Kunst / Expo binnenland

Beveiliging is overal

recensie: On Patrol

Veel trams in Amsterdam hebben tegenwoordig een vaste controleur die je strippen afstempelt of, in mijn geval, je OV-kaart wil zien. Andere hebben stempelautomaten. Stap je de tram in, dan is het dus steeds de vraag of je je kaart moet laten zien of niet. Dat was ook het geval toen ik de tram nam naar On Patrol, een groepstentoonstelling in het Amsterdamse centrum voor beeldende kunst De Appel.

Toen ik de tram binnenstapte zag ik geen loket. Wel stonden er een stuk of vijf mannen in donkerblauw tenue, duidelijk van één of andere beveiligingsinstantie. Eén van hen zat naast de ingang. Ik twijfelde even of dit misschien tramcontroleurs waren en of ik ze mijn kaart moest laten zien. De man naast de ingang moet mijn twijfel hebben opgepikt, want hij groette me. Ik groette terug en besloot maar te gaan zitten. Vanaf mijn stoel bekeek ik ze nog even. De blauwe pakken waren niet zoals die van de politie, maar daarentegen leken het me ook geen controleurs. Er stond wel een afkorting op hun uniform, maar die zei me niets. Ze stapten uit bij halte Museumplein.

Eigenlijk maakte het me ook niet zoveel uit waar ze van waren. Mensen in blauwe pakken zijn altijd wel ergens goed voor. Ook al wist ik niet waar ze van waren, desgevraagd had ik ze m’n OV of identiteitskaart laten zien. Ik zou ze blind vertrouwen en aannemen dat ze de trams veilig hielden of iets dergelijks. Het zal wel goed zijn. Ik vergat het voorval, en had er waarschijnlijk nooit meer aan gedacht, ware het niet dat ik in On Patrol nu juist geconfronteerd werd met hedendaagse kunstenaars die zich met allerlei facetten van veiligheid en onveiligheid bezighouden. Deze tentoonstelling onderzoekt de vele verschillende systemen die toezicht houden op onze samenleving.

Beveiligingskledij

Jill Magid, Evidence Locker, 2004

Nicoline van Harskamp bijvoorbeeld gebruikt in een nieuw project juist uniformen die lijken op kleding van beveiligingsbeambten. Ze stak hangjongeren in een pak dat zowel iets weg heeft van urban sportkleding als van stadswachten of controleurs. Vervolgens werden de jongeren gefilmd terwijl ze ‘samenschoolden’, zodat we de reacties van voorbijgangers kunnen bestuderen. Team Samenscholing Randstad is niet bepaald een project om van in vervoering te raken: de reacties zijn voorspelbaar en er gebeurt eigenlijk vrijwel niets. En toch, door het tramritje eerder op de dag krijgt een werk als dit meer relevantie. Al is het misschien niet precies wat Van Harskamp met het project wil zeggen, mede door haar werk werd ik me ervan bewust dat beveiligingsmensen overal zijn en dat dit soort beveiligingssystemen misschien inderdaad makkelijker vertrouwen van burgers krijgt dan goed is.

Kille functionaliteit

De Amerikaanse Jill Magid maakt gebruik van een ander beveiligingssysteem. Ze laat films zien die zijn opgenomen met de 242 bewakingscamera’s die door de politie geplaatst zijn in het centrum van Liverpool. Magid wordt op deze films gevolgd en zelfs met ogen dicht door de straten geleid. De kille functionaliteit van de bewakingscamera’s verdwijnt en het lijkt alsof ze juist liefdevol bekeken wordt.

Bankoverval

Voor het werk Bank Job (1999) werd Janice Kerbel zelf voyeur: ze deed jarenlang onderzoek naar een bank in Londen. Ze verzamelde foto’s, plattegronden, dienstregelingen en beschreef in detail het toezichtssysteem van de bank. Zo ontstond een verzameling materiaal dat een zorgvuldige voorbereiding vormt voor een bankoverval. Zelfs een vluchtplan naar een dorpje in Spanje is geheel uitgewerkt.

Zoeklicht

Minder interessant dan de voorgaande voorbeelden is de bijdrage van de van oorsprong Bulgaarse Ergin Çavuþoðlu. Deze kunstenaar vulde één van de zalen met een drie wanden bedekkend videowerk. We worden omringd door een nachtelijke lucht waarin lichtjes bewegen, waaronder een zoeklicht van een helikopter. Het is verbazend dat zo’n groot werk zo weinig aangrijpend blijkt. Er is weinig te zien aan de film en ik voelde me als toeschouwer nauwelijks aangesproken. De bedoeling werd me niet duidelijk, ook niet uit het begeleidende bijschrift.

Overtuigend totaal

Naast de vier genoemde deelnemers bevat de expositie werk van nog tien andere veelbelovende danwel meer gevestigde kunstenaars. Al zijn niet alle werken meteen indrukwekkend, On Patrol overtuigt vooral als totaal. Doordat elke kunstenaar een eigen deel van onze surveillance-samenleving belicht, ontstaat een veelzijdige expositie die doet nadenken over onderwerpen waarover we normaal gesproken nou juist liever niet teveel willen nadenken.

Theater / Voorstelling

Naar de kloten

recensie: Hurly Burly

.

~

Hoofdrolspelers Ivar van Urk, Kees Boot en Michiel de Jong hebben de stichting De Praktijk in het leven geroepen om subsidie te kunnen aanvragen voor het maken van het toneelstuk Hurly Burly. Zij wilden dit op Broadway succesvolle en het ook later verfilmde verhaal erg graag in Nederland op de planken brengen. De mannen zijn erin geslaagd om een goede Nederlandse remake te maken. De acteurs (eind 20, begin 30) hebben allemaal ruime theaterervaring, maar zijn vooral ook bekend van televisieseries als All Stars, Baantjer, Onderweg naar morgen en Oppassen. Het verhaal hebben zij van Amerika in de jaren 80 naar het heden in Nederland verplaatst. De dialogen gaan nu over terrorisme in plaats van de kernbom en over BN’ers. En het belangrijkste: de scherpe teksten zijn uitstekend vertaald naar het Nederlands en raken hun kracht niet kwijt.

Sneue stuntelende figuren

~

Hurly Burly is een realistisch, goed te volgen en overtuigend geacteerd verhaal. De situaties zijn herkenbaar, daar hoef je je niet iedere avond voor kapot te snuiven en te zuipen. Het loopt bij deze vrienden alleen wel erg uit de hand. Wat een eikels het ook allemaal zijn, ergens voel je wel sympathie voor deze sneue stuntelende figuren. Konden ze zichzelf maar zien, dan was er misschien nog hoop op verandering. Zelf vinden ze dat ze goed bezig zijn, maar iedereen die het stel vanaf een afstandje bekijkt ziet dat ze zichzelf naar de kloten helpen. Ze discussiëren over politiek en karma, maar eigenlijk is dat alleen maar dikdoenerij. Het interesseert ze geen bal. Zolang ze zelf maar interessant lijken en lekker kunnen klagen over hun slechte leven. Het liefst gil je tegen ze dat ze moeten stoppen met zeuren en hun leven moeten oppakken. Maar zwelgen, afreageren en vluchten lijkt voor deze mensen een aantrekkelijkere optie.

Uitputtingsslag

De voorstelling duurt ruim twee uur en dat is een behoorlijke uitputtingsslag. Je krijgt als kijker een enorme dosis cynisme, frustratie en woede te verwerken. Het eerste deel van het stuk is nog redelijk luchtig; de komische noten vallen vaak in het begin. In het tweede gedeelte slaat de dramatiek en wanhoop echt toe. Ik neem aan dat De Praktijk het publiek niet depressief naar huis wil laten gaan, maar juist vol hoop en bewustzijn. Toch voel ik mij behoorlijk verlamd als ik naar buiten loop. Ik moet echt moeite doen om het nare gevoel van me af te schudden. Het spel van de acteurs is zo intens dat de sfeer langzaam onder je huid kruipt en als dan na die rustige start opeens de paranoia en agressie toeslaat, dan gaat dit je niet in de koude kleren zitten. De voorstelling eindigt ook op een troosteloos moment. Is er nog hoop voor deze mensen of sukkelen ze zo verder? Waarschijnlijk het laatste. Dit stemt me droevig, want dit is maar al te vaak het geval. Sommige mensen zullen nooit wakker worden uit hun desillusie, ook al sla je ze met een mokerhamer. Doodmoe wil ik eigenlijk zo snel mogelijk onder de wol wegkruipen. Lekker zwelgen in al deze ellende.

Hurly Burly is nog tot en met 4 maart 2005 in de theaters te zien.

Boeken / Fictie

Wraak en beheersing

recensie: Tomas Lieske - Mijn soevereine liefde

Over iets minder dan een maand viert Nederland haar zeventigste boekenweek. Het thema van dit jaar is de vaderlandse geschiedenis en nu al zie je her en der boeken verschijnen die prima binnen dat thema passen. Mijn soevereine liefde van Tomas Lieske speelt weliswaar in Spanje, maar gaat over een man die een belangrijke rol heeft gespeeld bij het ontstaan van de Nederlanden. Filips II, koning van Spanje.

Mijn soevereine liefde is een novelle. Nu heb ik dat formaat zelf altijd wat vreemd gevonden: het is te lang voor de titel ‘kort verhaal’, maar het is ook geen roman. Het verhaal dat Tomas Lieske vertelt heeft op zich wel allerlei kenmerken van een kort verhaal: een beperkt aantal hoofdpersonen, een beknopte intrige en een onverwacht einde. Laten we Mijn soevereine liefde maar gewoon een verhaal noemen.

Stijf

Dat verhaal gaat over de Haagse instrumentenmaker en wiskundige Marnix de Veer, die in de zestiende eeuw kennismaakt met kroonprins Filips II van Spanje en met hem meereist naar het hof in Madrid. Nu hebben geschiedenislessen mij altijd het idee gegeven dat Filips een stijve katholieke koning was die altijd zwart droeg en elk vermaak zondig vond. De man had inderdaad vreselijke last van jicht, en daarom lijkt het op schilderijen ook alsof hij geen scharnieren in zijn nek heeft, maar die stijfheid van karakter blijkt niet helemaal juist. Felipe blijkt twee kanten te hebben:

~

Hij was een plichtsgetrouwe zoon en echtgenoot, maar ook een gewone dekhengst die met tal van vrouwen avonturen had en die zich vermaakte in nachtelijke steden als een pooier en een op hol geslagen vrouwenjager.

Het is het beeld dat Marnix de Veer van hem heeft. De instrumentenmaker schrijft zijn eigen verhaal over Felipe. Dat verhaal gaat over hun vriendschap en de bijzondere manier waarop El Rey met die vriendschap onvoorwaardelijke trouw weet af te dwingen:

Hij had zich een gedragspatroon eigen gemaakt waarbij hij belangstelling, vriendelijkheid en liefde gaf, niet allereerst omdat dat zijn eigen altruïstische natuur was, maar vooral omdat hij daarna aandacht, gehoorzaamheid en liefde kon terugeisen.

Ook van Marnix krijgt Felipe onvoorwaardelijke trouw, maar wel met een zwart randje. Wanneer Marnix verliefd wordt op de hofdame Isabel Osorio, neemt Felipe haar van hem af om zelf te gebruiken. Marnix is woedend, maar kan niet anders dan zich erbij neerleggen. Of heeft hij toch een soort van wraak in petto?

Bos draden

Mijn soevereine liefde is niet alleen kort, het is ook erg plotseling afgelopen. Net wanneer je denkt dat Marnix op de een of andere manier wraak kan nemen voor zijn verlies, sla je de laatste bladzijde om. Je tast in het duister omtrent zijn motieven om dit verhaal überhaupt op te schrijven, en daar komt nog bij dat je na het slot nog met een hele bos onafgewerkte draden zit: Marnix ziet zijn geliefde jaren later terug, maar meer dan een kort en oppervlakkig gesprek weten ze niet te voeren. Marnix geeft jarenlang les aan de dochters van Felipe en ziet hun seksualiteit ontluiken, maar hij speelt de naïeve en vooral beheerste leraar wanneer de meisjeslijven over hem heen buitelen. Hij doet niets.

Felipe heeft van Marnix onvoorwaardelijke trouw gekregen, maar tegelijk smeult tussen de regels door toch een onvrede met dat keurslijf. In goed geplaatste tussenwerpingen en met subtiele woordkeuze weet Lieske van Marnix de Veer een vervelende man te maken: een norse, egocentrische denker die af en toe driftig en bot uit de hoek kan komen. Met al die nare karaktertrekken zou je haast verwachten dat Marnix zijn kans grijpt om glorieus te triomferen over Felipe. De spanning die het verhaal oproept tussen de gezworen trouw en de verbitterde gevoelens is bij tijd en wijle dan ook te sterk: het is soms niet geloofwaardig meer dat Marnix zich inhoudt terwijl je weet dat hij niets liever zou doen dan Felipe te laten boeten voor zijn diefstal van Isabel Osorio. Maar misschien is dat juist wel de ultieme wraakoefening: weten dat je de tegenstander kunt kwetsen, maar het niet doen.

Begrip

Marnix de Veer is een onaangenaam figuur. Bovendien blijkt uit de woorden van Marnix dat hij vooral lust voelt voor de hofdame, van echte verliefdheid lijkt geen sprake. Hij spreekt over haar borsten en haar haren, maar rept met geen woord over andere kwaliteiten. Zijn chagrijn en egoïsme worden dus niet gecompenseerd door een nobel doel. Is het flauw om een boek weg te leggen omdat je niet kunt sympathiseren met de hoofdpersoon?
Mijn soevereine liefde is een verhaal over een subtiele wraakoefening, beheerst opgeschreven in de bekende Lieske-stijl, die soms wat plechtstatig aandoet. Maar wat blijft er van de wraakoefening over als de wreker noch zijn motieven begrip oproepen?

Film / Achtergrond
special: Naakt in de Nederlandse film

‘Zolang je maar geen mensen- of dierenrechten schendt’

.

Ellen ten Damme in Volle maan, 2003

De reacties op de vraag of er te veel naakt in Nederlandse films voorkomt zijn in eerste instantie erg wisselend. Producent Johan Nijenhuis (Costa, Volle maan) merkt op dat hij al vaker antwoord heeft gegeven op deze vraag en niet veel zin heeft hier wederom op in te gaan. Acteur Roef Ragas (Grijpstra en de Gier, Pietje Bell, De Poolse Bruid) vindt niet dat er te veel naakt te zien is in de Nederlandse film: “In het normale leven komt naakt ook nogal eens voor.” Deze observatie delen veel mensen. Filmliefhebber Rob Koning is hierin stellig: “In de VS stapt iedereen in ondergoed uit bed. Is dat nu realistisch?”

“In de jaren zeventig schijnbaar schaamteloos uit de kleren”

Willeke van Ammelrooy in Frank Eva, 1973

Toch zet Ragas ook zijn kanttekeningen bij het uitgebreid tonen van vrouwelijk schoon: “Naakt moet steeds mooier zijn. Als een buik met één rimpel teveel gebotoxt zou kunnen worden, dan zou men dat nu ook doen. Het is verfrissend om films uit de jaren zeventig te zien, waarin mensen uit de kleren gaan, en dat schijnbaar schaamteloos, terwijl hun lijven niet voldoen aan onze huidige esthetische maatstaven.” Een blik op de films uit de jaren zeventig maakt zijn punt direct duidelijk. De aanblik van een film als Frank Eva van Pim de la Parra (Wan Pipel, De nacht van de wilde ezels), is niet direct opwindend te noemen. In films uit dit decennium zijn desondanks exorbitant veel naaktscènes te zien.

“Ik kan me geen naaktscène herinneren die toegevoegde waarde had”

Laura Groeneveld van Holland Film denkt ook dat naakt tegenwoordig steeds mooier moet zijn: “Ik ben er van overtuigd dat naaktscènes mensen naar de bioscoop trekken. Misschien dat sommige mannen denken dat een film überhaupt niet compleet is zonder naaktscène. Ik kan me niet herinneren dat ik een naaktscène tegenkwam die een toegevoegde waarde had.” Liefhebber van de Nederlandse film Frank Pauw voegt hier nog aan toe dat “veel mensen zich er aan ergeren. Naakt in een film stoppen om mensen naar de bioscoop te trekken is erg zielig.” Het lijkt dus van belang te zijn dat er aantrekkelijk naakt in de film te zien is. Dit wordt ondersteund door het feit dat in de jaren tachtig veel bekende naaktscènes zijn gemaakt (Flodder, Schatjes) en die zijn zonder uitzondering een stuk aantrekkelijk om te zien dan die uit de jaren zeventig.

“Ik heb spijt van elke naaktscène”

Renée Soutendijk en Victor Löw in De flat, 1993

Regisseur Ben Verbong (Het meisje met het rode haar, De onfatsoenlijke vrouw, De flat) is genuanceerder: “Als er geen naakt in een film voorkomt is dat opmerkelijk; het is namelijk een normaal bestanddeel van ons menselijk bestaan.” Hij ziet dan ook geen grens in wat je in een film kunt laten zien. Hij wijst daarbij op zijn film De flat, waarin hij behoorlijk ver is gegaan. “Hoe ik iets wil laten zien bepaal ik zelf en niemand anders,” merkt hij vastberaden op. Actrice Ellen ten Damme (Volle maan, Interview) heeft echter wel vaak last van de onvermijdelijke naaktscènes: “Ik heb spijt van alle naaktscènes die ik gespeeld heb. Ik dacht vroeger dat dit voor een actrice als normaal werd beschouwd. Ik zat er nooit op te wachten in ieder geval, want leuk is natuurlijk anders.” Ook zij denkt dat veel mensen zich vaak aan naaktscènes ergeren. Toch valt op dat in de jaren negentig terughoudender wordt omgegaan met naakt. Het is onduidelijk of dit aan de regisseurs ligt, of dat actrices misschien kritischer geworden zijn en vaker nee zeggen. Katja Schuurman bijvoorbeeld is slim geweest en heeft een aantal jaren gewacht voordat ze in De oesters van Nam Kee (en Playboy) haar lichaam aan hunkerende pubers toonde. Het succes van deze film was nooit zo groot geweest als ze al regelmatig in haar evakostuum te zien was geweest.

Verouderd beeld

Tatjana Simic in Flodder, 1986

Filmfan Rob Koning denkt dat het beeld van Nederlandse films verouderd is: “Als je mensen vraagt hoeveel Nederlandse films ze de laatste jaren hebben gezien, beginnen ze meestal over Turks Fruit (1973). En dan hebben ze films als De Tweeling, De Zaak Alzheimer, Simon en In Oranje niet gezien. Dat zijn allemaal succesvolle Nederlandse films zonder naakt en daar hoor je dan niemand over.” Sinds de jaren zeventig zijn de naaktscènes dus esthetisch interessanter geworden, maar aan de andere kant ook functioneler. Mensen lopen niet meer naakt door het beeld, omdat “dit personage nu eenmaal geen kleren draagt”. Als er stevig op los wordt gevreeën in een film, dan heeft dit meestal wel een doel.

“Een echte penetratie moet kunnen”

Seks is dus echt niet uit de Nederlandse film weg te denken, omdat het onderdeel is van het leven. Niemand lijkt er dan ook op tegen te zijn dat dit een onderdeel van een film is. Roef Ragas vindt dat je daarbij alles kunt tonen in een film: “Een echte penetratie moet kunnen. Zolang je maar geen mensen- of dierenrechten schendt.” Dit sluit aan bij het pleidooi van Ben Verbong, die aangeeft dat een regisseur bepaalt hoe hij een verhaal in beeld wil brengen. Wel ergeren mensen zich aan dat vrouwelijk schoon wordt gebruikt om mensen naar de bioscoop te lokken. Dit lijkt echter grotendeels een overblijfsel van de jaren zeventig en tachtig want de hoeveelheid naakt in de Nederlandse film is de afgelopen jaren aanzienlijk afgenomen. Misschien is dit wel zo omdat de Nederlandse film veel aan populariteit heeft gewonnen. Er zijn geen kunststukjes meer nodig om mensen voor een Nederlandse productie naar de bioscoop te krijgen.

Muziek / Album

Alleen voor de heb

recensie: The Karelia - Divorce at High Noon

Alex Kapranos is goed te verkopen. Zijn bekendste band Franz Ferdinand was vorig jaar de meest populaire van de muziekbizz en daar kan volgens velen een slaatje uit worden geslagen. Zelfs uit de vorige band van Kapranos: The Karelia. Fans betalen grof geld voor de originele opnamen van The Karelia’s Divorce at High Noon. De met lege handen en thuiszittende Karelia-leden ruiken geld en de naar datzelfde geld smachtende platenmaatschappijen springen als bezetenen op hun voorbijkomende prooi. Maatschappij Roadrunner komt als winnaar met een re-release van de destijds, en nu spreken we over 1997, nauwelijks opgemerkte plaat.

~

Op de hoes van Divorce at High Noon prijkt een mooie jaren ’60 kleurenfoto van vier heren in pak met Kapranos als middelpunt. De vier heren gelijken The Kinks, maar schijn bedriegt. Want Kapranos, die zich destijds nog Alex Huntley noemde, maakte samen met Thomson, Wylie, Falls, respectievelijk op bas, trompet en drums een milde vorm van art-rock. Althans, zoals die volgens de The Karelia’s definitie moet klinken. Je hoort het terug in een jazzy, jaren ’40 nachtclubachtig geluid, waar Huntley overheen zingt als de slome broer van Jim Morrison. Jammer genoeg biedt het geluid te weinig afwisseling en na de eerste luisterbeurt wordt de algemene mening het beste door de band zelf verwoord. Aan het einde van Crazy Irritation schreeuwt de band “bored!” De spijker op zijn kop.

Aandacht vasthouden is moeilijk

Om niet te kort door de bocht te gaan moet je The Karelia meegeven dat ze in de post-Nirvanatijd en in de periode dat iedereen als Radiohead wilde klinken zo een afwijkende plaat hebben afgeleverd. De plaat kent nauwelijks een hit voor de ether, maar The Karelia probeert in hun stijl de boel veel kleur te geven, waar Love’s a Cliché en Nostalgia goede voorbeelden van zijn. Maar over het algemeen blijft het bij proberen. The Karelia moet het meer hebben van de inventieve teksten, die overigens vaak wegvallen door het gemompel van Kapranos. Soms heeft The Karelia iets Doors-achtig. Bijvoorbeeld in het nummer Exaggeration, maar nog meer in Garavurghty Butes. Het poogt het trippende The End na te bootsen, maar het lukt de band niet om de aandacht van de luisteraar vast te houden.

Leuk hebbedingetje

De aandacht wordt wel vastgehouden bij het kortste en sterkste nummer van de plaat, The Devil Rides Hyndland. Het nummer is geheel instrumentaal en het meest afwijkende nummer van de plaat. Dat is misschien wel het meest typerende voor Divorce at High Noon. Het was voor zijn tijd afwijkend, maar binnen de plaat springt er nauwelijks een nummer uit. De re-release moet in zijn geheel gedragen worden door de naam van de populaire zanger. Maar in hoeverre Kapranos dat gaat lukken, zou een goede vraag kunnen zijn, want Kapranos is nog steeds geen echt rockidool. Een cd van bijvoorbeeld het eerste bandje van Kurt Cobain zou een stuk interessanter geweest zijn. Nu blijft het bij een leuk hebbedingetje van die zanger van die toffe band die in 2004 zo’n ijzersterke plaat heeft gemaakt.

Kunst / Expo binnenland

De laatste halte voor Parijs

recensie: De Haagse School en de jonge van Gogh

Op 11 mei 1885 schreef Vincent van Gogh de volgende woorden: “Als men Thijs Maris niet te beroerd en te melancholiek gemaakt was om te werken, misschien had hij iets verbazends gevonden.” Matthijs Maris sleet de laatste dagen van zijn leven in Londen, moe en uitgeput na jarenlang schilderen in opdracht van een kunsthandelaar. Hij was in handen gekomen van handelaar Daniel Cottier die hem een verblijf in Engeland aanbood, in ruil voor het alleenrecht op de verkoop van zijn totale productie. Maris heeft daarmee zijn artistieke vernieuwing opgeofferd voor de commercie.

Anton Mauve – Schapen op een dijk, ca. 1870
Olieverf op doek, 59 x 100 cm. Coll: Gemeentemuseum Den Haag

In januari 1876 richtten enkele Haagse kunstenaars de Hollandsche Teeken Maatschappij op, een vereniging die zich tot doel stelde de aquarel te promoten. De oprichters, Anton Mauve, Jacob Maris en Hendrik Willem Mesdag, wilden waterverfschilderijen promoten door middel van het organiseren van tentoonstellingen in binnen- en buitenland. Deze tentoonstellingen waren niet alleen bedoeld om het vakmanschap en de bekwaamheid van de kunstenaars te tonen, er werden ook werken verhandeld. Bovenstaand citaat over Matthijs Maris is misschien goed om in het achterhoofd te houden bij het bezichtigen van de tentoonstelling De Haagse School en de jonge Van Gogh in het Haags Gemeentemuseum. Hierin staat centraal de problematische relatie die Vincent van Gogh onderhield met de afzonderlijke leden van de Haagse School en het Haagse commerciële kunstklimaat.

Opleiding

De Hollandse Teeken Maatschappij werd vijf jaar voordat Vincent van Gogh zich voor de eerste maal in Den Haag kwam vestigen opgericht. Na een mislukte carrière bij de kunsthandel Goupil, waarvoor hij in vestigingen in Den Haag en Londen had gewerkt, en een poging tot het uitoefenen van het beroep van godsdienstleraar en evangelist, besloot hij tot een bestaan als kunstenaar. Na een jaar te hebben doorgebracht aan de Koninklijke Academie in Brussel, ging Van Gogh in Den Haag in de leer bij zijn aangetrouwde neef Anton Mauve, één van de oprichters van de Hollandse Teeken Maatschappij.

Vissersmeisjes

Vincent van Gogh – Sien met sigaar in de hand, 1882
Potlood, wit krijt en inkt. Coll: Museum Kröller-Müller Otterloo

Het was Mauves intentie om Vincent op te leiden tot een schilder/tekenaar die in korte tijd veel werk zou verkopen. Daartoe bracht Mauve Van Gogh in contact met schilders uit de Haagse School en probeerde hem aan te zetten tot het schilderen van aquarellen van Scheveningse vissersmeisjes. Maar Van Gogh wilde anders, zijn interesses lagen niet bij de impressionistische landschappen en de strand- en visserstafereeltjes van de Haagse School, maar bij de arbeiders. Samen met generatiegenoot en schilder G.H. Breitner was hij met name geïnteresseerd in de moderne Franse literatuur van Zola, Flauber en de gebroeders de Goncourt. Breitner liet Vincent van Gogh daarom de achterbuurten van Den Haag zien, wat al gauw zijn uitwerking zou vinden in Van Goghs tekeningen.

Mijnwerkers

Het was Van Goghs doel om bij een tijdschrift als de Graphic of The Illustrated London News aan de slag te gaan. Dit soort tijdschriften toonden afbeeldingen uit de actualiteit of scènes uit de grote stad of van het platteland. Delen van deze tijdschriften liggen in de vitrines die in de tentoonstellingsruimten staan opgesteld. De afbeeldingen uit deze bladen hebben gemeen dat ze veel menselijke figuren bevatten. Dit is ook wat Van Gogh tekende voor hij naar Den Haag trok. In de Borinage in België maakte hij bijvoorbeeld veel tekeningen van de arbeiders uit deze mijnstreek. Lang zou de meester-leerlingrelatie tussen Anton Mauve en Vincent van Gogh dan ook niet duren.

Sfeer

Vincent van Gogh – Mijnwerkersvrouwen in de Borinage, 1882
Aquarel, gehoogd met wit. Coll: Museum Kröller-Müller Otterloo

Niet alleen worstelde Van Gogh met zijn onderwerpskeuze, ook moest hij nog een eigen stijl zien te vinden. De tentoonstelling herbergt schilderijen van Van Gogh, Breitner, en oude meesters van de Haagse School en toont met name hoe Van Gogh onder invloed van schilders van de Haagse School van zijn met veel mensen bevolkte tekeningen tot rustiger composities komt. In de tentoonstelling lijkt men te hebben geprobeerd de sfeer van de jaren 80 van de negentiende eeuw te reconstrueren. De wanden hangen vol met schilderijen van de meesters van de Haagse School. Waar we in de twintigste eeuw gewend waren geraakt aan de white cube, de tentoonstellingsruimte met witte wanden en veel ruimte tussen de afzonderlijke werken, heeft het Haags Gemeentemuseum ervoor gekozen de tussenruimte te beperken. Tussen alle schilderijen bevinden zich schilderijen en tekeningen van Van Gogh. Zo hangt er aan één wand van de tentoonstelling een serie tekeningen van Sien, prostituee, zwanger, model van Van Gogh en inwonend bij de schilder. Een goede daad volgens Vincent van Gogh, maar totaal onacceptabel binnen de kunstwereld van de hofstad. Het is de enige serie tekeningen binnen de tentoonstelling die niet onderbroken wordt door werken van de Haagse School.

Door deze manier van tentoonstellen wordt het des te duidelijker: Vincent Van Gogh verschilde wezenlijk van de Haagse School, zowel qua onderwerpskeuze als qua stijl, materiaalgebruik en levensstijl. De tentoonstellingsmakers lijken het zich te hebben beseft: “Het oeuvre van Van Gogh en de Haagse School, er zijn wel degelijk connecties maar toch overheersen de verschillen.”

Theater / Voorstelling

Blijspellig overspel

recensie: Nationale Toneel - De Methode Ribadier

Een grote pimpelpaarse verstoppertjeswand vult het toneel. In de wand zijn deuren en kastjes weggewerkt, die tijdens de voorstelling diverse keren worden opengetrokken. Dan wordt er weer iemand verstopt in een kast, dan verdwijnt er iemand naar de keuken of naar buiten en dan gaat er een kastje open waar een fles wijn tevoorschijn wordt gehaald. En er zit ook nog een schuifraam in de muur verwerkt, waar een paar keer een slungelige figuur naar binnen kukelt. Als er dan ook nog gegoocheld wordt, is het circus compleet. Het Nationale Toneel speelt De Methode Ribadier.

~

Het stuk van Fransman Georges Feydeau (1862-1921) over vreemdgaan is weer eens afgestoft en regisseur Frans Strijards durfde ermee aan de slag te gaan. Het werk van Feydeau wordt ook wel eens boulevardtoneel genoemd. Zijn stukken moeten altijd vermaken en vrolijk zijn. Dat is ook wat overheerst in dit toneelstuk. Er worden zelfs illusionistische trucs uit de hoge hoed getoverd om het publiek te vermaken.

Spel

De Methode Ribadier gaat over overspel, en er wordt letterlijk een spel met iedereen gespeeld. De man des huizes (Gijs Scholten van Aschat) gaat vreemd, zonder dat zijn vrouw (Ariane Schluter) dat in de gaten heeft. Zij slaapt namelijk door toedoen van een van zijn tovertrucjes. En dan is er ook nog een minnaar van de vrouw in het spel, die door de echtgenoot min of meer in vertrouwen wordt genomen. Het wordt er allemaal niet eenvoudiger op, zoals bij veel relatiekomedies.

Bedroevend laag

~

Deze voorstelling moet het – naast de wat overdreven illusionistische kunsten – vooral hebben van (simpele) taalgrappen. Zo nu en dan is dat humoristische niveau wel zo bedroevend laag, dat het bijna het Bassie en Adriaan-niveau benaderd. Zulke laagdrempeligheid wekt op den duur irritaties op, maar het gros van het publiek lijkt zich doorgaans prima te vermaken. Het is natuurlijk ook maar net hoe je pet staat op zo’n avond. Maar het aantal echte sterke en doordachte grappen is op één hand te tellen.

Laurel & Hardy

In een blijspel moet natuurlijk vrolijk gespeeld worden, vandaar dat er wat slapstick-elementen in verwerkt zijn. Sommige scènes doen een beetje denken aan Laurel & Hardy. Het heeft zeker iets komisch en dat komt niet in de laatste plaats door de acteurs. Stefan de Walle (Cyrano en Wachten op Godot) als de minnaar van de vrouw is erg goed in zijn lichaamstaal. Je moet wel een ontzettende zuurpruim zijn, wil je niet een keer lachen om zijn geklungel en uitstekende mimiek. Ook de verschijning van Gijs Scholten van Aschat is geestig, al is hij wel wat serieuzer in zijn rol. De enige vrouw in dit stuk, Ariane Schluter, heeft duidelijk wat meer moeite met een klucht als deze. Ze probeert mee te komen met de rest, maar redt het niet om overtuigend en ook nog ’s grappig over te komen. Dit is duidelijk haar ding niet.

Doorgeslagen

Het zal niet gemakkelijk zijn geweest om deze komedie in te studeren, maar zo te zien heeft Strijards de touwtjes goed en strak in handen. De voorstelling an sich is daarom wel fascinerend om naar te kijken. Je kunt hem prijzen om zijn dubbelzinnige constructies en de eenvoud. Dat geldt overigens niet voor de humor. Want qua grappen is het Nationale Toneel echt een beetje doorgeslagen. Je stoort je op den duur gewoon aan de laagdrempeligheid en in combinatie met de goocheltrucs voel je je als publiek niet geheel serieus genomen. Toch pleit het wel voor Strijards dat hij geprobeerd heeft er eens iets anders van te maken dan een gewone overspelkomedie waar we er al zoveel van hebben gezien de afgelopen jaren. Maar misschien kan Feydeaus werk beter in de la blijven liggen dan er dit mee te doen.

De Methode Ribadier wordt tot en met 17 april 2005 opgevoerd.

Muziek / Album

Lekkere knullen met een lekker geluid

recensie: Mando Diao - Hurricane Bar

De nieuwe cd van Mando Diao is eigenlijk niet zo nieuw meer. De cd ligt namelijk al maanden in de winkel. Navraag bij de platenmaatschappij leerde ons dat dit een geïmporteerde versie was en dat de Nederlandse release later zou komen. Dus nu hebben we eindelijk Hurricane Bar, de tweede cd van de Zweedse band officieel in huis.

~

Het is eigenlijk een vreselijk cliché, maar een tweede cd is altijd spannend. Valt het tegen, valt het mee, heeft de band een grote stap vooruitgemaakt ten opzichte van de eersteling? Allemaal vragen die in je opborrelen zodra je het hebt over ‘de tweede van’. Hurricane Bar leek bij eerste beluistering een beetje tegen te vallen. Het eerste album van Mando Diao, Bring ‘em In was namelijk wel heel erg goed. Na meerdere luisterbeurten begint het toch te kriebelen: ze hebben het toch geflikt, maar het is gewoon een iets andere band geworden.

Typisch Zweeds

Het geluid van Bring ‘em In lag erg in het verlengde van The Strokes gemengd met The Beatles (verwar ze dus absoluut niet met wereldpopster Manu Chao!) Deze nieuwe plaat lijkt echter meer op het geluid van landgenoten The Hives, dus wat meer punkrock. Toch gaat deze vergelijking wat scheef, want de muziek van Mando Diao is melodieuzer. Ze heeft een flinke tik meegekregen van de Engelse sound van bijvoorbeeld The Clash in opener Cut The Rope. God Knows en Down In The Past hadden echter ook door The Hives geschreven kunnen worden. Dit ligt vooral aan het gitaarspel van gitarist en het accent van zanger Björn Dixgård die hetzelfde maffe Zweedse toontje heeft als Hives-zanger Pelle Almqvist.

Geen slecht nummer

Een bijzonder goed nummer, dat heel erg klinkt zoals vroeger de enige echte Nederlandse Britpop-band Supersub klonk, is You Can’t Steal My Love. Het is iets minder volgepropt met allemaal scheurende gitaren zoals veel van de nummers op Hurricane Bar, maar heeft een mooie balans tussen de instrumenten en zang. Ook het Beatlesque Added Family mag er zijn. Toch wringt het wel, want eigenlijk staat er geen slecht nummer op deze plaat, maar Bring ‘em In klonk toch net iets lekkerder en rockte net iets harder.

Lekkere jongetjes

De eerdere vergelijking met The Clash roept meteen een andere vergelijking op, namelijk met The Libertines. Hun laatste album lijkt inderdaad qua sound en intensiteit zeker in het verlengde te liggen van dit album van Mando Diao. Nog een overeenkomst is dat beide bands bestaan uit aantrekkelijke ruige lekkere van de straat gepikte jongetjes. Iets wat bij hun optredens altijd zorgt voor grote hoeveelheden meisjes vooraan bij het podium bij optredens. Als je dat zelf in levende lijve wil bekijken kan dat, want in maart komt Mando Diao naar Groningen en Amsterdam.

Muziek / Album

Verplichte kost

recensie: The Chemical Brothers - Push the Button

.

~

De Broers zelf laten er geen twijfel over bestaan. Ze zijn er weer en ze gaan ervoor! “Don’t hold back! The time has come!” schalt het uit de speakers in Galvanize, de ruige single en opener van het album. Deze mix van de bekende chemische beats en hiphop zet gelijk de toon. Met uitzondering van het zeurderige tweede nummer (The Boxer) voorziet het duo de luisteraar tot halverwege de cd van een scala aan stevige baslijnen, duistere sounds en pakkende beats die samen een heerlijke old-skoolsfeer oproepen. Hoewel de nummers muzikaal gezien duidelijk verschillen van hun eerste cd’s (alleen Come Inside herinnert echt aan de Big Beat-periode van Exit Planet Dust), doet het je denken aan de begindagen van de underground-dance, toen de broers begonnen en The Prodigy opkwam temidden van illegale raves. Anarchistische punk-dance die niet eens zo ruig hoeft te zijn om er toch stevig in te knallen.

Gemakzucht

Na een half uurtje word je echter wreed uit je trip verstoord door het volledig overbodige nummer Left Right, een gemakzuchtig anti-Bush hiphopnummer waarvoor ze een nietszeggende en middelmatige rapper Anwar Superstar (die naar het schijnt het broertje van Mos Def is) uit de kast hebben gehaald. Deze oproep tot pacifisme is onorigineel, te weinig verrassend en gewoonweg te saai om een boodschap over te brengen. Het lijkt erop alsof dit nummer uit commercieel oogpunt is gemaakt (“iedereen doet dit tegenwoordig, dus waarom wij ook niet?”) en niet met een onderliggend artistiek of politiek fundament.

Diversiteit

Is de koek hierna op? Dat niet, maar de koek verandert wel van smaak. De laatste nummers zijn erg divers, van de popsong Close Your Eyes, via het van een Jamaicaanse bubbling-riddim voorziene Shake Break Bounce tot het Fatboy Slim-achtige Marvo Ging. Als uitsmijter worden we getrakteerd op het prachtige Surface to Air. Dit meeslepende, hypnotiserende nummer bezorgt je een glimlach op je lippen, doet je je ogen sluiten en laat je zweven, ver, ver weg. Alsof New Order een dromerige versie speelt van het nummer Golden Path, de samenwerking tussen The Chemical Brothers en The Flaming Lips.

Geen rode draad

Push The Button is, net zoals zijn voorganger Come With Us, een veelzijdig album; voor de pure danceliefhebber waarschijnlijk tè veelzijdig. Er zit niet echt een rode draad in. In tegenstelling tot de meest recente cd’s van de eerder genoemde artiesten, is ‘karakterloos’ absoluut niet van toepassing op deze Push The Button. Op een enkele uitzondering na bezit elk nummer op een heel eigen wijze de originaliteit en energie die we van Tom en Ed gewend zijn. Opnieuw bewijzen ze dat ze niet slechts in de marge opereren maar aan het front van de relevante dance staan. Het is zeker niet hun beste album, maar het blijft verplichte kost.

Theater / Voorstelling

Max Havelaar vooral lichtvoetig en vrolijk

recensie: Max Havelaar

~

De Max Havelaar van Multatuli zet mensen heden ten dage nou niet bepaald aan tot lezen: dikke pil, negentiende-eeuws, zware kost. Een boek dat nogal stug is van opbouw, ook. Des te beter dat Ger Thijs er een toneelbewerking van heeft gemaakt: dan kunnen we dat hele verhaal in een paar uur tijd verstouwen. Zo’n soort bewerking maakte Thijs eerder met groot succes van onder meer De boeken der kleine zielen van Louis Couperus. Daarvan knutselde hij in 1993 een te behappen, maar vooral ook meeslepend toneelstuk. Max Havelaar is echter van een andere orde dan een gewone roman. Het boek is een samenraapsel van vormen en stijlen en tussenvoegsels en zijsporen. Ger Thijs laat die verwarring achterwege en houdt zijn versie simpel. Dat is tegelijkertijd de kracht en de zwakte van deze voorstelling.

Een unicum in toneelland. Het publiciteitsmateriaal voor Max Havelaar zet je als toeschouwer totaal op het verkeerde been. Op affiches en flyers staat een ernstig kijkende Thom Hoffman met woeste aanplaksnor en ontbloot bovenlijf. En die gaat dus onze Nationale Held spelen, die gaat strijden tegen de onderdrukking van de ‘inlanders’ in Ons Indië? Die foto roept een sfeer op van zweterige warmte, van door gamelan-muziek begeleide mystieke hocus pocus, van een hoogbevlogen Max die ondanks persoonlijke armoede en tegen de gevestigde orde in knokt tot hij erbij neervalt. Dat klopt dus niet, dat beeld maakt deze voorstelling niet waar. Daarvoor is deze Max Havelaar niet ernstig genoeg.

Toegankelijk

~

Wat is er dan wel te zien? Een buitengewoon toegankelijke, te begrijpen korte samenvatting van het beroemde verhaal. Dat verhaal gaat over de Nederlandse ambtenaar Havelaar op Java, die het onbegrijpelijk vindt dat de plaatselijke autoriteiten de bevolking afhouden van het verbouwen van hun eigen eten om zonder betaling voor hen te komen werken. Met armoede en honger als gevolg. Ongehoord! En de Nederlandse koning Willem III weet ervan en knijpt een oogje dicht.

Koffiehandelaar

Om ons in de juiste stemming te brengen voor wat komen gaat, spreekt koffie-‘makelaar’ Droogstoppel (een geestige, geniaal acterende Kees Hulst) een formele proloog uit, met bolhoed en al, staand voor het nog neergelaten doek. Dit wordt een degelijk, ouderwets avondje toneel, dat is meteen duidelijk. Droogstoppel krijgt van zijn oude bekende Sjaalman (Thom Hoffman) op straat een pak paperassen in handen geduwd. “Dat moet een boek worden,” zegt Sjaalman, en koffiehandelaar Droogstoppel moet het uitgeven. Droogstoppel weet zich geen raad met die opdracht, want hij ziet de winst voor zijn handel er niet aan af. Toch neemt hij het ‘pak van Sjaalman’ wel serieus.

Schuifdeuren

Lastig aan deze voorstelling is vervolgens dat de gekozen vorm nogal gekunsteld is. Sjaalman alias Havelaar komt op zondagmiddagen bij Droogstoppel op bezoek, waar familie en vrienden van de zurige Droogstoppel helpen bij het uitspelen van de kern van het Indische verhaal. Dat leidt aanvankelijk tot opzettelijk tussen–de-schuifdeuren-toneel, stuntelig, lichtvoetig en vrolijk. Pas later wordt de Indische vertelling echt meeslepend. Dan mag Thom Hoffman gewoon spelen dat hij Max Havelaar is, Strijder tegen Onrecht. Pas dan valt de hele constructie op zijn plaats, en wordt dit een mooie voorstelling.

Olijk

Helaas is die pret van korte duur, want het Indische verhaal vormt het kortste deel van het stuk. Al met al is dit een soort gedramatiseerd uittreksel van het boek. Alle psychologische diepgang, alle franje en opsmuk zijn eruit verdwenen. Misschien is Multatuli’s Max Havelaar wel gewoon te complex en een niet tot script te bewerken boek. Dit is niet voor niks de zevende toneelversie ervan. Ger Thijs heeft die vuistdikke roman teruggebracht tot een tekst van 58 bladzijden. Dat leidt onvermijdelijk tot oppervlakkigheid. De tekst is eerder grappig dan serieus. Dit is een olijke vrolijke Max Havelaar geworden.

Herinnering

Desondanks is dit wel degelijk een vermakelijke avond toneel, met een meeslepend verhaal en goede acteurs. De beste aanpak voor de toeschouwer is dan ook de herinnering aan het boek links te laten liggen en gewoon te gaan kijken. Al is het maar omdat Kees Hulst bijzonder fraai is als Droogstoppel, en omdat Thom Hoffman eindelijk een keer zijn grote acteertalent in vlees en bloed laat zien.

Max Havelaar is te zien tot en met 7 juni 2005.