Kunst / Achtergrond
special: De teloorgang van het Stedelijk Museum en het belang van Quarantine

De stand van zaken in de Nederlandse kunstwereld

Het belang van een nieuwe galerie of andere kunstinstelling en haar curator lijkt soms pas duidelijk in een bepaalde historische context. Quarantine, een project dat sinds 6 juni 2003 bestaat, lijkt deze gedachte te bevestigen. Lees over de teloorgang van de reputatie van het Stedelijk Museum, onverenigbare doelstellingen, het belang van Quarantine en haar curator Nina Folkersma.

Het is een veelgehoorde klacht dat het Stedelijk Museum haar reputatie als één van de belangrijkste musea voor moderne kunst heeft verloren. Een reputatie die zij onder leiding van roemruchte directeuren zoals Willem Sandberg had opgebouwd in de tweede helft van de vorige eeuw, de eerste jaren na de oorlog. Het waren deze directeuren die jong talent binnen de muren van het museum brachten en (beginnend) kunstenaars ondersteunden door werk van hen aan te schaffen voor de museumcollectie. Het was ook in deze tijd dat het Stedelijk Museum haar goede reputatie verwierf. Willem Sandberg organiseerde in 1948 de internationale tentoonstelling van Cobra en deelde de Jacob Marisprijs uit aan Piet Ouburg voor zijn tekening Vader en Zoon. Beide gebeurtenissen veroorzaakten een rel, maar getuigden van een gedurfd en vooruitstrevend beleid van het museum en haar directeur. Ook de opvolgers van Sandberg bleken een goede neus te hebben voor de recentste gebeurtenissen in de kunst. Op deze manier was het museum in staat een indrukwekkende en belangrijke collectie moderne en contemporaine kunst op te bouwen.

Verandering

Willem Sandberg

Wat was het mooi en vooral gemakkelijk geweest als deze taak voor museumdirecteuren voor altijd hetzelfde was gebleven. Maar het mocht niet zo zijn; sinds de pop-art van Andy Warhol en de postmodernistische filosofie kon zo’n beetje alles kunst zijn. Er was totaal geen houvast meer voor directeuren en critici over wat goede en wat geen goede kunst was. Een explosie van de kunstmarkt vond plaats, de prijzen schoten omhoog en musea met een bescheiden budget zagen alles lijdzaam toe.
Daar kunst duur was geworden, moest ook het Amsterdamse Stedelijk Museum zich gaan aanpassen. Aan de ene kant wilde zij haar signalerende aankoop en tentoonstellingsbeleid niet opgeven, maar aan de andere kant was daar het geldprobleem. Alleen de eigen collectie tonen en zo nu en dan een aankoop doen was geen optie. Het Stedelijk zou een verzamelplaats worden voor dode kunst, een Rijksmuseum. Toch heeft het museum nog een hele tijd bij de topmusea weten mee te draaien, mede dankzij haar meer dan uitstekende reputatie.

De klad lijkt er in zijn gekomen tijdens de beleidsperiode van Rudi Fuchs. Het lijkt erop dat deze directeur zich niets heeft aangetrokken van de gedwongen tweeslachtige houding van het museum. Hij had een zwak voor Europese schilderkunst en was bevriend met veel Duitse en Zuid-Europese schilders van wie hij tentoonstellingen organiseerde. De ene na de andere tentoonstelling met expressionistische schilderkunst leek de museumbezoekers om de oren te vliegen.

En nu?

Rudi Fuchs

We tekenen nu 2004 en het Stedelijk Museum zit in haar tijdelijk onderkomen in het stationspostkantoor. Van vele kanten wordt geroepen dat het museum deze locatie aan moet houden als dependance als het museum teruggaat naar haar verbouwde gebouw. Jonge kunstenaars kunnen dan op het postkantoor de ruimte krijgen om te experimenteren en misschien dat er ook plaats kan worden gemaakt voor enkele ateliers. Het Stedelijk heeft wel een plaats voor contemporaine kunst, het Stedelijk Museum Bureau, maar daar is geen ruimte voor ateliers of echt experiment.
Maar een dependance zou ook enkele problemen opleveren. Ten eerste zou er een verspreiding optreden van de taken van het museum. Een extra locatie betekent automatisch extra aandacht vragen omdat het echte Stedelijk en het stationspostkantoor ver van elkaar afliggen. Dit houdt ook in dat er meer geld moet worden vrijgemaakt. Geld wat er al zo weinig is en dat beter kan worden aangewend om de collectie uit te breiden. Ook al is het wenselijk dat het museum dit zou doen, noodzakelijk is het niet.

Sinds 6 juni 2003 is er in Amsterdam de Quarantine Series onder leiding van Nina Folkersma. Quarantine Series is vanaf juni 2003 actief en is voortgekomen uit een initiatief ontwikkeld door de Stichting Kunstwerk Loods 6 (SKL6) en Nina Folkersma. De SKL6 organiseerde op het voormalig KNSM Eiland al tentoonstellingen in één van de voormalige loodsen van het terrein. Folkersma, die net de internationaal vermaarde curatorenopleiding van De Appel had doorlopen, was betrokken bij de organisatie van deze tentoonstellingen.
Quarantine Series is gevestigd op de Oostelijke Handelskade in een klein gebouw naast het Lloyd Hotel. Het gebouw bood voorheen onderdak aan Oost-Europese emigranten die naar Amerika gingen. Tegenwoordig biedt het onderdak aan een tentoonstellingsruimte, twaalf ateliers, twee geluidsstudio’s en een café. Het geheel is gevestigd op een interessante locatie, de Oostelijke Handelskade en zit in een overgangsfase van krakerparadijs naar yuppenwijk en culturele instellingen schieten er als paddenstoelen uit de grond.

Peter Stel, Twijfel niet (Don’t doubt) 2002

In de gehele Quarantine Series is de stem van Folkersma groot. Zo verscheen op haar gezag bij de tentoonstellingsruimte eveneens een café, De Cantine. Dit café wou Folkersma erbij hebben om te kijken of er een ander publiek naar de kunst kwam kijken dan de geijkte club kunstliefhebbers. Daarbij is zij verantwoordelijk voor de tentoonstellingen die worden georganiseerd door de Quarantine Series.
Het tentoonstellingsprogramma heeft Folkersma opgesplitst in vier onderdelen, waarvan de belangrijkste On the Wall is. Dit zijn solotentoonstellingen van jonge kunstenaars uit de hele wereld die werk maken speciaal voor de (kleine) tentoonstellingsruimte van het gebouw. De kunstenaars worden aangemoedigd om niet enkel gebruik te maken van de muren, maar ook de vloer en het plafond te benutten. Deze tentoonstellingen wisselen elkaar om de zes á zeven weken af.

Børre Sæthre, Catch me and let me die wonderful (Selected memories: Fragments, Sketches and Ideas from the LUSTLUX-years), 2003

In het kader van Wonderwall, dat zich twee keer per jaar afspeelt, worden er tijdelijke presentaties gehouden van een klein, internationaal, creatief bedrijf. We moeten hier, volgens het persbericht wat in 2003 de deur uitging, denken aan een platenlabel, modeontwerper, of uitgeverij van kunstboeken.
Paperwall is het onderdeel dat zich richt op grafische vormgeving. Voor elke tentoonstelling of presentatie wordt het ontwerp voor de tentoonstellingspapieren door een andere vormgever verzorgd. Zo krijg je steeds een extra ‘tentoonstelling’ bij de normale presentaties van kunstenaars, bedrijven of de Off the Wall projecten, het laatste en meest interessante onderdeel van de Quarantine Series.
De Off the Wall-onderdelen zijn een maandelijks terugkerend fenomeen en bestaan uit avonden met debatten, presentaties, films, video’s etc. Een belangrijke Off the Wall-avond vond vorig jaar plaats en behelsde de presentatie van een documentaire over de Biënnale van Venetië. Deze documentaire was gemaakt door Danila Cahen, Femke Lutgerink en Nina Folkersma.

De film is gemaakt tijdens de drie dagen van de persopening van de Biënnale en de documentaire is opgedeeld in verschillende blokken die elk een ander vraagstuk probeerden te beantwoorden. Vragen als wat de doelstellingen voor de Biënnale waren en of die gehaald werden. De vraag of er een nieuwe sociaal politieke stroming in de kunst van vandaag is, de vraag wat kopstukken in museumland van de Biënnale vonden en of de Nederlanders goed werden vertegenwoordigd in Venetië. De documentaire werd vertoond in het gebouw van de Quarantine Series en zorgde voor een debat tussen de twintig genodigden en de dertig mensen die een kaartje hadden gekocht voor de vertoning. Dat dit debat niet onopgemerkt is gebleven en het belang van dergelijke discussies wordt ingezien, is duidelijk nu Folkersma en anderen hun documentaire over de Biënnale van Sao Paulo presenteren. Deze documentaire gaat 14 oktober in het Stedelijk Museum in première. Nu is het niet geheel toevallig dat een deel van de collectie van het Stedelijk op de Biënnale te zien is, maar het geeft wel aan dat het belang van Quarantine, Folkersma en haar activiteiten worden ingezien.