Boeken / Strip

De wereld draait om de verkoop

recensie: Seth - Ventilatoren

“Als ik een beroep voor Simon moest bedenken, zou dat eerder zoiets als gedetineerde zijn.” In deze zin van een van de twee hoofdpersonen in Ventilatoren zit de hele dramatiek van dit literaire stripboek verscholen. Deze uitspraak van Abraham Matchcard over zijn broer Simon zegt namelijk net zoveel over hemzelf.

~

De opbouw van Ventilatoren is bijzonder voor een stripboek. Het eerste deel van het boek speelt zich af in de huidige tijd. De lezer volgt een dag uit het leven van de bejaarde Abraham Matchcard. We volgen hem bij zijn dagelijkse bezigheden. De oude man staat in de middag op, gaat in bad, warmt zijn kant-en-klaarmaaltijd op en leest wat in oude boeken van zijn broer. Onderhand vertelt hij over de opkomst en ondergang van het bedrijf van zijn vader, Clyde Ventilatoren (in de originele versie iets prozaïscher: Clyde Fans), en over zijn voormalig vak van vertegenwoordiger. Daarbij vertelt hij dat zijn broer ook geprobeerd heeft dat vak uit te oefenen, maar daarin verschrikkelijk mislukte, om zich vervolgens thuis op te sluiten om administratief werk te doen en briefkaarten met afbeeldingen van reuzengroenten te verzamelen.

Terug in de tijd

Wat er tijdens die verkooptocht precies mis is gegaan is te lezen in het tweede deel van het boek, dat in de jaren 50 speelt. Simon Matchcard wordt gevolgd op zijn eerste en enige reis als vertegenwoordiger. Hij is op van de zenuwen en bakt er niets van, tot hij vlucht en zich stort op de briefkaarten. Met deze opbouw zou het verhaal in een “gewone” roman vrijwel onuitlegbaar geweest zijn. Juist het visuele aspect van de strip maakt dat de enorme flashback goed te begrijpen is, doordat de omgeving anders is en de figuren jonger. Daarnaast zitten er allerlei details in de strip die uitleg geven of juist vragen oproepen, zoals een portret van de broers als twintigers met een derde jonge man: een broer?

Persoonlijke gevangenis

Het boek draait om hoe het bedrijf, en in wezen het verkopen van de ventilatoren, het leven van de twee broers heeft vormgegeven. Voor beide mannen is het verkopen in een persoonlijke gevangenis uitgelopen. In het geval van Simon een zelfverkozen opsluiting na zijn commerciële mislukking, in dat van Abraham veroorzaakt door omstandigheden, namelijk het verval van het bedrijf en de verzorging van Simon. Hoewel Abraham toegeeft: “De meeste mensen lijken hun best te doen om sleur te vermijden. Zo niet Simon en ik. We waren er aan verslingerd.” Ondanks de treurige stemming die het boek uitstraalt, lijkt Abraham het niet echt erg te vinden om alleen te zijn.

50’s stijl

Het tekenwerk van Ventilatoren sluit prachtig bij het verhaal aan. De auteur, Seth (pseudoniem van Gregory Gallant), is verslingerd aan de jaren 50 en dat is in het tekenwerk terug te vinden. De stijl is een van de “klare lijn”, met veel abstractie, en is verwant aan het werk van hedendaagse Franse striptekenaars als Dupuy en Berberian. De tekeningen zijn zwart-wit met blauw en grijs als steunkleur, wat in het eerste deel het verval van Abraham en Clyde Ventilatoren en in het tweede deel de treurige stemming van Simon goed ondersteunt.

Voer voor letterkundigen

Door de opbouw en thematiek is Ventilatoren een uitzonderlijk intrigerend en gelaagd boek, dat zelfs na meerdere lezingen nog boeit en vragen oproept. Het boek verdient eigenlijk beter dan de naam “strip”, omdat daar in Nederland nog altijd associaties aan kleven van vermaak voor kinderen. Ventilatoren is een aanrader voor echte literatuurliefhebbers en iedereen die flink is uitgekeken op Suske en Wiske.

Boeken / Fictie

Vanzelfsprekend, maar toch onvoorspelbaar

recensie: Het kwade amen

Korte verhalen die gebundeld verschijnen moeten volgens de uitgever vaak onder een overkoepelend thema passen. Aan het debuut van Jan Wijnen, Het kwade amen, heeft de achterflapschrijver het thema ‘verlies’ meegegeven: “De hoofdpersonen […] zijn allemaal ergens in hun leven iets kwijtgeraakt”. Dat is inderdaad zo: zelfbeheersing, zelfvertrouwen, een kind, een droom. Maar de verhalen van Wijnen lijden onder deze gemakkelijke thematiek. Er zit veel meer in.

Het kwade amen bestaat uit negen verhalen, waarvan er vijf eerder in tijdschriften verschenen. De kwaliteit van de verhalen wisselt, net als de toon. Dag Willem is een schrijnend, maar toch komisch verhaal over een dementerende vrouw die haar zoon niet meer herkent. In het uitgebeten Zoetigheid leven een man en een vrouw samen op het scherpst van de snede, vooral sinds hun dochter is overleden en het titelverhaal Het kwade amen vertelt luchtig over het weerzien tussen twee oude vrienden en een droom die alsnog in vervulling gaat. Komisch, droevig, bijtend, het staat allemaal door elkaar. Je kunt Het kwade amen beter niet in één ruk uit lezen.

Onverwachte wending

De bundel begint met het sterke De dertiende was een donderdag. De alcoholiste Maria en haar bewaker Bulan zijn op weg naar de begrafenis van het jongetje dat Maria heeft doodgereden. De trein heeft vertraging door een ongeval en Maria en Bulan raken aan de praat. Hij is een gevluchte Joegoslaaf die tijdelijk werk heeft in de alcoholkliniek van Maria. Bijna per ongeluk vraagt ze hem of hij gelukkig is in Nederland:

Bulan deed lang over zijn antwoord. Hij zei: ‘Je hebt her recht niet om gelukkig te zijn, als je vader vermoord is, je moeder verkracht, als je je land ontvlucht bent, omdat je er niet meer tegen kon. Tegen het doden. Tegen de kans gedood te worden. Maar toch…’
Hij haalde een foto uit zijn zak en legde die met een verlegen gebaar in haar schoot.
‘Maar toch…’ zei hij, ‘als u vraagt of ik gelukkig ben, dan zeg ik… dan zeg ik…ja. Het kan niet… het mag niet… maar ik zeg… al durf ik bijna niet… het is de goden verzoeken.’

~

Door de vertraging kunnen ze niet meer op tijd op de begrafenis komen. Ze stappen uit en Maria wil even alleen wandelen. Ze belooft hem dat ze niet weg zal lopen: als ze dat toch doet, weet ze, wordt Bulan ontslagen.
Je ziet het al van verre aankomen en je denkt: ze zal toch niet…? Ze zal Bulan toch niet opnieuw in het ongeluk storten door te ontsnappen en het op een zuipen te zetten? De wending dient zich aan: al wandelend begint ze te huilen, het moment van bezinning is nabij, ze zal niet weglopen. Maar dan, net op het moment dat je begint te geloven dat je initiële vermoedens onjuist waren, draait Wijnen de hele zaak weer om: het verhaal eindigt precies zoals je gevreesd had. Deze truc werkt bijzonder goed en Wijnen past hem verschillende keren toe. Steeds wanneer je vreest dat je precies weet hoe het afloopt, dient zich een wending aan, die echter alleen als afleidingsmanoeuvre dient. De rampspoed voltrekt zich, terwijl de lezer, op het verkeerde been gezet, blijft hopen.

Stijl

Ondanks de verrassing die veel van Wijnens verhalen toch weten te brengen, is niet elk verhaal even goed. Vaak zijn het kleine stilistische mankementen die de lezer beletten het verhaal helemaal in zich op te nemen. Het kwade amen leunt zwaar op dialogen, maar omdat deze rommelig op zijn geschreven is het lastig de draad te volgen. Zonder titel gaat over een verwarde man en Wijnen probeert je in zijn hoofd te laten kijken door het verhaal in ‘jij-perspectief’ te vertellen (Je kon beter opgenomen blijven. Zeiden ze. Maar je werd te lastig.). Op de een of andere manier komt dat echter niet helemaal uit de verf. ‘Je’ weet te goed wat er aan de hand is en daardoor zit de lezer niet in het hoofd van de gek, maar zweeft hij ergens boven zijn schouder. Ook het eerder genoemde De dertiende was een donderdag had (nog) beter gekund. Het is het enige verhaal uit de bundel dat in verleden tijd geschreven is, waardoor je merkt dat je op een afstand staat. Bij de andere verhalen is die barrière afwezig.

Van de negen verhalen zijn er echter maar vier die niet uit de verf komen. De overige vijf bevatten een soort vanzelfsprekendheid die vaak onder de algemene en nietszeggende term ‘realisme’ wordt geafficheerd. Wat is realisme? Dat het echt kan gebeuren? Dat het geloofwaardig overkomt? De vanzelfzprekendheid van Wijnens verhalen schuilt juist in de onafwendbaarheid van de gebeurtenissen. De alcoholiste Maria moet wel ontsnappen, Bennie, die ‘niet helemaal snik’ is, kan in het verhaal Pindakaas niet anders dan aan boord gaan van een zeilschip om samen met een pedofiele crimineel de Atlantische Oceaan over te varen.

Het kwade amen is kwantitatief misschien maar voor de helft gelukt, de vijf verhalen die blijven hangen, zijn ook echt goed. Alle puzzelstukjes vallen bij de ontknopingen op hun plaats, maar tegelijkertijd blijft er van alles open. Het mooiste aan deze verhalen is dat je achteraf niet kunt zeggen: “zie je wel, het loopt precies zoals ik gedacht had.” Wijnen bedekt zijn eigen voorspelbaarheid op een ingenieuze wijze met een laagje hoop.

Film / Films

De essentie van de filmkunst

recensie: Hero (Collector's Edition)

Het is het jaar 230 voor Christus en China bestaat nog uit zeven koninkrijken. De koning van Qin heeft zich ten doel gesteld al deze koninkrijken samen te smelten tot een groot rijk. Vanwege deze expansiedrift heeft hij veel vijanden, waarvan de belangrijkste zijn de schermmeesters Hemel (Donnie Yen), Gebroken Zwaard (Tony Leung), en Vliegende Sneeuw (Maggie Cheung). Op een dag arriveert er bij het paleis van de koning een strijder (Jet Li) die zich Naamloos noemt en beweert deze drie tegenstanders van Qin gedood te hebben. Aangezien dit door getuigen bevestigd kan worden, wordt hij toegelaten tot de koning. Hero (2002) van Yimou Zhang, nu eindelijk uit op dvd, gaat over deze legendarische strijder die onbedoeld de koning van al zijn zorgen afhielp.

~

Hero behoort tot het genre van de wuxia pian (letterlijk: heldhaftige strijder-film), niet te verwarren met bijvoorbeeld de kung fu-films uit Hong Kong die worden gekenmerkt door brute gevechten vol rauw en heftig geweld. De wuxia pian speelt zich af in een meer geïdealiseerde en mythische wereld, waarin legendarische helden uit een ver verleden op een gestileerde en uitgebalanceerde wijze hun tegenstanders bevechten. Het genre behoort al sinds de jaren ’20 tot de Chinese cinema en bereikte rond 1970 zijn voorlopige hoogtepunt met de elegante en gestileerde films van King Hu.

Met Ashes of Time (1994) van Kar-wai Wong en Crouching Tiger, Hidden Dragon (2001) van Ang Lee is het genre weer een nieuw leven begonnen. Yimou Zhang levert hier met Hero zijn eigen bijdrage aan en met succes: zelden werden zwaardgevechten zo magistraal en overdonderend in beeld gebracht. De prachtige cinematografie van Christopher Doyle en de muziek van Tan Dun creëren een kleurige, surreële wereld waarin legenden opnieuw tot leven komen. Op visueel gebied is Hero dan ook een absoluut hoogtepunt.

De essentie van de schermkunst

~

Zoals in vrijwel elke wuxia pian is de schermkunst in Hero meer dan een vechtsport: het vormt ook een levenshouding die gebaseerd is op harmonie. In de film zijn de schermmeesters door haatgevoelens vervreemd geraakt van deze levenshouding. Slechts een van hen, Gebroken Zwaard, heeft zich in een eerder gevecht met de koning gerealiseerd wat de essentie van de schermkunst is: de afwezigheid van het zwaard, zowel in de hand als in het hart.

De film laat ook de problematische en tragische kant van deze levenshouding zien. Gebroken Zwaard is weliswaar bereid zich op te offeren voor een hoger ideaal en uiteindelijk weet hij ook Naamloos te overtuigen van zijn gelijk. Wat echter als dit ideaal wordt gebruikt voor de legitimatie van een dubieuze oorlog? Door een koning die te laf is om zich tegen zijn eigen volk te verzetten? Is zo’n opoffering dan nog wel heldhaftig te noemen?

Drie verschillende verhaalversies

~

Zhang betoont zich in Hero de virtuoze schilder die hij in eerdere films als Yellow Earth (1984) en Raise the Red Lantern (1991) ook al was. Met allerlei kleurtinten weet hij aan de verschillende sequenties een geheel eigen karakter mee te geven. Zo geeft hij van de dood van de geliefden Gebroken Zwaard en Vliegende Sneeuw drie verschillende versies die elk hun eigen kleurtinten hebben: rood, blauw en wit. Met deze drie verschillende, elkaar tegensprekende verhaalversies, die afwisselend door Naamloos en de koning worden verteld, geeft Zhang een filosofische dimensie aan het wuxia-genre. De film gaat niet alleen over heldendom, maar ook over narratieve misleiding.

Zowel Naamloos als de koning maken gebruik van deze misleiding. Naamloos wil de koning doen geloven dat hij diens tegenstanders gedood heeft om hem vervolgens te kunnen vermoorden. De koning op zijn beurt probeert Naamloos ervan te overtuigen dat zijn ideaal van ‘allen onder één hemel’ zuiver is en hij het niet verdient vermoord te worden. Als de koning Naamloos weet te overtuigen en deze afziet van de moord, blijkt dat de koning toch niet de morele kracht bezit om zijn doel op een edele wijze te bereiken.

Extra’s

Op deze Collector’s Edition staan helaas wat tegenvallende extra’s. De Selected Interviews zijn kort en fragmentarisch en neigen soms naar de typisch Amerikaanse slijmverhalen. Ze draaien onder anderen om de vraag wat een held nu precies is. Het antwoord van bijvoorbeeld Yimou Zhang luidt dan: ‘een held is iemand die onder extreme omstandigheden grote prestaties levert.’ Het blijft telkens bij dergelijke korte definities, die al met al geen wezenlijk inzicht geven in de thematiek van de film.

Enkele fragmenten uit de interviews komen jammer genoeg weer terug in de Documentaries, die zelf verder wel behoorlijk interessant zijn. Zo komen we te weten dat Zhang Yimou met zijn film de traditie wilde doorbreken door er nieuwe elementen aan toe te voegen. Als voorbeeld hiervan laat hij een scène zien waarin een gevecht zich in eerste instantie op een mentaal niveau afspeelt, om pas op het einde in een werkelijk gevecht uit te monden.

Tot slot is er nog een extra film toegevoegd, Last Hero in China. Het is niet helemaal duidelijk wat deze film aan deze set toevoegt. Afgezien van het feit dat Jet Li de hoofdrol in deze film vertolkt, vertoont Last Hero geen enkele overeenkomst met Hero. Twee films voor de prijs van een klinkt leuk, maar in dit geval is het niets meer dan een afkoopsom om de kijker te paaien. Kortom, een prachtige film met enkele gemakzuchtige extra’s die de echte liefhebber niet geheel tevreden zullen stellen.

Kunst / Expo binnenland

Oprecht, maar nergens nieuw

recensie: Strange Messenger: The Work of Patti Smith

Dichter en punkrockfenomeen Patti Smith werd in 1975 bekend met haar album Horses dat opzien baarde door de combinatie van politiek geëngageerde poëzie en rockmuziek. Het Boymans van Beuningen toont met Strange Messenger momenteel een overzicht van haar tekeningen, zeefdrukken en foto’s.

Patti Smith – If it isn’t a Duncan, it isn’t a yo-yo, 1967

Nog altijd geeft Smith vele optredens waarbij ze tussen de nummers door uit eigen werk en dat van anderen voordraagt. In de afgelopen dertig jaar is ze daarmee uitgegroeid tot ’s werelds bekendste rockster annex dichteres. Maar wat weinigen in Nederland, en misschien ook daarbuiten, zullen weten is dat ze naast deze bezigheden ook succesvol is als beeldend kunstenares. In museum Boijmans van Beuningen daarom aandacht voor haar werk. Daarnaast is in de tentoonstelling werk te zien van vijf kunstenaars die op de één of andere manier door Smith zijn geïnspireerd of met het rockfenomeen hebben samengewerkt.

Menselijke hoogmoed

Patti Smith – South Tower, The Gems of Tragedy, 2002
Digitale afdruk, grafiet, krijt en plakbland op papier
34 x 27,9 cm

Centraal in de tentoonstelling staat een serie van ruim twintig tekeningen, zeefdrukken en digitale prints uit 2001, gemaakt als reactie op de aanslagen van 11 september. Een krantenfoto van de ingestorte South Tower van het World Trade Center in New York deed Patti Smith denken aan Pieter Brueghels Toren van Babel uit 1556. Dit bijbelverhaal (Genesis 11:1-9) dat handelt over de menselijke hoogmoed inspireerde Smith al eerder tot de song Babelogue op de lp Easter en vormde het uitgangspunt voor de dichtbundel Babel. De vraag is wat Patti Smith ertoe brengt een vergelijking te trekken tussen dit oude bijbelverhaal en de recente aanslagen in New York. Misschien zag ze in de aanslagen van 11 september een afstraffing van de arrogante houding van de regering van George W. Bush.

Expressionistische popart

Een kunstenaar die in de jaren zestig nieuwsfoto’s meerdere malen reproduceerde was de Pop-Artkunstenaar Andy Warhol. Zonder ze van commentaar te voorzien reproduceerde hij afbeeldingen van Marilyn Monroe, Elvis Presley, maar ook nieuwsfoto’s zoals die van een elektrische stoel of van straatrellen. Ook Patti Smith toont in haar serie van de South Tower steeds dezelfde nieuwsfoto. Een vergelijking tussen het werk van Smith en van Andy Warhol ligt daarom voor de hand. Beiden waren in de jaren zeventig in het artistieke milieu van New York actief, maar waar Warhol in die tijd zijn Pop Art produceerde, maakte Smith vooral expressionistische tekeningen. Voorbeelden daarvan zien we in een ander gedeelte van de tentoonstelling.

Christelijke symboliek

Patti Smith – After DeKooning, 1968
Grafiet, kleurpotlood en acrylverf op papier
73,7 x 58,4 cm

In zachte kleuren heeft ze hoofdzakelijk vrouwelijke naakten en menselijke figuren getekend die eerder een verwantschap tonen met de vrouwen van abstract expressionist Willem de Kooning uit de jaren vijftig. Daarbij maakte ze nog een enkele tekening met een christelijk thema. De zeefdrukken en digitale prints van de South Tower heeft Patti Smith bewerkt door het toevoegen van verfstreken en teksten. Het zijn dus niet pure reproducties (zoals Warhol die zou hebben gemaakt). Daarbij heeft ze ook nog christelijke symboliek toegevoegd, in de vorm van kruisen, en verwijzen sommige titels naar het geloof zoals South Tower with Babelfield Text van 2001.

In het werk Twin Death, eveneens uit 2001, doorsnijdt een groot kruis het beeld terwijl we op de achtergrond de Twin Towers zien staan. Religie, maatschappijkritische teksten, Pop Art en het Expressionisme lopen door elkaar heen in het werk van Patti Smith. Maar ondanks dat de aanslagen op het WTC recent zijn, komt de serie van de South Tower toch wat gedateerd over: we hebben dit allemaal al eens gezien. Patti Smith heeft haar gevoelens, hoe oprecht ook, niet weten te vertalen in een spannend nieuw beeld.

Dromerige sfeer

Ook als je niet houdt van Patti Smiths werk, valt er in de tentoonstelling toch nog een hoop interessants te zien. Zo is daar bijvoorbeeld de installatie die Ann Demeulemeester maakte naar aanleiding van Patti Smiths dichtbundel Woolgathering uit 1992. Op tulen jurkjes die aan het plafond zijn bevestigd projecteert zij dia’s van een wolkenlucht; in een vitrine liggen katoenen linten waar teksten uit de dichtbundel op zijn geborduurd en door de boxen schalt de stem van Patti Smith die uit haar werk voordraagt. Een dromerige sfeer wordt opgeroepen en laat zich niet meer zo snel uit je hoofd zetten.

De tentoonstelling Strange Messenger: The Work of Patti Smith loopt van 21 augustus tot 21 november in Museum Boymans van Beuningen te Rotterdam. Bij deze tentoonstelling wordt naast het werk van Patti Smith ook werk tentoongesteld van Ann Demeulemeester, Judy Linn, Robert Frank, Franz Gertsch en Dan Graham.

Film / Films

Geheim agent zonder charme

recensie: The Bourne Supremacy

Jason Bourne (Matt Damon) is na The Bourne Identity met pensioen gegaan. Al vroeg in de sequel, The Bourne Supremacy, wordt de kijkers verteld dat hij al twee jaar bezig is met het ophalen van herinneringen. Hij lijdt aan geheugenverlies en herinnert zich niet of nauwelijks iets van zijn daden als geheim agent bij de CIA. Hij was ooit een koele moordenaar en was goed in dat werk.

~

Bourne was geen agent met snelle auto’s, mooie vrouwen en futuristische wapens. Bourne gebruikte zijn handen en vooral zijn verstand. Aan het begin van The Bourne Supremacy is hij een man die met rust gelaten wil worden. In het eerste deel hebben we kennis gemaakt met deze gevechtsmachine. Jason Bourne was een moordenaar, maar hij heeft besloten afstand te nemen van het milieu waarin hij bekend stond als de nooit falende geheim agent. Als hij toch wordt ontdekt, gaat hij op onderzoek uit. Er volgt een film die snel van locatie wisselt, veel dialoog heeft en het vooral van de spannende achtervolgingen moet hebben.

Puzzelstukjes

~

Robert Ludlum heeft drie verhalen geschreven met Jason Bourne als hoofdpersoon. In de verhalen is deze geheim agent zijn tegenstanders telkens een stap voor. Ludlum tovert zijn lezers een puzzel voor, laat iets te raden en komt met verrassende oplossingen. De vraagtekens en de puzzelstukjes ontbreken in de film. The Bourne Supremacy is vooral rommelig. De twee grootste bezwaren zijn het magere verhaal en het spel van Matt Damon. Al de veranderingen van locatie kunnen de gaten in het script niet vullen. India, Berlijn, Napels en zelfs Amsterdam worden aangedaan. In elke stad komt er een puzzelstukje bij, maar in lang niet alle gevallen worden de stukjes op de goede plaats gezet. De film raast maar door, zonder een rustpauze.

Emotieloos

James Bond, om een voorbeeld te noemen, rustte af en toe nog uit in een hotelkamer met een ‘shaken, not stirred’ martini. In zijn bed vond hij een daar toevallig aanwezige dame en de toeschouwers konden even ademhalen en glimlachen. Jason Bourne heeft geen dames aan zijn arm hangen, maakt geen avances, drinkt zelfs geen koffie: hij slaapt of rust niet eenmaal. Matt Damon lijkt zijn rol zonder veel plezier te spelen. Natuurlijk is zijn leven in gevaar, maar zo humor- en emotieloos verdient hij het slechts tegen een verdwaalde kogel aan te lopen. De toeschouwer snakt naar wat emotie.

Trilogie

Zonder enige twijfel zal deze film volle zalen trekken. Het reclamebudget was ruim en de teksten op de posters ronkend. En zonder enige twijfel zullen de toeschouwers uit de bioscoop komen met een onbevredigd gevoel. Voor het laatste deel in deze trilogie zou het goed zijn om een andere hoofdrolspeler te kiezen en de verhaallijn van Robert Ludlum wat beter te volgen.

Film / Films

Zoete pappies

recensie: Jersey Girl

“I’m gonna be the best daddy in the world!” Wanneer zo’n zin wordt uitgesproken in een film, betekent dat doorgaans weinig goeds. Maar het kán erger: namelijk dat de makers van de film zo trots zijn op dit sprekende stukje film dat ze het zelfs verwerken in de trailer. Eén voordeel: je weet van tevoren precies waar je aan toe bent. Jersey Girl is dan ook een film waarin de clichés elkaar in rap tempo opvolgen. Alleen geschikt voor hopeloos romantische zielen die geen behoefte hebben aan enige hersenactiviteit tijdens het kijken.

~

Na Gigli was ook Jersey Girl bedoeld als vehikel voor het droompaar Ben Affleck en Jennifer Lopez. Het zat regisseur Kevin Smith echter niet mee. Niet alleen bleek Gigli dusdanig te floppen dat nóg een film met dit koppel een slecht idee zou zijn, ook verbrak het stel al voor de première hun relatie. De oplossing: Smith knipte vrijwel alle scènes met Lopez uit de film en verhief Liv Tyler, de derde grote ster uit de film, tot belangrijkste vrouwelijke hoofdrolspeelster. Voor het Lopez-probleem een prima oplossing. Het heeft de film echter niet kunnen redden.

Babygrappen

~

Het verhaal: Ollie Trinke (Affleck) is een gelikte zakenman uit New York. Hij is kort geleden getrouwd met de liefde van zijn leven: Gertrude (Jennifer Lopez) en hun eerste kindje is op komst. Maar helaas helaas, Gertrude komt tijdens de bevalling te overlijden en hij staat er helemaal alleen voor. Hij besluit weer bij zijn vader te gaan wonen in New Jersey en al gauw is het duidelijk dat hij niet van plan is zich veel met de opvoeding van zijn kind te bemoeien. Tot vader ingrijpt en Ollie met Gertie (jawel, het kind werd vernoemd naar haar moeder) opzadelt, juist op het moment dat hij een belangrijke persconferentie moet geven. Een mooi moment voor wat dolkomische babygrappen. Wat te denken van een problematische poepluier precies op het moment dat Ollie een crisis moet bezweren die de rest van zijn carrière zou kunnen beïnvloeden?

Mislukking

Om een lang verhaal kort(er) te maken: Ollie wordt ontslagen omdat hij zichzelf volstrekt belachelijk maakt. Het ’tijdelijke’ baantje dat hij bij de gemeente in New Jersey heeft aangenomen heeft hij acht jaar later nog steeds. Maar, nog steeds droomt hij over niets anders dan het leven dat hij heeft verloren in de grote stad. New Jersey staat voor hem gelijk aan mislukking.

Celibaat

Maar dan ontmoet hij de eigenwijze Maya die al zijn verworven zekerheden op zijn kop zet. Na acht jaar lang volgens een zelf opgelegd celibaat te hebben geleefd, lijkt het erop dat zij weer leven in zijn saaie bestaan brengt. Maar de grote stad blijft lokken. Zou de ontluikende liefde tussen hem en Maya hem eindelijk doen inzien dat ook een leven in New Jersey de moeite waard kan zijn? Moraal van het verhaal: leven in een provinciestadje kan net zo bevredigend zijn als een snel leven met veel geld in de grote stad. Als je maar mensen hebt die echt van je houden.

Vroegwijs

Naast alle Hollywoodsterren zou ik nog bijna een belangrijke hoofdrolspeelster vergeten. De kleine Gertie. Want zoals dat hoort in en film over een vertwijfelde pappie moet het vroegwijze kind de show stelen. Met haar grappige opmerkingen waarbij ze het gezinnetje vanzelfsprekend haarscherp analyseert steelt ze al gauw hart van een ieder in haar omgeving. Zo ook dat van de kijker. Tenminste, dat is de bedoeling.

Zure beertjes

Wil je je ondanks bovenstaande beschrijving toch wagen aan Jersey Girl, bedenk dan dat het een stuk goedkoper is om een zak gesuikerde zure beertjes te kopen bij een snoepwinkel. Het resultaat zal hetzelfde zijn: zoet in het begin, maar met een zure nasmaak. Met dit verschil dat de beertjes vermoedelijk meer indruk maken.

Kunst / Expo binnenland

Oude beelden in een nieuw licht

recensie: Fotomanifestatie Noorderlicht 2004

De liefhebber van geëngageerde fotografie kan sinds 5 september in Leeuwarden terecht waar dit jaar de elfde editie van fotomanifestatie Noorderlicht plaatsvindt. Het is de derde keer dat het evenement in Friesland wordt gehouden. De Friese edities staan traditiegetrouw in het teken van de niet-westerse fotografie, ditmaal met als thema Nazar, wat Arabisch is voor ‘zien, inzicht en overdenken’. Het is daarmee de eerste keer dat in Europa op zo’n grote schaal Arabische fotografie wordt vertoond; in Leeuwarden exposeren 26 hedendaagse fotografen afkomstig uit twaalf verschillende Arabische landen. In het voorwoord van de manifestatiegids stelt Noorderlicht directeur Ton Broekhuis dat een manifestatie bij uitstek geschikt is om aandacht te vestigen op dat wat in de dagelijkse beeldenstroom onderbelicht blijft, om oude beelden in een nieuw licht te kunnen bekijken.

~

~

Anno 2004 is de keus voor de Arabische wereld (niet te verwarren met het Midden-Oosten, waartoe ook landen als Iran, Israël, Turkije, Pakistan en Afghanistan behoren) niet vreemd (maar toegegeven, ook niet heel erg spannend); het Israelisch-Palestijnse conflict, de oorlog in Irak, zelfs bij de gijzelingsactie in het Noord-Ossetische stadje Beslan zouden Arabieren betrokken zijn. Volgens de westerse media is het woord Arabier onderhand synoniem voor dreiging, geweld en onderdrukking. Maar hoe kijken Arabische fotografen naar hun samenleving en zichzelf? Met deze vraag in het achterhoofd tonen het Fries Museum (thema: Door Arabische Ogen), het Princessehof (thema: Blik op het verleden) en de Manege (thema: Door Westerse ogen) ons de andere kant van het verhaal, als die er al is. De vraag wijkt enigszins af van het eerder gememoreerde doel van een manifestatie. Vermoedelijk betreft het hier een rechtvaardiging om ook het geweld een plaats in de tentoonstelling te geven. Beelden van geweld in het Midden-Oosten zien we echter bijna elke dag. Hoe wrang het ook moge zijn, op een gegeven moment raak je er immuun voor.

Geen tegenlicht

In de Manege valt inderdaad op dat een groot aantal Westerse fotografen vooral focust op de tragiek van de oorlog. Abbas documenteerde het verdwijnen van Saddam Hoessein uit het Irakese straatbeeld, Paul Blackmore toont de impact van kogelinslagen op een oud gebouw en Benjamin Lowy laat zonder gene een onderlichaam zien, badend in een plas met bloed. Ook de foto’s van de Nederlandse Jeroen Kramer laten geen tegenlicht zien. Kramer volgde 48 uur lang de 124ste brigade (Miami, Florida) tijdens hun patrouille. Vanwege veiligheidsoverwegingen kreeg hij geen toestemming om zijn flitslamp te gebruiken. In de manifestatiegids wordt gesteld dat waar veel westerse media aan de oppervlakte blijven, de fotografen die op Noorderlicht zijn te zien doorgraven. Bij genoemde namen zie ik er weinig van terug. Dat doet natuurlijk niets af aan de kwaliteit van de foto’s, maar bevestigt nog maar eens het beeld dat in het westen is ontstaan.

Paradijs

~

Veel interessanter zijn de exposities in het Fries Museum en het Princessehof. Het thema op laatstgenoemde locatie is Blik op het verleden. Fotografie werd in de Arabische wereld lange tijd beschouwd als een westerse aangelegenheid waarbij het gastland werd voorgesteld als een paradijs dat nog niet door modernisatie was aangetast, als ware het een primitieve cultuur zoals die ook door een schilder als Paul Gauguin veelvuldig werd vastgelegd. Bij de Arabische vrouwen die door Marc Garanger in opdracht van de Franse kolonisator werden geportretteerd is de woede en angst van het gezicht af te lezen. Logisch als je bedenkt dat ze verplicht waren hun sluier af te doen. Het respect was ver te zoeken.

Krachtige beelden

Het Fries Museum toont de Arabische wereld door Arabische ogen. Fotografie speelde in de Arabische wereld tot het einde van de vorige eeuw vrijwel geen rol van betekenis; pas in de jaren negentig kwam daar verandering in. Wel hebben Arabische fotografen nog steeds te maken met beperkingen die hen worden opgelegd door politieke machthebbers. Ondanks die beperkingen zien we een aantal krachtige beelden zoals het poëtische werk van Lalla Essaydi, de met de hand ingekleurde zwart-wit foto’s van Youssef Nabil, de geënsceneerde fotografie van Tarek Al-Ghoussein, waarbij je soms haast het idee krijgt dat je naar een romantisch schilderij van Caspar David Friedrich kijkt en je je daarnaast afvraagt of de figurerende Arabier misschien snode plannen heeft en het klassenverschil in de foto’s van Rawi Hage.

Een selectie van de foto’s die je dit jaar op Noorderlicht kunt zien, verhuist binnenkort naar de Syrische stad Aleppo, waar ze geëxposeerd zullen worden op de achtste International Photography Gathering.

Boeken / Achtergrond
special: Een gesprek met Willem Brakman

Het labyrint der zinnen

.

Een groot schrijver met een klein publiek

~

Brakman heeft nooit te klagen gehad over slechte recensies: consequent worden zijn boeken, waarvan er elk jaar steevast minimaal één verschijnt, goed besproken in de vooraanstaande dag- en opiniebladen. Deze positieve recensies hebben er echter niet toe geleid dat Brakman grote oplages haalt. Daarvoor is zijn stijl te eigenzinnig, te weinig lineair, kortom: te weinig lezersvriendelijk. Brakman heeft weinig op met ‘verhaaltjes’ – die zijn ‘voor anderen’. Hij gaat liever naar binnen, onderzoekt de geest in al haar facetten. Dit leidt ertoe dat de ruimte in zijn verhalen soms op slag kan veranderen, al naar gelang de gemoedstoestand van de personages. Dit levert wendingen op die op het eerste gezicht onmogelijk lijken, maar die in hun totaliteit een droomachtige wereld oproepen, waarin de werkelijkheid naar de geest van de schrijver gebogen wordt. Waar het normaal is dat de personages zich schikken naar hun ruimte werkt Brakman precies andersom, de ruimte moet zich schikken naar het karakter. Het is dan niet raar dat een dode, zoals in zijn laatste boek De Afwijzing, met een beschuldigende vinger ineens zijn moordenaar aanwijst. Het kan, omdat de schrijver dat wil.

Het gaat Brakman om de “glans van de geest in al haar facetten”; zijn bekende metafoor hierbij is het bospad, waar hij dan vanaf dwaalt in het struikgewas, en op zoek gaat naar het ‘geritsel en gefritsel’, dat voor hem het wezenlijke aspect van de belevingswereld uitmaakt. Daar, in de periferie van de geest en de werkelijkheid, ligt een onuitputtelijke bron van inspiratie. Wanneer Brakman zijn lust voor het ervaren van het randgebeuren de vrije loop laat, wordt dikwijls de rode draad van het verhaal uit het oog verloren – wat hem in staat stelt (zoals in zijn laatste drie romans) detectiveverhalen te schrijven waarbij het oplossen van de moord tot een bijzaak wordt.

(Het ervaren van) de ervaring

~

Zijn boeken lezen zodoende als een labyrint. Je zou dan ook denken dat de schrijver een belevingspark in zijn dorp met de naam Labyrinth der Zinnen wel zou aanspreken. Het was voor ons in ieder geval genoeg aanleiding om te vragen of hij was gepolst voor de opening. Het antwoord verraste achteraf echter niet; hij verklaarde (niet helemaal zonder verontwaardiging) er nog nooit geweest te zijn en het ook niet van plan was. Hij zou zich er zeker “lullig” voelen. Herhaaldelijk heeft Brakman in essays zijn afkeer van de vermaaksindustrie uitgesproken. Hij is een zelfverklaard individualist: “Mijn blik is altijd naar binnen gericht geweest. Het liefst ben ik alleen, maar ik voel me nooit eenzaam.” Brakman heeft aan zichzelf genoeg, omdat hij zich kan beroepen op een buitengewoon “ervaringsvermogen”, zoals hij dat zelf noemt. Hij was zich als jongetje al bewust van dit vermogen, dat hij méér dan anderen bezat. Zijn jeugdervaringen, opgedaan in de driehoek Scheveningen, Den Haag en Duindorp, zijn de basis van zijn schrijverschap: “Het is onbegrijpelijk dat dat kleine plekje de bron is geweest van bijna een hele boekenkast vol. En prachtige boeken, ik kan het niet anders zeggen.” En over zijn jeugd: “Mijn vader maakte zich wel zorgen. Hij was een opvoeder, had richtlijnen, en ik hoor hem nog zeggen: “Hij is niet als andere jongens”. Ik had ook geen voetbalschoenen en schrammen op mijn benen, zoals mijn broer. Ik trok mij terug met een oud boek over plantkunde, in een klein kastje dat ik afsloot met een gordijn, en verlichtte met een kaars. Dan zei ik: “ik ben een geleerde.” Dit kastje is precies die blik naar binnen.” Deze blik naar binnen manifesteerde zich ook in de kijkdozen die hij maakte. Hier wordt de spanning duidelijk tussen Brakman de individualist, en Brakman de verteller. “Ik was dwingend aanwezig om anderen te laten kijken naar de kostbare schatten in de kijkdozen die ik maakte. Maar ik heb in heel wat dode ogen gekeken. Toch was ik al vroeg in staat de ervaring als niet al te lullig neer te zetten.”

De kern van het schrijverschap is voor Brakman dan ook het voelen van de dwang te vertellen over zijn ervaringen. Hij noemt dit het “ervaren van de ervaring.” Brakman: “Tegenwoordig schrijft iedereen, maar niet iedereen voelt de dwang te vertellen. Het is pijnlijk iets niet te kunnen vertellen. Als je in dode ogen kijkt, beroven die ook jezelf, want dat wat je vertelt moet opgevangen worden. Een lezer die overtuigd wordt, verrijkt mijn leven.” Vertellen is dus overtuigen. Brakman permitteert zich hierbij een absolute vrijheid, die zich niets gelegen laat liggen aan de eisen van werkelijkheid en waarheid. De ondertitel van zijn aankomende boek: J’accuse. Een autobiografie, kan dan ook worden opgevat als een provocatie. Dit boek draait wederom om de ervaring van de ervaring, en deze ervaringen zijn in Brakmans ogen wel degelijk waarheid, omdat ze voor hem waar zijn. Maar in de ogen van zijn ‘officiële’ biograaf – Gerrit Jan Kleinrensink – zouden het best wel eens leugens kunnen zijn, zegt Brakman met een zeker duivels genoegen. Op dezelfde wijze levert hij gevechten met zijn redacteur bij de uitgeverij. “Wanneer hij zegt dat een bepaalde zin echt niet kan in het Nederlands, zeg ik: “het is een fout, maar wel een mooie fout.” En als ik bijvoorbeeld Shakespeare verkeerd geciteerd blijk te hebben, zeg ik: maar dit is mooier.”

~

Het is Brakman ten voeten uit; hij is zich welbewust van de excentriciteit van zijn geest – zoal hij er al niet mee koketteert. Welbewust is hij zich ook van de vrijheid die hij als schrijver kan, en moet nemen. Brakman, die tot in zijn dertiger jaren werkzaam was als bedrijfs- en huisarts, verklaart desgevraagd dat de vrijheid van de schrijver zich niet laat verenigen met engagement of ander praktisch werk: “Kunst is vrijheid. Een geëngageerde schrijver, die zich inzet voor bijvoorbeeld Artsen zonder Grenzen, is zijn vrijheid kwijt. Ik ben allerminst geëngageerd. Dat is voor anderen. De artsenstudie was plezierig, maar in de praktijk verveelde ik mij. Ik heb spijt van iedere dag dat ik in mijn leven heb moeten werken. Ik mis het talent om mensen gezond te maken. Als huisarts breng je ’s nachts een kind ter wereld, maar dan reed ik daarna naar de boulevard, en dan zei ik tegen mezelf: “Wat een rotleven.”” Een krasse uitspraak voor een dokter, maar niet voor een schrijver die ons verzekert dat “een gezond mens geen goede boeken schrijft”.

Humor als afwijzing

Brakman mag zich dan teruggetrokken hebben in het rustieke Boekelo, zijn boeken schrijven met potlood en typemachine – de laptop (alhoewel Brakman zelf niet op het woord kwam) van zijn biograaf komt zijn kamer niet in –, helemaal wereldvreemd is hij niet. In zijn kamer staat een zilver glanzende breedbeeldtelevisie die wat onwerkelijk aandoet in de setting. Het apparaat blijkt in huis gezet te zijn door zijn zoon, toen de oude “mooi bruine” het plots begeven had. “Ook al staat hij uit, dan moet ik er soms nog met de zonnebril naar kijken.” Toch blijkt hij het ’s avonds een genot te vinden om, na het werk, verstrooid voor de beeldbuis te zitten. Hij heeft dan geen idee waarnaar hij kijkt, maar dan is het: “Hé een man met een baard” of “daar loopt iemand”. Op deze manier televisie kijken is haast een uitvlucht. “Als ik op een bankje apathisch voor me uit zit te kijken, wat ik graag doe, dan krijg je van die reacties: “gaat het wel goed?”. Dan is een televisie wel een uitkomst, het is de enige plek om voor je uit te staren zonder dat je lastige vragen krijgt.” Toch blijkt hij wel favoriete programma’s te hebben: direct komt hij met Jiskefet, waarvan hij een paar scènes opdist. Hij geeft te kennen dat de humor die hij in Jiskefet vindt een gelijkenis heeft met de zijne. Er zit een venijn in dat hij herkent en ook gebruikt.

~

In recensies van Brakman’s werk wordt dikwijls de grappigheid ervan geprezen. Maar Brakman ergert zich aan de oppervlakkige waardering voor zijn humor: “Dan lees ik dat de recensent over de grond rolde van het lachen. Maar dan vraagt men zich nooit af waarom ik mij van die humor bedien. Humor is bij mij een manier om het ondragelijke dragelijk te maken. Je hoeft geen grote geest te zijn om te zien dat er over de wereld om ons heen weinig positiefs te vertellen valt.” De humor die ontegenzeggelijk in zijn oeuvre zit, dient een ander doel dan de lach; erachter schuilt een afkeer van de wereld, wat hij critici heeft willen inpeperen met de titel van zijn laatste boek. De oppervlakkige omgang met zijn humor doet hij dan ook af met een: “Vaak krijgen goede boeken slechte recensies.”

Sprekende schilderijen

Nadat we een ruime twee uur bij Brakman te gast zijn geweest en we het schrijfgerei al lang en breed aan de kant geschoven hebben, weet Brakman steeds opnieuw te komen met verhalen, herinneringen en anekdotes. Kennelijk blijkt het onze ogen niet te ontbreken aan levendigheid. Aan de muur hangen schilderijen van zijn hand, in de kenmerkende in het oog springende kleuren. Brakman lijkt de schilderen zelf opnieuw te ontdekken als we er voor staan; met haast kinderlijk enthousiasme wijst hij ons op details. De schilderen sieren de recente uitgaven van zijn boeken; zo zien we op de omslag van De Afwijzing een non in een kamer.

~

Typisch voor Brakman is dat er meer is dan het in eerste instantie bloot geeft; als we het boek een kwartslag draaien verandert het decor in een ijslandschap. Zijn schilderijen zijn niet onopgemerkt gebleven: hij heeft in het Twents Museum een expositie gehad, en daar zal er naar alle waarschijnlijkheid nog één volgen. Met het museum heeft hij sowieso een warme band. “Ik ken er iedereen en kan er binnenlopen wanneer ik wil. Meestal waarschuwen de suppoosten mij als er een schoolklas aanwezig is. Want ze weten dat ik het liefst alleen kijk. Eigenlijk zou het museum alleen voor mij opengesteld moeten worden. Als je een zaal binnenloopt dan is er vaak een bepaald schilderij dat een grote aantrekkingskracht heeft, waar je haast naartoe gezogen wordt. Het lijkt dan of dat schilderij mij speciaal aanspreekt. Dan kan ik er niet een klas met drukke kinderen bij gebruiken.”

Boeken / Fictie

De tevreden lezer

recensie: Maarten 't Hart - Lotte Weeda

In Monward gaan, net als elders, mensen dood en er worden baby’s geboren. Ploteling lijkt dit uit evenwicht: wie zijn portret in het boek Sluitertijd van fotografe Lotte Weeda terugziet lijkt ten dode opgeschreven. Naast Lotte Weeda is er nog een iemand in het dorp met een boek op zijn naam: de ikfiguur is met zijn roman De roekeloze buiteling de bekendste figuur uit het dorp. Als hij het voorwoord voor het fotoboek schrijft, wordt hij door de dorpsbewoners als paria, maar ook als aangenaam aantrekkelijk beschouwd.

Lotte wil na het grote succes van het fotoboek over haar eigen dorp markante mensen uit Monward op de foto zetten. De dorpelingen die niet op de foto komen voelen zich nogal gepasseerd. Monward hoort tijden niets van Lotte en plotseling is het boek af. Dan blijken er plotseling veel mensen die in het boek staan te overlijden. Eerst verzint de hoofdpersoon, een gescheiden bioloog, nog dat het oude mensen waren, maar als ook hij een aantal vreemde ongelukken meemaakt, begint hij ook te vrezen voor de magische krachten die de Indonesische Lotte heeft.

Waan van de dag

Op sommige momenten is t’Hart zo dicht bij de actualiteit dat er tussen het verhaal door splinters maatschappijkritiek de kop opsteken. Zo stipt hij de vogelpest aan, de oorlog in Atjeh en klonen. Het zijn echter randgebeurtenissen, die misschien wel invloed hebben op het leven in Monward –hij kan zich er ook zeker over opwinden – maar ze zetten niet het leven in de Zuid-Hollandse polder op z’n kop. Dat doet eerder het fotoboek van Lotte en alle andere kleine gebeurtenissen die de mensen aangaan. Het is de waan waarin mensen geloven en zich aan over gegeven en daar kan de hoofdpersoon zich bijzonder over opwinden.

Het verband dat wordt gelegd tussen een foto in het fotoboek en de dood van mensen in het fotoboek heeft niet het effect dat ’t Hart wilde bewerkstellingen. Het klinkt soms net iets te ongeloofwaardig om echt spannend of thrillerachtig te worden, het blijft eerder bijzonder of vreemd. Ook gelooft de hoofdpersoon er zelf helemaal niet in, waardoor de visies van andere personen op een ironische manier beschreven worden, die niet bijdraagt aan het thillerachtige karakter van de roman. De al te nuchtere schrijfstijl zorgt enkel voor een beetje spanning.

Anton Wachter returns

In sommige fragmenten doet de hoofdpersoon denken aan een van de meest afwachtende figuren uit de Nederlandse literatuur, Anton Wachter. De hele roman is in de ikfiguur geschreven. De hoofdpersoon voelt zich soms als Anton Wachter, wanneer hij een grintpad betreedt en in de stenen wegzakt. De ikfiguur woont wel in het stadje, maar is er op een afstand mee verbonden.

Molly, Sirena, Leonora en Marie. De bioloog mag dan gescheiden zijn, hij onderhoudt met de vrouwen in zijn dorp een bijzondere relatie. Ze storten zich om de beurt op hem, letterlijk. Anton Wachter wist zich in zijn eigen romancyclus omringd door verschillende vrouwen. In het eens door de uitgeverij afgekeurde manuscript Kind tussen vier vrouwen beschrijft Simon Vestdijk de geschiedenis van zijn jeugd. Evenals de jonge Simon bevindt de ikfiguur zich tussen vier vrouwen in het dorp en zelfs een vijfde, de bijzondere Lotte.

Thuiskomen

Maarten ’t Hart blijft in zijn romans vaak dicht bij zijn eigen persoon en bij figuren uit ouder werk. De ikfiguur is opnieuw bioloog. Elk hoofdstuk begint met een aanduiding in het seizoen en tijdens wandeling met zijn hond Anders worden bermen en planten beschreven. Een ander bekend element is het christelijk geloof, de kerk en de bijbel. De bioloog mag dan atheïst zijn, hij slaat iedereen met bijbelteksten om de oren, net als in bijvoorbeeld De aansprekers. Ook orgelmuziek en Bach zijn belangrijke elementen in het leven van de biologische kluizenaar.

Lotte Weeda is een boeiend verhaal. De dialogen zijn spits en vaak bijzonder geestig, evenals de suggestieve verhalen. Door veel herkenbare elementen uit vorige romans is ’t Hart misschien niet vernieuwend. En zo spannend, dat je nekharen overeind blijven staan, wil het ook niet worden. Dat hoeft ook niet, het plezier zit in het lezen van het boek zelf.’t Hart stelt tevreden, zeer tevreden.

Muziek / Album

Een Spartaanse aanpak van de emocore

recensie: Sparta - Porcelain

Nadat ze waren uitgeblust, ziek waren van zichzelf en van elkaar en de tranen droogden na hun laatste concert in Vera, implodeerde At The Drive-In en gingen de leden via gescheiden wegen verder. Als in een vorm van competitie werd er gewerkt aan het eerste resultaat na de split van de meest legendarische band uit El Paso, Texas. De twee afro’s Rodriguez en Bixler verenigden zich in The Mars Volta en wonnen door als eerste de Tremulant EP uit te brengen. De andere drie, Hinojos, Hajjar en Ward, gingen samenwerken onder de naam Sparta en kwamen krachtig terug met de EP Austere en de volledige plaat Wiretap Scars. Terwijl de heren van The Mars Volta de krochten van de muziek verder verkenden, deden de heren van Sparta een stapje terug naar een degelijke, maar sterke vorm van emocore. Nadat The Mars Volta een succesvol punt scoorde met de plaat De-Loused in the Comatorium, was het de beurt aan Sparta en de verwachtingen waren hoog opgelopen. Misschien te hoog.

~

Wiretap Scars was een aangename verrassing. Het album was niet zo puntig, wild en enerverend als hetgeen At The Drive-In had gedaan, maar het stond als een huis. De plaat was doorspekt van inventiviteit en technische hoogstandjes. Zelfs aan de hoes was veel aandacht besteed. Bij de opvolger is er dus een bepaalde verwachting en het hele punt bij de plaat is dat Porcelain moeite heeft om aan die verwachting te voldoen. Ze doen hun best, hun uiterste best, maar slagen er bij vlagen in het niveau van het debuut te evenaren. Om van overstijgen maar te zwijgen. Maar dat maakt Porcelain zeker geen slechte plaat, ondanks dat hij een goede kans maakt om de prijs voor de lelijkste hoes van het jaar in de wacht te slepen. De muziek zit perfect in elkaar. Misschien iets te goed, want alle gaatjes zijn als met een soort van muzikale Alabastine dicht gestopt, waardoor de plaat te vol klinkt en nergens ruimte is voor de soms onmisbare stilte om bepaalde spanningsbogen op te bouwen.

Nauwelijks kippenvel

De plaat vraagt veel van de luisteraar, omdat het met de opener Guns of Memorial Park meteen pittig van start gaat. In het sterke Hiss the Villain gooit Sparta er nog een aantal kolen op en na het derde nummer While Oceana Sleeps, dat rustiger is dan de vorige twee, heb je het eigenlijk wel een rustpauze nodig. Maar er komen daarna nog een lading emoties op je af en steeds met uithalen, waardoor je het op een gegeven moment wel hebt gehoord. Dan komt de emotie niet meer over en dan is het echt zoeken naar afwisseling, want je gaat dan twijfelen aan de geloofwaardigheid van zanger Jim Ward. Die broodnodige afwisseling komt pas bij Lines in Sand. Dit nummer is anders qua opbouw en gitaarspel en jammer genoeg is het de vreemde eend van de plaat. Het instrumentale Syncope laat zien dat Sparta wel van die Amerikaanse sound af kunnen stappen, dat ze wel gevoelig kunnen spelen en dat ze daarom nog steeds de moeite waard kunnen zijn. Dat gevoel vindt zijn vervolg deels in Tensioning. Maar de bijna gehuilde kreet ‘I miss you’ in Travel my Bloodline is het enige moment waarbij kippenvel te constateren valt. En dat is wel heel weinig voor een plaat met veertien nummers.