origineel. Rare kleuren en vieze gezichten hebben we allemaal al in andere series gezien.

Claustrofobisch

De manier waarop de serie gefilmd is geeft je soms een claustrofobisch gevoel. Ondanks dat er duidelijk veel aandacht besteed is aan de special effects (hetgeen natuurlijk ook een must is met een dergelijke serie) zie je weinig van de wereld buiten het centrale schip Moya. Daartegenover staat dat de dialogen erg mooi en intiem zijn weergegeven. Ook heb je door deze opzet duidelijk het gevoel dat de groep, die in het ruimteschip zit, met elkaar alle problemen die op hen afkomen op moet lossen. Maar iets vaker een blik naar buiten zou de serie zeker geen slecht hebben gedaan.

Spanning

Farscape is een serie die duidelijk niet mikt op het specifieke science-fictionpubliek, maar eerder het brede publiek opzoekt. Eigenlijk is elke aflevering een op zichzelf staand avontuur van de bemanningsleden en kan je dus op elke willekeurig moment het verhaal oppikken. Elke keer verschijnen er weer nieuwe monsters of andere bedreigingen ten tonele. De spanning zit hem dan ook in die drie kwartier die een aflevering duurt.

Ook geschikt voor kinderen

Eigenlijk hoef je niet echt na te denken bij wat je ziet, het is allemaal vrij eenvoudig en dus makkelijk te begrijpen, zelfs voor de meeste kinderen. Soms is dit jammer, omdat de serie hierdoor een beetje op de vlakte blijft. Het is eigenlijk net als de strips van Suske en Wiske: leuk om te zien, maar je weet eigenlijk elke aflevering wel wat je kunt verwachten. Ik word eigenlijk nergens verrast door de makers. Dit is zeker een gemis, zeker als je bedenkt dat de serie inhoudelijk zo hoopvol en origineel begint. Misschien dat dit in de andere drie seizoenen anders gaat lopen, maar dat blijft voor Nederland nog een kwestie van afwachten.

Muziek / Album

Het verleden opnieuw beleefd

recensie: The Gathering - Sleepy Buildings

.

Zoals gezegd markeert het album Souvenirs een verschuiving in het werk van de band. Dit werd bezegeld met de oprichting van een eigen platenlabel, Psychonaut Records. Dit alles om maar volledig vrij te zijn om de zo karakteristieke stijl van de band voort te zetten. Sleepy Buildings verschijnt echter nog op het oude label Century Media, en de uitgevoerde nummers zijn dan ook allemaal eerder bij die maatschappij uitgebracht. De band heeft er voor gekozen om haar nieuwe stijl kracht bij te zetten door dit album (semi-)akoestisch uit te voeren. Dit zorgt dat de intieme sfeer van Souvenirs als een warme deken over het oudere werk van de band wordt neergelegd. Dit is een openbaring.

Oud en nieuw

Er is voor gekozen om een aantal nummers uit het repertoire om te bouwen en opnieuw vast te leggen. Alleen het dromerige titelnummer Sleepy Buildings is nieuw toegevoegd. Dit gezegd hebbende kan worden opgemerkt dat de luisteraar weinig zal herkennen van de uitgevoerde stukken. Er staat dan wel geen enkel nummer op van Souvenirs, maar het oudere werk is ook dusdanig veranderd dat er niet veel meer van te herkennen is. De grote verandering, namelijk dat Anneke’s stem veel meer op de voorgrond is komen te staan, zorgt ervoor dat je veel nummers moeilijk kan herkennen.

Minder rommelig

De opnames van Sleepy Buildings zijn degelijk en de CD ligt lekker warm in het gehoor. Het publiek is zelden te horen op de plaat, hetgeen er voor zorgt dat je niet echt het gevoel hebt in een concertzaal te staan. Het is eerder een kamerconcert. Daardoor komt het album echter veel minder rommeling over dan bijvoorbeeld het live-album Superheat dat de band een aantal jaren geleden uitbracht. Het is alsof de band naast je op de bank rustig haar muziek zit te spelen.

Juweeltjes

Persoonlijk vind ik het moeilijk om na een superrelease als Souvenirs een oordeel te vormen over deze CD. Het kon eigenlijk alleen maar slechter worden, maar desondanks is dit nu al een van de beste CDs van het jaar. Het album staat vol met juweeltjes, maar kan gewoonweg niet meer zo overdonderen als Souvenirs. Het heerlijke Travel bijvoorbeeld is zo’n juweeltje. Het doet een beetje denken aan het nummer Black Light District. De band lijkt haast in een jamsessie weg te drijven van de originele compositie. De muziek is puur en origineel. De piano is op Sleepy Buildings duidelijk aanwezig. Het is een mooie basis voor de muziek van de band. Het briljante Like Foutains is hier een ijzersterk voorbeeld van. Na een rustig piano-intro wordt met dit nummer de plaat waardig afgesloten.

En weer een goede plaat

The Gathering komt weer met een goede plaat. Ze overtreft haar vorige live-plaat Superheat overtuigend en weet haar nieuwe stijl naadloos toe te passen op de oude composities. De nummers zijn vrijwel onherkenbaar ingelijfd in de nieuwe warme stijl van de band. Hieruit blijkt de ongrijpbare muzikaliteit van de band. Met in je achterhoofd het vernieuwende Souvenirs kan dit album alleen maar tegenvallen, maar als je het sublieme geluid van deze band echt goed tot je door laat dringen, kun je maar tot een conclusie komen: dit is weer een stap verder in een indrukwekkende carrière. The Gathering waagde zich aan haar eigen verleden en heeft overtuigend toegeslagen.

Boeken / Non-fictie

Slimme apparaten

recensie: Tom Standage - De mechanische Turk

De petit histoire is een genre dat tot mijn plezier steeds meer in opgang komt. Misschien komt het omdat ik me steeds meer ga interesseren in geschiedenis, of misschien is het inderdaad een trend, maar ik zie en lees steeds vaker een boek over onderwerpen waar ik vrijwel nooit eerder van had gehoord. Want hoewel de term petit histoire meestal slaat op een werk dat door de beschrijving van een klein onderwerp iets zegt over Het Grote Geheel, kiezen de schrijvers ervan vaak voor obscure onderwerpen als de tulpenhandel in het 17e-eeuwse Amsterdam of, zoals in dit boek, een mysterieuze schaakmachine uit 1770.

~

Technologische innovaties worden vaak het eerst opgepikt door de vermaaksector. Dat is nu zo – denk in het geval van video, dvd en internet bijvoorbeeld aan de porno-industrie – en dat was driehonderd jaar geleden ook al zo. De Industriële Revolutie stond op het punt te beginnen, en overal ter wereld waren uitvinders in de weer met tandwieltjes, springveren en hydraulische systemen bij het maken van steeds ingenieuzere automaten: zelfbewegende machines. Maar omdat de prijs van deze delicate mechanieken ver lag boven het budget van de gemiddelde arbeider, werden de uitvinders en hun nieuwste automaten met open armen ontvangen in de koninklijke paleizen van Europa.

De natuur was een geliefd inspiratiemiddel voor de talloze uitvinders van die tijd: er bestaan, ook nu nog, genoeg voorbeelden van versierde uurwerken, automatische viool- en klavecimbelspelers en schrijfmachines. Maar al deze automaten konden maar één herhaalbaar trucje, of een combinatie van trucs: als de nokkenassen en ponskaarten eenmaal op een bepaalde manier waren geprogrammeerd, lag de beweging vast. Automaten, hoe ingenieus ook, waren slechts automaten. Dat dacht men tenminste, tot Wolfgang von Kempelen in 1770 zijn volautomatische schaakmachine presenteerde. Omdat deze het uiterlijk had van een Oosterse figuur aan een schaaktafel, kreeg het apparaat al gauw de bijnaam de Turk.

Kempelen was als wetenschapper in dienst bij de Oostenrijkse keizerin Maria Theresia. Toen zij hem op een avond vroeg enkele scheikundige en magnetische goocheltrucs uit te leggen, pochte Kempelen dat dit kinderspel was, en dat hij binnen een half jaar een automaat kon maken die iedereen versteld zou doen staan. De keizerin nam de weddenschap aan en Kempelen trok zich terug in zijn werkplaats. Het resultaat, de Turk, zou de wereld tachtig jaar lang in zijn greep houden, mede omdat zijn eigenaars het geheim van zijn werking altijd verborgen hielden. Een mechanische trompettist was nog tot daar aan toe, maar niemand had durven dromen dat een automaat ooit zou kunnen schaken! Het schaakspel was volgens velen immers een van de hoekstenen van de menselijke intelligentie?

De Britse journalist Tom Standage (hij schrijft onder meer voor The Economist) vertelt de geschiedenis van de Turk en belicht daarmee en passant de geschiedenis van kunstmatige intelligentie. Hij belicht alle pogingen van wetenschappers om achter het geheim van het apparaat te komen en analyseert de verschillende mogelijkheden. Uiteindelijk verklapt hij het geheim wel, en het interessante is dat de werking van de Turk niet eens zo gek veel verschilt van de manier waarop superschaakcomputer Deep Blue aan het einde van de twintigste eeuw wereldkampioen Kasparov wist te verslaan. Standage geeft redenen waarom echte kunstmatige intelligentie nog steeds niet echt van de grond is gekomen, terwijl wetenschappers al in de jaren zestig voorspelden dat het toen misschien nog tien jaar zou duren voordat een computer de beroemde Turingtest (is een computer in staat te converseren dat je niet merkt dat het een computer is?) zou kunnen doorstaan, maar de meest recente pogingen daartoe zijn nog verrassend doorzichtig.

De mechanische Turk is een intrigerend boek over een intrigerend onderwerp dat pas in de kinderschoenen staat. Ik ben benieuwd naar de ontwikkelingen van de komende twintig jaar, maar ik vraag me af of Standage het nog mee zal maken of zijn conclusies in een toekomstige herziene druk zullen worden bijgesteld.

8WEEKLY

Het jachtseizoen geopend

Artikel: Manhunt

Ik weet nog goed toen ik met Mortal Kombat mijn eerste tegenstander wist te onthoofden. Ik was een jaar of twaalf, drukte wat knopjes in, en tot mijn stomme verbazing lukte het trucje. Mortal Kombat was destijds wereldnieuws vanwege de flinke hoeveelheden geweld en bloed die in de game voorkwamen. Door de jaren heen zagen we meer van dat soort games, en anno nu vraag je je af waarom ze zich zo druk maakten over Mortal Kombat. Er is inmiddels al een flink aantal veel smeriger games op de markt.

~

Rockstar Games is niet vies van controversiële games. In Grand Theft Auto moest de speler het ver schoppen in de misdaad, kon je auto’s jatten en over onschuldige voetgangers heen rijden. Diverse ouderorganisaties en overheidsinstellingen waren niet echt te spreken over dergelijke gameplay. Wat dat betreft zal Manhunt door hen ook niet al te positief ontvangen worden. In deze game speel je een ter dood veroordeelde seriemoordenaar. Je executie wordt in scène gezet, en je wordt wakker met een flinke hoofdpijn. Als snel legt een geheimzinnige stem via een oordopje aan je uit dat je meedoet in een ziek spel. Op de straten zullen diverse bendes je gaan opjagen, en proberen om je op gruwelijke wijze af te maken. Het is dus doden of gedood worden.

Verstoppen

Het basisidee van het spel is heel simpel: probeer gewoon zo lang mogelijk te overleven door je tegenstanders ongezien te benaderen en ze vakkundig naar de andere wereld te helpen. In het begin gaat dit makkelijk genoeg, maar al snel zul je merken dat je beter met wat meer subtiliteit te werk kunt gaan. Je tegenstanders zijn op hun hoede, en het minste of geringste geluid kan hun aandacht trekken. En als ze je zien, dan ben je pas echt in de problemen. Gelukkig zijn er genoeg duistere hoekjes en nissen waar je je in kunt verstoppen.

Kopje kleiner

Zit je eenmaal in een hoekje, dan is het simpelweg wachten tot je tegenstander voorbij loopt. Zolang je maar goed in de schaduw zit zal hij je niet zien. Vervolgens besluip je hem van achteren, en sla je toe. Hoe langer je de knop ingedrukt houdt, hoe smeriger dit gebeurt. Je kunt een plastic zakje gebruiken om iemand te laten stikken. Verder is het mogelijk om iemand neer te steken met glasscherven, of ‘m eens vriendelijk te bewerken met een honkbalknuppel. Op het moment dat je toeslaat, krijg je een soort filmpje te zien waar de tegenstander een kopje kleiner gemaakt wordt.

Lokken

Je kunt soms eeuwig in een hoekje zitten, maar zolang de jagers geen reden hebben om jouw richting op te komen, gebeurt er niks. Daarom is het handig ze even te lokken door geluid te maken. Soms kun je jezelf even laten zien, om vervolgens snel de hoek om te lopen en een nis in te rennen. De jager komt ook de hoek om, maar aangezien jij al in de schaduw verstopt zit, zal hij je niet zien. Dan is het vervolgens aan jou om een einde te maken aan zijn bendeleventje.

Conclusie

Manhunt is misschien wel op sommige punten een bloederig spel, maar met gore alleen maak je geen goede game. Als spel heeft Manhunt een paar minpunten. De AI van de tegenstanders is nogal stupide: ze komen vaak razendsnel op een geluidje afgerend, maar gaan, eenmaal op de plaats van bestemming aangekomen, niet nader op onderzoek uit. Ook loopt je mannetje niet altijd even lekker, en heb je in een tweegevecht maar weinig mogelijkheden tot je beschikking. Daar staat tegenover de game een behoorlijk creepy sfeertje heeft, en op zich wel enkele hemeltergend spannende momenten herbergt. Met name op de momenten dat je door meerdere jagers gezien wordt en je een veilig heenkomen moet zoeken, slaat de paniek soms toe. Daarom heb ik me met Manhunt zeker weten te vermaken, en dat is toch het belangrijkste van een game.

8WEEKLY

Gotta catch ‘em all!

Artikel: Pokemon Pinball: Ruby & Sapphire

Het was het één of het ander. Elke populaire franchise krijgt vroeg of laat een wacky kartgame of een gelijknamig flipperkastspelletje. In het geval van Pokemon is het dus dat laatste geworden. En waarom ook niet. Een handheld leent zich uitermate goed voor flipperspelletjes, en dus ging ik met een goed gevoel aan de slag.

~

In Pokemon Pinball kun je kiezen uit twee kasten, de Ruby en de Sapphire. Vervolgens sla je driftig aan het flipperen. Naast het halen van hoge scores, extra ballen en ramps zijn er nog enkele belangrijke elementen aan de flippergame toegevoegd. Door goed te flipperen kun je namelijk in minigames terecht komen, die niet alleen heel erg leuk zijn, maar waar ook diverse bonussen te verdienen vallen.

Thema

Een flipperkast een Pokemonthema geven is makkelijk zat, maar de essentie van een thema toevoegen aan de game valt vaak behoorlijk tegen. In deze game is men daar goed in geslaagd. Naast de kleurige kasten en minigames met Pokemonthema is het ook nog eens de bedoeling om tijdens het flipperen 200 Pokemon te verzamelen. Dit kan op verschillende manieren, en vormt naast het neerzetten van de highscore een aardige drive om door te gaan.

Conclusie

Pokemon Pinball beschikt slechts over twee kasten, maar desondanks vind ik dit toch een geslaagde game. De game is uitermate geschikt voor lange treinreizen, autoritjes, of het doden van de tijd tijdens een supersaai college. Daarnaast ziet het er leuk uit, zijn Pokemon eigenlijk best cute, en heeft Nintendo het ‘m gewoon weer geflikt.

Film / Films

Ook zweethanden bij moderne remake

recensie: The Texas Chainsaw Massacre

Welke recente horrorfilm is zó eng dat je terugverlangt naar je Mickey Mouse-nachtlampje? Ik ken er geen. In de films van nu zitten altijd momenten waarop je even kunt ontspannen: scènes die zich overdag afspelen of geweld of seksuele toespelingen die zo over the top zijn dat ze weer grappig worden. Bij de remake van The Texas Chainsaw Massacre heb ik echter met zweethanden vergeefs zitten wachten op die gebruikelijke rustpuntjes. Helaas. Na een kwartier zat mijn hartslag op 140 en niets bracht dat nog naar beneden.

Voor wie het naargeestige origineel uit 1974 heeft gezien, is dat geen verrassing. Onze vaders en moeders konden dankzij de film van Tobe Hooper ook nachtenlang niet slapen. De manier waarop de imposante Thomas Hewitt met zijn masker van mensenhuid plotseling achter een stalen deur vandaan komt en met zijn kettingzaag een groepje tieners achtervolgt en afslacht, staat in het geheugen van veel veertigers en vijftigers gegrift. Daarbij werd ook gesuggereerd dat het verhaal waargebeurd is. Ongeloofwaardig was dat niet: de slachtoffers waren niet de domme leeghoofdjes met onlogische acties die je tegenwoordig in horror ziet, maar normale, rationele tieners.

~

Toch waren het vooral de decors, het camerawerk en de panische angst van hoofdrolspeelster Marilyn Burns die de film iets naargeestigs, iets gruwelijk zieks en iets rauws gaven. Hoewel sommige TCM-fans tegenwoordig juist om de film lachen, is het afslachten van een groep pubers door een gestoorde gek sinds 1974 een cliché geworden. Ook de hillbillies uit het zuiden van Amerika hebben nooit echt de reputatie van inteeltachtige families van zich af kunnen schudden.

In het harnas gejaagd

Typisch zo’n film waar je eigenlijk vanaf moet blijven dus. Als je als debuterend regisseur – maar wel met honderden videoclips en reclamespots op je naam – deze cultklassieker onder handen neemt, lijkt dat een teken van overmoed. Zeker als de producent (Michael Bay, o.a. Armagaddon en Pearl Harbor) eerlijk toegeeft dat het de bedoeling is met de reputatie van het origineel drommen pubers de bioscoop in te lokken, heb je de oude TCM-fans al in het harnas gejaagd. Maar Marcus Nispel zet er iets heel interessants tegenover.

Natuurlijk weet Nispel wat het publiek van nu wil: lekker snel, lekker close, lekker ranzig. Wat toen alleen gesuggereerd kon worden, komt nu vol in beeld. In 1974 hing Leatherface een lijk aan vleeshaken op, nu doet hij het met een nog levende jongen van wie het been al is afgezaagd. Het moment waarop hij met zijn grote handen zout op het stompje smeert is zeker niet geschikt voor mensen die net zwaar getafeld hebben.

Griezelkabinet

Zo zijn er meer punten in het verhaal die de scriptschrijver veranderd heeft. Gelukkig laat Nispel de essentiële elementen van de film intact. Opnieuw voelt het verhaal als een nachtmerrie waaraan geen ontsnappen mogelijk is. Die naargeestige sfeer wordt opgeroepen door het camerawerk van Daniel Pearl, die ook al het origineel filmde. In zijn shots benadrukt hij de eenzaamheid van de jongeren als zij voor hun leven rennen. Ook de familie van Leatherface is even eigenaardig en bizar, zij het in een andere samenstelling en op een andere manier. De omgeving waarin zij wonen is de hedendaagse versie van het griezelkabinet waar Hooper zijn publiek op trakteerde. Juist door computertechnieken te combineren met het ontbreken van elke vorm van ironie blaast Nispel het origineel nieuw leven in.

Dat maakt van deze nieuwe Texas Chainsaw Massacre een uiterst geslaagde remake, die weliswaar toegepast is op de wensen van de jongeren van nu. Maar wat is daar zo erg aan? Het origineel was toch ook gewoon bedoeld als publiekstrekker, om mensen te laten griezelen en walgen? Wat mij betreft heeft het zijn charme dat door hetzelfde verhaal misschien opnieuw een hele generatie onpasselijk wordt bij het zoete geronk van een kettingzaag.

Boeken / Achtergrond
special: Floor de Goede, Neerlands hoop in bange stripdagen

‘Onze tijd komt binnenkort’

Soms maak je als journalist een blunder, daarvan gaat het schaamrood je op de kaken staan. Toen ik via de website van Fokke en Sukke de Cutiesite ontdekte zag ik daar het leuke stripje Deathboy, door Floor de Goede. Ik dacht direct met een vrouw te maken te hebben, maar niets bleek minder waar. Nadat ik mezelf een flinke ros met het toetsenbord had verkocht kon ik Floor mijn vragen voorleggen. Een interview met een leuk striptalent.

~

Floor, ook wel Flo genaamd, is een 23-jarige striptekenaar uit Amsterdam. Vanaf z’n tweede begonnen met tekenen en nooit meer opgehouden. Vorig jaar heeft Flo zijn studie multimedia vormgeven succesvol afgemaakt en werkt sindsdien als freelance tekenaar. Hij publiceert elke maand in MYX met zijn autobiografische strip FLO. Ook verschijnt FLO in de tweemaandelijkse Expreszo. Samen met 3 andere collega-tekenaars maakt hij elke week een nieuwe editie van het online magazine for girls CUTIE. Daarnaast heeft hij diverse illustratie- (Haarlems Dagblad, BNN, Concertgebouw) en animatie-opdrachten (VPRO) gehad.

Wat heeft je aangetrokken om strips te gaan tekenen?
Het was voor mij een manier om mijn emoties te uiten. Een uitlaatklep. Vandaar dat mijn strips voornamelijk autobiografisch zijn.

~

Bij het zien van het stripje Deathboy viel me op dat je al een behoorlijk eigen stijl heb weten te ontwikkelen. Hoe zou jij je eigen werk omschrijven?
Grappig dat je alleen Deathboy hebt gezien, dat was namelijk een eenmalige strip, een soort tribute aan Tim Burton (waar ik erg fan van ben). Flo is wel geheel mijn stijl. Vroeger tekende ik nogal ‘Disney-achtig’, semi-realistisch om het zo maar even te noemen. Die stijl bleek uiteindelijk niet te werken met de verhalen die ik wilde vertellen, dus heb ik m’n stijl versimpeld, en zo is de zogenaamde ‘Flo-stijl’ ontwikkeld.

Ik heb begrepen dat je een tijdje voor de Disney Studio’s hebt willen werken. Kun je daar iets over vertellen, en hoe heeft dat jouw verdere carrière beïnvloed?
Toen ik nog jong(er) was, was ik enorm fan van Disney… ik tekende veel na, keek de films honderden keren en mijn ultieme droom was om in Amerika de Disney-studio’s te bezoeken en er te gaan werken. Toen ik in 1995 ook daadwerkelijk de Disney-studio’s in L.A. bezocht viel alles zwaar tegen: het was één grote fabriek, geen persoonlijkheid, niks. Toen ben ik m’n eigen stijl gaan ontwikkelen en meer persoonlijke strips en illustraties gaan maken. Alleen bij m’n animaties maak ik nog wel eens gebruik van m’n Disney-invloeden, maar dat komt omdat ik de films toch stiekem wel leuk vind… en dan bedoel ik alleen de animatie.

Strips, verhalen en cartoons zijn er natuurlijk in alle soorten en maten, geuren en kleuren. Wat voor strips waardeer jezelf het meest?
Ik ben zelf niet echt een striplezer, meer een filmkijker. Maar ik kan autobiografische strips erg waarderen. Dat komt misschien ook omdat ik ze zelf maak. En natuurlijk lees ik vaak de strips van mijn Nederlandse collega’s.

~

Het lijkt wel alsof het stripverhaal de laatste jaren in Nederland een beetje in het verdomhoekje dreigt te raken. De boekwinkels verkopen steeds minder titels, en op Myx en Donald Duck na zijn er weinig striptijdschriften voor een breed publiek. Heb jij hier een verklaring voor, en zie je dat nog veranderen?
Nieuwe tijden, nieuwe generatie, nieuwe techniek. Nieuwe media als tv, internet, games scoren veel beter tegenwoordig dan een stripboek, denk ik. Ik merk dat veel mensen blijven hangen aan de oude strips, zoals Suske en Wiske, Lucky Luke of Kuifje. De nieuwe strips en hun makers blijven uit de media-aandacht, terwijl dat tegenwoordig juist erg belangrijk is. Niemand kent de nieuwe generatie stripmakers. Daar moet wel verandering in komen, en volgens mij gebeurt dat ook wel, maar het moet zich aanpassen aan deze tijd. Het is dus goed om op internet te publiceren, zoals weet-ik-hoeveel tekenaars dat wel niet doen. Eigenlijk zouden de media net zoveel aandacht aan stripmakers moeten geven als ze bij de schrijvers van boeken doen. Onze tijd komt binnenkort…

Net als games lijkt het er soms op alsof de stripwereld een beetje een mannenwereld is. Wat denk jij dat hier de reden van is? Zijn strips een mannending?
Nou, ik als man (er is vaak verwarring door mijn naam) merk dat je als vrouwelijke striptekenares vaak meer aandacht krijgt, juist omdat er zo veel mannelijke tekenaars zijn. Maar om sowieso door te breken hier in Nederland moet je een regelmatig gepubliceerde strip of cartoon hebben, die veel mensen kunnen bereiken. Naamsbekendheid is al het halve werk. Die probeer ik nu op te bouwen.

Nederland kent natuurlijk ontelbare aspirant-striptekenaars. Wat voor tips kun jij ze meegeven?
Pfff… Door te blijven tekenen – overal. Ook al doe je een opleiding die niet zoveel hiermee te maken heeft: verwerk het erin. Als je er plezier in hebt en je wilt er je vak van maken, geef dan niet op en blijf doorgaan.