Boeken / Strip

Een boek vol plaatjes

recensie: Leporello

Joost Swarte (1947) is zonder twijfel Nederlands meest internationaal befaamde striptekenaar en daarom reist er nu een tentoonstelling met de naam Leporello door Frankrijk en Duitsland. Het door De Harmonie en Oog & Blik uitgegeven gelijknamige boek is de catalogus van deze tentoonstelling.

Swarte is begonnen als striptekenaar, maar heeft zich de afgelopen 15 jaar vooral toegelegd op illustraties en grafisch ontwerp. Nadat hij in 1973 bij het Franse stripblad Charlie Mensuel was geïntroduceerd rees de ster van Swarte snel. Hij publiceerde bijvoorbeeld als eerste Nederlander in het Amerikaanse underground stripblad Raw, van Art Spiegelman, de enige striptekenaar die ooit de Pulitzerprijs won en in het uiterst prestigieuze literaire blad The New Yorker. Behalve met het maken van strips was Swarte ook actief in de rest van de stripwereld. Zo was hij medeoprichter van uitgeverij Oog & Blik en initiator van de stripdagen in zijn woonplaats Haarlem.

Klare lijn

Swarte tekent in de stijl die wordt aangeduid als de ‘klare lijn’. Deze stijl is ontwikkeld door Hergé, de geestelijke vader van Kuifje. De basis van deze stijl zijn de omtreklijnen van de afgebeelde personen en objecten. Deze zijn vrij dik en heel duidelijk, vandaar de naam. De tekeningen zijn vaak egaal ingekleurd, zonder veel weergave van de stoffelijkheid van het materiaal. Swarte beheerst deze klare lijn tot in de finesses en heeft er door de jaren heen een heel eigen gezicht aan gegeven. Helaas zijn in het boek niet veel oude voorbeelden te vinden, maar door vergelijking van het oudere werk met het nieuwere werk valt op dat de tekeningen vooral steeds hoekiger zijn geworden en dat Swarte zich beperkt tot basisvormen, zoals de cirkel, het vierkant en de driehoek. Dat hoekige is ook terug te vinden in de opzettelijk houterige bewegende figuurtjes.

352 plaatjes

~

Het overzichtswerk bevat allerlei illustraties, strips en zo nu en dan ook lettertypes die Swarte zelf heeft ontwikkeld. De stripalbums van Swarte zijn eigenlijk nooit zo heel erg doorgebroken bij het grote publiek. Nog niet zo heel lang geleden waren bij De Slegte nog twee van zijn recentere uitgaven van de strip Katoen + Pinbal voor een luttel bedrag te koop. De illustraties zullen echter wel veel mensen bekend voorkomen. Swarte ontwierp postzegels, telefoonkaarten, veel affiches, maar ook pakpapier voor onder andere De Bijenkorf. Leporello biedt een uitgebreide keuze van maar liefst 352 ontwerpen uit het oeuvre van Swarte. Van de voorkant tot de achterkant is gebruik gemaakt van elke bladzijde om de ontwerpen te tonen. Zelfs de schutbladen, waarop onder andere het ontwerp voor pakpapier en een ballpointbedrukking is afgedrukt.

Swarte of Not-so-Swarte?

Wat opvalt, is de gigantische verscheidenheid aan ontwerpen die Swarte door de jaren heen heeft gemaakt. Naast grafisch ontwerp zijn er namelijk ook heel andere dingen, zoals ontwerpen voor glas-in-loodramen, wandschilderingen, meubels en zelfs een compleet gebouw, theater De Toneelschuur in Haarlem. Dat brengt wel de vraag met zich mee wat dit nog met strips te maken heeft. Voor het glas-in-lood en de wandschilderingen is dat nog wel duidelijk. Swarte hanteert daarin dezelfde beeldtaal als in zijn strips en grafische ontwerpen. Het gebruik van de klare lijn, egale kleurvlakken en de hoekige vormen zijn allemaal terug te leiden naar het papieren werk.

~

Maar wat maakt een gebouw of een lettertype nou typisch Swarte? Bij de letters is het wat moeilijk aan te duiden, maar het is een zekere hoekigheid en het gebruik van basisvormen in de letter die het kenmerkt. Verder is het vooral herkenbaar omdat je het al eens in een van zijn ontwerpen hebt gezien. Bij de architectuur is die eigenheid nog minder duidelijk. De Toneelschuur is van buiten modernistisch (nogal hoekig en op functionaliteit gericht) en van binnen meer postmodernistisch (een combinatie van elementen uit verschillende bouwstijlen). Op zich is het wel een mooi gebouw, maar alleen te herkennen als typisch Swarte door de neonletters met de naam van het gebouw.

Een beetje onduidelijk

Leporello is als boek echt een lust voor het oog, maar er is toch nog wel iets aan op te merken. Bij de plaatjes is niet direct een bijschrift geplaatst. De verklarende tekst staat daarom op een uitklapvel, dat door het om te klappen naast de afbeeldingen komt te liggen. De tekst hierop is helaas een beetje opsommerig, omdat alle beschrijvingen direct achterelkaar staan, waardoor je snel verliest waar je ook alweer was. Verder vertelt de tekst niet zo veel. Vaak wordt alleen de opdrachtgever genoemd, of een beschrijving van de tekening. Beiden zijn in de meeste gevallen niet bijster interessant of zelfs overbodig. De tekeningen uit de Humo, waarvan er veel zijn afgebeeld, hebben vaak een thema, maar dat wordt beslist niet prijs gegeven. Ook een beschouwing van het werk door een kunsthistoricus of stripkenner mist. Verder is het jammer dat de strippagina’s in de meeste gevallen zijn opgevat als illustraties en daardoor nogal eens verkleind zijn afgebeeld en daardoor minder leesbaar zijn. Maar dat zijn eigenlijk allemaal dingen die je meteen vergeet als je overdonderd wordt door het visuele genot dat je krijgt van de schat van materiaal in Leporello.

Muziek / Achtergrond
special:

The Libertines bestaan nog

Eurosonic 2003. Ze speelden in Vera. De zaal aan de Oosterstraat in Groningen was een half uur voor de show al afgeladen vol. Er was flink wat persaandacht voor de band geweest na de debuutplaat Up the Bracket. Buiten stond nog een lange rij wachtenden. Net iets te lang bij Caesar blijven hangen. Het was koud. De portier wilde echter niemand meer binnenlaten, totdat er genoeg mensen het pand hadden verlaten. Meermalen werd door medewerkers omgeroepen dat het vol was. Langzamerhand kwam de begintijd 22:00 dichterbij. Als door een wonder mochten tenslotte nog twintig mensen binnenkomen. The Libertines waren net begonnen.

~

Het optreden was eigenlijk niet eens bijzonder goed. Het geluid stond veel te hard en beide gitaristen speelden nogal slordig. De bassist stond erbij als een levend standbeeld dat alleen zijn armen kon bewegen. Pete Doherty en Carl Barât dansten echter wild op het podium. De laatste had een leren jekkie aan, waarvan, met instemming van het aanwezige vrouwelijke publiek, de rits steeds verder openging. Er werd stevig gepogood. Na de reguliere set liep de zaal snel leeg, terwijl de band nog eens terugkeerde voor een onverwachte toegift. Het jasje ging uit en het concert werd één van mijn hoogtepunten van de editie.

Het begin

Terwijl de plaat al in 2002 uit was gekomen in Nederland werd Up the Bracket na Eurosonic met stip de favoriete walkmanplaat om in de ochtend mee naar buiten te nemen. Meezingend met de fijne “Take a tip from me”-koortjes in Vertigo en het hectische refrein van Horrorshow en meeknikkend op de rammelende gitaarriffs van publieksfavoriet Boys In The Band. De perfecte popsong Up the Bracket komt voorbij. Plus het bij fans van The Libs immens populaire zinnetje uit The Good Old Days: “If you’ve lost your faith in love and music, Oh the end won’t be long. Because if it’s gone for you then I too may lose it, and that would be wrong.” De band was toen al uitgeroepen tot hoop van de Britse rockmuziek.

Problemen

Na het verschijnen van het debuutalbum beginnen echter ook de problemen. Doherty raakt verslaafd aan drugs en wekelijks verschijnen roddelverhalen in de Britse pers. De beide frontmannen halen genoeg covers van tijdschriften als New Musical Express (NME) om tien huizen mee te behangen, en de vreemdste verhalen doen de ronde. Doherty heeft ingebroken in het huis van Barât, en werd daarvoor opgepakt; een gevangenisstraf volgde. Doherty probeert meermalen vergeefs af te kicken en reisde daarvoor zelfs naar een klooster in Thailand. Onverrichter zake keerde hij terug en wordt opgepakt voor verboden wapenbezit. Ondertussen werden de meeste concerten van The Libertines afgezegd of uitgesteld, waaronder de meeste in Nederland. Een optreden in de Melkweg in juni 2003 wordt verprutst, waardoor de meeste aandacht uitgaat naar het voorprogramma, het eerste optreden van de latere hype Gem. Er wordt besloten Doherty tot nader order uit de band te zetten, en er wordt getoerd met invaller Anthony Rossomando. Pete Doherty speelt ondertussen in zijn eigen band, Babyshambles.

Nieuw materiaal

~

Ondanks alle problemen wordt in de zomer van 2004 toch een nieuwe plaat van The Libertines aangekondigd. Voorafgegaan aan de cd werd de single Can’t Stand Me Now uitgebracht. Het nummer heeft een sterk persoonlijke tekst, die de relatie tussen de beide protagonisten treffend beschrijft. “An ending fitting for the start. You twisted and tore our love apart (…) No, you’ve got it the wrong way round, you shut me up, and tried to blame it on the brown. (…) Have we enough to keep it together. Or do we just keep on pretending. And hope our luck is never ending…” De teksten van de songs zijn afkomstig van zowel Doherty als Barât. De tekst is dan ook een soort dialoog tussen hen. De release van het tweede album The Libertines volgde in september. De tekst van Can’t Stand Me Now bleek geen uitzondering. Veel songs op de plaat gaan over de ontstane situatie. Problemen die zelfs doorwerkten tot in de studio waar het album werd opgenomen. Daar waren bodyguards aanwezig om mogelijke ruzies tussen de heren te voorkomen.

Rammelend

Toch is de nieuwe plaat weer een succes. Hoewel sommige nummers nog harder rammelen als op Up the Bracket is het niveau van de songs nog steeds hoog. De genoemde single is hier een voorbeeld van, evenals Music When The Lights Go Out en The Man Who Would Be King. Waarvan de laatste de intro kopieert van Tell your King op het debuut. Ook de tekstlijntjes zijn weer erg moeilijk uit het hoofd te krijgen. Een mooi voorbeeld is het terugkerende zinnetje: “If I have to go, I will be thinking of your love” in Last Post on the Bugle. The Libertines bevat weer vele koortjes, die, samen met de rammelende gitaarsound, kenmerkend zijn voor de sound van de band. Soms klinken de songs enigszins onvoltooid en Doherty doet af en toe zijn best om zo vals en brabbelend mogelijk te zingen. Een heerlijk zorgeloos kabbelend liedje als What Katie Did doet echter al gauw een draak als Don’t Be Shy vergeten. Het laatste nummer op het album What became of the Likely Lads? is een finale verwijzing naar alle commotie rond de band, waarbij Barât en Doherty om beurten de ander “Please don’t get me wrong. See I forgive you in a song” toezingen. Zelfs het coverfoto toont een schijnbaar wankelende Doherty die overeind wordt gehouden door Barât.

Bazar Curieux

Wat volgde was een hernieuwde wereldwijde hype rond de band, voor zover die ooit was verdwenen. The Libertines gaven op 18 september een exclusief Nederlands concert op het Bazar Curieux festival in Nighttown Rotterdam. Zonder Pete Doherty, mèt Anthony Rossomando, gaf de band een vlammend concert in een afgeladen grote zaal. Vele Engelse fans waren naar de havenstad afgereisd, en zij waren (zoals gebruikelijk) degenen die zich lomp gedroegen en zelfs begonnen te moshen. Op twee songs na kwam het hele eerste album voorbij, maar ook het nieuwe materiaal werd niet geschuwd. De zang van Barât had, vooral in de eerste helft van de set, wel wat harder mogen staan. Aangezien Doherty er niet bij was, werden de tweede stemmen vervuld door bassist John Hassall en Rossomando, die deze taak amper aankonden. Laatstgenoemde vervulde zijn taak op gitaar echter een stuk beter. Toen Barât What Became Of The Likely Lads zachtjes aankondigde met “This is for my friend, he’s not here…”, werden we andermaal herinnerd aan het feit dat de band niet compleet was. Met zoveel goede songs is het misschien ook wel moeilijk een set neer te zetten die ik slecht zou vinden. En buiten sommige liedjes die hij op plaat zingt, heb ik Doherty op het podium eigenlijk niet echt gemist. The Libertines bestaan dus nog. Hopelijk komt het nog goed tussen de creatieve breinen in de band, anders heb ik volgend jaar een gat in mijn jaarlijstje.

Muziek / Album

Met een beetje hulp

recensie: The Thrills - Let's Bottle Bohemia

Een moeilijke tweede plaat voor The Thrills. Deze Ierse heren, die net doen alsof ze uit de achtertuin van The Byrds komen, maakten met hun debuut So Much For The City een ijzersterke indruk. Met broeierige perfecte popsongs, die de zomer nog net iets aangenamer maakten en je bijstonden tijdens de najaarsbuien. Let’s Bottle Bohemia is de titel van de opvolger, die waarschijnlijk niet toevallig tussen de zomer en de herfst werd uitgebracht.

Om maar meteen met de deur in huis te vallen: Let’s Bottle Bohemia maakt bij mij niet hetzelfde los als So Much For The City. Ik krijg simpelweg niet zo veel en zo vaak kippenvel als van het debuut. Misschien is dat omdat de plaat wat minder diepgang lijkt te herbergen en daarbij wat minder natuurlijk klinkt. Het kan ook zijn dat ik steeds meer het idee krijg dat ik veel liedjes van The Thrills al vaker heb gehoord. Dat is altijd het gevaar wanneer je het geluid van je groep grotendeels baseert op stromingen uit het Verleden. Verleden met grote V.

Van Dyke Parks

En dat ligt er ook nog eens vrij dik bovenop, want wie komen we tegen op Let’s Bottle Bohemia? Van Dyke Parks, de man die meewerkte aan Smile van The Beach Boys en zich onlangs ook bemoeide met die prachtige reconstructie van Brian Wilsons Smile. Verder is R.E.M.-gitarist Peter Buck present op het nummer The Curse Of Comfort. Het is de Amerikaanse West Coast-traditie die de klok slaat. Met een beetje hulp van wat vrienden.

Gewoon mooi

Het zou echer onzin zijn te beweren dat dit een slecht album vol gejatte liedjes is. Integendeel: The Thrills blijven meesters in het schrijven van mooie popdeuntjes. En daar komt bij dat die jongens immer alles van zichzelf geven, wat altijd zorgt voor extra punten. De stem van Conor Deasy is weer net zo breekbaar als op So Much For The City en de strijkers, koortjes en andere arrangementen zijn weer uit de kunst. Gewoon een mooie plaat.

Geschreeuw om commercieel succes

Het is alleen dat sommige aspecten uit de muziek van The Thrills gewoon iets te veel voor de hand liggen. Dit minpuntje zal ze overigens geen financiële nadelen gaan opleveren, want Let’s Bottle Bohemia schreeuwt toch om enig commercieel succes, zonder dat The Thrills hier een knieval maken. Mijn zegen hebben ze; ik zou het niet erg vinden dit soort liedjes vaker op de radio te horen. Daar zou ik zelfs erg gelukkig van worden.

Film / Films

Opkomen voor de kleine man

recensie: The Awful Truth

Michael Moore is altijd al een gedreven mannetje geweest. Begon hij aanvankelijk als journalist, al snel nam het activisme in hem het over. Met de documentaire Roger & Me uit 1989 kwam hij op voor de kleine man in Flint, Michigan, in Bowling for Columbine uit 2001 nam hij het op tegen de wapenwetten van Amerika en in Fahrenheit 9/11 was George W. Bush de klos. Voor iedereen die nou nog geen genoeg heeft van Moores strijd tegen de wereld, is zijn tv-serie The Awful Truth uit 1999 nu op dvd verschenen.

~

In The Awful Truth komt Moore wederom op voor de ‘de kleine man’ binnen de samenleving. Doet een verzekeraar moeilijk? Laat Disney haar personeel in te hete pakken rondlopen? Steunt een bedrijf de tabaksindustrie? Michael Moore schrikt nergens voor terug en stuurt zichzelf, een enorme kip of een kerstkoor bestaande uit kankerpatiënten zonder strottenhoofd er op af. Voor, tussen en na deze filmpjes zien we Moore voor een zaal vol trouwe fans waar hij de items aankondigt en zijn zegje doet.

Antiheld

~

The Awful Truth is een satirische serie, helemaal in de stijl van Michael Moore. Moore combineert allerlei weetjes met rare details en wisselt satire op een doeltreffende manier af met serieuze onderwerpen. Bovendien schrikt hij er niet voor terug personen of bedrijven publiekelijk zwart te maken. Dit laatste is ook meteen het grote nadeel van de serie. Er is natuurlijk niets mis met het ter verantwoording roepen van een organisatie, maar Moore opent vaak een ware heksenjacht. Hierbij fokt hij het publiek zo veel mogelijk op, waardoor je verwacht dat hij samen met zijn publiek/privéleger elk moment de zaal uit kan stormen op zoek naar onrecht. Met zijn armoedig ogende kleding, eeuwige petje, haviksneus en overgewicht is Moore de ultieme antiheld.

Eentonig

The Awful Truth bestaat uit 24 afleveringen van een half uur. Probleem hierbij is dat na een paar afleveringen alles op elkaar begint te lijken. Dit valt des te meer op als je er een paar achter elkaar bekijkt op dvd. Moore hanteert elke keer weer dezelfde formule, dus na drie afleveringen wordt het eentonig. Dat is jammer, want hierdoor valt de kracht die de serie wel bezit – zoals de humor of juist de meer serieuzere stukken – gedeeltelijk weg.

Interactie

Misschien wel het leukste aan The Awful Truth is de interactie die Moore met het publiek heeft. Er hangt een informele sfeer waarbij ook ruimte is voor conversatie. Zo stelt Moore vaak vragen aan het publiek, dat verrassend leuke antwoorden klaar heeft liggen. Het zorgt voor een aantal onverwacht leuke momenten.

Boegeroep

The Awful Truth is een serie waarbij je het beste één aflevering per week kunt kijken. Op deze manier komen de afleveringen het beste tot hun recht en blijven de humor en acties ook daadwerkelijk grappig en gewaagd. Wanneer je de dvd aanschaft en eens lekker een aantal afleveringen achter elkaar kijkt, zul je merken dat de serie eentonig wordt. De humor wordt opeens een stuk minder grappig en het boegeroep van het publiek als er een rijk persoon in beeld komt, een stuk minder onschuldig.

Boeken / Strip

Verlangens en gedachten zonder gêne

recensie: Ilah - Cordelia leest haar bloem

De cover van het album toont ons een jonge vrouw. Tussen haar lippen, die zich tot een lieftallige glimlach plooien, bungelt een rode roos. Een hoektand, scherp als die van een vampier, is duidelijk zichtbaar. Mogen we u voorstellen: Cordelia. Of moeten we zeggen Ilah? In 1996 stelde Inge Liesbeth Alfonsina Heremans zich voor aan het grote publiek. Ze deed dit middels haar alter ego Cordelia. Een jonge vrouw die haar twijfels, verlangens en gedachten zonder enige gêne tentoonspreidt.

~

Cordelia leest haar bloem is een bundeling van het beste uit de eerste vier delen. Daarmee is niet alleen de ontwikkeling te zien van Ilah als persoon maar tevens als auteur. En dat maakt het nog interessanter. Om met het eerste te beginnen, het eertijds zo schuchtere meisje is opgegroeid tot een meer zelfbewuste echtgenote en moeder. Wat is gebleven zijn haar twijfels en, niet onbelangrijk, haar humor en zelfspot. Met name deze eigenschappen maken Cordelia zo onweerstaanbaar en sexy. Ongeremd geeft ze zich bloot, soms zelfs letterlijk, en speelt ze schaamteloos met haar eigen seksualiteit zonder dat het banaal wordt.

Borrelpraat

~

De leukste scènes spelen zich af tijdens de borrelpraat. Hier komt de charme van Cordelia het best tot uiting. Gesterkt door de nodige alcoholische versnaperingen stort ze zich vol overgave in de conversatie. En iedere keer wordt het weer duidelijk dat ze onmachtig is deze tot een goed einde te brengen. Laat ze zich de ene keer verleiden tot een gênante opmerking, de andere keer wendt haar gesprekspartner zich vertwijfeld van haar af, niet wetende hoe om te gaan met deze onvoorspelbare jongedame met het hart op de tong.

Openheid

Het tweede aspect betreft de vormgeving van de situaties. Waren de eerste tekeningen nog wat krasserig en schetsmatig, langzaam is er een ontwikkeling te zien naar een meer klare lijnvoering. Ook de inkleuring is subtieler geworden, waardoor het beeld de juiste openheid uitstraalt. Verder is er steeds meer interactie zichtbaar tussen de verschillende spelers. Samen met de eenzame overpeinzingen die regelmatig opduiken, vormen ze een mooi en interessant geheel.

Om kort te gaan is het te hopen dat Cordelia ons nog lang getuige laat zijn van haar openhartige en ontwapenende kijk op de wereld.

Muziek / Album

Even slikken voor The Beatles

recensie: Brian Wilson - Smile

Daar is ie dan: het vermeende ultieme meesterwerk van Brian Wilson. Smile zou het majestueuze Pet Sounds uit 1966 nog naar de kroon steken, ware het niet dat de meester het zelf allemaal niet meer aankon. Hij stortte in en het materiaal kwam op de plank te liggen. Nou ja, honderdduizenden bootlegs lichtten een behoorlijk tip van de sluier op en ook het niveau van officieel uitgebrachte losse nummers als Good Vibrations en Surf’s Up (die afkomstig waren van de Smile-sessies) gaven te denken. Een plaat integraal van een dergelijke klasse zou Lennon & McCartney wel eens behoorlijk op de kast kunnen jagen.

~

Lennon is echter dood en McCartney doet het op muzikaal vlak ook niet zo bijster goed meer. Wilson, die met zijn laatste plaat Gettin’ In Over My Head (inclusief een zouteloos duet met diezelfde McCartney) eveneens niet echt imponeerde, gaat nu de klappen uitdelen. Tijd voor Wilsons revanche en tijd voor gespeculeer. Wat zou er zijn gebeurd als Smile destijds, aan het eind van de jaren zestig, was uitgebracht? Zou Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band zijn evenknie hebben gekregen? U snapt al waar ik heen wil: de conceptplaat Smile zoals die anno 2004 uit mijn speakers schalt is groots. Meer dan groots. Zoveel rijkdom, spanning, symboliek en creativiteit kom je niet vaak tegen in de popmuziek. Een plaat als een symfonie, met drie delen en terugkerende thema’s. De boeiende muziekstukken buitelen over elkaar heen alsof het niets is. Met teksten van Van Dyke Parks.

Dode-Zeerollen

Alleen dat tweede deel al. Met de engelenkoren die ons via een aantal prachtige passages brengen tot het fenomenale Surf’s Up. Toegegeven, Wilsons stem is een beperking geworden. Vaak zingt hij te hard en staccato, al heeft hij wel een partij topvocalisten en –muzikanten om zich heen verzameld, die een ‘hell of a job’ volbrengen. Een liefdevolle restauratie van de Dode-Zeerollen van de muziekhistorie.

Legendarisch

Beach Boys-puristen zullen misschien niet meer zo zitten wachten op deze constructie. Wie echter onbevangen naar dit werk kan kijken, zal eenzelfde pracht ervaren als bij het luisteren naar bijvoorbeeld de laatste twee platen van die briljante Flaming Lips. Een album als kunstwerk en niet als verzameling liedjes. Smile meer dan vijfendertig jaar later zal niet als legendarisch de boeken in gaan, maar wel met een eervolle vermelding voor Brian Wilson, die zichzelf verbaasde over wat hij in zijn jonge dagen had vervaardigd. En wat betreft die speculaties: ik denk dat The Beatles toch echt wel een paar keer zouden hebben moeten slikken om vervolgens op zoek te gaan naar een overtreffende trap.

Theater / Voorstelling

Onbeantwoord, toch interessant

recensie: Nationale Toneel - Niemandsland

.

~

Fascinerend is Niemandsland in ieder geval wel. Niet in de laatste plaats omdat de zinnen die worden uitgesproken zijn doorspekt met symboliek. En als je even je ogen dichtdoet en luistert naar de vaak poëtische zinnen, word je meegenomen naar een andere wereld. Een literair genot om naar te luisteren. Maar de acteurs weten ook zeker je aandacht vast te houden. Hun houding en manier van kijken zegt soms meer dan woorden.

Landré

~

Niemandsland draait voornamelijk om gesprekken tussen twee oude mannen. Spooner is er één van en wordt gespeeld door Lou Landré. Het is zijn laatste stuk, want na veertig jaar theater houdt Landré het voor gezien. Een gemis voor het Nationale Toneel, want deze man heeft heel wat in zijn mars. Nadat hij vorig seizoen al schitterde in Poker, haalt hij nu ook weer het beste uit de kast. Wat een ongelooflijk onplezierig mannetje weet hij hier neer te zetten. Hoe hij bepaalde zinnen weet uit te spreken, bezorgt je kippenvel. Maar er kan ook om hem gelachen worden als hij als een bezetene een champagne-ontbijt verorberd. Landré weet hoe het moet.

Grimmiger

Maar dan nog even terug naar het verhaal. Waar de twee mannen elkaar van kennen, of ze vreemden zijn of vrienden, is onduidelijk. Terwijl de flessen drank steeds leger raken, wordt het gesprek tussen beide heren steeds grimmiger. En dan zijn er ook nog twee ‘bedienden’. Bij hun rol kunnen ook vraagtekens gezet worden. Wat Pinter precies bedoelt met Niemandsland is vaag. De schrijver in kwestie zwijgt in alle talen.

Eigen invulling

Het Nationale Toneel zou lef hebben getoond als ze hun eigen interpretatie hadden gebracht. Voor een deel hebben ze dat ook wel gedaan, maar de onduidelijkheid blijft. Vragen worden nog steeds opgeroepen en niet beantwoord. Precies zoals Pinter het bedoeld heeft. De nadruk ligt op de teksten, daardoor komt het stuk in het begin langzaam op gang en door de vaagheid is twee uur wellicht iets aan de lange kant.

Vrije loop

Regisseur Antoine Uitdehaag heeft wel z’n best gedaan er iets moois van te maken en de juiste toon te vinden. Zelfs met een tikje humor. Want dit stuk is gewoon niet gemakkelijk om te brengen. Probeer maar eens een acteur zo ver te krijgen in dit onduidelijke stuk te stappen. Maar met de juiste acteurs (Caro Lenssen, Lou Landré, Hajo Bruins en Peter Bolhuis) is het geheel toch fascinerend. Antwoorden kun je ook zelf bedenken natuurlijk. Laat je gedachten de vrije loop. Maar als je echt niet met onbeantwoorde vragen om kan gaan, is het verstandig deze voorstelling links te laten liggen.

Niemandsland wordt nog tot en met 20 november 2004 in de theaters gespeeld.

Kunst / Achtergrond
special: De teloorgang van het Stedelijk Museum en het belang van Quarantine

De stand van zaken in de Nederlandse kunstwereld

Het belang van een nieuwe galerie of andere kunstinstelling en haar curator lijkt soms pas duidelijk in een bepaalde historische context. Quarantine, een project dat sinds 6 juni 2003 bestaat, lijkt deze gedachte te bevestigen. Lees over de teloorgang van de reputatie van het Stedelijk Museum, onverenigbare doelstellingen, het belang van Quarantine en haar curator Nina Folkersma.

Het is een veelgehoorde klacht dat het Stedelijk Museum haar reputatie als één van de belangrijkste musea voor moderne kunst heeft verloren. Een reputatie die zij onder leiding van roemruchte directeuren zoals Willem Sandberg had opgebouwd in de tweede helft van de vorige eeuw, de eerste jaren na de oorlog. Het waren deze directeuren die jong talent binnen de muren van het museum brachten en (beginnend) kunstenaars ondersteunden door werk van hen aan te schaffen voor de museumcollectie. Het was ook in deze tijd dat het Stedelijk Museum haar goede reputatie verwierf. Willem Sandberg organiseerde in 1948 de internationale tentoonstelling van Cobra en deelde de Jacob Marisprijs uit aan Piet Ouburg voor zijn tekening Vader en Zoon. Beide gebeurtenissen veroorzaakten een rel, maar getuigden van een gedurfd en vooruitstrevend beleid van het museum en haar directeur. Ook de opvolgers van Sandberg bleken een goede neus te hebben voor de recentste gebeurtenissen in de kunst. Op deze manier was het museum in staat een indrukwekkende en belangrijke collectie moderne en contemporaine kunst op te bouwen.

Verandering

Willem Sandberg

Wat was het mooi en vooral gemakkelijk geweest als deze taak voor museumdirecteuren voor altijd hetzelfde was gebleven. Maar het mocht niet zo zijn; sinds de pop-art van Andy Warhol en de postmodernistische filosofie kon zo’n beetje alles kunst zijn. Er was totaal geen houvast meer voor directeuren en critici over wat goede en wat geen goede kunst was. Een explosie van de kunstmarkt vond plaats, de prijzen schoten omhoog en musea met een bescheiden budget zagen alles lijdzaam toe.
Daar kunst duur was geworden, moest ook het Amsterdamse Stedelijk Museum zich gaan aanpassen. Aan de ene kant wilde zij haar signalerende aankoop en tentoonstellingsbeleid niet opgeven, maar aan de andere kant was daar het geldprobleem. Alleen de eigen collectie tonen en zo nu en dan een aankoop doen was geen optie. Het Stedelijk zou een verzamelplaats worden voor dode kunst, een Rijksmuseum. Toch heeft het museum nog een hele tijd bij de topmusea weten mee te draaien, mede dankzij haar meer dan uitstekende reputatie.

De klad lijkt er in zijn gekomen tijdens de beleidsperiode van Rudi Fuchs. Het lijkt erop dat deze directeur zich niets heeft aangetrokken van de gedwongen tweeslachtige houding van het museum. Hij had een zwak voor Europese schilderkunst en was bevriend met veel Duitse en Zuid-Europese schilders van wie hij tentoonstellingen organiseerde. De ene na de andere tentoonstelling met expressionistische schilderkunst leek de museumbezoekers om de oren te vliegen.

En nu?

Rudi Fuchs

We tekenen nu 2004 en het Stedelijk Museum zit in haar tijdelijk onderkomen in het stationspostkantoor. Van vele kanten wordt geroepen dat het museum deze locatie aan moet houden als dependance als het museum teruggaat naar haar verbouwde gebouw. Jonge kunstenaars kunnen dan op het postkantoor de ruimte krijgen om te experimenteren en misschien dat er ook plaats kan worden gemaakt voor enkele ateliers. Het Stedelijk heeft wel een plaats voor contemporaine kunst, het Stedelijk Museum Bureau, maar daar is geen ruimte voor ateliers of echt experiment.
Maar een dependance zou ook enkele problemen opleveren. Ten eerste zou er een verspreiding optreden van de taken van het museum. Een extra locatie betekent automatisch extra aandacht vragen omdat het echte Stedelijk en het stationspostkantoor ver van elkaar afliggen. Dit houdt ook in dat er meer geld moet worden vrijgemaakt. Geld wat er al zo weinig is en dat beter kan worden aangewend om de collectie uit te breiden. Ook al is het wenselijk dat het museum dit zou doen, noodzakelijk is het niet.

Sinds 6 juni 2003 is er in Amsterdam de Quarantine Series onder leiding van Nina Folkersma. Quarantine Series is vanaf juni 2003 actief en is voortgekomen uit een initiatief ontwikkeld door de Stichting Kunstwerk Loods 6 (SKL6) en Nina Folkersma. De SKL6 organiseerde op het voormalig KNSM Eiland al tentoonstellingen in één van de voormalige loodsen van het terrein. Folkersma, die net de internationaal vermaarde curatorenopleiding van De Appel had doorlopen, was betrokken bij de organisatie van deze tentoonstellingen.
Quarantine Series is gevestigd op de Oostelijke Handelskade in een klein gebouw naast het Lloyd Hotel. Het gebouw bood voorheen onderdak aan Oost-Europese emigranten die naar Amerika gingen. Tegenwoordig biedt het onderdak aan een tentoonstellingsruimte, twaalf ateliers, twee geluidsstudio’s en een café. Het geheel is gevestigd op een interessante locatie, de Oostelijke Handelskade en zit in een overgangsfase van krakerparadijs naar yuppenwijk en culturele instellingen schieten er als paddenstoelen uit de grond.

Peter Stel, Twijfel niet (Don’t doubt) 2002

In de gehele Quarantine Series is de stem van Folkersma groot. Zo verscheen op haar gezag bij de tentoonstellingsruimte eveneens een café, De Cantine. Dit café wou Folkersma erbij hebben om te kijken of er een ander publiek naar de kunst kwam kijken dan de geijkte club kunstliefhebbers. Daarbij is zij verantwoordelijk voor de tentoonstellingen die worden georganiseerd door de Quarantine Series.
Het tentoonstellingsprogramma heeft Folkersma opgesplitst in vier onderdelen, waarvan de belangrijkste On the Wall is. Dit zijn solotentoonstellingen van jonge kunstenaars uit de hele wereld die werk maken speciaal voor de (kleine) tentoonstellingsruimte van het gebouw. De kunstenaars worden aangemoedigd om niet enkel gebruik te maken van de muren, maar ook de vloer en het plafond te benutten. Deze tentoonstellingen wisselen elkaar om de zes á zeven weken af.

Børre Sæthre, Catch me and let me die wonderful (Selected memories: Fragments, Sketches and Ideas from the LUSTLUX-years), 2003

In het kader van Wonderwall, dat zich twee keer per jaar afspeelt, worden er tijdelijke presentaties gehouden van een klein, internationaal, creatief bedrijf. We moeten hier, volgens het persbericht wat in 2003 de deur uitging, denken aan een platenlabel, modeontwerper, of uitgeverij van kunstboeken.
Paperwall is het onderdeel dat zich richt op grafische vormgeving. Voor elke tentoonstelling of presentatie wordt het ontwerp voor de tentoonstellingspapieren door een andere vormgever verzorgd. Zo krijg je steeds een extra ‘tentoonstelling’ bij de normale presentaties van kunstenaars, bedrijven of de Off the Wall projecten, het laatste en meest interessante onderdeel van de Quarantine Series.
De Off the Wall-onderdelen zijn een maandelijks terugkerend fenomeen en bestaan uit avonden met debatten, presentaties, films, video’s etc. Een belangrijke Off the Wall-avond vond vorig jaar plaats en behelsde de presentatie van een documentaire over de Biënnale van Venetië. Deze documentaire was gemaakt door Danila Cahen, Femke Lutgerink en Nina Folkersma.

De film is gemaakt tijdens de drie dagen van de persopening van de Biënnale en de documentaire is opgedeeld in verschillende blokken die elk een ander vraagstuk probeerden te beantwoorden. Vragen als wat de doelstellingen voor de Biënnale waren en of die gehaald werden. De vraag of er een nieuwe sociaal politieke stroming in de kunst van vandaag is, de vraag wat kopstukken in museumland van de Biënnale vonden en of de Nederlanders goed werden vertegenwoordigd in Venetië. De documentaire werd vertoond in het gebouw van de Quarantine Series en zorgde voor een debat tussen de twintig genodigden en de dertig mensen die een kaartje hadden gekocht voor de vertoning. Dat dit debat niet onopgemerkt is gebleven en het belang van dergelijke discussies wordt ingezien, is duidelijk nu Folkersma en anderen hun documentaire over de Biënnale van Sao Paulo presenteren. Deze documentaire gaat 14 oktober in het Stedelijk Museum in première. Nu is het niet geheel toevallig dat een deel van de collectie van het Stedelijk op de Biënnale te zien is, maar het geeft wel aan dat het belang van Quarantine, Folkersma en haar activiteiten worden ingezien.

Boeken / Fictie

Wat er overblijft

recensie: Na het lezen van De joodse messias komen de vragen

Als je een boek niet goed vindt, kan dat twee verschillende oorzaken hebben. Of je hebt er zelf niks van gesnapt, of de schrijver heeft prutswerk geleverd. Je moet altijd uitgaan van het eerste, een positieve benadering van de schrijver: deze heeft immers zijn best gedaan om zowel technisch, stilistisch als inhoudelijk een goed werk af te leveren. De schrijver kan haast niet de bedoeling hebben gehad een mislukt boek af te leveren. Het ligt voor de hand dat je dan als lezer ergens iets over het hoofd ziet. Maar bij de nieuwe roman van Arnon Grunberg, De joodse messias, vraag ik me af wat ik dan precies niet begrijp.

Bijna vijfhonderd bladzijden telt De joodse messias, maar het verhaal is gemakkelijk samen te vatten. De Zwitser Xavier Radek, kleinzoon van een SS-officier, is gefascineerd door het lijden en besluit dat hij zal gaan troosten. Als onderwerp van zijn troostende activiteiten kiest hij het joodse volk.

Hij moest de joden gaan troosten.
Geen halfslachtig werk, niet een pleistertje hier, een beetje jodium daar. Goed troosten, dat om te beginnen, dan kwam de rest vanzelf. Xavier voelde een diep en ontzagwekkend medeleven met ze.

Xavier sluit vriendschap met de jonge orthodoxe jood Awromele en samen besluiten ze Mein Kampf in het Jiddisch te vertalen. Xavier leert Jiddisch, wordt besneden (een catastrofe, met absurde taferelen tot gevolg), wordt kunstschilder, verhuist naar Amsterdam en bereikt uiteindelijk het beloofde land, waar hij president wordt. Al die tijd zint hij op manieren om het joodse volk te troosten, te verlossen uit het lijden. Met de titel als steun in de rug is het niet moeilijk om Xavier als joodse messias te zien.

Verlosser

Xavier als messias, er zijn genoeg aanwijzingen. Mensen om hem heen hebben zelf geen naam maar heten ‘de moeder’ en ‘de architect’ (de vader van Xavier is architect) en als zij het over Xavier hebben noemen zij hem ‘het kind’. Het zijn aanduidingen die doen denken aan een allegorische voorstelling, waarin mensen symbool staan voor iets groters, iets algemeners. De teelbal van Xavier, die na zijn rampzalige besnijdenis van hem wordt gescheiden, wordt in een potje bewaard en draagt de naam Koning David. Zijn Koning David en Xavier allebei de messias, zijn ze het samen of is slechts een van beiden de redder van de joden? Wanneer Xavier aan het einde van het verhaal president is van Israël, geloven zijn onderdanen dat Koning David de joodse verlosser is. Maar de teelbal legt het uiteindelijk af tegen Xavier zelf, die het joodse volk in de laatste bladzijden van De joodse messias werkelijk van het lijden verlost.

~

Grunbergs droogkomische, maar soms alleen droge stijl en het perspectief van de cynische, alwetende verteller maken van deze roman een vlot leesbare, maar ook wat oppervlakkige vertelling. De verteller somt op wat er toen gebeurde en hoe het vervolgens verder ging. Vooral wanneer Xavier en Awromele naar Israël gaan, scheert de verteller in vogelvlucht over allerlei gebeurtenissen heen en zakt de spanningsboog in. De joodse messias kent een aantal goede, gruwelijke scènes waarin pijn en lijden een grote rol speelt, maar is over het algemeen nauwelijks spannend te noemen. Totdat de ontknoping zich aandient.

Sensatie

Wie de recensies in de grote dagbladen links laat liggen, kan zich door de ontknoping van deze roman laten verrassen. In de laatste hoofdstukken wordt duidelijk wat voor een verlosser Xavier is. Die ontdekking roept een vreemd soort sensatie bij je op: wanneer het laatste puzzelstukje op zijn plaats valt zie je plotseling het grotere geheel, dat inhoudelijk verontrustend, maar technisch aangenaam verrassend is. Hoewel, verrassend? Het is net als met de film The Usual Suspects. Een tijdlang voel je je magistraal voor de gek gehouden, maar wanneer je terugkijkt zie je dat je het al veel eerder had kunnen weten. Ben je dan teleurgesteld? Kwaad op jezelf dat je het niet eerder hebt gezien? De joodse messias neemt je goed beet. Een verdienste, want veel mensen willen laten zich niet voor de gek houden, of willen dat in ieder geval niet.

Maar dan. Je hebt De joodse messias uit en je denkt er nog wat over na. Is dit een antisemitisch boek? Een gevaarlijk boek? Als je zou willen, zou je in het boek allerlei passages kunnen vinden die in meer of mindere mate beledigend zijn voor joden, vrouwen, homo’s, arabieren. Maar veel meer vroeg ik me af: hoe heeft dit boek mij voor de gek gehouden? Achteraf blijkt dat grote dagbladen de clou al in hun bespreking verraden hadden en tijdens het lezen kwam ik genoeg aanwijzingen tegen die ik, gek genoeg, allemaal naast me neer heb gelegd. Ik kan mezelf nu voor het hoofd slaan en zeggen dat ik slecht gelezen heb en dat ik het best had kunnen zien, maar ik gun Grunberg zijn complimenten: een ontknoping die inslaat als een bom. Maar eigenlijk ook niet meer dan dat. Toen het laatste puzzelstukje op zijn plaats viel, zag je meteen het hele plaatje. Een sensatie, maar wel een van relatief korte duur. Want als je eenmaal weet ‘hoe het zit’, wat blijft er dan nog over?

Puzzel

Er zijn boeken waarbij je na de laatste punt blijft zitten met een half afgemaakte puzzel voor je en een stuk of wat losse stukjes in je hand. Dat soort boeken moet je zelf invullen en afmaken. De joodse messias is een roman die langzaam maar zeker zelf de puzzel in elkaar legt. Het ontbrekende stukje, dat op het allerlaatst wordt neergelegd, is het stukje dat alle andere stukjes in perspectief plaatst en daarmee zicht geeft op de totale constructie. Er valt niets meer te raden over: in één oogopslag overzie je het hele verhaal. En daarin stelt De joodse messias licht teleur.

Want er lijkt zo veel in te zitten. De symboliek van lijden en verlossen. De parallellen tussen joden- en christendom. De vertaling van Mein Kampf, een boek dat in De joodse messias als een soort bijbel fungeert. Bijna alles blijkt in dienst te staan van die ontknoping, alsof het vlees is dat de ware vorm van het skelet een tijdje moet verhullen. Maar het kan toch haast niet zo zijn dat deze ‘Grote Joodse Roman’ niet meer is dan een skelet? Ik moet ergens iets over het hoofd zien. Maar wat? De joodse messias is geen mislukt boek, maar ik vraag me oprecht af of er nog iets inzit wat ik niet gezien heb.

Muziek / Album

Gedoemd tot de grote stapel

recensie: Saybia - These Are The Days

.

~

Gebeurt er verder nog iets? Ach natuurlijk, je hebt The Bees, The Thermals, The Zutons, The Shins, The Veils, The Vines, The Datsuns en ga zo maar door. Inderdaad, ook allemaal retro. Daarbij zullen bandjes als Coldplay, Novastar, Keane, Travis en Saybia altijd een groot publiek blijven trekken. Terecht of onterecht, de meningen zijn er sterk over verdeeld: de één heeft er ontiegelijk de schurft aan, de ander vindt het schitterende muziek. Toch zijn we het er met zijn allen vrijwel over eens dat je voor experimenteerdrift elders moet zijn.

Nette jongetjes

Met dat uitgangspunt in ons achterhoofd belanden we eindelijk daar waar we moeten zijn: bij het onlangs verschenen nieuwe album van het Deense Saybia, These Are The Days. Na een aantal demo’s en EP’s verscheen twee jaar geleden het debuutalbum The Second You Sleep met daarop de hitsingle The Day After Tomorrow. Welk tienermeisje kent niet de openingsregel “Please tell me, why do birds sing when you’re near me”? Het was het soort muziek dat je moeder ook leuk kon vinden. Toch merkwaardig: moeders heb ik namelijk nooit kunnen betrappen op enige muzikale voorkeur. Seks, drugs en rock ’n roll lijken bij Saybia verder weg dan ooit. Als het woord drugs al valt dan gaat het consequent over jointjes. De zelfkant van het leven? Volgens mij hebben ze geen idee waar het over gaat. De leden van Saybia zijn nette jongetjes met een gedegen opvoeding.

Soft en poppy

Met These Are The Days trekt Saybia de lijn van zijn voorganger door, al omschreef de band het album in Oor 18 zelf als dieper, donkerder en serieuzer. De zon wil maar niet schijnen en de liefde is ook al zo hopeloos, dat idee. Eigenlijk volstaat wat dat betreft een verwijzing naar de recensie van Hopes And Fears van Keane. Laat ze het alleen niet horen, want in datzelfde interview laten ze weten Keane veel te soft en poppy te vinden. Opgroeiende jongetjes die denken dat ze al volwassen zijn, je zou ze de kost geven. Muzikaal doen nummers als Guardian Angel en het bonusnummer vooral denken aan Radiohead met een hand op de rem. De refreinen van I Surrender en We Almost Made It klinken daarentegen erg naar de Counting Crows en als iemand me had gezegd dat Stranded een nummer van Novastar was, dan had ik hem geloofd. Wil dat zeggen dat Saybia vooral goed geluisterd heeft naar zijn voorbeelden? Dat is te gemakkelijk, want Saybia heeft ontegenzeggelijk een eigen geluid.

Grote stapel

De eerste single, Brillant Sky, wordt inmiddels grijs gedraaid op de nationale radio, en we hadden hier op de redactie ook niet anders verwacht. Het zwaardere Soul United zou het ook uitstekend doen. Best te pruimen, alleen zijn we een beetje bang dat deze cd over een aantal maanden op de grote stapel is beland. En vind hem dan nog maar eens terug.