kortweg
Boeken / Poezie

‘Dat de waarheid ontmoedigt, is veel minder bekend.’

recensie: Anton Kortweg - Het leven deugt niet. Althans op onderdelen
kortweg

Sinds 1971 publiceerde dichter Anton Korteweg dertien bundels. Nu is hij oud genoeg (1944) om vier keer gebloemleesd te kunnen hebben. En dat is nog buiten zijn verzamelbundel van 2015 gerekend. Zijn laatste bundel Het leven deugt niet. Althans op onderdelen lijkt een nawoord.    

Vrijwel al zijn werk is frivool gewapend met ironie, nogal vaak van de wat makkelijke soort. Dit wapen blijkt op leeftijd niet altijd meer toepasbaar en vertoont de scheurtjes van ongemakken die niet met zich laten spotten. Sommige gedichten in zijn bundel liggen op of iets voorbij de pijngrens.

Ongemakken

In het gedicht ‘Overal aan gedacht’ worden ‘ontijdig geëindigde varkens’ geruimd, wordt in publieke hallen eens in de week gezamenlijk gesmuld, ‘ook tijdens de kerstdagen’, en kan men, zo nodig, door een radioloog van een ballenbeschermer voorzien worden. Mooi, al die zorg. Zijn conclusie is dan ook: ‘het leven deugt. Althans op onderdelen.’ Kortwegs ironie heeft er indirect altijd al op geduid dat ongemakken zo ongeveer de dienst uitmaken.

De bundel kent drie onderdelen. Het eerste deel ‘Het ergst komt aan het begin’, zijn weemoedige herinneringen aan de jongensjaren van de dichter, en opent met ‘Het ergst’:

Je moeder heeft zich achter je gesloten.
Het huis is dicht. Je komt er nooit meer in.

Het een na ergst komt met het eind in zicht:
niets moois van vroeger raakt nog in je hoofd.
Geen aai over je bol, geen fluweelzacht konijn,
geen knuist in vaderhand, geen lange afscheidszwaai.

Vergeleken bij het gedicht ‘het eind’ en ‘je laatste adem’, wordt dat alles ‘een overkoombare kleinigheid’. Of is dat toch weer ironisch? Of tegelijk ironie en ook weer niet; ironie die met zichzelf in de knoop raakt?

Sjacherijnig

‘De stekels van de dag’, het tweede onderdeel, bestrijkt de moeizaamheid van de gevorderde leeftijd en draagt een misantropische teneur, die Korteweg ‘sjacherijnig’ zou noemen. De overgang naar het derde onderdeel is inhoudelijk vrijwel drempelloos. De betiteling ‘Even nog, en ik mag ook’ heeft geen verdere  uitleg nodig. Het motto van de bundel is een kwatrijn van Hölderlin dat veelzeggend ook de gemoedstoestand van Korteweg samenvat: ondanks alles heeft hij genoten, maar nu jeugd en hoogseizoen ver achter hem liggen, is hij er niet graag meer bij.

Gewoontjes

Korteweg is geen dichter van de eerste categorie, iets waar hij zich niet druk om lijkt te maken. Te vaak zijn zijn formuleringen, ironisch of niet, net even te weinig verrassend of origineel en daardoor wat gewoontjes.  Een gedicht is zelden af, bekent hij in een aantekening. Misschien door te weinig geduld om er wat meer op te broeden? Anders had hij vast in het gedicht ‘Zijn kop’ zijn ogen niet voor enkelvoud laten doorgaan.

Boeken / Fictie

Thriller en roman ineen

recensie: John Grisham - Het eiland

Meester-thrillerschrijver John Grisham heeft met zijn nieuwste boek Het eiland niet alleen een spannend boek geschreven. Het is tevens een roman met een mooi verhaal. De spanning wordt zorgvuldig opgebouwd en knettert niet uit ieder hoofdstuk.

Grisham is een begenadigd schrijver. Zijn schrijfstijl houdt je aan de bladzijden gekluisterd en zijn zinnen laten zich in sneltreinvaart lezen. Voor je het weet ben je weer een paar bladzijden verder en constateer je dat de tijd is omgevlogen. Dat kenmerkt een schrijver die een groot publiek weet aan te spreken.

Bijzondere boekwinkel

Dit nieuwe boek van Grisham, dat als genre de aanduiding ’thriller’ heeft meegekregen, leest eigenlijk als een heerlijk spannende roman. Het thriller-element openbaart zich vooral in de aanvang van het boek en de spanning wordt opgebouwd naarmate het einde nadert, totdat er een ontlading volgt. Als onderwerp heeft Grisham gekozen voor de wereld van bijzondere en waardevolle boeken.

Zoals van Grisham te verwachten is, duiken we hier de onderwereld in, waar boeken worden verhandeld die eigenlijk nooit te koop zouden mogen zijn. Om het verhaal beter te begrijpen legt Grisham uit hoe de boekenwereld in elkaar zit en hoe het komt dat Bay Books op Camino Island zo’n bijzondere boekwinkel is. De eigenaar Bruce Cable weet op innemende wijze zijn klanten aan zich te binden en schrijvers te lokken voor signeersessies. Cable heeft echter een bijzondere voorkeur voor vrouwelijke schrijvers. In de open relatie die hij met zijn levensgezellin heeft, passen escapades met andere dames. Toch houden de twee ook zielsveel van elkaar. Op deze manier heeft Grisham een thriller met een smeuïg randje geschreven.

Opwindende verhaallijnen

Het verhaal opent met de brute roof van vijf manuscripten van F. Scott Fitzgerald uit de Universiteit van Princeton. Ondanks dat de politie in de buurt is, weten de daders zich uit de voeten te maken.

Daarnaast volgt de lezer de verhaallijn over schrijfster Mercer Mann, die na een succesvol debuut kampt met een enorm writer’s block, en de relatie die ontstaat tussen haar en Bruce Cable. De spanning loopt hier op, omdat Mercer op een aparte missie is, terwijl de avances van Cable haar in tweestrijd brengen. De meesterverteller Grisham weet dit in een opwindend verhaal aan elkaar te schrijven, zonder de lezer de centrale verhaallijn over de manuscripten te laten vergeten.

Spannende roman

De boekwinkel van Cable is een prachtige winkel met veel aanzien. Dat het tevens als dekmantel dient voor het verhandelen van boeken die van een meer bijzondere afkomst zijn, heeft bijna niemand in de gaten. Toch weet Mercer in deze onderwereld door te dringen. De lezer kan zich hierdoor nog maar met een vraag bezighouden: wordt Cable hierdoor ontmaskerd voor de FBI?

Het eiland is een boek dat je zal verslinden en waarin je geniet van alle aspecten van het groot schrijverschap van Grisham. Het boek leest door zijn schrijfstijl makkelijk. De aspecten van een thriller zijn zeker voorhanden, maar de romanstijl is in dit geval de verpakking eromheen.

Boeken / Fictie

Klassieker in een nieuw jasje

recensie: Jean-Paul Sartre – De teerling is geworpen

Uitgeverij Meulenhoff brengt Sartre onder de aandacht met een nieuwe uitgave van De teerling is geworpen. Een korte roman over het hoofdthema van Sartres filosofie: vrijheid.

De Franse filosoof Jean-Paul Sartre (1905 – 1980) staat bekend als de grondlegger van het existentialisme. Deze filosofische stroming stelt het menselijke bestaan – de existentie – voorop. Ieder mens is vrij en draagt daarmee een individuele verantwoordelijkheid voor zijn eigen bestaan en handelen. In De teerling is geworpen laat Sartre op een ietwat tergende manier zien wat dit betekent.

Klein werk van een grote schrijver

Liefhebbers van de Franse filosoof kunnen blij zijn met de mooie nieuwe uitgave. De harde kaft, dikke bladzijden en redelijk grote letters zorgen voor een prettige leeservaring. En dat laat opnieuw zien dat Sartre naast filosoof een bekwaam schrijver was. De teerling is geworpen is vanaf de eerste scène spannend en dat blijft zo tijdens de rest van het bondige verhaal. In 1964 won Sartre de Nobelprijs voor Literatuur voor ‘de verreikende invloed die zijn werk heeft uitgeoefend op onze tijd’. Deze weigerde hij, uit angst – hoe kan het ook anders – zijn vrijheid te verliezen.

Vertroebeld zicht

Het verhaal gaat over Eva en Pierre, twee mensen die elkaar ontmoeten na hun dood. Ze zijn nog steeds dezelfde personen en wonen nog steeds in dezelfde stad, maar de levenden kunnen hen niet meer zien of horen, ze zijn toeschouwers geworden. ‘Het is verschrikkelijk om niets te kunnen doen’, verzucht Eva. Pas nu ze dood is, beseft Eva welke vrijheid ze voorheen had om wél iets te doen: de essentie van het leven, volgens Sartre. Maar precies dat heldere besef na de dood vervaagt wanneer Eva en Pierre nog één keer de kans krijgen om terug te gaan naar de wereld van de levenden. Andere zaken die tijdens hun dood zo banaal leken, krijgen hun zwaarte terug. Dat maakt het verhaal voor de lezer zo tergend. Je wil roepen: ‘Nee, blijf nadenken, gebruik je vrijheid!’ Maar tevergeefs.

Vrijheid in geworpenheid

Omdat Sartres filosofie bekend zal zijn bij nagenoeg elke lezer van deze klassieker is de loop van het verhaal vanaf het begin duidelijk. Maar dat maakt het niet minder aantrekkelijk om te lezen. Het is buitengewoon interessant te zien hoe een denker zijn diepgaande theorieën in een voor iedereen invoelbaar en meeslepend verhaal weet te gieten. De vraag blijft of we binnen de situatie waarin we geworpen zijn vrij kunnen zijn. De menselijke wilskracht staat immers niet op zichzelf, maar is altijd gesitueerd. Precies dat maakt het zo lastig. Sartre zegt niet voor niets dat we ‘gedoemd zijn tot vrijheid’.

Boeken / Achtergrond
special: De grote festivalavond van Wintertuinfestival 2017

Discussies over algoritmes

In een tijd waarin uitgevers experimenteren met big data en algoritmes, en het leesgedrag dankzij e-books gemonitord kan worden, rijst de vraag: ‘Is er nog een toekomst voor de vrije lezer?’ Het Wintertuinfestival probeert hier een antwoord op te vinden middels een uitgebreid programma met theater, debat en zelfs een fictieve rockdocumentaire.

Het Wintertuinfestival is een week lang durend festijn in november en vindt plaats in Nijmegen. Op de woensdag is er een kroegcollege, op donderdag een universiteitsprogramma, op vrijdag een presentatie van nieuwe talenten en op zondag een boekpresentatie.

8WEEKLY bezoekt op zaterdag de grote festivalavond in poppodium Doornroosje. Er zijn lezingen en interviews met onder meer Adriaan van Dis, Nina Polak, Erik Jan Harmens, Franca Treur en Kamagurka. Festivaldirecteur Frank Tazelaar opent de avond met de aankondiging van het thema: ‘Vanavond vieren we de vrije lezer!’

Jasper Henderson in gesprek met Adriaan van Dis. Foto: Studio Schulte Schultz.

Lezen in tijden van algoritmes

Het thema is uiterst actueel gekozen. De twee grote uitgeefconcerns VBK (van onder meer Atlas Contact) en WPG (onder andere De Bezige Bij) raakten het afgelopen jaar allebei in opspraak vanwege experimenten met algoritmes en big data. Hierbij komt de nadruk sterk op het voorspellen van verkoopsuccessen te liggen. Het resultaat is dat er bijna geen ruimte meer is voor financiële risico’s, zoals het uitgeven van debutanten en poëzie.

Hoewel het thema interessant is, geeft het festival er helaas een deprimerende twist aan. Tijdens de zaterdagavond wordt er een behoorlijk dystopisch beeld over de toekomst van de vrije lezer geschetst. De vraag die het meest gesteld wordt, is: ‘Maakt u zich zorgen over de toekomst?’

Adriaan van Dis, in de Rode Zaal geïnterviewd door redacteur Jasper Henderson, reageert heel nuchter: ‘Er wordt al sinds Aristoteles geklaagd over de jeugd en lezen hoort nu eenmaal bij een klein clubje. Men koopt minder boeken tegenwoordig, ikzelf ook.’ De zorg van Henderson dat we te veel gestuurd worden door webshops die ons boeken adviseren (‘Anderen lazen ook…’) weet Van Dis ook te relativeren. Een halve eeuw geleden werd het publiek immers ook al beïnvloed door radioprogramma’s die boeken aanraadden.

Nikki Dekker in gesprek met Jet Steinz en Toef Jaeger. Foto: Studio Schulte Schultz.

Gevaren voor de vrije lezer

In een andere zaal worden Jet Steinz (auteur en commentator van de Bestseller 60 in de Volkskrant) en Toef Jaeger (redacteur bij NRC Handelsblad) geïnterviewd door radiomaker Nikki Dekker. Het gesprek verloopt in eerste instantie hetzelfde als eerder bij Adriaan van Dis. De grote concerns komen ter sprake, maar persoonlijk hebben ook Steinz en Jaeger niet het gevoel dat de vrije lezer in het geding is. Ze voelen zichzelf vrij om te kiezen wat ze lezen.

Maar wanneer Dekker doorvraagt, blijken ze toch beiden wel gevaren te zien. Steinz vreest voor de afleiding van internet en sociale media, die ervoor zorgen dat mensen minder boeken gaan lezen. Jaeger ziet gevaren in de plannen van VBK, omdat die het uitgeefbeleid kunnen gaan bepalen. Hierdoor kan er minder ruimte voor creativiteit en literaire experimenten ontstaan.

Fata Nirvana

Fata Nirvana. Foto: Studio Schulte Schultz.

Originele performances

Op het Wintertuinfestival staat ieder jaar een divers programma met lezingen en interviews, maar er is ook ruimte voor performances. In de Loading Dock van Doornroosje worden normaal gesproken de bussen van de artiesten uitgeladen, maar vanavond vindt hier een zeer betoverende voorstelling plaats. Corinne Heyrman maakte haar performance speciaal voor deze laad- en losruimte. In deze koude, kale ruimte vertelt ze over een vrouw die op zoek gaat naar haar donorvader.

De locatie, de kou en de rekwisieten geven een absurde indruk, maar tegelijk is het verhaal dat ze vertelt heel menselijk en puur. Een prachtig contrast. De link met het festivalthema is niet geheel duidelijk, maar de performance vormt wel een fijne tegenhanger van de deprimerende gesprekken die binnen in Doornroosje plaatsvinden.

De Paarse Zaal wordt afgesloten met een fictieve rockdocumentaire over de band Fata Nirvana. Deze ‘documentaire’ wordt live uitgevoerd door Koen Frijns, Gerjon Gijsbers en Marc van der Holst. Ze vertellen over de opkomst en neergang van de band die ‘anti-kubistische’ liedjes schrijft, zoals ‘Picasso you’re an asshole’ en ‘Mother please don’t cry, it makes your face look weird’. Een geweldige, absurde voorstelling waarin een originele persiflage wordt gegeven op het verhaal van veel rockbands.

Angst voor het onbekende

Het thema is een interessante keuze en de afzonderlijke programma’s zijn de moeite waard, maar doordat de discussies op elkaar lijken ervaar je als bezoeker een constante déjà vu. Daarnaast wordt er voor de eigen parochie gepreekt, omdat een belangrijke speler in de discussie, de eerdergenoemde uitgeefconcerns, ontbreekt. De vrije lezer wordt niet gevierd, maar moderne technieken worden gevreesd. Het is jammer dat er op de zaterdagavond van het Wintertuinfestival weinig aandacht is voor een positieve invalshoek, voor de mogelijkheden die de digitale revolutie kan bieden.

8WEEKLY bezocht op het Wintertuinfestival op 25 november in het Doornroosje te Nijmegen.

WeerZien, de pont, tilburg, anish kapoor
Kunst / Expo binnenland

WeerZien

recensie: WeerZien - Museum De Pont
WeerZien, de pont, tilburg, anish kapoor

“O, kijk achter je!”, riep iemand enthousiast. De een stond te kijken naar U.M. (1994-’95) van de Vlaamse kunstenaar Thierry De Cordier en wilde de ander wijzen op a, a, a, … (1989-’92) van dezelfde kunstenaar.

Beide beeldhouwwerken zijn momenteel te zien op de tentoonstelling WeerZien in Museum De Pont in Tilburg. Een museum dat doorgaat als het meest Belgische van de Nederlandse musea, al 25 jaar. En dat is iets wat ook nu weer opvalt. De Pont introduceerde onder meer werk van kunstenaars als Berline De Bryckere en Luc Tuymans in Nederland. Ze zijn nu, 25 jaar later, weer terug en dat is een vreugdevol weerzien.

Van De Bryckere zijn, in de nabijheid van de twee genoemde werken van De Cordier, de potloodaquarellen Het hart uitgerukt (1997-’98) te zien. Een ascetisch stukje, met verder Catherina’s Room (2001) van Bill Viola, in de voormalige wolspinnerij die dankzij een groot legaat van jurist en ondernemer Jan de Pont, onder de directie van Hendrik Driessen, met zijn team kon worden ingevuld als museum van hedendaagse beeldende kunst.

U.M., museum de pont, tilburg, weerzien,Thierry De Cordier

U.M. (Paal), 1994-1995, Thierry de Cordier, collectie De Pont museum, Tilburg. Foto: Peter Cox.

Monumentaal

Niet alles is ascetisch, maar veel is wel monumentaal. Met name de grote hal vraagt er om. Dit geldt bijvoorbeeld voor de Grosse Geistern (1996-2000) van Thomas Schütte; zes Michelinmannetjes van gepolijst aluminium (die al in 1998 in De Pont waren te zien) en een groot deel van de ruimte vullen. Of voor het in 1992 speciaal voor de hal gemaakte Glas/Staal/Beton van Gerhard Merz, dat nu ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan opnieuw is geïnstalleerd.

In de intiemere wolhokken terzijde van de hal valt ook veel moois te zien. Soms hangen er touwen voor, zodat je er niet in kunt, behalve bij Richard Serra’s Gutter Splash Two Corner Cast (1992), dat op zichzelf al imponerend genoeg is en het betreden van het hok tegenhoudt. Serra maakte het destijds voor de openingstentoonstelling. Het werk bestaat uit twee stapels van drie uit lood gegoten hoeken.

sky mirror, anish kapoor, museum de pont, weerzien, tilburg

Sky Mirror (for Hendrik), 2017, Anish Kapoor, collectie De Pont museum, Tilburg. Foto:

Niet vergeten

Vergeet vooral niet de installatie Menschlich (1994) achter het restaurant te bekijken. Een installatie die bestaat uit 1200 portretfoto’s van slachtoffers en daders van en uit de Tweede Wereldoorlog, waaruit in negen van de tien gevallen niet duidelijk is wie goed en kwaad was. Het zijn soms Kafka-achtige, grote ogen die je aankijken, je het werk intrekken en je als het ware bevragen. Jammer is dat videogeluiden van even verderop doordringen.

Vergeet ook niet bij binnenkomst en/of bij het verlaten van het gebouw de speciaal voor de jarige Pont gemaakte sculptuur van Anish Kapoor te bekijken. Sky Mirror (for Hendrik) heet het. Zes meter hoog roestvrij staal waarin de hemel wordt weerspiegeld, behalve op mistige dagen, wanneer er condenswater op het staal zit. De sculptuur is neergezet in een watertuin, ontworpen door Sophie Walker. Het is het eerste werk van Kapoor in de Nederlandse publieke ruimte. Het museum had al vanaf 2012 Vertigo (2008) in de collectie, een al even indrukwekkend werk bestaande uit een licht gebogen, spiegelend vlak dat alles op z’n kop toont. Ook nu valt het te zien.

De Pont heeft met Sky Mirror een mooi ‘cadeau’ gekregen en geeft het publiek op haar beurt met de tentoonstelling WeerZien ook een geweldig, origineel cadeau. In 25 jaar is De Pont immers vanuit het niets uitgegroeid tot een museum met een collectie en tijdelijke tentoonstellingen die je als liefhebber van hedendaagse kunst niet mag missen.

Kleine afbeelding onderaan: Sky Mirror (for Hendrik), 2017, Anish Kapoor, collectie De Pont museum, Tilburg. Foto: Peter Cox.

mathijsen
Boeken / Fictie

De derde van Mathijsen

recensie: Alma Mathijsen - Vergeet de meisjes
mathijsen

‘Een keer trek je de conclusie: vriendschap is een illusie’. De beroemde regel uit de Nederlandse popmuziek zou het glasheldere motto van Vergeet de meisjes kunnen zijn. Alma Mathijsen schrijft in haar derde roman over een merkwaardige en ongelijke verhouding die voor vriendschap door zou moeten gaan.

Dat levert een boeiende geschiedenis op, vooral omdat de schrijfster met een meesterlijke beweging de situatie naar haar hand zet: ze laat het verhaal optekenen door een toeschouwer: een buitenstaander die zich vergaapt aan de vreemde verwikkelingen. Deze Amerikaanse journalist, Fields genaamd, is in Nederland om de inmiddels wereldberoemde auteur Iris Kouwenaar te interviewen. Hij wordt aanvankelijk op afstand gehouden door Iris’ huisgenote Kay en belandt bij toeval in de kledingkast in de slaapkamer waar de zieke Iris het bed houdt. Door een kier in de deur ziet hij hoe de twee vrouwen zich tot elkaar verhouden en krijgt hij langzamerhand door hoe hun opmerkelijke relatie in elkaar steekt.

Onvrijwillig

‘Ik hield van mijn rol als observator, waarin ik alles mocht registreren maar niets zelf hoefde mee te maken’, verklaart de toekijkende Fields zijn passieve houding. Hij is geen fan van de boeken van Iris Kouwenaar, maar heeft nu eenmaal de opdracht uit te zoeken waarom de succesvolle schrijfster geen letter meer op papier krijgt. In de nogal kluchtige situatie krijgt hij zicht op de relatie tussen de vrouwen: Iris ligt ziek op bed, tot niets in staat, en Kay verleent de ultieme mantelzorg. Al in het eerste begin, terwijl Fields nog moet wennen aan zijn peeping tom-positie, wordt duidelijk hoe geforceerd omzichtig de dames met elkaar omgaan.

Mathijsen zet met deze bizarre constructie een dijk van een verhaal neer. Ze laat de lezer meegluren en houdt lang vast aan het ongemak en de onzekerheid die ze zelf in het leven heeft geroepen. Iris weet Kay aan zich te binden door haar ziekte, terwijl Kay zich ten doel stelt de twee-eenheid van de buitenwereld af te schermen en zo volmaakt mogelijk vorm te geven. Dat ze daarbij een vorm van onvrijwilligheid oplegt – mede door het gerommel met Iris’ medicatie – is haar om het even.

Verdwijnen

Toch is Iris in deze min of meer gedwongen ‘vriendschapsliefde’ ook medeplichtig. Ze lijkt goed te gedijen in de zorg van Kay en is ook afhankelijk van haar steun. Door het elkaar vertellen van verhalen wordt de verstandhouding in balans gehouden. Verhalen over de overbodigheid van mannen in een Koreaanse vissersgemeenschap, en over het vermommen van ongewenste dochters als man in de Afghaanse cultuur. Het zijn verhalen die wijzen op de kracht van de vrouw en de uiteindelijke nutteloosheid van de man. Iris en Kay creëren een beschermde wereld voor elkaar, een plek waarin ze samen kunnen verdwijnen.

Verdwijnen is het grote thema in Vergeet de meisjes. Iris verdwijnt in haar onzelfstandigheid, zonder Kay kan ze niet functioneren. Kay verdwijnt in haar obsessie om Iris koste wat het kost voor zichzelf te houden. Fields verdwijnt letterlijk in de kast en moet zich steeds vaker verbergen om Iris te kunnen blijven volgen. Het wachten is op de grote doorbraak naar een opening die door Mathijsen allereerst als metafoor wordt gepresenteerd. Als in de tuin een boom sneuvelt en door het slaapkamerraam naar binnen stort, komen de verwikkelingen in een stroomversnelling en is de apotheose daar.

Dat belangeloze liefde een illusie is, wordt door de schrijfster fijnzinnig uit de doeken gedaan. Ze onderzoekt op originele wijze hoe onderwerping en jaloezie uiteindelijk leiden tot een explosieve situatie, waaruit alleen maar verliezers tevoorschijn komen. Vergeet de meisjes is verrassend goed geschreven en terecht genomineerd voor de BNG Bank Literatuurprijs 2017. Die prijs kan Mathijsen eigenlijk niet ontgaan.

Paul Delvaux - De Droom, 1935 olieverf op doek 151 x 176 cm. © Fondation Paul Delvaux , Sint-Idesbald/Belgium, c/o Pictoright Amsterdam 2017
Kunst / Expo binnenland

Twee zielen in één mens

recensie: Paul Delvaux. Meester van de droom
Paul Delvaux - De Droom, 1935 olieverf op doek 151 x 176 cm. © Fondation Paul Delvaux , Sint-Idesbald/Belgium, c/o Pictoright Amsterdam 2017

Ruim veertig jaar geleden was de laatste overzichtstentoonstelling te zien van de Belgische kunstenaar Paul Delvaux (1897-1994). In Rotterdam, in Museum Boijmans Van Beuningen. Voor veel mensen zal de expositie in de 25-jarige Kunsthal, ook in Rotterdam, dan ook een eerste kennismaking zijn.

In de tussentijd verschenen enkele romans die geënt zijn op zijn werk: Het groen van Delvaux (1996) van Willem Brakman en Dossier Delvaux (1997) van Koen Vergeer. Brakman heeft het over de mens met twee zielen, ‘een die naar buiten kijkt (…), en een die naar binnen kijkt.’ Je herkent het op een doek als Le Rêve: twee vrouwen, een met de ogen open en een met de ogen dicht. Of op het in Oost-Indische inkt en aquarel geschilderde Les Deux Amies (De twee vriendinnen): een vrouw met blond haar en gesloten ogen en een vrouw met donker haar en open ogen. Zoals Paul Éluard het in een gedicht voor Delvaux verwoordde: ‘Het oog bloot in de open plek van het wachten.’

Paul Delvaux - De vriendinnen, 1940, Oost-Indische inkt, gewassen, op papier, 40 x 55 cm. © Fondation Paul Delvaux, Sint-Idesbald/Belgium, c/o Pictoright Amsterdam 2017.

Paul Delvaux – De vriendinnen, 1940, Oost-Indische inkt, gewassen, op papier, 40 x 55 cm.
© Fondation Paul Delvaux, Sint-Idesbald/Belgium, c/o Pictoright Amsterdam 2017.

Psychologische duiding

De tentoonstelling heeft als ondertitel ‘Meester van de droom’. Al lopend door de zalen in Rotterdam valt dit aspect, waardoor Delvaux min of meer bekend is, inderdaad op, al heeft hij altijd geweigerd zichzelf als surrealist te zien. Hij noemde zichzelf liever ’poëtisch realist’.
Wat een beetje stoort, is de sterk psychologisch getinte interpretatie van Delvaux’ werk die in de Kunsthal over de bezoeker wordt uitgestort. En dat terwijl het de bedoeling van de Kunsthal is om door de keuze van de getoonde kunstwerken, grotendeels afkomstig uit de privécollectie van Pierre en Nicole Ghêne-Rham, het bestaande beeld van Delvaux als zogenaamde surrealist wat te nuanceren.
Natuurlijk, vanuit de psychologische optiek zal de prachtige Maternité ongetwijfeld een ideaalbeeld voorstellen: een prachtig portret van een vrouw met een kind op schoot in tedere pastelkleuren. Maar het is méér. Een klassiek portret waarin het ook niet moeilijk is Maria met kind te zien bijvoorbeeld; vanaf 1950 schilderde Delvaux immers ook enkele religieuze taferelen. Hier valt dit nog makkelijk te duiden, maar dat geldt lang niet voor alles.

Paul Delvaux - Het bouwvallige paleis, 1935 - olieverf op doek, 70 x 90 cm. © Fondation Paul Delvaux, Sint-Idesbald/Belgium, c/o Pictoright Amsterdam 2017.

Paul Delvaux – Het bouwvallige paleis, 1935 – olieverf op doek, 70 x 90 cm.
© Fondation Paul Delvaux, Sint-Idesbald/Belgium, c/o Pictoright Amsterdam 2017.

Verschillende motieven

Gelukkig is de manier waarop stilistische kenmerken en thema’s worden benoemd raak getroffen. Allereerst de voorliefde voor antieke motieven. Deze valt als een rode draad door al zijn werk terug te vinden. Maar let wel: op het schilderij Palais en ruines (Het bouwvallige paleis) verschijnen ook al, op de pui van het paleis, drie statische vrouwenfiguren die zo kenmerkend zijn voor het werk van de kunstenaar. Dáár haalde hij dus de mosterd onder meer vandaan: bij de kariatiden.

De tweede lijn die in Rotterdam wordt getrokken, is de invloed van expressionisten en van Modigliani. De echo van laatstgenoemde valt terug te vinden in de amandelvormige ogen op doeken uit zowel de jaren dertig als op La Terrasse (1979).
De indrukken die Delvaux opdoet tijdens zijn reizen naar Italië en Griekenland zijn sterk en blijven aanwezig in zijn latere werk. Hoewel het reizen an sich altijd al een geliefd thema is geweest. Aan het begin, in de jaren twintig, meer als teken van de moderne vooruitgang.

Aanvullingen

Een mooie aanvulling op de tentoonstelling vormen niet alleen de vragen bij de zaalteksten waarmee kinderen aan de slag kunnen, maar ook twee films. Hiervan is Le monde de Paul Delvaux van Henri Storck (1944-’45) eigenlijk een cinematografisch gedicht en als zodanig een tegenhanger van het gedicht van Éluard of de romans van Brakman en Vergeer.
De film voert je in een wereld die niet op het eerste gezicht te doorgronden valt, maar waaraan een psychologische duiding misschien minder toevoegt dan de samenstellers van de tentoonstelling dachten. Kijken, nog eens kijken en op je in laten werken, daar gaat het om. En dat mag best meer dan eens in de veertig jaar.

__________________________________

* Credits voor de afbeelding boven dit artikel:
Paul Delvaux – De Droom, 1935 olieverf op doek 151 x 176 cm.

© Fondation Paul Delvaux , Sint-Idesbald/Belgium, c/o Pictoright Amsterdam 2017
Blues Update 6
Muziek / Album

De zesde blues update is Nederblues

recensie: Blues update – volume 6
Blues Update 6

In deze zesde editie voor fraai blueswerk uit ons eigen land. Van een gelauwerde band gaan we naar het tweede album van een belofte en als afsluiter presenteren we een kort album dat feitelijk een EP is.

Drie blues-nieuwtjes van eigen bodem sieren deze versie van de Blues-update. We hebben het niet over de minste bijdragen aan de Nederblues dit jaar. Drie albums die het luisteren meer dan waard zijn en die hoge ogen gooien in een bluesoverzicht van het jaar.

Solo of toch bandalbum? Richard van Bergen & Rootbag

Richard van Bergen maakt van oudsher deel uit van Shiner Twins. Officieel bestaat het duo met Jack Hustinx nog steeds. Met Walk On In heeft van Bergen samen met zijn band Rootbag nu het tweede soloalbum gemaakt. Of is het toch een bandalbum? Rootbag bestaat naast van Bergen zelf uit Roelof Klijn op bas en Jody van Ooijen op drums. Van Ooijen kennen we natuurlijk ook van de band waarmee Shiner Twins regelmatig op de planken stond.

Walk On In bevat een dozijn composities, waarvan van Bergen er elf op zijn naam heeft. Alleen ‘I’m Willin’’ is een traditional die het dozijn compleet maakt. Wat het album het meest bijzonder maakt, is dat van Bergen met zijn band in het twaalftal aan composities geen moment verveelt. Het is geen standaard bluesalbum dat zich vooral bedient van één stijl. Van Bergen weet iedere uithoek van de blues te betreden en zo geen moment te vervelen. Je blijft er met de aandacht bij. Nooit is er een moment dat je denkt: “maar dat heb ik een paar nummers geleden toch ook gehoord?”. Richard van Bergen laat je met Rootbag werkelijk iedere minuut van het album tot je nemen.

 

Het wachten is beloond: Leif de Leeuw Band

Leif de Leeuw Band komt met Until Better Times met een plaat die de nodige aandacht zal vragen. Het eerste album Leelah uit 2015 riep de belofte op voor de toekomst. Een bluesalbum met een vrouwenstem valt altijd wel op. Met zangeres Britt Jansen heeft oprichter en voorman van de band Leif de Leeuw een ijzersterke troef handen. Naast haar stembanden zet Jansen op dit album tevens de gitaar in.

Het materiaal van Leif de Leeuw Band is voornamelijk uit het stevige blueswerk gesneden. Zelfs ‘Mr. Hangman’, dat in aanvang een ballad lijkt, blijkt een pittige song te zijn; niet alleen qua tekst, maar ook de muzikale invulling schakelt al snel naar de stevige blues. De stem van Jansen heeft een fijne ruwe kant, die in dit songmateriaal prima tot haar recht komt.

Voor een echte ballad moeten we wachten tot de afsluiter van het album. ‘Dysphoria’ is het nummer dat de volledige rust laat klinken als het album haar einde heeft bereikt. Leif de Leeuw Band zal vooral de bluesliefhebber bekoren die houdt van blues in een hoge versnelling met een scherpe gitaarklank. Je hebt wel enig uithoudingsvermogen nodig tot het rustpunt op het einde, dat een welkome en stijlvolle afsluiter vormt van dit tweede album van de band.

 

Afwisselend kort album: John F Klaver Band

John F Klaver Band tapt uit een duidelijk ander vaatje dan de hiervoor besproken band. De stevige en rustige composities wisselen elkaar op dit album af. Datzelfde geldt voor de stemmen van voorman John F Klaver en de damesvocalen van Nicole Verouden. Verouden beschikt van deze twee vocalisten overigens, zoals te verwachten valt, over de meer zoetgevooisde stem. De blues van John F Klaver Band leunt dichter naar de pop dan die van Leif de Leeuw Band. De muziek van het album Catch The Morning Sun kan daarmee een groter publiek aanspreken.

In het titelnummer horen we referenties naar Rory Gallagher, maar ook naar Dire Straits’ ‘Money For Nothing’, als we terugdenken aan de wat holle gitaarklank die kenmerkend is voor het geluid van die single. Het grootste minpunt van dit album is dat het met zeven nummers zo kort is; feitelijk is het een EP, die bij de afsluiter ‘Shelter’ smaakt naar veel meer. Een volle lengte van een echt album was helemaal niet erg geweest om met volle teugen van John F Klaver en de zijnen te kunnen genieten. We zullen het tot een volgende release met deze EP moeten doen, vrees ik. Dan maar de repeat-knop aan om de lengte te halen: vervelen doet het immers niet snel.

Boeken / Fictie

Een sterke Amerikaanse vrouw in oorlogstijd

recensie: Jennifer Egan - Manhattan Beach

Terwijl Europa in de jaren veertig van de vorige eeuw veranderde in een slagveld, zag de wereld er aan de andere kant van de oceaan heel anders uit. De Verenigde Staten namen wel deel aan de Tweede Wereldoorlog, maar die vond voor hen in het buitenland plaats. In het New York van die tijd ontstonden kansen voor vrouwen, omdat de mannen overzees waren. Daarnaast probeerde de maffia een slaatje te slaan uit de drooglegging. Jennifer Egan schreef de levendige roman Manhattan Beach over deze tijd.

Jennifer Egan won in 2010 de prestigieuze Pulitzer Price voor haar experimentele roman Een bezoek van de knokploeg. Manhattan Beach is opvallend traditioneler geschreven. Het verhaal draait om Anna, een jonge vrouw die met haar moeder en gehandicapte zusje in New York woont. Haar vader is jaren geleden spoorloos verdwenen. Ze gaan ervan uit dat hij is overleden.

Kansen voor vrouwen

Omdat de Tweede Wereldoorlog gaande is, zijn er werkplekken voor vrouwen beschikbaar gekomen op de marinewerf. Anna meet samen met andere – meestal gehuwde – vrouwen het gewicht van machineonderdelen. Een vrij monotone handeling die Anna dan ook al snel gaat vervelen. Tijdens een van haar lunchpauzes ziet ze voor het eerst een duiker. Ze krijgt direct het gevoel dat zij ook wil ervaren hoe het is om te duiken en besluit zich aan te melden als vrijwilliger.

Haar eerste baantje was nog wel acceptabel voor vrouwen, maar bij haar aanmelding voor de duikopleiding stuit ze op grote weerstand. Duiken in een pak van 90 kilo, dat is toch niks voor een vrouw? Ze laat zich hier niet door weerhouden en weet zich met hulp van haar huidige werkgever aan te melden. Anna ontwikkelt een grote passie voor het duikvak en ze bewijst zich door een van de beste duikers van haar team te worden.

De vader en de maffiabaas

Het verhaal van Anna is verweven met dat van twee mannen: haar vader Eddie Kerrigan en maffiabaas Dexter Styles. Als kind ging Anna vaak mee met haar vader als hij berichten moet overbrengen aan de belangrijke mannen in de stad. Tijdens een van die afspraken ontmoeten ze Dexter Styles. Hij verdient geld met illegale drankverkoop tijdens de Amerikaanse drooglegging.

In de periode dat Anna op de marinewerf werkt, komt ze Dexter weer tegen. Hij herkent haar niet en Anna maakt van dit gegeven gebruik om hem te leren kennen. Het blijft niet bij een ontmoeting – telkens weer wordt Anna naar Dexter toegetrokken. Ze heeft het vermoeden dat Dexter een rol heeft gespeeld in de verdwijning van haar vader. Anna probeert hem hierover uit te horen, met alle gevolgen van dien.

Een goed vrouwenboek

Anna Kerrigan is een ontzettend interessant personage. Tegen de tijdsgeest in probeert ze een zelfstandig leven te leiden, zonder afhankelijk te zijn van mannen. Ze heeft te maken met grenzen die de maatschappij haar opleggen, maar ze doorbreekt die en weet daardoor haar vrijheid te vinden.

Het bijzondere aan Manhattan Beach is dat allerlei facetten van haar vrouwelijkheid aan bod komen zonder dat het een stereotiep ‘vrouwenboek’ wordt. Anna krijgt te maken met vooroordelen zoals dat vrouwen zwak zouden zijn en niet mogen werken als ze eenmaal getrouwd zijn. Ook zaken als menstruatie en zwangerschap komen aan bod. Het boek wordt nergens te emotioneel of melodramatisch. Zulke boeken zouden vaker geschreven moeten worden.

De twee belangrijkste mannen in de roman, Dexter Styles en Eddie Kerrigan, laten een minder grote indruk achter. Er worden lange hoofdstukken geweid aan hun belevenissen, maar deze zijn minder interessant dan Anna’s verhaal. Anna is een sterk karakter die het beste probeert te maken van haar leven, terwijl Dexter en Eddie een leven leiden in de schaduw van de maatschappij en profiteren van de oorlog en crisis in het land. De belevenissen van de twee mannen voegen weinig toe aan het verhaal van Anna en halen daardoor de vaart uit de roman.

Geen spannend verhaal, wel een goed boek

Het verhaal van de verdwenen vader die mogelijk te maken heeft met de maffia lijkt op voorhand heel spannend, maar dat valt eigenlijk wat tegen. Er zit weinig suspense in het boek en de spanningsboog wordt halverwege al ingelost. Wanneer je verwacht met Manhattan Beach een thriller of misdaadroman te lezen kom je bedrogen uit. Jennifer Egan overtuigt echter door heel goed de tijdsgeest van Amerika in de jaren dertig en veertig neer te zetten met een geloofwaardige hoofdpersoon. Dat maakt het boek toch nog zeer de moeite waard.

Boeken / Fictie

832 pagina’s verveeldheid

recensie: Herman Brusselmans – Hij schreef te weinig boeken

Herman Brusselmans kàn schrijven: daar helpt geen lievemoederen aan. Alleen: als dat sfeervol bullshitten ruim 800 pagina’s in beslag neemt en bovendien nergens over gaat, dan slaat de verveling al snel toe. Want hoe vaak wil je lezen dat de schrijver een vlootje Duitse yoghurt opentrekt en naar binnen speelt? Toch geen (naar schatting) 30 keer?

Hij schreef te weinig boeken had evengoed Hij schreef te veel bladzijden kunnen heten: elke dag/nacht in deze roman speelt zich immers op quasi dezelfde manier af. Een toertje met de motor, gaan eten bij zijn ex-vrouw of een bevriend restauranthouder, vechten tegen de angsten en sigarettenverslaving, seks hebben met of zich opwinden over zijn nieuwe, jonge liefje, nespresso drinken, met een half oog naar films kijken, enzovoort. Je vraagt je af: op welk moment besliste Brusselmans om ruim 800 pagina’s vol te knallen met dit nietszeggende proza in plaats van zich te beperken tot 200 à 300 pagina’s? Want als lezer heb je er op den duur hoegenaamd niets meer aan.

Akkoord, het schrijfplezier spat van de pagina’s, maar zonder de kenmerkende humor van Brusselmans blijft er weinig leesplezier over. Hij past weliswaar zijn bekende surrealistische truken toe, maar helaas al te voorspelbaar en ongrappig: na enkele pagina’s autobiografische dagboeknotities volgt doorgaans een surrealistisch tafereel over één of ander ver familielid met een maf beroep die allerlei pijnlijk ongrappige avonturen beleeft.

Mongool

Of neem de ontmoeting met schrijfster Lize Spit, die meteen een nat onderbroekje krijgt (“maar dat was omdat er een lama in had gespuwd” – komaan). Dit gezegd zijnde nodigt het boek bij (al te schaarse) momenten wel uit om hardop te lachen, zoals wanneer hij zich backstage realiseert dat hij “enorm moet kakken”.

Choqueren kan hij ook nog, wanneer hij zich bijvoorbeeld in de eerste pagina’s al laat pijpen door een (minderjarig?) meisje met Down (“als ze je pijpen kwijlen ze heel je lul onder, en zo’n lul die druipt van het vette, gore speeksel van zo’n mongool, die geeft je een onprettig gevoel”). Maar het weegt allemaal niet op tegen die loodzware en voorspelbare monotonie, die alle leesplezier na de eerste 50 pagina of zo langzaam versmacht.

Echt boeien en venijnig prikken doet de roman bij nachte, wanneer de schrijver door zijn demonen en melancholie wordt bezocht en boeiende zinnen optekent als:

“Je hebt zo van die dagen waarop je, ofschoon je de doemdenker in persoon bent, meent: het is goed om op aarde te zijn.”

Of:

“Zwaarmoedig is misschien niet het juiste woord. In mezelf gekeerd zonder echt zin in te hebben.”

Verramsjt

Het probleem is dat Brusselmans na 75 boeken enigszins kritiekloos als monument wordt opgevoerd. Als hij dan een klepper van 832 pagina’s uitbrengt, bovendien pal op zijn 60e verjaardag, dan valt de term ‘magnum opus’ al snel (nog sneller dan de recensent het vuistdikke boek heeft kunnen uitlezen, zou je cynisch kunnen denken).

Over Star Wars: The Last Jedi zei een recensent dat in de film van 153 minuten een meesterwerk van 120 minuten verborgen zat. Met wat goede wil zou je van Hij schreef te weinig boeken kunnen zeggen dat in die vervelende, monotone pil van 832 pagina’s een erg amusante – of net aardedonkere – roman van pakweg 250 pagina’s schuilt.

Nogmaals: de man kan schrijven, maar wanneer het aan inhoud ontbreekt, wanneer de woede en machteloosheid van bijvoorbeeld De man die werk vond in geen velden en wegen meer valt te bekennen, en wanneer de schrijver op een bepaald moment peinzend schrijft ‘waarover zal ik het nu eens hebben?’, dan denk je: het is misschien toch niet helemaal onredelijk dat de man nog nooit een literaire prijs heeft gewonnen. Of dat zijn boeken zo snel verramsjt worden. Misschien moet hij gewoon eens zijn bést doen om dé Grote Vlaamse Roman te schrijven (zoals deze – hopelijk spottend – op de cover wordt bestempeld), in plaats van Woody Allen-gewijs met ijzeren regelmaat boeken te, nou ja, kakken.