Maar de wond lijkt dieper te zitten, de crisis zou zich hebben verspreid tot aan de fundamenten van onze Westerse kunstopvatting. Het onderscheid tussen ‘hoge’ en ‘lage’ cultuur zou geheel uit het oog verloren zijn. Steeds vaker zien we kunstwerken regelrecht voortkomen uit de massacultuur, zo hebben videoclips en vakantiekiekjes hun intrede gemaakt in de musea, evenals blockbustertentoonstellingen, museum-danceparty’s en themadiners.
|
Chris Cunningham, All Is Full Of Love, videoclip voor Björk |
Hoe is dit zo gekomen? De kunst had immers eeuwenlang een vrij cynische houding ten opzichte van de massacultuur, het flirtte er wel mee en maakte er maar al te graag een geniepige sneer naar, maar verder ging het niet. Dit veranderde in de greedy jaren 80, het tijdperk waarin het individualisme het won van het groepsdenken van de jaren 60 en 70. Jeremy Rifkin: “Het materiële heeft afgedaan. Niet goederen, maar concepten en ideeën zijn de werkelijk waardevolle artikelen in de nieuwe economie. Daardoor ontstaat een ander type mens.” Het lijken haast wel de woorden van een conceptueel kunstenaar uit de jaren zestig of zeventig, maar toch gesproken door een vooraanstaand econoom en tevens voorzitter van Foundation on Economic Trends. Rifkin stelt verder: “We leven in een wereld waarin de culturele sfeer in de commerciële sfeer is getrokken, en is gemodificeerd tot panklare culturele ervaringen, commerciële massaschouwspelen en massavermaak.”
|
Jeremy Rifkin |
Het lijkt erop dat het niet de kunst is geweest die de sprong naar de commercie heeft gemaakt, maar dat de commercie zich heeft ‘ontfermd’ over onze cultuur. Dat de kunst interesse toont voor de massacultuur is op zich niet vreemd; dit proces is al in de jaren 20 in gang gezet door iemand als Marcel Duchamp waarna Andy Warhol er later z’n levenswerk van heeft gemaakt. Maar waar Warhol flink wat olie op het vuur gooide in het debat over ‘high & low culture’, zo lijken de taal van de kunst en economie nu naadloos op elkaar aan te sluiten. Daarbij mengen economische termen zich steeds vaker in zowel het gebied van de kunsten als het kunstbeleid. Kunstenaars zijn vandaag de dag ‘culturele ondernemers’ en maken ‘producten’.
Waar is de stem van de kunstenaar?
Hebben kunstenaars de annexatie van cultuur door de economische sector met lofzang aangemoedigd? Uit de meningen van mijn collegae maak ik op dat velen deze ontwikkeling in ieder geval met lede ogen hebben aangezien. Maar waarom horen we dan zo weinig de stem van de kunstenaar in het kunstdebat? In mijn opinie ligt het antwoord op deze vraag in de veranderde samenstelling van het kunstdebat. De conceptuele kunstenaars hebben wat dat betreft de toon gezet ,een toon die zijn weerklank heeft gevonden in het huidige kunstonderwijs (zowel binnen Kunstacademies als in disciplines als Kunstbeleid, Kunstgeschiedenis & Kunstfilosofie). Sinds de jaren tachtig is de aandacht van veel kunstenaars onder aanvoering van Karel Appels Tais-toi et sois belle! (Hou je mond en wees mooi) daarnaast steeds meer verschoven naar het kunstambacht.
Door deze ontwikkeling wordt het kunstdebat tot op de dag van vandaag min of meer bepaald door theoretici. Sinds het begin van de jaren 80 lijkt op dat terrein echter langzaamaan een kentering zichtbaar te worden: de kunst begint dan te reageren op de economische en maatschappelijke veranderingen waardoor de rollen plots zijn omgedraaid; het lijkt alsof sindsdien de economische sector aangestuurd door de vernieuwingsdrang van de reclamewereld zonder slag of stoot zich de culturele sector eigen heeft gemaakt. Daardoor dreigt de kunst te worden gereduceerd tot een alibi voor sociale interactie en economisch profijt.
Hoe nu verder
Nu dan zijn we eindelijk toe aan de vraag over hoe de kunst verder moet en hoe de overheid daar een rol in zou moeten spelen. Veel mensen (vooral vanuit het vakgebied van het kunstbeleid) pleiten voor een algehele vereconomisering naar Amerikaans model: musea dienen mondjesmaat te worden gesubsidieerd en daarnaast vooral door bedrijven en rijke particulieren te worden gesponsord. Voor Nederland lijkt dit model minder geschikt, uit ervaring blijkt namelijk dat veel rijke Nederlanders erg weinig geven om (en daardoor aan) kunst.
Een ander gevoelig punt: “Kunst zou de touch met het publiek uit het oog hebben verloren”, wat dan weer zou pleiten voor blockbuster tentoonstellingen en alle uitwassingen die we nu zojuist kritisch onder de loep hebben genomen. Op z’n Kafkaiaans zou ik die uitspraak graag willen omdraaien: “Het publiek heeft de touch met de kunst uit het oog verloren.” In ons onderwijs wordt namelijk al jarenlang weinig gedaan aan de culturele ontwikkeling van onze toekomstige museumbezoekers; er wordt gekort op tekenlessen en geschiedenislessen en daarbij is er weinig aandacht voor de kunstgeschiedenis. We mogen hopen dat er niet eens een keer zoiets wordt georganiseerd als de EU-kunstkennisquiz, want dan zouden de meeste Europese landen (met name de Oost-Europese) ons letterlijk flink om de oren slaan met hun parate kennis over de historische en actuele kunst.
Dit culturele tekort reikt dieper dan het lijkt, cultuur is namelijk dé bindingsfactor voor een maatschappij, en iets meer binding kunnen we goed gebruiken in een maatschappij waar de gemoederen lijken te zijn oververhit. Cultuur dient daarbij met de paplepel te worden ingegoten want anders behouden we de huidige situatie: we subsidiëren zowel het maken van kunst als het tentoonstellen van kunst en (te gek voor woorden) daarbij soms ook nog eens het bekijken van kunst. Dit leidt tot dusdanige aversie van politiek en burger, dat de animo voor kunst in het algemeen parabolisch afneemt.
Er moet wat veranderen
Dat er wat moet veranderen staat vast, deze situatie is onthoudbaar. Als er niet snel wat gebeurt, lijken we alsnog te vervallen in een algehele McDonalds-cultuur met enkel een snobistische elite. Hoe waarborgen we dan de autonomie van de kunst? Er bestaat een gebied dat veel overeenkomsten vertoont met de kunst, ze bezit een zekere autonomiteit, heeft een onderzoekend karakter en is maatschappijvernieuwend… we hebben het dan over de wetenschap.
Als geslachtspartner van de kunst heeft de wetenschap zich wél een veilige plek weten te waarborgen in de hectische moderne maatschappij.
Evenals de kunst wordt de wetenschap door de overheid gesubsidieerd om een zekere maatschappelijke vernieuwing te bevorderen. Ook de wetenschap heeft te kampen met de krachten van de economische markt, die er op uit lijkt om patenten over te kopen in ruil voor investeringsgelden. Toch lijkt de wetenschap zijn autonomie goed te kunnen behouden. Dit komt vooral dat de wetenschap zelf niet uit is op winstbejag; in de wetenschap geldt namelijk het principe van het vrijelijk verspreiden van kennis, zo immers verspreidt kennis zich vrijelijk en groeit het wetenschappelijk inzicht.
Dit is iets wat in het kunstcircuit ontbreekt, het staat in een spagaat tussen enerzijds ‘intellectuele’ kunst en anderzijds ‘populistische’ kunst. Beide echter houden zich krampachtig vast aan de “Copyrights”. Als de intellectueel georiënteerde kunstenaars zich nou echt hechten aan de waarden zoals die in de wetenschap gelden dan zouden zij in ruil voor subsidie die copyrights kunnen laten varen zodat kunstkennis zich vrijelijk in het kunstcircuit (en naar de massa) kan verspreiden. Alleen zo kan de “onpopulaire/intellectuele kunst” gaan concurreren met de “populistische kunst”: kunst die zijn status via de ‘marktroute’ wil behalen en dus niet of slechts gedeeltelijk behoeft te worden gesubsidieerd.
De crisis is dus wel redelijk te overzien, maar om de autonomie van de kunst te waarborgen en vooral om hem levend(ig) te houden moet er wel degelijk wat worden ondernomen, zowel door kunstenaars, musea, de overheid, als door het publiek.
Hoe gruwelijk moet het zijn in De gelukkige mandarijn?
Een stel ex-collega’s ontmoet elkaar na lange tijd weer op hun oude werkplek: Chinees restaurant De gelukkige mandarijn. Niemand weet wie de uitnodigingen heeft verstuurd. Eén voor één druppelen de vijf binnen en vertellen ze hoe ze ervoor staan. Bonnie Meyer heeft het ‘het verst’ geschopt; zij is beroemd geworden en verschijnt wekelijks in de Story. De anderen hebben ook allemaal een bestemming in het leven, verkregen door vallen en opstaan. Maar hun gedeelde verleden werkt nog steeds door. De vreemde dood van mooie Claire destijds, is nog altijd een angstaanjagend raadsel.
~
In de komedie De gelukkige mandarijn wordt gedanst en gezongen alsof het een lieve lust is. De acteurs zingen stuk voor stuk als nachtegalen en vol overgave zetten ze hun personages neer. Hun passie is eigenlijk te groot voor een whodunit. Om het mysterie van de moord op te lossen moet er veel worden gepraat. De getuigenissen van de vijf gaan op een gegeven moment een beetje tot verveling leiden. De oud-collega’s beschuldigen elkaar hartstochtelijk, maar uit hun persoonlijke verhalen blijkt dat ze die Claire allemaal maar een rotwijf vonden. Hadden ze dan niet vanaf het begin open kaart kunnen spelen?
Nederlands entertainment
~
Goede cast, stomme personages
De kleding, gezichtsuitdrukkingen en lichaamstaal passen goed bij de personages, maar het zijn geen blijmoedige figuren. De homofiele bloemverkoper Freddy (Alex Klaasen) is flamboyant in het donkergroen-geruit-met-felrood, dronkelap Marie is onverschillig en kil, Wendy is een emotioneel en getraumatiseerd pubermeisje en Bonnie Meyer (Chiara Tissen) tuurt voortdurend in zo’n typisch Chinese gouden wand om zichzelf te bewonderen. Lottie Hellingman als Chrissy (Christine), de liefdevolle aanstaande bruid, vindt de juiste toon om met haar personage om te gaan. Zij geeft, met haar verbaasde blikken richting het publiek, Chrissy iets dolkomisch mee, iets dwaas.
Sarcasme
~
Blijspel?
Voor een blijspel zijn de personages in De gelukkige mandarijn niet ontspannen genoeg. Er wordt wel een hoop gegrapt in het stuk, maar er wordt te weinig gelachen. Zouden de personages elkaar wat meer hebben uitgelachen, of zouden de scènes zich hebben afgespeeld tijdens een picknick in de buitenlucht, dán was er ruimte geweest voor de lach en voor onvoorspelbare wendingen. Natuurlijk vraagt het reconstrueren van een moord tijdens een picknick om een heel ander verhaal. Maar detective-achtige spanning doorspekt met sarcasme, in de omgeving van een verlaten restaurant, levert geen komedie op. Al zingen de acteurs nog zulke prachtige liedjes.
De gelukkige mandarijn wordt nog tot en met 2 april 2005 gespeeld.
De gelukkige mandarijn (Hummelinck Stuurman Theaterproducties)
Artiest: Hummelinck Stuurman TheaterproductiesGezien op vrijdag 21 januari 2005 in de Schouwburg, Amstelveen
Misschien ook iets voor u
Eerbetoon aan excentrieke striptekenaar en zijn held
Fans van Paul Verhoeven moeten Dick Bos weer in actie! gaan zien. De succesvolste Nederlandse filmmaker aller tijden onthult in deze documentaire hoeveel invloed de stripboekjes over Dick Bos op hem hebben gehad. Zo liet hij Michael Douglas in Basic Instinct (1992) rennend een helling afglijden – precies zoals Dick Bos dat zo’n vijftig jaar eerder deed in een tekening van Alfred Mazure. En inderdaad, zo kunnen we constateren als regisseur Jan Bosdriesz strip- en filmbeeld naast elkaar legt: de overeenkomsten zijn evident.
~
Natuurlijk gebeurde dit onbewust; pas bij herlezing van de boeken realiseerde Verhoeven zich dat het beeld al die jaren in zijn hoofd was blijven zitten. Het zegt wellicht ook iets over het filmische karakter van de strips. Zo laat Verhoeven zien dat Mazure gebruik maakte van het shot/tegenshot-principe, en dat zijn kadrering wel iets wegheeft van het oog van de camera. Niet zo gek, als je weet dat Mazure eigenlijk liever filmde dan tekende. Een carrière als filmmaker, zijn grootste passie, bleek echter niet voor hem weggelegd. Mazure maakte real life action films, tekenfilms en stripverhalen over Dick Bos, maar van die drie had alleen de laatste categorie een – wisselend – succes.
Beeldanalyses
~
Nazi’s
Dick Bos weer in actie! gaat in feite vooral over de persoon achter het werk. Mazure blijkt het prototype van de excentriekeling, de geniale gek die spontaan een wereldreis begon en in de Tweede Wereldoorlog zijn huis ombouwde tot filmstudio. De nazi’s die Dick Bos een SS-uniform wilden laten dragen, beet hij brutaal toe: “Een SS-uniform zal mijn held niet goed staan.” Waarop de boekjes verboden werden.
Vergif
Voor de oorlogtijd heeft Bosdriesz veel plaats ingeruimd, terwijl dit niet de meest interessante jaren uit Mazures leven lijken te zijn. Onderbelicht blijft daarentegen de naoorlogse periode, toen Dick Bos “vergif voor de jeugd” werd genoemd en de boekjes niet door de Nederlandse censuur kwamen. Mazure vertrok daarop naar Engeland, waar hij weinig succes kende en na een shock-therapie volgens zijn vrouw nooit meer de oude werd.
Eerbetoon
Misschien mochten deze feiten niet te veel nadruk krijgen omdat er dan een negatief beeld kon ontstaan. Dat zou logisch zijn, want Dick Bos weer in actie! is in de eerste plaats een eerbetoon van Dick Bos-fans aan hun held en zijn schepper. In dat opzicht maakt Bosdriesz veel goed door een grote hoeveelheid tekeningen te tonen. En dan dat prachtige oud-Hollands: “Na zoo’n nekslag zeggen ze gewoonlijk niet veel meer,” zoals Dick Bos na het uitvoeren van één van zijn jiujitsu-technieken laat optekenen.
Dick Bos weer in actie!
Regie: Jan BosdrieszJaar: 2024
Misschien ook iets voor u
Kunst in crisis?
/ 0 Reactiesdoor: Daniël de Wit0 SterrenDe laatste jaren klinken er in Nederland regelmatig geluiden dat het slecht zou gaan met de kunst. Een fantasieloos tentoonstellingsbeleid zou daar mede debet aan zijn, we zouden bijvoorbeeld te weinig museumdirecteuren bezitten die echt lef hebben. Veel mensen kijken daarom met weemoed terug naar de tijd dat mensen zoals Sandberg aan het roer stonden.
Maar de wond lijkt dieper te zitten, de crisis zou zich hebben verspreid tot aan de fundamenten van onze Westerse kunstopvatting. Het onderscheid tussen ‘hoge’ en ‘lage’ cultuur zou geheel uit het oog verloren zijn. Steeds vaker zien we kunstwerken regelrecht voortkomen uit de massacultuur, zo hebben videoclips en vakantiekiekjes hun intrede gemaakt in de musea, evenals blockbustertentoonstellingen, museum-danceparty’s en themadiners.
Hoe is dit zo gekomen? De kunst had immers eeuwenlang een vrij cynische houding ten opzichte van de massacultuur, het flirtte er wel mee en maakte er maar al te graag een geniepige sneer naar, maar verder ging het niet. Dit veranderde in de greedy jaren 80, het tijdperk waarin het individualisme het won van het groepsdenken van de jaren 60 en 70. Jeremy Rifkin: “Het materiële heeft afgedaan. Niet goederen, maar concepten en ideeën zijn de werkelijk waardevolle artikelen in de nieuwe economie. Daardoor ontstaat een ander type mens.” Het lijken haast wel de woorden van een conceptueel kunstenaar uit de jaren zestig of zeventig, maar toch gesproken door een vooraanstaand econoom en tevens voorzitter van Foundation on Economic Trends. Rifkin stelt verder: “We leven in een wereld waarin de culturele sfeer in de commerciële sfeer is getrokken, en is gemodificeerd tot panklare culturele ervaringen, commerciële massaschouwspelen en massavermaak.”
Het lijkt erop dat het niet de kunst is geweest die de sprong naar de commercie heeft gemaakt, maar dat de commercie zich heeft ‘ontfermd’ over onze cultuur. Dat de kunst interesse toont voor de massacultuur is op zich niet vreemd; dit proces is al in de jaren 20 in gang gezet door iemand als Marcel Duchamp waarna Andy Warhol er later z’n levenswerk van heeft gemaakt. Maar waar Warhol flink wat olie op het vuur gooide in het debat over ‘high & low culture’, zo lijken de taal van de kunst en economie nu naadloos op elkaar aan te sluiten. Daarbij mengen economische termen zich steeds vaker in zowel het gebied van de kunsten als het kunstbeleid. Kunstenaars zijn vandaag de dag ‘culturele ondernemers’ en maken ‘producten’.
Waar is de stem van de kunstenaar?
Hebben kunstenaars de annexatie van cultuur door de economische sector met lofzang aangemoedigd? Uit de meningen van mijn collegae maak ik op dat velen deze ontwikkeling in ieder geval met lede ogen hebben aangezien. Maar waarom horen we dan zo weinig de stem van de kunstenaar in het kunstdebat? In mijn opinie ligt het antwoord op deze vraag in de veranderde samenstelling van het kunstdebat. De conceptuele kunstenaars hebben wat dat betreft de toon gezet ,een toon die zijn weerklank heeft gevonden in het huidige kunstonderwijs (zowel binnen Kunstacademies als in disciplines als Kunstbeleid, Kunstgeschiedenis & Kunstfilosofie). Sinds de jaren tachtig is de aandacht van veel kunstenaars onder aanvoering van Karel Appels Tais-toi et sois belle! (Hou je mond en wees mooi) daarnaast steeds meer verschoven naar het kunstambacht.
Door deze ontwikkeling wordt het kunstdebat tot op de dag van vandaag min of meer bepaald door theoretici. Sinds het begin van de jaren 80 lijkt op dat terrein echter langzaamaan een kentering zichtbaar te worden: de kunst begint dan te reageren op de economische en maatschappelijke veranderingen waardoor de rollen plots zijn omgedraaid; het lijkt alsof sindsdien de economische sector aangestuurd door de vernieuwingsdrang van de reclamewereld zonder slag of stoot zich de culturele sector eigen heeft gemaakt. Daardoor dreigt de kunst te worden gereduceerd tot een alibi voor sociale interactie en economisch profijt.
Hoe nu verder
Nu dan zijn we eindelijk toe aan de vraag over hoe de kunst verder moet en hoe de overheid daar een rol in zou moeten spelen. Veel mensen (vooral vanuit het vakgebied van het kunstbeleid) pleiten voor een algehele vereconomisering naar Amerikaans model: musea dienen mondjesmaat te worden gesubsidieerd en daarnaast vooral door bedrijven en rijke particulieren te worden gesponsord. Voor Nederland lijkt dit model minder geschikt, uit ervaring blijkt namelijk dat veel rijke Nederlanders erg weinig geven om (en daardoor aan) kunst.
Een ander gevoelig punt: “Kunst zou de touch met het publiek uit het oog hebben verloren”, wat dan weer zou pleiten voor blockbuster tentoonstellingen en alle uitwassingen die we nu zojuist kritisch onder de loep hebben genomen. Op z’n Kafkaiaans zou ik die uitspraak graag willen omdraaien: “Het publiek heeft de touch met de kunst uit het oog verloren.” In ons onderwijs wordt namelijk al jarenlang weinig gedaan aan de culturele ontwikkeling van onze toekomstige museumbezoekers; er wordt gekort op tekenlessen en geschiedenislessen en daarbij is er weinig aandacht voor de kunstgeschiedenis. We mogen hopen dat er niet eens een keer zoiets wordt georganiseerd als de EU-kunstkennisquiz, want dan zouden de meeste Europese landen (met name de Oost-Europese) ons letterlijk flink om de oren slaan met hun parate kennis over de historische en actuele kunst.
Dit culturele tekort reikt dieper dan het lijkt, cultuur is namelijk dé bindingsfactor voor een maatschappij, en iets meer binding kunnen we goed gebruiken in een maatschappij waar de gemoederen lijken te zijn oververhit. Cultuur dient daarbij met de paplepel te worden ingegoten want anders behouden we de huidige situatie: we subsidiëren zowel het maken van kunst als het tentoonstellen van kunst en (te gek voor woorden) daarbij soms ook nog eens het bekijken van kunst. Dit leidt tot dusdanige aversie van politiek en burger, dat de animo voor kunst in het algemeen parabolisch afneemt.
Er moet wat veranderen
Dat er wat moet veranderen staat vast, deze situatie is onthoudbaar. Als er niet snel wat gebeurt, lijken we alsnog te vervallen in een algehele McDonalds-cultuur met enkel een snobistische elite. Hoe waarborgen we dan de autonomie van de kunst? Er bestaat een gebied dat veel overeenkomsten vertoont met de kunst, ze bezit een zekere autonomiteit, heeft een onderzoekend karakter en is maatschappijvernieuwend… we hebben het dan over de wetenschap.
Als geslachtspartner van de kunst heeft de wetenschap zich wél een veilige plek weten te waarborgen in de hectische moderne maatschappij.
Evenals de kunst wordt de wetenschap door de overheid gesubsidieerd om een zekere maatschappelijke vernieuwing te bevorderen. Ook de wetenschap heeft te kampen met de krachten van de economische markt, die er op uit lijkt om patenten over te kopen in ruil voor investeringsgelden. Toch lijkt de wetenschap zijn autonomie goed te kunnen behouden. Dit komt vooral dat de wetenschap zelf niet uit is op winstbejag; in de wetenschap geldt namelijk het principe van het vrijelijk verspreiden van kennis, zo immers verspreidt kennis zich vrijelijk en groeit het wetenschappelijk inzicht.
Dit is iets wat in het kunstcircuit ontbreekt, het staat in een spagaat tussen enerzijds ‘intellectuele’ kunst en anderzijds ‘populistische’ kunst. Beide echter houden zich krampachtig vast aan de “Copyrights”. Als de intellectueel georiënteerde kunstenaars zich nou echt hechten aan de waarden zoals die in de wetenschap gelden dan zouden zij in ruil voor subsidie die copyrights kunnen laten varen zodat kunstkennis zich vrijelijk in het kunstcircuit (en naar de massa) kan verspreiden. Alleen zo kan de “onpopulaire/intellectuele kunst” gaan concurreren met de “populistische kunst”: kunst die zijn status via de ‘marktroute’ wil behalen en dus niet of slechts gedeeltelijk behoeft te worden gesubsidieerd.
De crisis is dus wel redelijk te overzien, maar om de autonomie van de kunst te waarborgen en vooral om hem levend(ig) te houden moet er wel degelijk wat worden ondernomen, zowel door kunstenaars, musea, de overheid, als door het publiek.
Misschien ook iets voor u
Een mislukte stroomversnelling
De Vlaamse schrijfster Margot Vanderstraeten won in 2003 de debuutprijs met haar roman Alle mensen bijten. Ze werd alom bejubeld en binnengehaald als hét nieuwe literaire talent. Maar het is de vraag of Vanderstraeten, naast schrijfster ook journaliste, deze verwachtingen inlost met haar tweede boek De vertraging.
~
Onsympathiek karakter
Hoofdpersoon Walter is geen leuk mens. Het opvoeren van een niet sympathieke hoofdpersoon in een boek is moeilijk en vraagt veel van een schrijver. Het verhaal moet boeiend genoeg blijven, het karakter ook. Helaas is Vanderstraeten er niet in geslaagd een persoon neer te zetten die meer dan een korte fascinatie opwekt. Het is treurig om te zien hoe Walter bij zijn bejaarde moeder onder de plak zit en de beschrijvingen van zijn eerste schreden in ‘de echte wereld’ zijn bijna tenenkrommend. Urenlang herhaalt hij voor zichzelf de zinnen waarmee hij zijn medereiziger Anja Liekens zal versieren, maar op het moment suprème weet hij niets uit te brengen. De fascinatie duurt echter niet lang genoeg voor een heel boek, daarvoor is er te weinig ontwikkeling van het karakter, zijn er te weinig plotwendingen en is het taalgebruik niet sterk genoeg.
Oude mensen
De beschrijvingen van het leven in het bejaardenhuis zijn wel erg sterk. Zonder omhaal wordt de mens ontleed tot een hoop vlees die na het overlijden gevuld wordt met watten, om het lekken tegen te gaan. Het leven is eigenlijk geen leven meer, maar een gang van kaart-uurtje naar koffie-uurtje naar bezoekuur. Moeder breit kilometers sjaal. Walters neurosen en zijn hang naar perfectie komen voort uit zijn leven tussen de belichaming van de imperfectie: bejaarden.
De scheiding tussen het bejaardenhuis en de echte wereld daarbuiten is voor Walter echter heel moeilijk. Het is daar niet duidelijk wat van hem verwacht wordt. Bovendien lijkt mee te spelen dat de buiten tijd veel sneller gaat, het leven is een altijd maar doorrazen. Hij houdt daar niet van en is er niet tegen opgewassen. Het is dan ook de vraag waarom hij toch probeert een dergelijk leven te leven, het leven van Thibault. Wil hij zich eindelijk afzetten tegen zijn moeder? Wil hij ook eens de dominante rol van pester spelen? Het wordt niet duidelijk. Er mist een diepgang.
Gebrek aan diepgang
Die diepgang mist vaak ook in het taalgebruik. Prachtige diepe overpeinzingen staan naast platte observaties. Soms werkt dat, maar vaak is het storend. Het lijkt wel alsof Vanderstraeten te weinig woorden heeft om het personage Walter goed te karakteriseren. Zijn negatieve kanten worden daardoor wel extra benadrukt, maar voor de lezer wordt hij alleen maar des te irritanter. Het is bijna een verlossing als het boek uit is. Het uitgangspunt van het boek, het overnemen van iemand anders’ leven, is een interessant gegeven voor een schrijver. Helaas heeft Vanderstraeten de mogelijkheden niet voldoende uitgebuit. De vertraging blijft zo een traag boek met een niet interessante hoofdpersoon.
Prijs: € 15,95
ISBN: 90 214 8502 8
Misschien ook iets voor u
Horrorloze horrorfilm
Ooit gebruikte een oppas een wel heel dubieuze techniek om mij en mijn zusje op tijd het bed in te krijgen; zodra we een beetje lastig werden, zette hij The Exorcist op. Een film die voor ons beslist te eng was. Dus, zo was zijn redenatie, zouden we vast snel ons warme, veilige bedje opzoeken. Stoer als wij waren, bleven we dapper zitten. Niet zo slim achteraf. Van het verhaal heb ik toentertijd niet veel meegekregen, maar de beelden van een 180 graden draaiend meisjeshoofd hebben mij nog jarenlang achtervolgd.
~
Een kleine twintig jaar later ben ik nog steeds geen grootafnemer van horrorfilms. Niet omdat ik bloed en ranzigheden niet waardeer in een film, maar meer ter bescherming van mijn medefilmkijkers. Ik ben namelijk zo’n typetje dat zo hard meeleeft met de personages, dat ik bij het minste of geringste van mijn stoel stuiter van schrik. Maar toen mij de eer ten deel viel om het inmiddels alweer vierde deel in de Exorcist-reeks te bespreken, kon ik dit aanbod niet laten liggen.
Buitenlandse doorbraak
~
Duistere kracht
Het is deze Merrin waar het verhaal om draait. Door de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog heeft hij zijn geloof in God verloren. Zijn leven als priester heeft hij achter zich gelaten om zich te wijden aan onderzoek. Archeologie om precies te zijn. Zijn achtergrond als man van God komt hem goed van pas wanneer hij wordt uitgezonden naar Kenia. Hier is een eeuwenoude kerk gevonden op een plek waar deze logischerwijs nooit zou kunnen zijn gebouwd. Zoals te verwachten valt bij The Exorcist blijkt dit iets te maken te hebben met een duistere kracht die zich hier bevindt.
Valkuil
Opvallend aan deze film is vooral dat hij niet echt eng is; iets dat toch een eerste vereiste is voor een horrorfilm zou je denken. Een paar schrikmomenten zitten er wel in, maar om nou te zeggen dat je gedurende de hele film op het puntje van je stoel zit, nee. Daarbij is het regisseur Renny Harlin niet gelukt de valkuil van de moderne techniek te vermijden.
Anatomisch onmogelijk
In het eerste deel uit 1973 loopt een bezeten Linda Blair de trap af op een manier die anatomisch volstrekt onmogelijk is. Een scène die inmiddels met recht klassiek te noemen is. Juist doordat haar bewegingen enigszins schokkerig aandoen kun je je voorstellen hoe pijnlijk het zou moeten zijn voor het gastlichaam waarin het kwaad zich verschuilt. Niet dat hier in de film een punt van wordt gemaakt, maar het voelt ècht. Als iemand echt bezeten zou zijn door de duivel, zou het er welhaast zo uit moeten zien. In The exorcist 4 heeft Harlin ervoor gekozen moderne technieken te gebruiken. De bewegingen van de bezetene in zijn film zijn vloeiend en overduidelijk gecreëerd met behulp van een computer. Het ongemakkelijke gevoel is weg en daarmee ook een stukje spanning. Veel gestuiterd heb ik dan ook niet bij deze film. En wanneer zelfs ik ten hoogste twee keer echt schrik, kun je er gif op innemen dat de echte horrorliefhebber moeite moet doen zijn of haar slaap te bedwingen.
Exorcist: The Beginning
Regie: Renny HarlinJaar: 2024
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur:
Huilen met een glimlach
De nieuwe film van Alejandro Amenábar is niet bepaald wat je van hem zou verwachten. Zijn andere drie films waren allemaal donkere thrillers: Tesis, een spannende film over snuff movies, het duistere Abre los Ojos (het origineel van Vanilla Sky) en de horrorfilm The Others met Nicole Kidman. Dat hij dit duistere rijtje vervolgt met een waar gebeurd en gevoelig relatiedrama over een verlamde man die door middel van euthanasie een einde aan zijn leven wil maken, is een verrassing te noemen. Gelukkig is dit een verassing die goed uitvalt.
~
Ramón Sampedro ligt al dertig jaar verlamd op bed en wil niets liever dan zijn leven op een waardige manier beëindigen. Dit wordt gedwarsboomd door de conservatief-katholieke wetgeving in Spanje die euthanasie strafbaar stelt. In samenwerking met twee vrouwen, Gené van de organisatie Waardig Sterven en Julia, een advocate, strijdt hij voor het recht op zelfdoding. De film gaat in feite over de warme relaties tussen Ramón en de mensen om hem heen. Niet alleen Gené en Julia spelen een rol in zijn leven maar ook Rosa, een vrouw uit de buurt, en ook Ramóns familie, bij wie hij inwoont.
Totale metamorfose
~
Meer dan een boodschap
De retoriek van de film is overduidelijk: hij spreekt zich duidelijk uit voor het recht op euthanasie. Amenábar wil aantonen dat een onwaardig leven niet geleefd hoeft te worden, dat de mens boven instituten als staat en kerk staat. In landen die op dit gebied minder liberaal zijn dan Nederland zal deze film misschien wel nog meer indruk maken. Maar de film is meer dan een een pro-euthanasiefilm, Mar Adentro is een lofzang op het leven. Amenábar laat zien dat het leven waard is om geleefd te worden, ook al is het zwaar. Of dat in tegenstrijd is met de ogenschijnlijke boodschap van de film? Nee, dat niet. Eerder belicht de film twee kanten van een verhaal en dat is veel knapper dan alleen kritiek leveren.
Mar Adentro
Regie: Alejandro AmenábarJaar: 2024
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur:
Een blik op het zuiden
We hebben ons op 8WEEKLY al meerdere malen positief uitgelaten over Astro Discos, een Spaans platenmaatschappijtje met een kleine tak in Nederland. Dit label heeft ons versteld doen staan over de grote hoeveelheid prachtige muziek die het zuiden van Europa herbergt. Muziek waar je zonder de inmenging van Astro Discos nooit mee in aanraking zou zijn gekomen. Eerdere goede voorbeelden zijn Lansbury, Holywater en Camping. Daar kunnen in meerdere en mindere mate weer twee plaatjes aan toe worden gevoegd: Songs of Love and Grace van Australian Blonde en Fábrica de Cemento van Una.
~
Spanje – Nederland
~
Australian Blonde & Una
Album: Songs of Love and Grace & Fábrica de CementoMisschien ook iets voor u
Geen rollercoaster ride
Met The Village had M. Night Shyamalan vorig jaar weer een hit te pakken. Weliswaar was het publiek uiterst verdeeld in haar oordeel – er werd wel degelijk over gepraat. Vond de één met name het einde volstrekt krankzinnig, de ander was juist dolenthousiast. De vierde grote film van schrijver/regisseur Shyamalan is nu uit op dvd, met enkele aardige extra’s.
~
The Village speelt zich af in de bossen van Pennsylvania. Het is 1897 en een groep mensen heeft zich teruggetrokken in het dorpje uit de titel om aan het kwaadaardige leven in omringende steden te ontsnappen. In hun eigen, kleine Utopia leven ze, en alles lijkt perfect. Ware het niet dat er in de bossen rond het dorp wezens leven met wie de dorpsbewoners een pact hebben gesloten: zolang de dorpelingen niet in het bos komen, komen de wezens niet in het dorp. Aan deze regeling komt een eind wanneer de jonge Lucius Hunt (Joaquin Phoenix) tegen de waarschuwingen van de dorpsoudsten in de bossen betreedt – met alle gevolgen van dien.
Verwachtingen
~
Extra laag
Bij het voor de tweede keer zien van The Village moet ik toegeven dat ik er de eerste keer naast zat: de film draait niet in zijn geheel om het einde. Misschien de eerste keer, wanneer de vele plotwendingen nog voor een soort rollercoaster ride zorgen. Maar de tweede keer, wanneer je vanaf het begin af aan weet hoe het verhaal gaat verlopen, krijgt de film een soort tweede dimensie. Deze extra laag voegt wel degelijk iets toe aan de film. Niet alleen kijk je opeens heel anders tegen het verhaal aan – je beseft bijvoorbeeld vanaf het begin waar het nu eigenlijk om draait -, ook onderscheid je des te beter welke sociale en politieke thema’s Shyamalan in zijn film heeft willen verwerken. Ik kan hier echter niet dieper op in gaan uit angst dat ik het plot verklap voor degenen die de film nog niet hebben gezien.
Standaard
De extra’s op de dvd van The Village zijn enigszins standaard. In ‘The Village Geanalyseerd’ krijgen we in korte afleveringen informatie over onder andere de casting, het verhaal en de muziek. De belangrijkste boodschap lijkt te zijn dat de cast en crew een werkelijk geweldige tijd met elkaar hebben gehad. Dat voegt dus niet heel erg veel toe. De verwijderde scènes blijken terecht verwijderd en het dagboek van Bryce Dallas Howard (Ivy Walker in de film en dochter van regisseur Ron Howard) bestaat uit wat voorgelezen fragmenten. Verder is er nog een fotogalerij en een privéfilm van Shymalan, waarin de jonge regisseur zelf optreedt als een soort Indiana Jones. Helaas ontbreekt een audiocommentaar.
De moeite waard
The Village is zeker een film die het waard is meer dan eens te kijken. Want zelfs wanneer je het verhaal kent, zijn de prachtige sfeerbeelden en muziek van James Newton Howard alleen al de moeite waard.
The Village
Regie: M. Night ShyamalanJaar: 2024
Distributeur: Buena Vista
Misschien ook iets voor u
Voor u geselecteerd door de auteur:
Moeilijke namen
Het Groninger Museum heeft weer een Russische hype weten te creëren. Na Repin en Het Russisch Landschap is het ditmaal Diaghilev die overal in het land op de posters prijkt. Dat de tentoonstelling vooral voor oude vrouwtjes interessant is, deert niemand: in de wereld van museumdirecteur Kees van Twist telt iedere bezoeker. En iedereen in de noordelijke stad is hem dankbaar voor de grijze massa die hij jaarlijks weer trekt. Zo dankbaar zelfs dat Van Twist maar met zijn vingers hoeft te knippen, of de stad buigt al. Ditmaal wilde hij een festival rond de tentoonstelling, en hij kreeg een festival. Van internationale allure, aldus het persbericht.
~
Sergei Diaghilev (1872 – 1929) introduceerde het Gesamtkunstwerk voor het Europese publiek. Totaalkunst waarin dansers, acteurs, componisten, choreografen en beeldende kunstenaars tezamen een theatrale voorstelling produceren: van decorontwerp tot danspasjes en van zangpartijen tot kledingontwerp, alles is Kunst.
Op het vijfdaagse festival dat 26 januari van start gaat zal ruim aandacht worden besteed aan ballet en opera, de twee kunstvormen waar Diaghilevs totaalprojecten vaak in uitmondden. Een greep uit het programma:
The Joffrey Ballet
~
Ballet de Bordeaux
~
Ballet de Bordeaux brengt de voorstellingen Parade, Le tricorne, Icare en Le fils prodigue. De leukste van dit kwartet lijkt Parade, waarin een club kermisklanten bezoekers voor hun voorstelling proberen te ronselen. Dit kubistische ballet (je moet er wel van houden, natuurlijk) biedt een chaos van muziek, dans, schotenwisselingen, sirenes en claxons op het podium. In 1917 moest het Parijse publiek er niets van hebben: Parade werd met boegeroep ontvangen. Alleen de avant-garde van destijds zag er wat in.
Helikon Opera
Opera uit Rusland. Het gezelschap is pas tien jaar oud, en bestond in eerste instantie slechts uit enthousiaste studenten. Onder leiding van toneelmeester en eveneens student Dmitry Berman werd een nieuwe opvoering van Stravinsky’s Mavra bedacht. De reputatie van het clubje jongelingen groeide snel, en iedere voorstelling trok meer bezoekers. Binnen enkele jaren stonden zelfs al twintig opera’s op het repertoire. Berman kreeg in 1998, 1999 en 2000 de prestigieuze Russische theaterprijs Het gouden masker. Op het Diaghilevfestival zullen de Russen hun beginproject, Mavra, en Kasjtsjej de Onsterfelijke spelen. Dat laatste stuk is een sprookje over de prachtige prinses Tsarevna, die door het monster Kasjtsjej gevangen wordt gehouden. De prinses wacht op Ivan Korolevitsj, haar redder, maar die wordt op zijn beurt weer opgewacht door Kasjtsjeievna, de dochter van het monster. Deze geeft de redder een gif te drinken, dat hij maar ternauwernood overleeft. Burya Bogatyr doet de redder ontwaken, en neemt hem mee op haar vliegende tapijt. Een spannend sprookje, met nog veel meer moeilijke namen.
Tegendraads debuut
Onlangs was er op het Noorderslag-festival veel te zien wat de prijs van ‘meest dramatische wat Nederland te bieden heeft’ zou kunnen winnen. En als je nagaat dat Nederland met behulp van dit muziekfestijn de Nederlandse popmuziek aan de buitenlandse festivals moet verkopen, zullen we dit jaar nog hoger scoren bij het songfestival. Het bandje dat de boel wat meer kleur had kunnen geven, had Zomotta kunnen zijn. Ze stonden niet geprogrammeerd, maar zij leveren met hun powervolle Call 4 Glory de nodige frisse wind voor een teleurgestelde Noorderslag-ganger.
Anders dan de sullige titel doet verwachten opent Call 4 Glory uitermate sterk met Faith. De liefhebbende recensent gaat even verzitten. De tegen elkaar opboksende noisy gitaren laten het nummer bulken van de energie en gooien alle vooroordelen vanwege de ultralelijke hoes meteen achter de kast en de criticus staat bijna kritiekloos met zijn armen in de lucht om de band te omarmen. Toch laat dezelfde man zijn armen langzaam en ietwat teleurgesteld zakken, omdat het tweede nummer Boj=Job roet in het hoopvolle eten gooit. Anticlimax is het beste en meest duidende woord. Jammer genoeg blijft een herhaling van wat Faith teweeg brengt gedurende de 48 resterende minuten uit. De inmiddels weer zittende recensent valt van deceptie achterover in de leuning.
Puntige songs
De rest van de vijftien nummers die Call 4 Glory telt, zijn, wanneer je de opener niet gehoord had, enigszins goed te noemen. Uiterst puntig worden creaties gepresenteerd, die duidelijk na het regelmatig horen van The Jesus and Mary Chain en The Pixies zijn gemaakt. Soms doet de band denken aan Millionaire, bijvoorbeeld in Notorios, terwijl Pickin’ It Up en Suzy eerder referenties aan Jon Spencer oproept. De variatie in dit gitaargeweld is te vinden in het dansbare Disco dat de gedachte naar iets als Radio 4 of !!! lospeutert. Ook het laatste nummer, dat niet op de hoes staat vermeld, geeft de luisteraar de broodnodige afwisseling, maar komt door diens positie niet volledig uit de spreekwoordelijke verf. Muzikaal gezien kan de band zeer goed voor de dag komen, ware het niet dat de teksten soms tenenkrommend zijn, waarvoor Rocket als voorbeeld aangedragen kan worden. Dat maakt vijftig minuten lang en behoorlijk vermoeiend.
Geen weerhaakjes
De nummers hebben geen weerhaakjes en blijven daardoor nauwelijks hangen en dat is jammer, want het had zo mooi kunnen zijn. De heren en dame van de Brabantse band willen graag laten zien hoe het moet, maar het lukt hen zo nu en dan niet de ideeën in een sterke song te verwerken. Al met al kan worden geconcludeerd dat de programmeurs van Noorderslag Zomotta’s Call 4 Glory over het hoofd moeten hebben gezien, want ze hadden niet misstaan naast de jongens en het meisje van Blues Brother Castro. En dat is misschien het grootste compliment voor Zomotta.
Zomotta
Album: Call 4 GloryMisschien ook iets voor u