Boeken / Fictie

Ook voor niet-Friezen

recensie: Tsead Bruinja en Hein Jaap Hilarides (samenstellers) - Droom in blauwe regenjas / Dream in blaue reinjas

.

Bruinja geeft in zijn inleiding aan dat er niet zoveel aandacht is voor schrijven in het Fries op zich. Het is voor de dichters een natuurlijk gegeven en ze besteden minder aandacht aan talige aspecten of de Friese taal op zichzelf. Dit betekent niet dat er geen Friese aspecten te vinden zijn in de poezie. Eén van deze kenmerken is dat ze zich tegen het kale Friese land afspelen. ‘Oer Fryslân’ Over Friesland is een van de meest tekende gedichten over dit onderwerp. In dit gedicht beschrijft Albertine Soepboer, die overigens ook in het Nederlands dicht, over de alomtegenwoordige natuur en leegte van het landschap dat ook in zichzelf geen beschutting vindt. Ze sluit af met de mooie, fysieke zin, ‘altyd neaken, altyd’.

Dat waaien, altyd dat waaien

de beammen yn ús tún
dy’t ûnwennich binne fan it bosk

de maitiid dy’t yn grauwe wolken
oer it lege lânskip jaget

altyd neaken, altyd.

(Dat waaien, altijd dat waaien

de bomen in onze tuin
die heimwee hebben naat het bos

de lente die in grauwe wolken
over het lege landschap jaagt

altijd naakt, altijd.)
vert. auteur

Nostalgie

Naast het landschap is er nog een ander thema dat meerdere keren de aandacht vraagt in de bundel. Doordat er in het Fries wordt geschreven, een moedertaal en een taal zo gebonden aan een bepaald gebied, ontstaat er bij sommige gedichten ook een gevoel van nostalgie of een beeld van de jeugd, die in de gedichten een rol speelt. Die gedichten maken veel indruk, of zijn bijzonder. Ik denk dat dit vooral voor ‘Friezen om utens’, Friezen die niet meer in de provincie wonen, het geval is. Bijvoorbeeld in het lange verhalende gedicht ‘Brugwachter’ van Tsead Bruinja. In dit gedicht gaat het over een zoon en een vader. De zoon vertelt een aantal anekdotes om zijn vader te zichzelf ervoor te behoeden zijn vader in te vergetelheid te laten zakken. Door over zijn vader te vertellen blijft hij in leven en blijft er een relatie tussen deze twee mensen, die van elkaar verwijderd zijn. Door die herinneringen is het een emotioneel relaas. In het gedicht komt een aantal keren een refrein terug, waar ijs en schaatsen een grote rol in spelen, elementen doen denken aan de jeugd. Door dit terugkerende element leest het gedicht als een ballade.

kom byn my de houtsjes ûnder
ik ha de krappe griene jongeslearskes oan
byn my de houtsjes ûnder
it iis is tin as de tydlike ôfstân tusken ús
(…)

(kom bind me m’n houtjes onder
ik heb de krappe groene jongenslaarsjes aan
bind me m’n houtjes onder
het ijs is dun als de tijdelijke afstand tussen ons
(…))
vert. auteur

Niet Fries

De bundel bevat echter ook veel gedichten die zich niet rond deze zaken afspelen en een mate van universaliteit hebben. Een van de dichters wiens poezie deze elementen bevat en opvalt is Elmar Kuiper. Zijn poezie raakt aan het filosofische, zoals in ‘Bylden’ (Beelden) waarin hij speelt met het begrip beelden. Beelden worden als een personificatie opgevoerd. In de eerste strofe is er een vergelijking van beelden met honden. Deze vergelijking van beelden, die ‘als speelse honden/over elkaar heen tuimelen’ is in het hele gedicht doorgevoerd. De beelden zijn honden. In de zesde strofe gebruikt Kuiper een andere betekenis van beelden door de beelden als marmer voor te stellen. Aan de ene kant lijken het dan standbeelden, aan de andere kant zijn de beelden ook meer statisch en niet zo speels als de honden waar ze mee vergeleken worden. Het gedicht eindigt met honden van verschillende karakters. Zijn deze beelden verschillende soorten baaeldspraak, die zijn liefde voor voor beelden verklaren?

Rop de rotweiler op!
Rop de foarbyldhûn!

Neam bekbânbyld foar mûle
nim braaf oan tou

Lit de goeie lobbes rêste.

(Roep de rottweiler op!
Roep de voorbeeldhond!

Noem muilkorfbeeld voor mond
neem braaf aan touw

laat de goeie lobbes rusten.)
vert. Tsead Bruinja

Ook voor niet-Friezen

Omdat nu eenmaal slechts een klein deel van de Nederlandstalige bevolking Fries spreekt, is er naast het Friese gedicht een Nederlandse vertaling opgenomen. Hoewel deze vertalingen goed zijn en vaak recht doen aan het gedicht, gaat er zeker iets verloren. Het Fries is een taal die lastig te lezen is, omdat de klemtoon soms anders ligt dan je deze in het Nederlands zou lezen en bepaalde letters spreek je anders uit. Hierdoor mis je als niet-Fries alliteraties of mooie klankcombinaties.
Toch bestaat het genot van het lezen van Friese poezie niet alleen in de klank zoals ook blijkt uit bovenstaande alinea’s. Soms zijn bepaalde woordkeuzes of rijm echter wel goed overgekomen. Ook vertaald is er nog genoeg te analyseren én te genieten. Bruinja heeft gelijk als hij zegt dat Friese poezie een groter publiek verdient.