Film / Films

Raging Babe

recensie: Million Dollar Baby

Clint Eastwood lijkt erop uit te zijn om als regisseur nog meer naam te gaan maken dan hij als acteur al heeft gedaan. Met Unforgiven zette hij zijn regietriomftocht in en zijn laatste film, Mystic River, haalde zelfs twee Oscars binnen. Ook zijn nieuwe film, Million Dollar Baby, gooit hoge ogen en heeft zeven Oscarnominaties op zak. Een afvaardiging van de Amerikaanse filmpers riep het in slechts zeven weken gefilmde Million Dollar Baby zelfs uit tot beste film van 2004. Niets dan lof dus voor Eastwood. Maar iemand anders steelt de show…

~

Naast de regie nam Eastwood zelf ook een van de hoofdrollen voor zijn rekening. Hij speelt Frankie Dunn, een boxtrainer aan het einde van zijn carrière die samen met Scrap (Morgan Freeman) een bokshal runt. Op een dag komt Maggie (Hilary Swank) binnen, een vrouw van een jaar of dertig die vastbesloten is om onder leiding van Frankie wereldkampioene boxen te worden en hij begeleidt haar op weg naar de top. Vlak voordat het zo ver is, neemt het verhaal echter een onverwachte wending die aankomt als een rechtse directe.

Minder vrolijke kant

Er zijn veel elementen in de film die Million Dollar Baby tot een topfilm maken. Als eerste zijn de boksscènes vreselijk spannend, erg overtuigend gespeeld en realistisch gefilmd: een kleine Raging Bull flashback. Als kijker krijg je het gevoel dat je op de tribune je favoriete boksheld zit aan te moedigen. Naast spanning weet de film een breed scala aan emoties naar buiten te trekken: blijdschap, medeleven, angst, trots en pijn (haast letterlijk). Met name de tweede helft van de film speelt met haar rustige tempo erg in op de gemoedstoestand van de kijker. De sfeer wordt naar het einde toe steeds duisterder, unheimischer, zoals in Mystic River. Hier wordt de minder vrolijke kant van de menselijke geest ontleed.

Oscars

~

Het allersterkste punt aan Million Dollar Baby is het acteerwerk van de drie hoofdrolspelers, Swank, Eastwood en Freeman. Alleen Freeman heeft nog nooit een Oscar weten te verzilveren, maar nu spelen ze echt de rollen van hun leven. De twee oude rotten, Eastwood en Freeman spelen een sterk uitgebalanceerd koppeltje dat wel een zestig jaar getrouwd stel lijkt. Deze beide heren hebben ontzettend veel ervaring maar toch acteren ze absoluut niet op de automatische piloot. En sorry Clint, maar de show wordt absoluut gestolen door de ongelofelijk sterk acterende Swank. Haar southern white-trash boksende Maggie is stoer en breekbaar tegelijkertijd, ze roept een licht gevoel van afkeer op maar tegelijkertijd steelt ze je hart. Daarnaast speelt ze de boksscènes echt ontzettend overtuigend. Als er één van deze drie een Oscar verdient, is Swank het wel.

Knock-out

Na het zien van Million Dollar Baby kom je naar adem happend de bioscoop weer uit. Eastwood jaagt je de touwen in. Het predikaat ‘Beste Film van 2004’ is misschien iets overdreven, dat doet de film te veel eer aan. Maar eerlijk is eerlijk, Million Dollar Baby is een prachtig stukje werk met een iets dramatisch maar ijzersterk einde dat je knock-out achterlaat. Nog heel even de Oscaruitreiking afwachten om te zien of Clint en kompanen beloond worden voor dit pareltje. Ze verdienen het.

Theater / Voorstelling

Een theatrale lunchpauze is niet zonde!

recensie: Zonde! (Teatro en Bellevue Lunchtheater)

.

De zeven hoofdzonden komen allemaal aan bod: hebzucht, ijdelheid, jaloezie, luiheid, lust, vraatzucht en wraakzucht. Wij mensen zijn allemaal zondig. De ene mens alleen wat meer dan de ander. In deze voorstelling worden verhalen verteld over mensen die een flinke portie van één of meerdere van deze zonden bezitten. Toneelgroep Teatro benaderde zeven Nederlanders (o.a. Kim van Kooten, Gerardjan Rijnders en Ine te Rietstap) om een toneeltekst te schrijven over mensen die gedreven worden door deze hoofdzonden. Elke schrijver is gekoppeld aan een zonde op basis van stijl en de mate van uitdaging voor de schrijver. Dit resulteerde in zeven zeer uiteenlopende verhalen, met stuk voor stuk sterke teksten. De verhalen schakelen tussen komisch en pijnlijk. Met onderwerpen als het pijnlijk stukgaan van een relatie, een uit de hand gelopen reallife televisieprogramma, kindermishandeling, een Michael Jackson- dansje en naïeve toeristen. En dan is er ook nog een verhaal over hebzucht gespeeld door een kabouter, Superman, een banaan, een gorilla en Cupido, die ruziën om kartonnen dozen.

~

Naakte lichamen in de mist

Al bij binnenkomst vergeet je waar je mee bezig was en gaat de lunchpauze echt beginnen. Decorontwerper Dries Verhoeven heeft de ruimte vindingrijk aangekleed. De gekozen muziek helpt ook steeds weer de juiste sfeer te vinden. Midden in de zaal staat een glazen tuinhuis, gevuld met dikke witte stoom. Aan weerszijden van het huisje staan rijen met kerkbanken. De ramen van de zaal zijn beplakt met gekleurd plastic waardoor een mysterieus licht binnenvalt. De lucht is zwoel door wierrook en op de achtergrond klinkt kerkmuziek. Deze setting sluit prachtig aan bij de eerste acte over eten, die als hymne wordt uitgevoerd. De acteurs bevinden zich in het huisje en drukken hun naakte lichamen tegen de ramen, ze verschijnen en verdwijnen steeds weer in de dikke mist. Alle vertellingen vinden plaats in deze kleine ruimte die qua aankleding steeds aangepast wordt aan het verhaal. Het publiek aan de ene kant van de zaal ziet weer iets anders dan de mensen aan de andere kant.

Plezier en intensiteit

De jonge acteurs, allemaal zo rond de 25 jaar, zitten nog op de toneelschool. Ze spelen met zichtbaar veel plezier en intensiteit. De sfeer van de verhalen zijn erg verschillend en vraagt van de acteurs om snel te schakelen van serieus naar melig spel. Dit doen ze heel goed. Ook hebben ze geen moeite om naakt op het podium zo dicht op het publiek te staan. Doordat de groep bestaat uit zes jonge mannen en één jonge vrouw brengt dit ook de nodige onderhuidse spanning mee, in zo’n kleine ruimte. De vrouw staat ook enigszins buiten de groep, op afstand, als een soort object waar de mannen naar hunkeren.

Herkenning en emoties

In het spel worden de slechtste eigenschappen van de mens in de verhalen blootgelegd. Maar wat doet dit met ons en hoe gaan we om met de spiegel die ons wordt voorgehouden? Voelen we ons ongemakkelijk? Gaan we ons bezinnen op ons doen en laten? Mensen zijn koppig en hardleers en een theaterstuk zal daar weinig aan veranderen. Dat het toch iets met de kijker doet is duidelijk, ongeacht of men zich wel of niet kan identificeren met de verhalen. Er worden opmerkingen van herkenning gemaakt en het spel zorgt een scala aan emoties: van verrassing, ontroering, verbazing, plezier en schok tot medelijden en verdriet.

Zo’n klein avontuurtje tijdens het middaguur inspireert weer voor de rest van de dag. Ik raad het iedereen aan. Maar vergeet niet te eten, zo kan men vernemen uit één van de verhalen: “van honger komt chagrijn. In Amerika is iedereen op dieet. Dat zegt genoeg”.

Zonde! is nog te zien tot en met 13 maart 2005.

Muziek / Album

Reis terug in de tijd met emotionele hoogtepunten

recensie: Tori Amos - The Beekeeper

Als we de verzamelaar Tales of a Librarian en het verknipte tussendoortje Welcome to Sunny Florida uit 2004 even vergeten is het drie jaar geleden dat we de laatste studioplaat (Scarlet’s Walk) van Tori Amos mochten horen. Persoonlijk begon Tori Amos mijn aandacht te verliezen met het album To Venus and Back uit 1999, dat elke richting mist en nooit echt een duidelijke plaat wil worden. Met The Beekeeper lijkt Amos zich echter hervonden te hebben in een lange plaat, met stuk voor stuk composities waarbij ze succesvol teruggrijpt op haar over het algemeen ijzersterke muzikale verleden.

~

Het eerste wat opvalt bij The Beekeeper is dat Tori Amos gestopt is met experimenteren. Deze lijn, die met Scarlet’s Walk was ingezet is hiermee bevestigd. De inmiddels 41-jarige Amos grijpt terug naar ervaringen uit het verleden. Dit is logisch, omdat ze tijdens het maken van het album samen met de journalist Ann Powers haar autobiografie Piece by Piece aan het afronden was. Dit hoor je in het hele album waarin duidelijk telkens weer een andere ‘oude’ Tori Amos opduikt.

Emotioneel hoogtepunten

Een opvallend nummer is The Power of Orange Knickers, een intiem duet met de Ierse folkzanger Damien Rice. Dit nummer valt vooral op door de mooie tweestemmige zang. Opvallend is dat Rice de ritmische zang van Tori Amos met een lage stem goed weet te accentueren. Het totaal is een emotioneel en toch eenvoudig nummer. Een ander emotioneel hoogtepunt is Ribbons Undone een nummer dat Amos schreef als ode aan haar dochter van vier. Ook dit ingetogen nummer is door zijn eenvoud een hoogtepunt van de plaat geworden. Het grijpt je bij je strot, zoals goede muziek dat hoort te doen.

Ongestructureerde inspiratie

~

De rest van de nummers is opvallend gevarieerd. Rustige tracks als Goodbye Pisces, worden afgewisseld met meer elektronische songs als The Beekeeper. Wat jammer is van het gevarieerde album is dat het zo afwisselend is dat het niet een geheel wil worden. Dit wordt al duidelijk als je naar de hoes kijkt, waar achterop de indrukwekkende lijst van 19 nummer in drieën is verdeeld, terwijl er in het boekje zelf voor een verdeling in vijf categorieën is gekozen. Het lijkt wel alsof Tori Amos van de reis door haar eigen verleden zoveel inspiratie heeft opgedaan dat deze zich moeilijk laat structureren. Je luistert dus een verzameling nieuwe liedjes met allemaal een bekend geluid en die ook allemaal vertrouwd in het gehoor liggen. De grote vraag blijft of dit het definitieve einde is van de experimentele kant van Tori Amos, of dat het slechts een tussenstap is voor nieuwe creatieve verrassingen.

Op 11 juni 2005 is Tori Amos te zien in Ahoy’ Rotterdam.

Boeken / Fictie

Ook voor niet-Friezen

recensie: Tsead Bruinja en Hein Jaap Hilarides (samenstellers) - Droom in blauwe regenjas / Dream in blaue reinjas

.

Bruinja geeft in zijn inleiding aan dat er niet zoveel aandacht is voor schrijven in het Fries op zich. Het is voor de dichters een natuurlijk gegeven en ze besteden minder aandacht aan talige aspecten of de Friese taal op zichzelf. Dit betekent niet dat er geen Friese aspecten te vinden zijn in de poezie. Eén van deze kenmerken is dat ze zich tegen het kale Friese land afspelen. ‘Oer Fryslân’ Over Friesland is een van de meest tekende gedichten over dit onderwerp. In dit gedicht beschrijft Albertine Soepboer, die overigens ook in het Nederlands dicht, over de alomtegenwoordige natuur en leegte van het landschap dat ook in zichzelf geen beschutting vindt. Ze sluit af met de mooie, fysieke zin, ‘altyd neaken, altyd’.

Dat waaien, altyd dat waaien

de beammen yn ús tún
dy’t ûnwennich binne fan it bosk

de maitiid dy’t yn grauwe wolken
oer it lege lânskip jaget

altyd neaken, altyd.

(Dat waaien, altijd dat waaien

de bomen in onze tuin
die heimwee hebben naat het bos

de lente die in grauwe wolken
over het lege landschap jaagt

altijd naakt, altijd.)
vert. auteur

Nostalgie

Naast het landschap is er nog een ander thema dat meerdere keren de aandacht vraagt in de bundel. Doordat er in het Fries wordt geschreven, een moedertaal en een taal zo gebonden aan een bepaald gebied, ontstaat er bij sommige gedichten ook een gevoel van nostalgie of een beeld van de jeugd, die in de gedichten een rol speelt. Die gedichten maken veel indruk, of zijn bijzonder. Ik denk dat dit vooral voor ‘Friezen om utens’, Friezen die niet meer in de provincie wonen, het geval is. Bijvoorbeeld in het lange verhalende gedicht ‘Brugwachter’ van Tsead Bruinja. In dit gedicht gaat het over een zoon en een vader. De zoon vertelt een aantal anekdotes om zijn vader te zichzelf ervoor te behoeden zijn vader in te vergetelheid te laten zakken. Door over zijn vader te vertellen blijft hij in leven en blijft er een relatie tussen deze twee mensen, die van elkaar verwijderd zijn. Door die herinneringen is het een emotioneel relaas. In het gedicht komt een aantal keren een refrein terug, waar ijs en schaatsen een grote rol in spelen, elementen doen denken aan de jeugd. Door dit terugkerende element leest het gedicht als een ballade.

kom byn my de houtsjes ûnder
ik ha de krappe griene jongeslearskes oan
byn my de houtsjes ûnder
it iis is tin as de tydlike ôfstân tusken ús
(…)

(kom bind me m’n houtjes onder
ik heb de krappe groene jongenslaarsjes aan
bind me m’n houtjes onder
het ijs is dun als de tijdelijke afstand tussen ons
(…))
vert. auteur

Niet Fries

De bundel bevat echter ook veel gedichten die zich niet rond deze zaken afspelen en een mate van universaliteit hebben. Een van de dichters wiens poezie deze elementen bevat en opvalt is Elmar Kuiper. Zijn poezie raakt aan het filosofische, zoals in ‘Bylden’ (Beelden) waarin hij speelt met het begrip beelden. Beelden worden als een personificatie opgevoerd. In de eerste strofe is er een vergelijking van beelden met honden. Deze vergelijking van beelden, die ‘als speelse honden/over elkaar heen tuimelen’ is in het hele gedicht doorgevoerd. De beelden zijn honden. In de zesde strofe gebruikt Kuiper een andere betekenis van beelden door de beelden als marmer voor te stellen. Aan de ene kant lijken het dan standbeelden, aan de andere kant zijn de beelden ook meer statisch en niet zo speels als de honden waar ze mee vergeleken worden. Het gedicht eindigt met honden van verschillende karakters. Zijn deze beelden verschillende soorten baaeldspraak, die zijn liefde voor voor beelden verklaren?

Rop de rotweiler op!
Rop de foarbyldhûn!

Neam bekbânbyld foar mûle
nim braaf oan tou

Lit de goeie lobbes rêste.

(Roep de rottweiler op!
Roep de voorbeeldhond!

Noem muilkorfbeeld voor mond
neem braaf aan touw

laat de goeie lobbes rusten.)
vert. Tsead Bruinja

Ook voor niet-Friezen

Omdat nu eenmaal slechts een klein deel van de Nederlandstalige bevolking Fries spreekt, is er naast het Friese gedicht een Nederlandse vertaling opgenomen. Hoewel deze vertalingen goed zijn en vaak recht doen aan het gedicht, gaat er zeker iets verloren. Het Fries is een taal die lastig te lezen is, omdat de klemtoon soms anders ligt dan je deze in het Nederlands zou lezen en bepaalde letters spreek je anders uit. Hierdoor mis je als niet-Fries alliteraties of mooie klankcombinaties.
Toch bestaat het genot van het lezen van Friese poezie niet alleen in de klank zoals ook blijkt uit bovenstaande alinea’s. Soms zijn bepaalde woordkeuzes of rijm echter wel goed overgekomen. Ook vertaald is er nog genoeg te analyseren én te genieten. Bruinja heeft gelijk als hij zegt dat Friese poezie een groter publiek verdient.

Theater / Voorstelling

Kippenvel door intiem en intens toneelspel

recensie: Nationale Toneel - De Meiden

Toevallig verscheen recent nog een artikel op 8WEEKLY over naakt in Nederlandse films. Ook in de Nederlandse theaters is dat niets nieuws. Soms gaan acteurs, al dan niet functioneel, kortstondig uit de kleren. In De Meiden gaan de actrices nog een stap verder. Naast de blote borsten en billen wordt er ook gesekst op het toneel en likken de actrices elkaar van top tot teen. Als toeschouwer voel je je een voyeur. Een film kun je wegzappen, maar in een theater stap je niet snel op. Terwijl je kijkt voel je je onprettig, maar niet naar de handelingen kijken voelt onbeleefd. De dames van het Nationale Toneel laten je van begin tot eind letterlijk en figuurlijk met een ongemakkelijk gevoel zitten.

~

De Meiden is gebaseerd op een waargebeurd verhaal in de jaren dertig in Frankrijk. Twee dienstmeisjes brachten de vrouw des huizes en haar dochter om het leven. De Franse toneelschrijver Jean Genet (1910-1986) zag hier een mooi verhaal in. Zijn rijke fantasie over dood, misdaad en perversie heeft hij verwerkt in dit stuk. Voor deze homoseksuele man, die meerdere keren in de cel heeft gezeten, was veel bespreekbaar en hij zette zich graag tegen alles en iedereen af. Dat moet voor zijn tijd nog best shockerend zijn geweest.

Doorgedraaid

~

In De Meiden spelen de dienstmeisjes een wreed spel met elkaar als Mevrouw van huis is. Eén van de dienstmeisjes verandert in Mevrouw en de ander speelt haar meid. Zonder enige uitleg over wat vooraf is gegaan, krijg je toch al snel een indruk hoe de verhoudingen liggen. En langzaam wordt duidelijk hoe ver dit is gekomen. Pijn, verdriet en onmacht is van de gezichten van de meiden af te lezen. Ze zijn volledig doorgedraaid en zien nog maar moeilijk verschil tussen werkelijkheid en fantasie. Ondertussen worstelen ze ook met hun haat/liefdeverhouding met Mevrouw.

Tot op het bot

De actrices bezorgen je met hun emoties een naar onderbuikgevoel. Mede doordat het publiek in een kring om de boksring van de vrouwen zit, is het lastig om enige afstand te houden. Met recht een intieme voorstelling met maximaal negentig toeschouwers. Regisseur Franz Marijnen, die eerder met deze drie dames heeft gewerkt, heeft duidelijk de touwtjes goed en strak in handen. Bien de Moor (Cyrano de Bergerac) en Heike Wisse (Cyrano de Bergerac, Bash en Ivanov) als de dienstmeisjes spelen hun rollen heel intens. Hun woorden en gezichtuitdrukkingen raken je tot op het bot. Wat een kracht! Het moet vast een hele opgave zijn om steeds weer zo’n zwaar stuk te moeten opvoeren waarbij je alles uit jezelf moet halen. De actrices lijken daar in ieder geval geen problemen mee te hebben. De ijskoningin, Madame, gespeeld door Marie-Louise Stheins (Ivanov en Demonen) steekt een beetje af bij het duo. Zij heeft een niet al te grote (spelende) rol in het stuk, maar is desondanks wel nadrukkelijk en akelig aanwezig.

Seksuitspattingen

De meiden gaan in de voorstelling makkelijk uit de kleren, zonder enig schaamtegevoel lijkt het. De naaktscènes zijn niet bedacht om op te winden of te shockeren, al zullen er genoeg toeschouwers wel degelijk geshockeerd zijn door wat zij hebben gezien. Soms gaat het ook wel zo ver dat dit toneelstuk er een kijkwijzeradvies mee verdient. Maar de seksuele handelingen van de twee meiden zijn zo dwangmatig, dat je wel ziet dat het bij hun ‘spel’ hoort. Zonder de seksuitspattingen en vernederingen zou het stuk toch behoorlijk aan kracht hebben verloren.

Werkelijkheid

De Meiden is een kippenvelvoorstelling die je nog een tijd bij zal blijven. Het verstikkende gevoel dat je tijdens het stuk ontwikkelt, zakt wel in de loop van de avond. Maar na zo’n emotievolle en intrigerende voorstelling is een beetje frisse lucht wel welkom. Ook de meiden willen graag weer terugkeren naar de werkelijkheid. Als de voorstelling is beëindigt, stappen ze meteen van het toneel om het publiek, dat nog beduusd voor zich uit kijkt, de uitgang te wijzen. Eigenlijk zonde, want deze vrouwen verdienen een minutenlange staande ovatie!

De Meiden wordt alleen in Scheveningen opgevoerd tot en met 19 maart 2005.

Theater / Voorstelling

Parels voor de zwijnen

recensie: De Theatermaker (De Paardenkathedraal)

~

“Theater is pervers. De toneelschrijver liegt, de spelers liegen, het publiek liegt. En de mensheid is dom en al eeuwen lang dol op haar eigen
leugens.” Hier spreekt een theatermaker. Hij is samen met zijn familie aangeland in het gehucht Otzbach, waar hij voor het laatst zijn meesterstuk ‘Rad der geschiedenis’ op zal voeren. Terwijl hij de voorstelling voorbereidt, vecht hij verbeten tegen alle aardse beslommeringen die een perfecte opvoering in de weg staan. Het lijkt het gevecht van zijn leven: de strijd tussen zijn grootse idealen en een smakeloze middelmatigheid.

Zijn vrouw is ziekelijk en kucht door haar tekst heen, zijn weerspannige kinderen zijn niet geworden wat ze moesten zijn, de stank van varkensmest hangt op het toneel, de soep is te vet en de noodverlichting mag op last van de brandweer niet uit. Daarbij is het ook nog eens bloedworstendag. Hij gaat verbitterd en voluit te keer tegen alles, maar tegelijkertijd heeft hij iedereen ook lief, of gewoon nodig om de avond tot een goed einde te brengen. Hij voelt zich onbegrepen en onderschat in zijn strijd voor het goede en het schone. Zijn geliefde toneelstuk behandelt de hele wereldgeschiedenis en achtereenvolgens zullen maar liefst Napoleon, Caesar, Churchill, de Tsaar, Hitler en Madame Curie er hun opwachting in maken.

Verbittering

~

De Theatermaker zou haast een zelfportret kunnen zijn van de schrijver van het stuk: Thomas Bernhard, taalvirtuoos en eenzelvig enfant terrible. Zelfmoord achtte hij de enige juiste uitweg uit dit troosteloze bestaan vol provinciale bekrompenheid, en het venijn van deze tekst slaat je dan ook meedogenloos tegemoet. Kun je hier tegen, dan ontdek je ook zelfspot en ironie (“Vrouwen zijn de remblokken van het theater”), maar de humor blijft wrang.

Monoloog

Thomas de Bres moet deze ruim twee uur durende voorstelling haast in zijn eentje overeind houden als de gal spuwende theatermaker Bruscon. Geen eenvoudige opgave, alleen al door de verschrikkelijke hoeveelheid tekst vol lange virtuoze zinnen en de galm die op zijn stem is gezet. Het decor is een rotzooitje, het gebruikte TL-licht ongenadig, er is amper muziek en pijnlijk weinig interactie met zijn medespelers die als een soort veredelde figuranten in het rond waden. Er is dus geen ontkomen aan de schijnbaar eindeloze monoloog vol grootheidswaan en zelfbeklag. De Bres doet wat hij kan, maar het blijft heel stevig doorbijten want de voorstelling krijgt pas in het laatste deel een onverwachte dimensie.

Theater

Dan rijst opeens schijnbaar uit het niets een prachtig, overweldigend decor op. Alles komt uit de kast, oogstrelend licht, meeslepende muziek en bizarre kostuums. Daar is het sprookje eindelijk en nu pas merk je hoe je het hebt gemist. Je kijkt je ogen uit terwijl het stuk op een haast surrealistische manier op zijn plaats lijkt te vallen en zijn einde krijgt. Opgelucht haal je adem en nu pas denk je ook ineens weer aan de man die al die tijd voor je aan de touwtjes trok: regisseur Dirk Tanghe. Eigenzinnig, poëtisch, onnavolgbaar en uitbundig. En altijd – en ondanks alles – een gepassioneerd theatermaker.

De Theatermaker is nog te zien tot 27 mei 2005.

Boeken / Strip

Grote klassieker in modern stripjasje

recensie: Posy Simmonds - Gemma Bovery

Uit Groot-Brittanië bereiken ons in Nederland niet zo heel vaak stripboeken en al helemaal geen vertalingen. De Engelse strip staat namelijk algemeen bekend om wat platte lolletjes en ouderwetse kinderverhaaltjes, zoals Bruintje Beer. Dat er wel degelijk diepgang te vinden is in de strip uit dit land dat een grote literaire geschiedenis heeft bewijst Gemma Bovery van striptekenares Posy Simmonds. In een zeer vrije bewerking van Madame Bovary weet ze op eigen wijze een meeslepend verhaal te vertellen.

© Posy Simmonds, Uitgeverij De Harmonie, Amsterdam 2005

De naam verraadt het meteen al; Gemma Bovery is heel duidelijk afgeleid van Emma Bovary, de hoofdpersoon uit het boek van Gustave Flaubert. Het verhaal is in grote lijnen hetzelfde als zijn negentiende-eeuwse voorbeeld. Gemma, een succesvolle illustrator, trouwt met de weinig ambitieuze en saaie Charlie Bovery, is snel hun woonplaats Londen zat en beslist dat er naar Normandië verhuisd moet worden. Het platteland van Frankrijk valt echter zwaar tegen en uit verveling begint Gemma een affaire met de jonge adellijke Hervé. Op het moment dat ze met hem een weekendje naar Londen zal gaan breekt hij de relatie af. Hierna komt Gemma opnieuw in aanraking met Patrick Large, haar liefde voordat ze Charlie Bovery trouwde, maar ze ziet snel in dat deze affaire geen vruchten afwerpt. De ontknoping van het verhaal is vergelijkbaar met die van Madame Bovary, maar is wel anders (om het even spannend te houden voor wie dat boek niet kent).

Effectieve vertelwijze

Wat meteen opvalt, is de bijzondere vorm van de strip. Het is namelijk niet een zuivere ‘balloonstrip’, zoals de meeste strips, maar een combinatie tussen getypte tekst, balloonstrips en fragmenten geschreven dagboektekst. Voor deze vorm is gekozen vanwege het vertelperspectief van het verhaal. Het is namelijk de buurman en bakker van de Bovery’s, Raymond Joubert, die het verhaal vertelt aan de hand van de dagboeken van Gemma die hij van Charlie Bovery heeft ‘geleend’ Hij gebruikt daarbij zijn eigen, zelf toegekende belangrijke rol in Gemma’s verhaal als rode draad. De vertelling van Joubert is getypt, de dagboekfragmenten zijn uitgeschreven en de belangrijkste gebeurtenissen worden door middel van stripstrookjes verteld. Een onconventionele benadering die heel effectief is voor dit verhaal. Als je steeds het vertellende hoofd van Joubert had gezien, had dit niks aan het verhaal toegevoegd. Nu kun je goed doorlezen en blijven de belangrijke gebeurtenissen letterlijk op je netvlies gegrift staan.

Bijzondere wendingen en stemmige tekeningen

Posy Simmonds is een door de wol geverfde striptekenares. Ze publiceert al sinds 1969 en Gemma Bovery is bepaald niet haar eerste werk. De tekenstijl is heel volwassen, helemaal ontwikkeld en aangenaam om te zien. De strip is zo te zien vrijwel helemaal in potlood getekend, ondersteund door sporadische inktlijnen en stemmige grijstinten. Door deze werkwijze kunnen zaken als Gemma’s vrijpartijen met meer subtiliteit worden weergegeven door bijvoorbeeld veel zachte lijnen te gebruiken, terwijl sterke emoties of scènes in daglicht harder worden aangezet. De wijze waarop Simmonds een eigen wending heeft gegeven aan het verhaal Madame Bovary is erg ingenieus. Moderne waarden vervangen ouderwetse beelden. Zo is Charlie’s eerste vrouw niet gestorven, maar is hij gescheiden en zijn Gemma’s schuldeisers niet een persoon, maar creditcardmaatschappijen.

Niets op aan te merken?

Gemma Bovery is eerder als honderddelige krantenstrip verschenen in The Guardian, iets wat je bijna niet merkt, de cliff hangers zijn niet overdreven sterk, maar soms zelfs poëtisch. De krantenuitgave verklaart wellicht ook het bijzondere uiterlijk van het boek: het is in een heel langgerekt formaat uitgevoerd. De strip zelf heeft bijna geen minpuntjes, behalve dan dat de ontknoping betreffende Charlie een beetje cliché is. Een van de sporadische dingen die op het boek zijn aan te merken is de prijs, die onverklaarbaar hoog is voor een zwart-wit album. Wat ook jammer is, is dat de vertaler duidelijk te weinig tijd heeft gekregen van de uitgever om dit boek te vertalen. Niet dat het een slechte vertaling is, maar er had meer uitgehaald kunnen worden en dat spreekt van een weinig vooruitziende visie bij dit boek, dat in de Engelse editie al in 1999 uitkwam.

Boeken / Fictie

Een nieuwe held

recensie: Tommy Wieringa - Joe Speedboot

Waar zijn de helden in de Nederlandse literatuur? Die romanpersonages die, hoewel ze slechts op papier leven, onsterfelijk zijn in al hun glorie? Ik kan er zo snel geen noemen. Nederlandse literaire helden hebben meestal iets tragisch, iets zieligs. De personages van Grunberg, de helden van Rosenboom en de jongemannen uit de jaren veertig en vijftig: bij allemaal valt hun grootste triomf samen met hun onvermijdelijke ondergang. De Nederlandse belletrie kent geen glorieuze helden.

Maar nu is er Joe Speedboot, de hoofdpersoon van de gelijknamige roman van Tommy Wieringa. De jongen die zich Joe Speedboot noemt, is “geboren met een verkeerde naam. Hij was een jaar of tien toen hij besloot dat hij die naam, die naam als een klompvoet, zou afleggen.” Joe komt naar het dorpje Lomark met zijn moeder en zijn zusje en meteen weet hij het dorp op te schudden. Er begint iets te broeien in Lomark, merkt Fransje. Fransje is de ik-verteller van dit verhaal: een jongen die na een ongeluk in een rolstoel zit, niet kan praten en alleen zijn arm onder controle heeft. “Fransje de Arm” is de zwijgende chroniqueur van Lomark, die ziet hoe Joe Speedboot met een natuurlijke schwung allerlei mensen om hem heen weet aan te zetten tot enerverende daden.

Hij was niet zozeer een buitengewone jongen, hij was een kracht die vrijkwam. Je had verwachtingsvolle tintelingen in zijn buurt – er was een energie die vorm aannam in zijn handen, in een los verband toverde hij bommen, racebrommers en vliegtuigen tevoorschijn en jongleerde ermee als een lichtzinnige tovenaar. Ik had nog nooit iemand ontmoet bij wie het idee zo vanzelfsprekend leidde tot uitvoering, op wie angst en conventies zo weinig greep hadden.

Zou het?

Het leven in Lomark kabbelt wat en in eerste instantie lijkt Joe daar weinig aan te kunnen doen, al begint het na zijn komst wel te gonzen. Fransje ziet hoe zijn vrienden Christof en Engel hun eerste liefdes meemaken en hoe Joe zich werpt op het verwezenlijken van zijn plannen. E�n van die plannen is het maken van een vliegtuig. Het mooiste meisje van het dorp, de Zuid-Afrikaanse PJ, heeft namelijk een moeder die naakt door haar hoog omheinde tuin loopt. Joe wil dat zien en stelt voor een vliegtuig te bouwen. Lange tijd lijkt het een belachelijke onderneming: buizen, landbouwplastic en een oude automotor moeten samen een luchtwaardig vehikel vormen. Maar wanneer de rivier dichtvriest en zo een start- en landingsbaan wordt, begint het ook bij de lezer te gloeien: zou dat vliegtuig echt…?

Luchtig en aards tegelijk

Dat “verwachtingsvolle tintelen” zit niet alleen in Joe Speedboot, het zit ook in het boek zelf. Tommy Wieringa strooit, in de huid van Fransje de Arm, aan het begin van zijn verhaal wat al te opvallend met poëtische opmerkingen (“De avond rolt de dag op als een krant”), maar al snel krijgt zijn stijl een lichtheid en vanzelfsprekende luchtigheid die je doet geloven dat Joe vanuit dat vliegtuig werkelijk PJ’s naakte moeder zal kunnen zien. Tegelijk blijft er een soort aardse nuchterheid in de woorden zitten, zodat je soms hoofdschuddend opkijkt uit de bladzijden en je bijna hardop denkt: “maar dat kan toch helemaal niet?”

Joe Speedbootgevoel

Halverwege het boek neemt Joe Fransje bij zijn ene arm om ook hem bij zijn plannen te betrekken. Dan is Fransje niet langer toeschouwer, maar een personage in zijn eigen kroniek. Dat gedeelte, waarin Fransje van dichtbij meemaakt hoe Joe in elkaar steekt, en waarin hij ook Joe’s vreselijke geheim ontdekt, is het beste gedeelte van het verhaal. Fransje rolt mee op de golf van… van wat eigenlijk? Positiviteit, geloof in eigen kunnen, enthousiasme: allemaal woorden die bij dure seminars horen en die slechts een klein deel van dat Joe Speedbootgevoel verwoorden. Joe Speedboot zorgt ervoor dat mensen boven zichzelf uit stijgen, zonder dat ze dat in de gaten hebben.

Groots

Wanneer de roes van Joe Speedboot voorbij is, blijft echter een vreemdsoortige melancholie achter. Het feit dat het nooit meer zo zal zijn, of de wetenschap dat je je leven niet in je eigen hand had toen je tot zulke hoogten steeg, moet daar iets mee te maken hebben. Na de laatste bladzijde van Joe Speedboot blijf je achter met een brok in je keel, maar ook met een brede glimlach op je lippen.
Koop dit boek. Zet je naam erin en lees het stuk. Joe Speedboot wordt de grootste held van deze eeuw.

Muziek / Album

Manisch, episch en licht schizofreen

recensie: Ghiu - An Illiusions Chapel vol 1.

Na eerst enkele minuten gepoogd te hebben iets zinnigs op te maken uit de vouwinstructies op het toch al vreemdsoortige hoesje, besluit ik dat ik me toch beter op de muzikale artistieke neigingen kan richten dan op de visuele. Niet dat de originaliteit waarmee het hoesje je om de oren slaat ontweken moet worden (het duurde zelfs even om de cd zelf te lokaliseren) integendeel, maar het korte bijgeleverde promobriefje van platenmaatschappij Sic-Rec vermeldt: “Zeven tracks manisch, episch en licht schizofreen” en dit willen we natuurlijk zelf ook wel even horen.

Not for fast consumption

De band geeft het zelf al aan op de cd; deze muziek moet niet te snel geconsumeerd worden en daarmee spreken ze ware woorden. Het kost een aantal luisterbeurten om door de enigszins lo-fi productie heen de muziek op waarde te schatten. Hoewel de drums wat samengeknepen klinken en het totaal geluid een beetje dof is ligt er wel sfeer in de muziek. Voor een debuutcd mag dit schijfje er dan ook best wezen. De muziek zelf houdt ergens het midden tussen trippy rock en noise. Rustige geluidslandschappen, gruizige gitaarlijnen, eclectische drumritmes en soms gewoon een lekkere bak lawaai passeren de revue. De opbouw van de muziek doet soms denken aan Neurosis, ware het niet dat Ghiu het geheel wat rustiger aanpakt. De plotselinge uitbarstingen en ritmewisselingen zijn zeker aanwezig, maar het klinkt over het algemeen wat minder agressief dan de hiervoor genoemde band.

De kracht van eenvoud?

De genoemde sfeer van de muziek is over de gehele lijn een beetje neerslachtig en de uitbarstingen klinken soms inderdaad aardig manisch wat de muziek best een interessant karakter geeft. Naast zanglijnen maakt de vocalist ook veelvuldig gebruikt van het fenomeen ‘spoken word” en klinkt soms alsof hij alle hoop in de wereld verloren heeft.

Er is echter wel een puntje van kritiek qua zang. Deze is namelijk soms wat vlak, wat jammer is omdat de zanger in de meeste nummers laat horen dat hij behoorlijk wat in huis heeft. Verder zijn ook de gitaarlijnen vaak vrij simpel wat niet direct een heel groot probleem is aangezien er ook genoeg synth-effecten en samples gebruikt worden. Dit zorgt samen met de doorgaans zelfs voelbare bas en vullende drumlijnen voor voldoende afwisseling. In een nummer als r.t.g.i.a.s.d.t.t. echter wordt het gebruik van een enkel themaatje met nagenoeg steeds hetzelfde riffje na ruim negen minuten net iets te veel van het goede. De gemiddelde lengte van de nummers ligt overigens sowieso al op ongeveer zeven minuten, maar dit vormt geen obstakel voor het luistergenot.

Een illusie rijker

De grote vraag rijst eigenlijk steeds meer; wie of wat is Ghiu? Het enige dat het cd-hoesje loslaat over de band is dat het een viertal is dat, naar alle waarschijnlijkheid, uit ons eigen Den Haag komt. Verder zijn het slechts losse flarden tekst en vreemdsoortige, wiskundig aandoende tekeningen die je te zien krijgt. Wel schijnen ze live al op te treden, maar dan als trio. Ik stel me een kleine donkere zaal voor waar Ghiu haar muziek luid door de speakers laat knallen en de luisteraar meevoert in haar eigen illusie.

Boeken / Non-fictie

Curieuze liefdesgeschiedenis in twee bedrijven

recensie: Liefdesbrieven 1920/1929-1932

De geschiedenis heeft vele onsterfelijke liefdes opgeleverd. Wie kent niet het tragische lot van het innig verliefde paar uit de middeleeuwen, Abelard en Heloise. Terwijl hij op gewelddadige wijze van zijn testikels werd beroofd, trok zij zich terug in een nonnenklooster. Of wie heeft er nog nooit gehoord van de evenzeer tot de verbeelding sprekende, maar uiterste kortstondige verloving van Søren Kierkegaard en Regine Olsen, die de grote deense filosoof voor de rest van zijn leven de inspiratie zou geven voor zijn omvangrijke oeuvre. Een minder bekende, maar eveneens curieuze en intrigerende liefdesgeschiedenis vond plaats tussen de beroemde Portugese dichter Fernando Pessoa (1888-1935) en de jonge, ontluikende vrouw Ofélia Queiroz (1900-1986).

In tegenstelling tot hun beroemde voorgangers, die door de liefde tot schitterend proza werden geïnspireerd, is het taalgebruik in de brieven van Pessoa en Queiroz van een haast infantiel niveau. Deze degradatie van de taal maakt hun ‘verkering’ minstens zo intrigerend, zoals het diepzinnige proza de geschiedenis van hun voorgangers zo fascinerend maakte. Hoe kan het dat een dichter als Pessoa, die over het algemeen toch tot de grootste dichters van Europa gerekend wordt, zich zo triviaal uitdrukt als hij een brief aan zijn geliefde schrijft? Op deze vraag is geen eenduidig antwoord mogelijk en dat maakt de briefwisseling tot een interessante puzzel die op verschillende manieren gelegd kan worden.

Strenge zeden

Fernando Pessoa is een van de meest eigenzinnige dichters die het westelijk halfrond heeft voortgebracht. Hij maakte gebruik van talloze heteroniemen, waarvan er verschillende (zoals Bernardo Soares en Álvaro de Campos) in de briefwisseling opduiken. Ofélia Queiroz was het enige personeelslid van de weinig succesvolle onderneming van een neef van Fernando waar zij hem ook voor het eerst ontmoette. Ze werden verliefd, maar door de strenge zeden van die tijd konden ze elkaar nauwelijks ontmoeten en stonden ze vooral via brieven met elkaar in contact. Hun briefwisseling is nu voor het eerst volledig in het Nederlands vertaald. De Nederlandse uitgave is opgedeeld in twee delen. Ze omvat allereerst de brieven uit 1920, in welk jaar Fernando uitzonderlijk genoeg alleen aan Ofélia schreef. Daarnaast omvat ze de brieven die Fernando en Ofélia met elkaar uitwisselden tussen 1929-1932 en die vooral bestaan uit de brieven van Ofélia. Naast de brieven is ook de biografische notitie Fernando en ikopgenomen, geschreven door Ofélia.

Een spel?

Vanaf het begin van de briefwisseling is er in de toon van de brieven van Pessoa een dubbelzinnigheid aanwezig. Aan de ene kant geeft hij blijk van zijn niet aflatende liefde, aan de andere kant weet hij telkens op een fijnzinnige wijze een dissonant aan te brengen die zijn liefdesuitingen weer ondermijnen. De ene keer doet hij dit door Ofélia te verwijten dat ze niet van hem houdt, een andere keer door haar familie van onheuse praktijken te beschuldigen, nog weer een andere keer door allerlei ziektes ten tonele te voeren. Speelde Fernando hier een spel met een onschuldig meisje, zoals Ofélia hem in een van haar brieven verwijt? Of speelde hij een spel met zichzelf waarvan Ofélia slechts het betekenisloze centrum vormde? Of speelt Fernando helemaal geen spel, maar is hij het slachtoffer van zijn eigen heteronieme gespletenheid?

Usjes

Het hangt mede van het antwoord op deze vragen af hoe de trivialiteit van de briefwisseling geduid moet worden. Zeker is in ieder geval dat niet alleen de onderwerpen van de brieven vrij alledaags zijn, maar dat ook de taal van de brieven allerminst poëtisch is. Fernando schrijft bijvoorbeeld:

Ikke serijf alleen maar om je te zegge dattik je kaatje heel leuk vond. O! Enne ikke vond het ook jammer dattik niet bij Baby’tje was om Baby’tje usjes te geven. […] Usjes, usjes en nommeer usjes. Fernando.

Het is onduidelijk wie er begonnen is met dit infantiele gebrabbel. Ofélia gebruikt het vaker dan Fernando, maar aan de andere kant maken de brieven duidelijk dat Fernando haar al van het begin af aan Baby noemde en bekend stond vanwege zijn malle en onvoorspelbare gedrag. Hoogstwaarschijnlijk is het dus een wisselwerking geweest, die verhevigde naar mate de vertrouwelijkheid tussen hen groter werd. Het feit dat Ofélia nog maar negentien was heeft er vermoedelijk niets mee te maken, aangezien ook de tweede fase van de briefwisseling, toen Ofélia negen jaar ouder was, vol staat met het brabbeltaaltje.

Mysterie

August Willemsen oppert in zijn boeiende nawoord dat Pessoa de hele liefdesgeschiedenis mogelijk slechts zag als het avontuur van een van zijn heteroniemen. Een avontuur dat hij zorgvuldig voor het nageslacht orchestreerde, om het mysterie rondom zijn persoon nog groter te maken. De Fernando Pessoa uit de briefwisseling zou dan het heteroniem van de trivialiteit zijn. Of Willemsen gelijk heeft moet de lezer zelf maar uitmaken, feit is in ieder geval dat deze brieven een intrigerende, tweedelige episode toevoegen aan Pessoa’s toch al zo ondoorgrondelijke levensgeschiedenis. Wie deze brieven leest, wordt niet met een hapklare biografie opgezadeld maar ziet zich voor de taak gesteld het doen en laten van de geliefden zelf een plaats te geven. Het gebrek aan literaire kwaliteit van de brieven, wordt daarbij ruimschoots goedgemaakt door de vele vragen die ze oproepen.