Film / Films

Menselijke tekortkomingen

recensie: Comme une Image

De franse film Comme une image is gemaakt door twee vrienden, Agnès Jaoui en Jean-Pierre Bacri, die eerder de succesvolle komedie Le goût des autres (2000) verzorgden. Het duo nam de hoofdrollen voor zijn rekening en schreef het scenario, terwijl Jaoui de regie op zich nam. Uit zo’n persoonlijk project kan eigenlijk geen slechte film onstaan.

~

Bacri speelt een succesvolle schrijver met een writer’s block, getrouwd met een jonge schoonheid, Jaoui speelt de echtgenote van een collega van hem. Aan alle personages wordt evenveel aandacht besteed, maar centraal staat Bacri’s dochter en haar problematische relatie met hem en haar vrienden en minnaars.

Upper class

Het verhaal heeft geen kop en staart: de film is simpelweg een portret van licht getroubleerde upper class-figuren. Deze mensen zijn rijk maar ontevreden, vol zelfmedelijden, vaak zelfzuchtig en arrogant. Hun tekortkomingen vormen de kern van de film, die sarcastisch en toch liefdevol is. De personages blijven altijd menselijk, maar daarmee zijn ze ook stuk voor stuk onsympathiek. De situaties waarin ze verkeren zijn altijd geloofwaardig, maar er gebeurt bar weinig in de film.

Typisch Frans

~

En toch weet Jaoui meestal de aandacht vast te houden. Dat komt door de typisch Franse kunst van het aan elkaar hechten van scènes waarin niets gebeurt, en dat lukt alleen met eersteklas acteerprestaties, waar het in Comme une image niet aan ontbreekt. Zonder dat de film cynisch van toon wordt, blijft steeds voorop staan wat er aan deze mensen mankeert, soms door middel van humor, dan weer in droef stemmende scènes. Comme une image heeft niet bijzonder veel om het lijf, maar is wel een nagenoeg perfect geacteerde, levensechte en bovenal humane film.

Film / Films

Muppets voor de wereldvrede

recensie: The Muppet Show / The Freggels

Langzaam schuift het laatje van de dvd speler dicht. Even wordt het beeld zwart waarna het logo van Bridge Entertainment langs komt zeilen. Weer wordt het beeld zwart voor die vervelende boodschap: “de op deze beelddrager vastgelegde audiovisuele werken zijn auteursrechterlijk beschermd en… bla bla bla”. Maar dan, dan begint het eindelijk. Door de boxen klinkt het geluid van één van de meest herkenbare programmatunes ter wereld: die van de Muppet Show.

~

Het heeft even geduurd, maar nu er steeds meer oude kinderseries op dvd verschijnen konden De Muppets natuurlijk niet achterblijven. Vandaar ook dat er een box is uitgebracht met drie dvd’s met een selectie van de beste afleveringen. Tenminste, zo staat het op de hoes. Of het daadwerkelijk de beste afleveringen zijn valt te betwijfelen. De samenstellers van de dvd’s hebben namelijk uitsluitend gekozen voor afleveringen met gasten als Steve Martin, John Cleese, Brooke Shields en castleden van Star Wars. Stuk voor stuk grote namen die het grote publiek makkelijker zullen aansporen de schijfjes aan te schaffen dan (vaak originelere) afleveringen met minder bekende gasten.

Zingende Stallone

Gelukkig zijn de Muppets zelf vrijwel altijd leuk om naar te kijken. De Zweedse tv-kok, de eeuwig zeurende oude mannetjes Waldorf en Stadler, de altijd woest drummende Animal en natuurlijk Gonzo, die vanwege zijn vreemde uiterlijk regelmatig kampt met een identiteitscrisis. Allemaal hebben ze in de jaren dat de Muppet Show werd uitgezonden een onvergetelijke indruk achtergelaten. Zelfs een in gladiatorpak gehesen Sylvester Stallone die een duet zingt (!) met de leeuw waartegen hij moet strijden kan tegen hen niet op.

Nooit meer oorlog

~

Tegelijkertijd met De Muppets verscheen er, eveneens bij Bridge Entertainment nog een dvd van een Jim Henson productie: De Freggels, over het zorgeloze Freggelvolkje dat niets liever doet dan muziek maken en feestvieren. Een serie waarmee Henson destijds hoopte de oorlog de wereld uit te helpen. Wanneer je maar duidelijk genoeg het goede voorbeeld geeft van de ideale samenleving, zo dacht hij, kun je ‘zaadjes van het pacifisme planten’ bij de jonge kijkertjes zodat zij later zullen inzien dat oorlog niets oplost. Vandaar ook dat de Freggels leven in een wereld die een afspiegeling van zijn Utopia is. En inderdaad, iedereen in de Freggelgrot leeft in harmonie. En als er een keer ruzie is, wordt dit door veel te praten (en te zingen natuurlijk) opgelost.

Alles in evenwicht

Andere bewoners van de Freggelgrot zijn de Doeners, druk werkende wezentjes die de hele dag aan het bouwen zijn. De Freggels zorgen er met het opeten van deze bouwwerken voor dat de Doeners de grot niet helemaal dicht bouwen. Kortom, alles is in evenwicht. Zelfs de angstaanjagende Griezels die buiten de grot leven zijn nodig om de Freggelwereld optimaal te laten werken.

Hoewel Henson de oorlog helaas niet uit de wereld heeft weten te bannen, heeft hij wel opnieuw gezorgd voor geweldige kindertelevisie. Een boodschap kan geen kwaad, maar deze moet er niet te dik bovenop liggen. Kindertelevisie moest vooral leuk zijn volgens Henson. En daarin is hij uitstekend geslaagd.

Incompleet

~

Vreemd is alleen wel dat Bridge Entertainment slechts zeventien afleveringen in de box heeft gestopt. De complete serie bevat nog zeven afleveringen meer. De box was een stuk completer geweest wanneer alle vierentwintig afleveringen samen waren gebracht. Dan maar vier in plaats van drie cd’s. Nog een minpuntje is dat het enige extra materiaal van beide boxen een documentaire over het werk van Jim Henson is. Niet dat dit geen leuke en interessante film is, maar door op beide dvd’s hetzelfde documentaire te zetten maken de samenstellers zich er wel erg makkelijk van af. Zeker omdat de Freggels er niet eens in ter sprake komen.

Kunst / Achtergrond
special: De Turner Prize

Blijf met je poten van de kunst!

.

Grayson Perry – Boring Cool People, 1999. Courtesy Victoria Miro Gallery, London

De Turner Prize (£40.000) wordt sinds 1984 jaarlijks door een deskundige jury uitgereikt aan een Britse kunstenaar jonger dan 50 jaar, naar aanleiding van een tentoonstelling die heeft plaatsgevonden in de twaalf maanden voorafgaand aan de uitreiking. De prijs is bedoeld om de discussie op gang te brengen over de nieuwste ontwikkelingen in de hedendaagse Britse kunst. Controverse lijkt sinds mensenheugenis onderdeel van het spektakel. Eerdere edities leverden winnaars op als Gilbert & George, Anish Kapoor, Steve McQueen, Richard Long en Damien Hirst en daarmee lijkt het winnen van de prijs een garantie voor opname in de annalen van de kunstgeschiedenis. Maar ook finalisten als Tracy Emin, Jake en Dinos Chapman en Wolfgang Tillmans zijn daarin inmiddels geslaagd.

Vorig jaar won Grayson Perry. In mijn ogen niet zo verschrikkelijk opzienbarend, want juist de combinatie van een historische vorm met actuele sociaal-maatschappelijke beelden brengt de wereld van de kunstgeschiedenis samen met het heden. De kunst draagt iets wezenlijks bij aan de maatschappelijke discussie en getuigt van een historisch bewustzijn. Alleen de quasi-betrokkenheid zou je Perry met een beetje goede wil kunnen verwijten. Wat we uit de vorige editie kunnen opmaken is dat de jury niet snel zal zwichten voor het schokeffect: de publieksfavorieten Jake en Dinos Chapman moesten het afgelopen jaar bijvoorbeeld afleggen tegen het gedistingeerde ‘zondagmiddagdesign’ van Perry, al verscheen die laatste wel weer in een lila jurk op de prijsuitreiking.

2004

Videostill van The Battle of Orgreave, 2001. Vervaardigd in opdracht van Artangel © Jeremy Deller

Opvallend dit jaar is het politieke en sociale karakter van drie van de vier inzendingen. Tenminste, dat is wat de Tate je graag wil doen geloven. In de praktijk prik je zo door die quasi-betrokkenheid heen. Slechts Ataman lijkt in die zin oprecht geïnteresseerd. Op de website van Tate Britain worden de kandidaten uitgebreid aan je voorgesteld. Je kunt er zelfs je stem uitbrengen op je persoonlijke favoriet. Heb alleen niet de illusie dat het iets uitmaakt, want de jury beslist wie er met de Turner Prize vandoor gaat. Een hypocriete gang van zake noem ik dat. Niets is vreselijker dan het publiek te laten geloven dat zijn mening ertoe doet, terwijl het in feite allemaal wordt bekokstoofd door een stelletje bobo’s. Bovendien zouden de winnaars er ook wel zijn gekomen zonder de erkenning van een jury, dus wat dat betreft zou je kunnen afvragen wat eigenlijk de waarde is van dit soort gala’s. Opvallend is verder hoe weinig kritisch de Britse pers is naar het paradepaardje van de Britse kunstwereld.

De vier kandidaten van dit jaar aan je voorgesteld:

Ben Langlands en Nikki Bell

Ben Langlands en Nikki Bell – The House of Osama bin Laden, 2003. Eigendom van de kunstenaars en V/Space LAB

Het duo Langlands en Bell werkt samen sinds 1978 en exposeert internationaal sinds het begin van de jaren 80. Ze verkennen met hun kunst de relaties tussen de mens en de architectuur. Hun werk varieert van sculptuur tot nieuwe media tot architectuur. In 1991 hadden ze de status van officiële oorlogskunstenaars toen ze afreisden naar Afghanistan om Osama Bin Ladens voormalige huis te bezoeken in Daruntah, ten westen van Jalalabad.

Jeremy Deller

Jeremy Deller werd in 1966 geboren in Londen en studeerde kunstgeschiedenis aan de Courtauld Institute of Art. Participatie staat centraal in Dellers werk. Hij is werkzaam als curator en onafhankelijk kunstenaar en werd bekend met zijn nagespeelde versie van The Battle of Orgreave, de opstand tijdens een mijnwerkersstaking in 1984. Hij is vooral geïnteresseerd in de verborgen sociale geschiedenis van het mainstream publiek.

Kutlag Ataman

Videostill van Kutlug Ataman’s Semiha B. Unplugged, 1997. Eigendom van de kunstenaar, Lehmann Maupin Gallery, New York

Kutlug Ataman werd in 1961 geboren in Istanbul en behaalde in 1985 een BA op het gebied van film aan de University of California. Hij werd onder meer bekroond als filmmaker, maar is daarnaast werkzaam als autonoom kunstenaar. In zijn video-installaties schetst hij een intiem portret van de geportretteerde, waarbij de focus ligt op de sociale problematiek.

Yinka Shonibare

Yinka Shonibare werd geboren in Londen en studeerde er in de periode 1984-1989 aan de Byam Shaw School of Art. In 1991 haalde hij zijn BA aan het Goldsmiths College (Londen). Een groot gedeelte van zijn jeugd bracht hij door in het land van zijn ouders, Nigeria. Deze dubbele nationaliteit speelt een belangrijke rol in Shonibare’s werk, waarin hij veel gebruik maakt van sculpturale installaties gemaakt van Afrikaanse stoffen. Met zijn werk tracht hij het debat te openen over de sociale, culturele en politieke waarden die bepalend zijn voor onze nationale identiteit en geschiedenis. Zijn werk daagt juist door het vervagen van de grens tussen westerse High Art en de traditionele Afrikaanse kunst de bestaande vooronderstellingen uit met betrekking tot de representatie van de werkelijkheid. Onlangs nog was in museum Boijmans Van Beuningen werk van Shonibare te zien in de tentoonstelling Double Dutch.

Wie er gaat winnen?

Yinka Shonibare – Scramble for Africa, 2003. Vervaardigd in opdracht van het Museum for African Art, New York, voor de tentoonstelling Look Both Ways. Eigendom van de kunstenaar, Stephen Friedman Gallery, Londen.

De Engelsen zouden de Engelsen niet zijn als je geen geld zou kunnen inzetten op wie er wint. Bij de bookmakers zijn Shonibare en Deller voorlopig favoriet, waarvan eerstgenoemde ongetwijfeld de beste papieren heeft. De jury bestaat dit jaar uit Catherine David (directeur van Witte de With, centrum voor hedendaagse kunst, Rotterdam), Adrian Searle (kunstcriticus van The Guardian), Robert Taylor (vertegenwoordiger van de Patrons of New Art), David Thorp (curator hedendaagse kunst van de Henry Moore Foundation) en voorzitter Nicholas Serota (directeur van de Tate).

Als de jury kloten heeft, dan gaan Langlands/Bell of Deller met de prijs aan de haal. Shonibare is me net eventjes te braaf. En als ik heel eerlijk ben, heeft eigenlijk geen van de vier kandidaten het niveau van de eerdere winnaars. Wie wil zien om welke kunstwerken het allemaal is te doen, kan tot 23 december terecht in de Tate Britain (Londen). Om met de woorden van Tom Lanoye te eindigen: Doen!

Boeken / Fictie

Van mensen en vogels, de dingen die voorbij gaan

recensie: Louis de Bernières - Vogels zonder vleugels

“De mens is een vogel zonder vleugels en een vogel is een mens zonder zorgen,” schrijft Louis de Bernières in Vogels zonder vleugels. Deze roman verschijnt tien jaar na het succesvolle Kapitein Corelli’s mandoline en is De Bernières’ vijfde roman.

Vogels zonder vleugels is het verhaal van het al dan niet echt bestaande Turkse dorpje Eskibahçe in het begin van de twintigste eeuw. Het is onderdeel van het Ottomaanse Rijk dat zich uitstrekt over vele landen en dat zeer veel nationaliteiten in zich herbergt. In het dorp wonen moslims, orthodoxe christenen, Armenen en joden vriendschappelijk naast elkaar. Ze zijn buren, goede vrienden en huwen onder elkaar. Hun leven is rustig.
Voorlopig nog ver van Eskibahçe speelt het verhaal van Mustafa Kemal Atatürk, de “vader van Turkije”. Zijn nationalistische ideeën krijgen onder invloed van de Balkanoorlogen in 1912 en 1913 een flinke impuls. Wanneer de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, komen beide verhalen samen: de islamitische mannen en jongens van Eskibahçe worden opgeroepen om mee te vechten in de heilige oorlog voor het Ottomaanse Rijk. De christenen worden afgevoerd om als slaven in de werkbataljons de infrastructuur voor het leger te verzorgen. De Armeense bevolking is al eerder verdwenen, weggevoerd en naar later blijkt vermoord in het kader van wat wij kennen als de genocide op de Armeniërs. Na afloop van de Grote Oorlog gaat de strijd voor een onafhankelijk Turkije door en Mustafa Kemal slaagt er uiteindelijk in zijn droom waar te maken. Een van zijn eerste maatregelen is alle christenen naar Griekenland te deporteren, “in ruil” voor de islamieten die daar wonen. Wederom krijgt Eskibahçe te maken met een ongewenste volksverhuizing, opgelegd “van bovenaf”.

Verdriet en machteloosheid

Vogels zonder vleugels is een complex boek, waarin de “grote geschiedenis” gekoppeld wordt aan het persoonlijke leven. Het bevat te veel verhalen en gaat over te veel personen om in enkele woorden te beschrijven. Het gaat bijvoorbeeld over de menselijke onmacht. “Als we vleugels hadden, dacht je dan dat we zoveel zouden lijden op één plaats? Dacht je niet dat we dan zouden wegvliegen naar het paradijs?” spreekt een van de personages op pagina 64, als er nog 500 bladzijden leed moeten komen.

De mens is onmachtig tegenover zijn eigen leed en verdriet, maar ook tegenover de beslissingen van de grote, anonieme machten. Ineens is het dorp leeg, moeten alle mannen vechten in een oorlog tegen landen waar ze nog nooit van gehoord hebben. Ze worden gedwongen te leven in een gruwelijkheid die niets te maken heeft met menselijkheid:

Ik lag daar bij de rand van de loopgraaf en zag hoe hij instortte, en ik was zo nat alsof ik in zee lag, en ik zag de verdronken lichamen van mijn kameraden onder me langsdrijven, evenals een dode ezel, en oude lijken die uit de bodem van de loopgraven waren gespoeld.

En erger: de anonieme machten hebben besloten dat families uiteen gereten moeten worden, dat vrienden niet langer vrienden mogen zijn, dat religie een argument voor scheiding is en dat nationalisme boven persoonlijk leven gaat. De woorden die vroeger scheldwoorden waren, worden nu met trots gebruikt. “Hoe vreemd dat de wereld veranderde door woorden, en dat woorden veranderden door de wereld.”

~

Hoop

Maar het boek gaat ook over het menselijk doorzettingsvermogen en over hoop, die door het verdriet heen altijd wel iets positiefs te zien geeft. Het gaat over de liefde, die misschien fysiek verdreven of dood is, maar die in de geest van de achtergeblevene volop bloeit en kracht geeft.
Het boek gaat over de prachtige verhalen die mensen met zich meedragen en die hun identiteit vormen. Maar “het probleem met verhalen is dat ze zijn als woekerplanten die zich overal omheen moeten slingeren, overal naar toe moeten kruipen voordat ze boven aan de paal zijn”, aldus Iskander de Pottenbakker, tevens de spreekwoordenverzinner van het dorp. De Bernières verliest zich wel eens in zijn verhalen, maar daardoor ontstaat tegelijk een breed en rijk beeld van het leven in een mediterraan dorp.
En het is tenslotte ook een boek over geschiedenis. In plaats van over de bekende westerse frontlijn lezen we nu over de loopgraven in Turkije, waar de soldaten net zo erg te lijden hadden en net zo massaal sneuvelden. Het is de geschiedenis van een nog steeds turbulente regio, een geschiedenis die niet bij iedereen even bekend is. Het schetst de achtergrond van de discussie over het al dan niet toetreden van Turkije tot de EU.

Boodschap

De Bernières beschrijft de geschiedenis boeiend en levendig. Bovendien zijn de karakters bizar, ontroerend en lachwekkend en is de humor opbeurend en soms wrang. Zijn boodschap is duidelijk: nationalisme en religieus fanatisme deugen niet. Maar

“omdat we niet kunnen vliegen, zijn we veroordeeld dingen te doen die niet bij ons passen. Omdat we geen vleugels hebben, worden we gedwongen tot worstelingen en weerzinwekkende dingen waarnaar we niet verlangden, en dan, na dat alles, verstrijken de jaren, de bergen worden vlakker, de dalen komen omhoog, de rivieren worden gestremd door zand en de kliffen vallen neer in zee.”

Het blijkt dat de menselijke geest buigzaam genoeg is om de meest vreselijke gruwelen te overleven. Maar of dat nu echt een opbeurende gedachte is?

Film / Films

Tien jaar later nog steeds cool

recensie: Reservoir Dogs: 10 Year Anniversary Edition

De decembermaand komt er weer aan, en wat is er leuker om in je schoen of kerstsok te vinden dan een coole dvd? Gelukkig bestaat Reservoir Dogs dit jaar tien jaar, reden genoeg om een Special Edition 2-disc versie op de markt te brengen. Het uiterlijk van deze set is met één woord te omschrijven: wow. De stripachtige tekeningen op hoes én op de schijfjes zelf zijn eigenlijk al reden genoeg om deze dvd op je verlanglijstje te zetten.

~

Het verhaal van de film mag inmiddels bekend zijn, maar voor wie de afgelopen tien jaar onder water heeft gewoond, nog even een kleine opfrissing: zes professionele criminelen zijn bij elkaar gesprokkeld om een goed geplande diamantroof te maken. Deze zes mannen kennen elkaar alleen onder codenamen als Mr. Orange (Tim Roth), Mr. Blonde (Michael Madsen) en Mr. White (Harvey Keitel). Als de politie tijdens de roof veel te snel verschijnt, breekt paniek uit. De zes criminelen moeten tussen kogels door vluchten, waarbij niet iedereen er even gezond of zelfs levend uitkomt. De overgebleven mannen ontmoeten elkaar weer op een afgesproken plek, waar één ding moet worden vastgesteld: er zit een mol tussen de ‘gekleurde’ mannen. Maar wie?

Altijd enthousiast

~

De speciale editie van Quentin Tarantino’s debuutfilm staat vol met extra’s, maar niet zo vol als je zou hopen. Het commentaar van de makers is erg leuk om naar te luisteren, zeker ook omdat Tarantino áltijd enthousiast lijkt te zijn. Hoeveel er vandaag de dag ook al bekend is over Reservoir Dogs, het is altijd leuk om er nóg meer over te leren. Naast Tarantino is er onder meer te luisteren naar producer Lawrence Bender en acteurs Chris Penn en Michael Madsen. Ook zijn er drie commentaartracks van in Amerika beroemde filmcritici, wat weer eens wat anders is. Deze Peter Travers, Amy Taubin en Emmanuel Levy laten hier wellicht geen belletje rinkelen, maar het is leuk naar ze te luisteren. Hun commentaar beslaat niet de gehele film.

George Baker

Omdat dit de Nederlandse versie is (in Amerika zijn er zelfs meerdere special editions, elk gewijd aan een van de Misters) mag George Baker natuurlijk niet ontbreken. Een interview (in het Nederlands nog wel!), de videoclip van het nummer Little Green Bag en een ontzettend overbodige televisiereclame. Ook zijn er ‘dedications’ gewijd aan Eddie Bunker (Mr. Blue) en Lawrence Tierney (Joe Cabot), die in 2002 overleed. Overige extra’s zijn een paar leuk in elkaar gezette interviews op met cast en crew, waarvan het interview met Michael Madsen eruit springt. Maar ook bijvoorbeeld Quentin Tarantino en Tim Roth zijn leuk om naar te kijken en luisteren. De Radio Show is ook origineel gevonden, maar het is niet de extra waarvoor je een dvd koopt.

Voor alle Tarantino- en Dogs-fans mag deze dvd absoluut niet ontbreken in de kast. Voor alle anderen volstaat ook de (overigens ook veel goedkopere) ‘gewone’ versie. Want op het hoesje na zijn de extra’s niet heel bijzonder. Maar de film blijft ook na tien jaar nog even cool als de eerste keer.

Kunst / Expo binnenland

Goed fout goud in Stedelijk

recensie: Geel metalliek

In de tentoonstelling Geel metalliek: Goud voor Robert Smit in het SMCS (Stedelijk Museum) te Amsterdam staan de sieraden van Robert Smit centraal. Zijn werk wordt getoond met dat van andere vormgevers en kunstenaars bij wie goud als thema een rol speelt. Dit jaar heeft Smit de internationale Françoise van den Bosch Prijs voor sieraadvormgeving gewonnen.

Het klinkt nu misschien wat kortzichtig, maar vanaf eind jaren zestig was het gebruik van goud bij de Nederlandse avant-garde taboe. Parels en gouden sieraden werden gezien als statussymbool, behorend bij de gevestigde orde en daarom beschouwd als iets vies. Gelukkig zijn de (nep-)parels tegenwoordig weer terug in het modebeeld en ook goud wordt sinds een jaar of twintig weer geaccepteerd.

Comeback

Robert Smit, Cwrt from Allt bryn lluwelyn, 2004

Mede door de heersende opvattingen over goud stopte kunstenaar Robert Smit in 1971 met het maken van sieraden en stapte hij over op tekenen en schilderen. Deze keuze lag op dat moment voor de hand, aangezien zijn sieraden steeds groter werden. Maar in 1985 maakte Smit een comeback met gouden sieraden, waarvan al snel een aantal naar het Stedelijk Museum ging. Overigens oogde dat werk, evenals de sieraden die hij eerder maakte, helemaal niet als statussymbool. Het goud is gekarteld, gevouwen, door oxidatie zwart gemaakt en zodanig beschilderd, dat het bijna niet meer als goud herkenbaar is. Mede daardoor moeten critici en kunstenaars op andere gedachten zijn gekomen, en werd goud weer vaker gebruikt. De vijftien recente sieraden van Smit herinneren aan de ‘goudloze’ periode, doordat ze zijn geïnspireerd op tekeningen en foto’s die de kunstenaar in 1978 maakte in Wales. Nu pas verwerkte Smit deze beelden in goud. De stukken zijn, net als zijn schilderkunst, luchtig en kleurig. Ook van de kleur van goud (in vaktermen geel metalliek) wordt bewust gebruik gemaakt.

Bling bling

Ted Noten, Ageeth’s bruidsschat, 1998

Afgezien van de grote beschilderde vlakken goud is er voor hedendaagse ogen niet veel opzienbarends meer te zien aan de sieraden van Smit. Zijn werk is zelfs conventioneel te noemen in vergelijking met dat van enkele andere kunstenaars in de tentoonstelling. Iemand die er wat dat betreft uitspringt, is Ted Noten, die gebruik maakt van de vele associaties die goud oproept. Was goud bijvoorbeeld vroeger iets bijzonder exclusiefs, nu is het een massa-artikel. Noten gaat hierop in, bijvoorbeeld in zijn Mr. Claw (2004), een grijpmachine zoals bekend van de kermis, waarin nu geen horloges liggen, maar wit bont en een goudstaaf. Ook sterk is zijn handtas van massief acrylaat Ageeth’s bruidsschat (1998). In de transparante kunststof zijn allerlei gouden ringen, parels en edelstenen te zien. Dat goud nog steeds als statussymbool wordt gebruikt – denk bijvoorbeeld aan de ‘bling bling’ van Puff, Nelly en Snoop – herinnert een werk van Frank Tjepkema uit 2002. Hierin zijn bekende logo’s en merknamen, in goud uitgevoerd, op elkaar gestapeld en vormen een kettinghanger in de vorm van een crucifix.

Arm en rijk

De keerzijde van de goudhandel wordt uitgedrukt in een indrukwekkende fotoserie door de Braziliaan Sebastiao Salgado. Hij legde de zwoegende mensen in de goudmijnen vast. De Marcel Wanders Studio gebruikte juist goud om armoede te bestrijden. Zij verguldden soepblikjes in een project ten bate van daklozen.
Het gebruik van weinig waardevolle materialen in combinatie met goud was ook al te zien in Ageeth’s bruidsschat en komt enkele keren terug in de tentoonstelling. Otto Künzli hulde in 1980 een grote gouden ring geheel in rubber (Goud maakt blind), en ook Robert Smit deed dit al in 1969-70. In dat werk bedekte hij gouden plaatjes met een laag gekleurd perspex. Eigenlijk komt dat vroegere werk, van voor de comeback, moderner over dan zijn meest recente sieraden, dat me door de vrolijke kleuren en geometrische vormen doet denken aan design uit de vroege jaren negentig. Ik zou graag eens zien wat er gebeurde als Smit weer eens een echt gedurfde stap zette.

Film / Films

Stuntelig en iets te dik

recensie: Bridget Jones: The Edge of Reason

Eindelijk is het zover. De film waar veel desperate singles op hebben zitten wachten draait in de Nederlandse bioscopen: Bridget Jones: The Edge of Reason. Ook in deel twee zijn de vaste ingrediënten weer aanwezig: een good guy een bad guy, een stuntelige Bridget en veel genante momenten.

~

De film sluit naadloos aan bij het eerste deel. Ook dit jaar moet Bridget (Renée Zellweger) weer komen opdraven bij het verschrikkelijke nieuwjaarsfeestje dat haar moeder heeft georganiseerd. Dit jaar is er echter één lichtpuntje: haar ‘perfecte’ nieuwe vriendje Mark Darcy (Colin Firth), waar ze in deel één mee eindigt, is ook aanwezig. Het gaat voor het eerst sinds tijden goed met Bridget. Ze heeft een vriend die mensenrechtenadvocaat is (wat ze ook maar al te graag benadrukt) het gaat goed op haar werk, kortom: Bridget is gelukkig.

Donkere wolken

~

Maar de roze wolken waar ze op drijft veranderen al snel in donkere wolken die boven hun prille relatie hangen. Mark heeft een nieuwe assistente, de superknappe Rebecca. Bridget ziet groen van jaloezie en in no-time veroorzaakt ze hierdoor ruzie met haar Mark. Vanaf dan gaat het bergafwaarts. Ze moet weer samenwerken met haar vroegere baas Daniel Cleaver (Hugh Grant) en ze komt tot overmaat van ramp in een Thaise gevangenis terecht voor vermeende drugssmokkel.

Cliché

De kracht van de film zit in het personage van Bridget. Een tikkeltje te zware, klungelige dertiger die zich afvraagt of ze haar hele leven alleen zal blijven. Half vrouwelijk Nederland kan zich hier waarschijnlijk mee identificeren. Ja, de verhaallijn is niet overal even sterk, en ook het good guy/bad guy-thema dat in veel romantische films aan bod komt is cliché, maar dat maakt de film niet minder leuk. Bridget die in een Thailand in de cel belandt lijkt wel heel onrealistisch, maar in de film wordt dit gegeven zo komisch uitgemolken dat je er wel om móet lachen.

The Edge of Reason is een heerlijke luchtige film om met een groep vriendinnen te gaan bekijken. Je loopt helemaal vrolijk de bioscoop uit. Haar blunders zijn herkenbaar, maar wij zullen het nooit zo bont maken als Bridget hier doet, en dat maakt de film des te leuker.

Film / Films

Levenslijntje

recensie: Cellular

.

Onmiddellijk is de schijnbare rust verstoord. Jessica, natuurkundelerares op een middelbare school, heeft geen idee wat haar overkomt. Voordat men haar op zolder opsluit, wordt eerst de telefoon van de muur geslagen. Het is niet afdoende. Na wat gefriemel met draadjes (ze is tenslotte natuurkundelerares) weet ze toch verbinding te krijgen.

~

Inmiddels zijn we ook op Santa Monica Pier geweest. Zon, blote lijven, rockmuziek en verliefde stelletjes. Ryan, de onwaarschijnlijke held die de film op het oog heeft, stapt in zijn jeep. Dan gaat zijn mobiele telefoon af. Aan de andere kant een vrouw die beweert dat ze ontvoerd is. Het is het begin van een wild avontuur waarin hij ongewild wordt meegesleept. En vervolgens ontrolt zich een snelle thriller binnen het tijdsbestek van één dag. Een race tegen de klok waarin onze held het ene na het andere obstakel dient te overwinnen. De regisseur zelf omschrijft het als “Speed met een mobiele telefoon”. Het mobieltje van Ryan is Jessica’s enige lifeline; het apparaatje zal een cruciale rol spelen bij de afwikkeling van de plot. Rond dat ene idee (“If the phone signal dies, so does she“) is de hele film gecentreerd. Natuurlijk is het een simpele gimmick, maar dan wel één die zo effectief is dat hij onmiddellijk weet te boeien en overtuigen.

Eerder dit jaar zagen we Phone Booth (van dezelfde schrijver, Larry Cohen) waarin Colin Farrell een psychopaat aan de lijn had die hem dreigde te doden wanneer hij ook maar één voet buiten de telefooncel zou zetten. Een mobieltje biedt zonder twijfel meer mogelijkheden: je kan er zelfs gefilmd bewijsmateriaal mee opnemen. Regisseur David Ellis (een vroegere stuntman die zijn debuut mocht maken met Final Destination deel 2) buit die mogelijkheden optimaal uit. De plotontwikkeling is goed gedoseerd: slechts heel geleidelijk wordt onthuld waar het kidnapdrama precies om draait. Maar het zou flauw zijn daar nu al te veel over te zeggen.

Doorsnee

~

Ellis heeft de beschikking over een goede cast. De personages zijn behoorlijk uitgewerkt (wat al heel wat is voor een actiethriller); hun motivaties duidelijk en geloofwaardig. Kim Basinger is als Jessica Martin goed op haar plaats: kwetsbaar en toch moedig, emotioneel maar krachtig, speelt ze haar rol zonder enige glamour. Chris Evans als Ryan geeft een doorsnee performance, maar de interessantste rol van de film is voor professional William H. Macy. Hij speelt een voor hem gebruikelijk personage (de underdog) in een voor hem níet erg gebruikelijk genre (de actiethriller). Hij is de agent met 27 jaar bureauervaring die eruit wil stappen om met zijn vrouw een schoonheidssalon te beginnen en dan voor het eerst in zijn carrière gedwongen wordt zijn pistool te gebruiken. Ook erg overtuigend is de leider van de kidnappers, door de Britse acteur Jason Statham met grote intensiteit gespeeld.

Als alles wat je van een film verlangt vooral een onderhoudende thriller is die geen minuut verveelt, met een aantal met groot vakmanschap gefilmde actiescènes, dan zal Cellular je zeker bevallen. Daar komt bij dat Los Angeles door Ellis en zijn cameraman Gary Capo mooi in beeld is gebracht. Veel meer dan dit neem je niet mee uit deze film, of het moest zijn de vraag naar sociale verantwoordelijkheid. Zijn we bereid een vreemde het leven te redden wanneer we daar plotseling mee geconfronteerd worden? Maar je weet het antwoord al. Ja natuurlijk, in een Hollywoodfilm transformeert een in alle opzichten doorsnee jongeman, onverantwoordelijk en egocentrisch als zoveel 20-jarigen, zich nu eenmaal per definitie van surfrocker tot actieheld. Of leren we er vooral uit dat je je mobieltje beter niet op kunt nemen als het nummer je niet bekend voorkomt?

Film / Films

Een grandioze mislukking

recensie: Oldboy

Dat in Zuid-Korea vandaag de dag de meest inventieve, subversieve en bijzondere films gemaakt worden, bewijst Oldboy maar weer eens. De jury van Cannes, onder leiding van Quentin Tarantino, kende de film dit jaar de grote juryprijs toe. Dat is misschien niet zo verbazend als je weet wat een overdonderende filmervaring deze titel is. Niet alleen omdat er nogal wat voortanden verwijderd worden en in een onvergetelijke scène een levende inktvis verorberd wordt, maar ook vanwege het fascinerende verhaal, de waanzinnige regie, en de uitmuntende acteerprestaties.

~

Een zakenman van middelbare leeftijd wordt plotseling in een privé-gevangenis opgesloten en beschuldigd van de moord op zijn vrouw. Na vijftien jaar eenzame opsluiting wordt hij vrijgelaten en zint hij op wraak. Wat volgt is een uitgebreid, intrigerend spel tussen hem en de man die hem opsloot, en de ontrafeling van een gruwelijk geheim. Het verhaal werd gebaseerd op een Japanse manga, maar regisseur Park heeft er duidelijk een geheel eigen cinematische draai aan gegeven. Afzonderlijke scènes zijn in Oldboy even belangrijk als de overkoepelende plot. Dat het verhaal nogal vergezocht is neem je daarom als toeschouwer voor lief. Park biedt namelijk een wonderlijk schouwspel waarin bruut geweld, surrealisme, een soort omgekeerde Oedipus-tragedie, zwarte humor en een soundtrack van deftige klassieke muziek allemaal een plaats hebben.

Klauwhamer

De zeer fysieke rol van Min-sik Choi (uit Shiri) als de man die uit is op wraak en niets te verliezen heeft is een ware tour-de-force. Zijn gelaatsuitdrukkingen en lichaamstaal spreken boekdelen, of hij nou verloren glimlacht of iemand met een klauwhamer te lijf gaat. Ook de jonge Hye-jung Gang, die zijn helpende hand vertolkt, en Ji-tae Yoo (de ijdele boosdoener, uit Natural City) spelen uitstekende rollen. De cinematografie van Seong-hee Yoo, die ook het binnenkort te verschijnen meesterstuk Memories of Murder verzorgde, spettert van het doek. Harde kleuren benadrukken de vaak duistere, bizarre setting en steevast intense scènes.

Drie films

~

Park (van de politieke thriller JSA (2000) en het controversiële drama Sympathy for Mr. Vengeance (2002)) is een bijzondere regisseur. Hij heeft met een kenbaar tomeloze energie zijn laatste film zo volgepropt met verschillende ideeën, zowel visueel als narratief, dat hij er wel drie films mee had kunnen vullen. Het is een loodzwaar, cynisch verhaal van liefde, haat, wraak en verlossing, waarin elke in scène wel een opvallend element zit of technisch trucje toegepast lijkt te zijn. Helaas is dit het grote mankement van de film: hij is te ambitieus en gaat gebukt onder zijn eigen gewicht. Hij wil zowel nihilistisch als diepgaand zijn, tegelijkertijd een Shakespeariaans drama en een gelikte actiefilm. Oldboy verliest het van zichzelf, maar wel met verve en stijl. En wie heeft er niet liever een grandioze mislukking als deze dan een succesvolle herhalingsoefening?

Muziek / Album

Een geinig curiosum

recensie: William Shatner - Has Been

Alle CD’s die begeleid gaan van een inleidende tekst waarin verslag gedaan wordt van de (altijd moeizame, maar uiteindelijk glorieuze) ontstaansgeschiedenis van het album, treed ik doorgaans met de nodige argwaan tegemoet. En wanneer de betreffende artiest ook nog eens William Shatner heet, gaan alle alarmbellen rinkelen. Shatner, beter bekend als Captain Kirk uit Star Trek, heeft het weer gewaagd een plaat te maken, in nauwe samenwerking met Ben Folds: Has Been.

~

De muziek is grotendeels geschreven en geproduceerd door Folds, die geen misverstand laat bestaan over zijn werkgever: “William Shatner is an extremely intuitive musical orator… an original, there is no dispute. Like any performer with his talent and charisma, one only needs material and greatness will happen.” Dit soort teksten zijn in staat bij voorbaat voldoende weerzin op te roepen om het album niet meer serieus te nemen.

Ironie

Maar wat blijkt na een eerste wantrouwende luistersessie? William Shatner is de laatste om zichzelf serieus te nemen. Folds en Shatner balanceren voortdurend op het randje van kitsch, zowel wat betreft de muziek als de teksten. Steeds (oké: meestal) wanneer je denkt dat het duo zich vergaloppeert met quasi-poëtische liedjes, halen zij zichzelf onderuit met onmiskenbaar grappige teksten en wendingen. Gezien het hoge gehalte aan ironie op Has Been, is het moeilijk een afweging te maken van de artistieke waarde van het album. In gevallen als deze moet de conclusie uiteraard luiden dat dit helemaal niet bedoeling is, maar een tweede conclusie is dan dat Has Been niet meer is dan een curiosum. Enerzijds blijft Shatner de pafferige schnabbelaar van wie alleen zijn buikje de clownspakken uit Star Trek is ontgroeid, anderzijds vergeef je hem dit vanwege zijn humor en zelfspot. Wat dit betreft dreigt het album eenzelfde camp-status te bereiken als zijn eerste plaat, The Transformed Man uit 1968.

Hulptroepen

Even curieus is het gezelschap muzikanten dat mee heeft gewerkt aan Has Been. Jon Auer (The Posies) speelt op de meeste nummers de gitaarpartijen in. Joe Jackson zingt het openingsnummer, een punkerige cover van Common People van Pulp. Het sfeervolle That’s Me Trying, waarin Shatner op pijnlijk grappige wijze zingt over zijn (echte?) dochter die hij uit het oog verloren heeft, is geschreven met Nick Hornby; Aimee Mann zingt mee in het refrein. I Can’t Get Behind That is mede geschreven en gezongen door Henry Rollins. In dit nummer lijkt Shatner zichzelf expliciet op de hak te nemen: “I can’t get behind so-called singers that can’t carry a tune, get paid for talking, how easy is that? Well maybe I can get behind that.”

Popcult

De nummers variëren qua stijl van snel schreeuwerig (Common People, Ideal Woman, I Can’t Get Behind That) tot (overdreven) glad en melodieus (Familiar Love, Real). Verder is er de easy listening-sound, waarover Shatner zijn spoken words inspreekt, zoals in It Hasn’t Happened en Together. Zijn teksten verwijzen veelvuldig naar uiteenlopende elementen van de Amerikaanse hoge en lage cultuur, van Nintendo tot boeken en tv-programma’s. Shatner is zelf natuurlijk een product van de entertainmentcultuur en hij is zich hiervan welbewust. De vraag die hij zichzelf en zijn critici voorlegt – of hij een has been is of niet – is hiermee eigenlijk al beantwoord: hoogstaand is het niet, maar hij draait nog wel degelijk mee (de laatse woorden van de plaat luiden: “Sorry to disappoint you, but I’m real”). De ironie maakt Has Been draaglijk voor zolang het duurt, maar zal op de lange termijn slechts een handjevol cultfanaten kunnen blijven bekoren. Captain Kirk is met pensioen, maar Shatner houdt zichzelf in leven met zijn zelfspot. Zoals hij zingt in Real: “I’d love to save the world and all its problems, But I’m an entertainer, and that’s all, So next time there’s an asteroid or a natural disaster, I’m flattered that you thought of me, But I’m not the one to call.”.