Theater / Voorstelling

Fabuleuze vertolking van doorgedraaide ambtenaar

recensie: De Redenaar (Victor Löw)

“I have a dream.” “Ich bin ein Berliner.” Moeiteloos somt de ambtenaar (Victor Löw) in De Redenaar de illustere toespraken uit de geschiedenis op. Niet alleen uit het verre verleden, ook Pim Fortuyn en zelfs premier Balkenende komen aan de beurt. Alleen de eerste speech van de nieuwe paus die op deze dag benoemd werd, is door Victor Löw nog niet verwerkt in het stuk. Maar de acteur zou ook deze roerganger op formidabele manier kunnen verbeelden, als je ziet hoe hij de historische speeches met bijbehorend gebrul, gefronste wenkbrauwen en gebaren neerzet.

~

Bijna anderhalf uur lang praat Löw in een stuk achter elkaar door. En dan te weten dat het gaat om de eerste solovoorstelling van de acteur, die momenteel ook in de film Het mysterie van de Sardine te zien is. In één lange woordenstroom rakelt Löw door, maar met virtuoze overschakelingen naar andere typetjes die deel uit maken van het stuk. Daarbij maakt het niet uit of het gaat om een klant die bij de ambtenaar komt zeuren over de wortels van een boom, of een vertolking van een toespraak van Adolf Hitler.

Doorgedraaid

Al snel wordt duidelijk dat we te maken hebben met een helemaal doorgedraaide ambtenaar, die gefascineerd is door toespraken van historische figuren. Nadat hij in de ziektewet is beland omdat hij een vervelende klant in de hand beet, zijn de vijftigtal speeches het enige wat hem nog in leven houdt. Daarbij gerekend het werk van de Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright, de andere obsessie van de redenaar. In zijn fantasie wandelt hij door de gebouwen van deze geweldenaar heen, daarbij oog hebbend voor elk detail.

Beelden

~

De Redenaar speelt zich af op een hellend vlak, dat tegelijkertijd gevuld is met verschillende televisieschermen. Daarop zien we beelden van de door de ambtenaar bewonderde sprekers. Charismatische mensen, die hun toehoorders aan zich wisten te binden. De ambtenaar probeert door het herhalen van deze toespraken iets van hun glorie naar zichzelf toe te trekken. Als publiek voel je je ook echt toehoorder van een bekwaam spreker door de wijze waarop het theater voor deze voorstelling is aangekleed. Je waant je op een groot plein, waar iets groots staat te gebeuren.

Televisiepersoonlijkheid

Beginnend op het Leidseplein weet de redenaar zich op te werken als televisiepersoonlijkheid. Met alle gevolgen van dien: seksuele escapades met vrouwen, die hij op zeer beeldende wijze neerzet met een barbiepop en een tube ketchup, maar bovenal met de spanning die een televisieoptreden met zich meeneemt. Weet hij die eerst nog te bedwingen met het oplepelen van de maten van Wright’s gebouwen, uiteindelijk wordt het te veel als hij een toespraak van Goebbels in moet korten. Dan breekt de ban voor de ambtenaar en krijgt zijn leven een totaal andere wending. Dit wordt kracht bijgezet doordat er voor even een stilte valt.

Waan en werkelijkheid

Löw weet de zaal mee te slepen in zijn wonderlijke verhaal, hoewel het vanwege de snelheid soms niet helemaal te volgen is. Maar misschien zorgt die verwarring er juist wel voor dat, naarmate het einde van het stuk nadert, steeds meer de vraag begint te rijzen: is de ambtenaar nu echt doorgedraaid of toch niet? Of probeert hij duidelijk te maken hoe absurd het leven eigenlijk is? Als we de redenaar mogen geloven ben je in deze tijd pas populair als je alles flauwekul vindt. En is het zo raar terug te kijken naar het verleden? Het heden kun je toch nog niet analyseren… Vragen waarmee Löw het publiek laat zitten en daarmee dus met de kwestie: wat is waan en wat is werkelijkheid?

Victor Löw is nog tot en met 12 juni te zien met De Redenaar.

Kunst / Expo binnenland

Op zoek naar Duchamp

recensie: Krist Gruijthuijsen - The Chess Tour

In museum het Domein te Sittard is op dit moment een expositie te zien van een werk van Krist Gruijthuijsen. Dit videowerk speelt in Frankrijk en toont Gruijthuijsens zoektocht naar alle mensen die luisteren naar de naam Marcel Duchamp. Eenmaal gevonden daagt hij ze uit voor een potje schaak.

~

Voor de goede orde hier eerst enige achtergrondinformatie over Marcel Duchamp (1887-1968). Duchamp wordt beschouwd als avant-gardistisch kunstenaar die geflirt heeft met het Futurisme, Surrealisme en later ook Dadaïsme. Hij baarde opzien door het exposeren van een urninoir. Deze zogeheten readymade was het eerste expliciete niet zelf vervaardigde object binnen de kunst. De schaakliefhebbende Duchamp stelde met zijn werk vragen over auteurschap en authenticiteit. Ook rakelde hij vragen op over het kunstenaarschap. Onder andere door een tijd lang veel met schaken bezig te zijn. Zijn met veel ironie overladen en speelse werk wordt als het fundament van de conceptuele kunst uit de jaren 60/70 gezien.

Mystificatie

~

In zijn zoektocht vangt Krist Gruijthuijsen vaak bot. Veelal omdat de betreffende Marcel Duchamp overleden blijkt te zijn. Wat ons echter steeds nieuwsgieriger maakt naar de mogelijk nog levende naamgenoten. Krist vraagt tijdens zijn zoektocht allerlei markante Fransozen hoe hij monsieur Duchamp kan vinden, hoe het met zijn gezondheid is gesteld, wat voor hobby’s hij heeft en wat voor beroep hij uitoefent. Duidelijk niet verwijzend naar de kunstgeschiedenis vertellen de dorpsbewoners haast naïevelijk in kleur en geur over hun meneer Duchamp. Zo bouwt Krist Gruijthuijsen niet alleen het beeld op van de besproken persoon, hij mystificeert tegelijk ook de kunstenaar Marcel Duchamp. Het is in het videowerk heel moeilijk om uiteindelijk niet de naamgenoten met elkaar te verwisselen. Zo kun je opeens de kunstenaar Duchamp zien als een aardige boer die welwillend zijn tractor aan zijn buurman uitleent. Of je probeert bijvoorbeeld parallellen te trekken tussen de creativiteit van de gebroeders Duchamp en de aquarellerende neef van een overleden fabriekswerker die dezelfde naam droeg.

ironisch tintje

De vraagt blijft wat de maker van dit filmpje ons heeft willen laten zien. We kunnen het werk moeilijk beschouwen als serieus ‘onderzoek naar de kunstenaar Duchamp’. Vanwege het bewust weglaten van de verschillende Marcel Duchamps is het daarvoor te onvolledig. Het lijkt eerder een onderzoek naar het ‘mysterie Duchamp’. Dat is ook hetgeen waarnaar Gruijthuijsen lijkt te verwijzen. Onder andere door de nog levende naamgenoten niet te tonen, wat het werk een ironisch tintje geeft. Hij lijkt een deel van het mysterie te willen ophelderen, maar in feite maakt elke verwijzing naar Duchamp het geheel alleen maar mysterieuzer. Wanneer het enkel de intentie is om te ontmystificeren dan is er hier duidelijk sprake van een contradictie. De intentie blijft onduidelijk. Het is daardoor niet te zeggen of dit werk een oprecht gedegen onderzoek is naar de beweegredenen van Marcel Duchamp of dat het slechts koketteren is met één van de iconen van de moderne kunst. Waar een verklaring van de kunstenaar uitblijft vrees ik voor het laatste.

Film / Films

Tweemaal een strijd op leven en dood

recensie: The Duel Project: 2LDK (2002) en Aragami (2003)

.

Beide heren namen de uitdaging serieus en begonnen naarstig te filmen. Tsutsumi (een buiten Japan onbekende TV-regisseur) schoot een drama over twee ruziënde jonge actrices die een luxe appartement (een zogeheten 2LDK) in Tokyo delen, dat uitmondt in een strijd op leven en dood. Kitamura (de excentrieke regisseur van internationaal populair vermaak als Versus en Azumi, in Nederland nooit uitgebracht) maakte op zijn beurt een historische film over een samurai die de strijd aangaat met een godheid. The Duel Project is het resultaat van de wedijver: beide korte films (ze duren elk zo’n 70 minuten) zijn elk op hun eigen manier geslaagd in hun bescheiden opzet.

Tekenfilm

~

Wie Japanse cinema graag beschouwt als bron van extreem geweld, kan zijn hart ophalen bij 2LDK. Het arrogante kreng Lana (Maho Nonami uit Kakashi) tergt de beleefdere Nozomi (fotomodel Eiko Koike) mateloos, en na een half uur van irritaties en ruzies slaan beide jongedames op tilt. Regisseur Tsutsumi trekt vervolgens een aardige hoeveelheid tekenfilmgeweld uit de kast – van kettingzaag en kokend water tot elektrocutie – en filmt de meest sadistische kwellingen in slow-motion. 2LDK is, ondanks een zinloze poging tot karakterisering door hallucinaties van Lana, een schaamteloos stukje exploitatie, maar is wel fraai vormgegeven en met veel enthousiasme gemaakt. Getuige de making of hebben vooral de hoofdrolspelers een hoop te verduren gehad, getergd door koorts, griep en slechts een week van hectische draaidagen.

Inzet

~

Kitamura’s Aragami lijkt met zijn historische setting wat meer pretenties te hebben, maar is uiteindelijk een even inhoudsloze film. Een gewonde samurai komt terecht in een tempel, waar hij ontvangen wordt door een mysterieuze gastheer. Na een half uur van komische dialogen tussen het tweetal barst ook tussen hen de strijd los. Weer blijkt in de making of wat een energie er in het project is gestoken: de eindeloos lange opnamedagen en een minimaal budget vereisten een onvoorstelbare inzet en creativiteit. Een goede vertolking van Takao Osawa als de samurai (Masayo Kato maakt van zijn opponent een karikatuur) en creatief gebruik van decors en kostuums maakt van Aragami een amusant schouwspel.

Extra

Het aardige van het Duel Project is de opzet en uitvoering, die in het overvloedige extra materiaal uitgebreid uitgelegd wordt. Relevante interviews met beide regisseurs, uitvoerige kijkjes achter de schermen en een opgenomen boodschap van de makers aan het publiek maken van de twee schijven een waardevolle aanwinst. De films zijn met hun jongensachtige enthousiasme afzonderlijk de moeite waard, maar het best in het kader van het project te bekijken. Welke van de twee de beste film is, mag de kijker zelf bepalen.

Boeken / Fictie

Opkomst en ondergang van de seksualiteit

recensie: Dorpen - John Updike

Stel dat iemand alle seksscènes die sinds Adam geschreven zijn zou verzamelen om ze vervolgens in een reeks boeken vast te leggen met als overkoepelende titel: De anthologie van de seks, of: Het pornografische geheugen, hoeveel bibliotheken zouden daarmee dan wel niet gevuld kunnen worden? Een straat vol? Of wordt het toch een hele stad? En welke schrijver zou het meest vertegenwoordigd zijn? Markies de Sade? George Bataille ? Of toch onze eigen Cremer, Wolkers of Giphart? Alhoewel de naam van de Amerikaanse schrijver John Updike vast niet boven aan zal prijken, verdient hij ongetwijfeld een plaatsje in dit rijtje. Alleen al de seksscènes uit Dorpen, zijn nieuwste roman, zouden ettelijke pagina’s van de imaginaire boekenreeks beslaan.

John Updike (1932) debuteerde op zijn zevenentwintigste als romanschrijver met The Poorhouse Fair. Sindsdien levert hij een constante stroom aan romans, essays en kritieken die nu op zijn drieënzeventigste nog steeds niet is opgedroogd. Dorpen is Updike’s eenentwintigste roman. Het is in vele opzichten een voortzetting van zijn, vooral met de bestseller Couples (1968) begonnen werk als de chroniqueur van het benepen milieu van het provinciale Amerika; niet voor niets heeft de roman de titel Dorpen meegekregen. In de dorpen wordt het leven bepaald door roddel, uitjes met de buren, hypocrisie, gekonkel, en seksuele avontuurtjes. Dit leven wordt door Updike geduldig in kaart gebracht.

Futloos

De roman begint met het ontwaken van de zeventigjarige Owen Mackenzie, een voormalige computerdeskundige. In zijn bewustzijn springen heden en verleden heen en weer. Zijn huidige echtelijk leven met Julia, zijn tweede vrouw, wordt afgewisseld met jeugdherinneringen. De eerste hoofdstukken zijn dan ook geschreven in een meanderende, associatieve stijl vol tijdssprongen, om al snel plaats te maken voor de chronologische beschrijving van Owens verleden, met slechts af en toe een terugkoppeling naar zijn leven als zeventigjarige. Updike maakt daarbij gebruik van mooie, vaak lange zinnen vol zintuiglijke details. Ondanks de mooie zinnen is Updike’s beschrijving van Owens werk als computerdeskundige enigszins futloos en saai. Daarnaast zijn de vele seksuele ontmoetingen nogal vlak en worden ze veelal in nietsverhullende zinnen beschreven, wat de roman een ietwat krachteloze bijsmaak geeft.

Drama in vier bedrijven

Dorpen kan kort omschreven worden als: de opkomst en ondergang van de seksualiteit van Owen Mackenzie, een drama in vier bedrijven. Het eerste bedrijf wordt gevormd door Owens seksuele ontluiking die begint bij een pornografische tekening op een schuur en eindigt in de moeizame huwelijksnacht die hij met zijn vrouw Phyllis beleeft. Het huwelijksleven waarin de seks slechts minimaal genuttigd wordt, vormt het tweede bedrijf. Het huwelijk is nier per se ongelukkig, maar echt spetterend is het ook niet. Het derde bedrijf wordt ingeluid door een verhuizing, het oprichten van een eigen bedrijf en de successen die dit bedrijf boekt. Dit mondt via enkele affaires met bevriende vrouwen naar zielloze seks met wildvreemden in auto’s en hotels, uiteindelijk uit in de ontaarding van Owens seksuele leven. Het vierde en laatste bedrijf breekt aan als Owen een nieuwe levensgezellin denkt te hebben gevonden en hij besluit te scheiden van zijn vrouw Phyllis, waarmee de uitdoving van zijn seksuele leven wordt ingeleid.

De pil

~

Tot aan zijn eerste buitenechtelijk affaire is Owen de onschuld zelve. Behalve een mislukte vrijage in een bos dat net iets te donker was om romantisch te kunnen zijn, had hij zijn seksuele ervaring geheel en al opgedaan in het huwelijksbed met de ietwat onwillige Phyllis die zich maar zelden liet verleiden. Aan zijn eerste buitenechtelijke minnares vraagt hij zodoende in al zijn onschuld of hij geen condoom hoeft te gebruiken, waarop Faye geamuseerd antwoord: “O, schat. Ik ben aan de pil, Phyllis niet? Geen wonder dat jullie steeds kinderen krijgen.” Naar huidige maatstaven gemeten is Owen dan ook een laatbloeier en zal zijn seksuele leven allerminst als exorbitant of uitzonderlijk worden ervaren. Het gaat dan ook niet zozeer om de seks zelf, maar om de onderlinge menselijke verhoudingen die door de seksuele verhoudingen op spanning worden gezet.

Goddelijk aura

Na de affaire met Faye wordt Owen op seksueel gebied een stuk actiever, toch blijkt het telkens de vrouw die het initiatief neemt tot een amechtig samenzijn. In wezen is Owen een slappeling die de gebeurtenissen zelf niet in de hand heeft. Doordat Owen nooit de macht in handen krijgt en zich altijd door de gebeurtenissen laat overweldigen, blijft hij een deel van zijn onschuld behouden. Voor hem verliest de seks nooit haar goddelijke aura en blijft de vrouw, hoewel zondig, het enige raakpunt met de hemelse sferen. Zoals hier met Julia, zijn tweede vrouw:

Buiten adem staarde Julia vanaf het kussen naar hem, met dat betrokken gezicht van bevredigd verlangen dat een man, kortstondig, in het reine brengt met het universum: alle schulden zijn betaald, alle zorgen als verwaarloosbaar ontmaskerd.

Deze sublieme gezichtuitdrukking van zijn vrouw, is voor hem het zinnebeeld van de liefde. In haar verheven genot kijkt Julia als een godin op Owen neer en schenkt hem de zuiverheid. Alsof Owen opeens een schuld heeft ingelost en nu ‘zonder zonden’ verder kan met zijn leven. Voor een tijdje althans.

Muziek / Album

Subtitle keeps it real!

recensie: Subtitle - Young Dangerous Heart

Voor de tweede keer binnen korte tijd komt de undergroundhiphop met een aanval op de blingbling-rappers a la 50 Cent en Snoop Dogg. Na het verpletterende Same !@#$ Different Day van Lyrics Born komt LA-undergroundhiphopper Subtitle met zijn debuutcd, Young Dangerous Heart.

~

Het album staat vol met redelijk kaal geproduceerde tracks met monotone raps en dito grooves. Sommigen zullen dit erg saai vinden, anderen meeslepend en hypnotiserend. Denk aan hiphop in de stijl van Dr. Octagon maar dan met meer power in de raps. Vooral de eerste helft van de plaat is een openbaring: van de meesterlijk geproduceerde en ongelofelijk lekkere binnenkomer Gio-grahph-ick, via de Dr. Octagon-achtige meesleper Leave Home en Young Dangerous Heart, dat het weet te presteren om zonder echte beat of zware bas toch op een swingend nummer uit te draaien.

Donderende mitrailleursalvo’s

De op monotone wijze gemompelde maar erg ritmisch ingesproken teksten gaan niet over lekkere wijven, snelle auto’s of Dead Presidents. Nee, Subtitle is begaan met de samenleving en zijn teksten hebben een maatschappijkritische inslag (“Public Power!”) of gaan over zijn visie op de stand van hedendaagse (Amerikaanse) hiphopmuziek (“Keep it Real”, “Create a New Sound”). Van dat laatste lijkt hij zelf het goede voorbeeld te geven. Zijn creatieve rhymes, doorspekt van vindingrijke beeldspraak, klinken als donderende mitrailleursalvo’s die je bij de les roepen. Leuk weetje: Subtitle wijdt een heel nummer aan Nederland en met name haar hiphophoofdstad Rotterdam (Springtime in Rufferdam).

Monotonie

Na verloop van tijd wordt de monotonie iets te… monotoon. Een half uurtje lijkt de maximale luistertijd van deze debuutplaat van de MC from LA. Het is haast onmogelijk om het idee van ‘less is more’ een hele cd lang vol te houden en ook Subtitle slaagt daar niet in. Elk nummer afzonderlijk is ijzersterk maar als cd brengt het iets te weinig afwisseling en verrassing. De ritmes en raps lijken te veel op elkaar en qua muziek zit er gewoon weinig in. Dit neemt niet weg dat Young Dangerous Heart een welkome afwisseling is op de TMF-hiphop die al jaren de beeldbuizen en stereoboxen bevuilt.

Muziek / Album

Stukje zingen?

recensie: Sergeant Petter - Monkey Tonk Matters

.

~

Nou ja, in eerste instantie was ik niet zo heel vrolijk en blij met wat de Sergeant ons allemaal voorschotelt. Eerlijk is eerlijk, originaliteit is niet een woord dat erg hoog op zijn lijstje staat. Nummers lijken een beetje standaard: wat stevige rock, wat lekkere pop, een flinke scheut country en klaar is overste Petter. Met nadruk op ‘lijken’, want toch flikt hij het iedere keer weer om net wanneer je denkt “dit nummer is echt wat minder” met een gouden vondst of een platina wending op de proppen te komen.

Way To Go!

Na een paar luisterbeurten let je niet meer op eventuele missers, maar heb je alleen nog maar oor voor deze elf uiterst aanstekelijke en kwalitatief uitstekende tunes. Zonder uitzondering, maar met een aantal uitschieters naar boven, zoals – voor de niet te onderdrukken glimlach – het countryduet Way To Go!, met bijpassende viool, pedal steel en sitar. En misschien wel een van de leukste rocksongs van het moment There’s A Moon Outside (…”There’s An Open Fire”), met een briljant refrein en engelenkoortjes. Het zijn niet de meest zuivere engelen, maar goed, een kniesoor… Hoe dan ook, erg aanstekelijk allemaal.

Kampvuurtje?

En zo werd Monkey Tonk Matters van Sergeant Petter ineens een van de leukste plaatjes voor deze zomer. Een kritisch nootje hier en daar doen daar weinig aan af; er is eigenlijk niets mis met de tweede van deze Noor. Criticasters houdt uw muil, tenzij u een stukje wilt meezingen. Of bouw voor mijn part alvast een kampvuur. De Sergeant heeft wel een gitaar en is ongetwijfeld binnenkort in Nederland om een stukje met ons te zingen. Zo vrolijk waren wij nooit.

Muziek / Album

Meeliften met (het) succes

recensie: Hot Hot Heat - Elevator

Dat Canada nog altijd bij het Britse gemenebest hoort, is het afgelopen jaar zelfs te horen geweest in de releases van Canadese bands. The Stills en niet in de minste plaats The Dears hebben een duidelijke Britse invloed in hun muziek, maar klinken toch ergens een stuk ‘Amerikaanser’ dan de bands aan onze kant van de Atlantische Oceaan. Bij Hot Hot Heat is dat precies zo. Hun tweede album Elevator is een hybride van de Engelse en Amerikaanse sound.

~

Denk daarbij niet meteen aan een kruising van de Beatles met Rage Against The Machine, maar meer aan de hippe bands die nu van beide kanten van het continent komen en een geluid hebben dat een jaar of drie bekend werd door The Strokes. Deze band heeft een heel duidelijk stempel gedrukt op Hot Hot Heat. De stem van zanger Steve Bays heeft veel weg van die van Strokes-voorman Julian Casablancas en de gitarist bedient zich van hetzelfde soort staccato gitaarriffs als de collega’s uit New York.

Brits geluid

Het in de introductie genoemde Britse tikje is dan ook niet in alle nummers even aanwezig, maar op sommige momenten is het er wel duidelijk. Dirty Mouth en vooral Island Of The Honest Man hebben veel van de momenteel uiterst populaire Schotsen van Franz Ferdinand. De nummers Ladies And Gentleman en You Owe Me An IOU lijken heel sterk op Blur ten tijde van hun vierde album The Great Escape. Dit komt zowel door de zanglijn als door het gebruik van de derde persoon in de songs. Blur kreeg veel kritiek op het feit dat ze in vrijwel al hun liedjes op die plaat over anderen zongen, bij Hot Hot Heat is het niet vervelend, want het blijft bij een nummer of drie of vier die niet over ‘de zanger zelf’ gaan.

Naar een zacht einde

Hoewel je bijna bij elk nummer van Hot Hot Heat het idee hebt dat er iets ‘gejat’ of goed gekopieerd is van een andere band wordt het nooit storend. De band leent op een verstandige manier elementen van andere bands, maar het blijft altijd bij een basloopje, gitaarrifje of een zanglijn. Hoewel kan worden gezegd dat Hot Hot Heat op het succes van anderen meelift, wordt alleen het beste meegenomen. De rest wordt ingevuld met het eigen bandgeluid. Dat doet door haar rammelende geluid wel sterk aan The Strokes en The Libertines denken, maar is toch heel eigen, bijvoorbeeld door het gebruik van vrolijke koortjes. Alle songs staan als een huis en de cd rammelt (zonder nummer 13, want in Amerika hebben flats die verdieping niet) monter door. Tot het slot- en titelnummer Elevator, dat iets rustiger is dan de rest, waardoor het lifthokje van deze energieke band met een zachte stop na 35 minuten op de bovenste verdieping aankomt.

Theater / Voorstelling

Wraak brengt het Beest naar boven

recensie: Beest (Cosmic Theater)

“Tien jaar geleden vertrok legeraanvoerder Agamemnon naar Troje om oorlog te voeren. Na een zware en lange strijd is hij weer terug. Zijn dochter Elektra is de enige die oprecht blij is om haar vader te weer terug te zien. Zijn vrouw Klytemnestra heet hem wel welkom, maar zint op wraak.” Met deze uitleg opent Paulette Smit, die de rol van Klytemnestra speelt, de voorstelling. Terwijl Elektra haar vader uitbundig begroet, gaat Paulette verder met de introductie van de overige vijf spelers en legt in het kort hun rol uit. Meteen wordt ook duidelijk waarom Klytemnestra op wraak zint: Aan het begin van zijn tocht heeft Agamemnon zijn jongste dochter Iphiginea geofferd aan de godin Artemis voor een gunstige wind voor zijn zeevloot.

Cosmic speelt op huiskamerniveau de voorstelling Beest. Het stuk van schrijfster Shirley Gast is voor een groot deel geïnspireerd op de Agamemnon-mythe uit de Ilias van de Griekse dichter Homerus. Gast won in 2003 met Beest de publieksprijs van de Hollandse Nieuwe Toneelschrijfprijs. De prijs wordt sinds 2002 uitgereikt aan aankomend schrijftalent tijdens het door Cosmictheater georganiseerde theaterfestival Hollandse Nieuwe. Tijdens het toneelschrijversfestival worden vijftien nieuwe eenakters geschreven door auteurs die als toneelschrijvers nog aan het prille begin staan van hun loopbaan. Veel schrijvers zijn wel al op andere wijze bekend als bijvoorbeeld acteur, journalist of presentator. De prijs is ter aanmoediging van nieuw schrijverstalent dat het Nederlands toneelrepertoire meer kleur geeft.

Volgbaar

Wie bekend is met de Griekse tragedie van Homerus herkent in Beest het oorspronkelijke verhaal meteen terug. Maar voor wie dit de eerste kennismaking is met de Griekse mythologie is, is het door de Griekse namen in het begin even doorbijten. Cosmic verplaats het Griekse oorlogstoneel in theater Frascati naar het toneel van een hedendaagse multicultureel familievete. Maar het lijkt alsof de gezinsleden verveeld zijn van elkaar. Vooral moeder gedraagt zich als een verwende rijke vrouw en heeft meer oog voor haar verschillende outfits, dan voor haar overige gezinsleden. Echte overtuigingskracht ontbreekt op veel momenten, net als een beetje humor. Hierdoor wordt de tekst droog en saai. De cast bereidt het publiek in ruim een uur voor op een eind, dat eigenlijk al verklapt is. Maar toch nog steeds onverwacht komt.

Beest wordt tot 30 mei opgevoerd.

Boeken / Fictie

‘Lekker is een gemaksziekte’

recensie: Ronald Giphart - Troost

Koken is een kunst, een goede kok is een kunstenaar. Kunstenaar zijn betekent hartstocht en passie bezitten en dat is altijd een goed ingrediënt voor een boek. Daar komt bij dat kunstenaars vaak diep in hun hart onzeker zijn of ondanks hun succes hunkeren naar meer, of iets anders. Zo ook Art Troost, de kok aan wie de nieuwe roman van Ronald Giphart zijn titel dankt.

Art Troost is een sterrenkok met een eigen kookshow. Dat televisieprogramma wordt opgenomen op een chateau in Normandië, in de keuken van een rivaal. Conflict nummer één. Gasten van het programma zijn deze keer een wulpse actrice en een betweterige filosoof, die al de eerste ochtend bij elkaar in bed worden aangetroffen. De filosoof eist dat zijn slippertje buiten beeld gehouden wordt. Conflict nummer twee. Troost zelf heeft een verbroken liefdesrelatie nog niet verwerkt. Conflict nummer drie en vier, want de bezoekende actrice windt elk manspersoon om haar vingers. Het vijfde conflict is een blokkade van Franse boeren waardoor het chateau zonder eten komt te zitten. Tel daar nog wat andere verwikkelingen bij op en je hebt de ingrediënten voor een ramp zoals die alleen bij Giphart voor kan komen.

Betekenisloos

~

Het voorwerk (Giphart heeft, naar verluidt, de nodige ervaring als chefkok en heeft zich laten voorlichten door Pierre Wind) is zeer gedegen, dat straalt eraf. Niet alleen door te goochelen met termen, maar ook door een subtiel soort liefde voor voedsel ten toon te spreiden, weet Giphart te overtuigen als iemand die weet hoe een keuken werkt. De stijl is vlot en de toon luchtig, de verwikkelingen spannend. En Troost is een typische Giphart: een hoofdpersoon met een grote mond en een klein hartje raakt verstrikt in een kluwen van problemen, conflicten en ruzies en uiteindelijk gaat in een dampende climax alles verkeerd, waarna de hoofdpersoon een loutering doormaakt.

Geen stilte

De personages in Troost zijn bijna allemaal bijzonder gevat en adrem. Dat geeft het boek een vlotte toon, want de spitsvondige opmerkingen en woordgrapjes vliegen je om de oren. En hoewel Troost en de mensen om hem heen goede figuren zouden zijn om een saai feestje op te leuken, word je van al die overdaad aan grappigheid en goedgeplaatste opmerkingen toch behoorlijk moe.

Net als voetbaltrainers, filmregisseurs, schrijvers, hoofdredacteuren, dirigenten, noem maar op, zijn topkoks zonder uitzondering onuitstaanbare egomegalomane lieden die de wijsheid pachten van God, over alles en vooral iedereen een vernietigende mening hebben, elkaar het licht in de ogen niet gunnen en bereid zijn te allen tijde een harde concurrentiestrijd te voeren.

Niemand hoeft ooit langer dan een seconde na te denken over een antwoord, behalve dan af en toe de hoofdpersoon. Niemand stottert en in een gesprek vallen nooit stiltes omdat iemand niet meer weet wat hij moet zeggen. Dat maakt dat de personages in Troost na verloop van tijd aanvoelen als perfect geprogrammeerde robots. Ze lijken leuk en intelligent en interessant, maar wat ze uitkramen heeft geen enkele diepte.

Troost is vooral een lekker boek: vakkundig en snel. Maar, zoals de chef het zelf zegt:

Lekker mag wat mij betreft zo snel mogelijk worden geschrapt uit de voedselencyclopedie. Lekker is een gemaksziekte. Vroeger betekende lekker ‘kieskeurig’ of ‘op goed eten gesteld’, en dat is een betekenis waarmee ik zou kunnen leven. Maar net als het woord ‘leuk’ is het hedendaagse ‘lekker’ afgekalfd en van zijn betekenis ontdaan, en het wordt voornamelijk misbruikt door fabrikanten van inspiratieloze massabagger, en obers van zoveelderangs smaakpapilverkrachters. ‘Was het lekker?’

Hoewel kok Troost meer eist dan het commentaar ‘lekker’, lijkt diens geestelijk vader met het betekenisloze predikaat wel degelijk tevreden. De combinatie van ingrediënten in Troost is goed, maar niet verrassend. De smaak van dit boek is gedegen, maar niet fris. Troost is kortom, alles wat een topkok probeert te vermijden. Een bekend gerecht, klaargemaakt volgens de gebruikelijke manier, opgediend op vertrouwde wijze. Meer dan ‘lekker’ is er niet van maken.

Muziek / Album

Nog een talentvolle IJslander

recensie: Mugison - Mugimama, is this Monkeymusic?

De ster Mugison straalt op het moment behoorlijk in IJsland. Hij schijnt daar uit te stijgen boven grote namen als Björk, Múm en Sigur Rós. Zijn derde plaat Mugimama, is this Monkeymusic? moet zijn naam ook in de rest van Europa en de wereld op de kaart zetten. Hij vist niet uit dezelfde, typisch IJslandse, sprookjesvijver als zijn illustere landgenoten. Geen elfjesmuziek in dit geval en niet die vervreemdende atmosfeer die wij zo gewend zijn van IJslanders.

~

Mugison lijkt het ergens anders vandaan te halen. Eigenlijk valt, al dan niet toevallig, meteen de verwantschap met onze zuiderburen op. Mugimama, is this Monkeymusic? doet denken aan de muziek van gerenommeerde Vlaamse acts als Soulwax, Zita Swoon en dEUS. Het zijn de hitgevoelige schots en scheve geluiden van de broertjes Dewaele, de uitspattingen van de oude Stef Kamil Carlens en de mooie liedjes van Barman. Een snufje Bonnie ‘Prince’ Billy en hier en daar wat Tom Waits. De diversiteit is groot. Veel mooie muziek, een aantal minder geslaagde composities en ook zo nu en dan wat meligheid en irritant geklooi, wat dit album zeker niet ten goede komt. En kan iemand mij alsjeblieft eens uitleggen wat het nut is van een hidden track?

Vriendin

Het geheel is wat inconsistent, maar Mugison scoort wel de nodige punten met zijn geïnspireerde voordracht. Van uiterst neurotisch verliefd in de opener I Want You tot hypergevoelig in de prachtige ballad 2 Birds, gezongen samen met een vrouw, die ook nog eens zijn vriendin blijkt te zijn. Zij maakt geregeld haar opwachting op het album en doet dat echt heel goed: het duet What I Would Say In Your Funeral is eveneens een van de hoogtepunten van de plaat.

Niet uitzonderlijk

Wanneer je Mugimama, is this Monkeymusic? in zijn geheel beschouwt, heb ik echter niet het gevoel dat ik iets heel uitzonderlijks heb gehoord, hoewel het talent van deze man onmiskenbaar is. Dat Mugison het in IJsland goed doet, is dan ook heel begrijpelijk. De man is vindingrijk en dit is een gedeeltelijk zeer hip klinkend album, maar het totaalplaatje laat nogal te wensen over. Mugison heeft ervoor gekozen ons zoveel mogelijk kanten van zichzelf te laten zien. Misschien zou een iets meer gekanaliseerde aanpak beter werken, al ervaar ik deze plaat zeker niet als een vervelende persoonlijke kennismaking.